Gepubliceerd: 18 april 2016
Indiener(s): Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiƫn) (PvdA)
Onderwerpen: economie financieel toezicht financiƫn overige economische sectoren recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34455-2.html
ID: 34455-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173) en Richtlijn nr. 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (PbEU 2014, L 173;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van gereglementeerde informatie wordt «artikel 5:25c tot en met 5:25e, 5:25h of 5:25i» vervangen door: artikel 5:25c tot en met 5:25e of 5:25h.

2. De definitie van richtlijn marktmisbruik vervalt.

3. In de alfabetische rangschikking wordt een definitie ingevoegd, luidende:

verordening marktmisbruik:

verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173/1);

B

Aan artikel 1:3a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de goede uitvoering van een verordening als bedoeld in artikel 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, of 1:25a, tweede lid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in die verordening geregelde onderwerpen.

C

In artikel 1:25a, derde lid, wordt de zinsnede «1:80, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel d, 1:81, met uitzondering van het derde lid» vervangen door: 1:80, onderdeel d, 1:81, met uitzondering van het derde lid, artikel 1:82, artikel 1:83.

D

Artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

E

Artikel 1:81 komt te luiden:

Artikel 1:81

  • 1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 20.000.000, of, in gevallen bedoeld in het vierde lid, ten hoogste € 40.000.000 bedraagt.

  • 2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het maximale bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete. De overtredingen worden gerangschikt in categorieën naar zwaarte van de overtreding met de daarbij behorende basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen. Daarbij wordt de volgende indeling gebruikt.

    Categorie

    Basisbedrag

    Minimumbedrag

    Maximumbedrag

    1

    € 10.000,–

    € 0,–

    € 10.000,–

    2

    € 500.000,–

    € 0,–

    € 1.000.000,–

    3

    € 2.500.000,–

    € 0,–

    € 5.000.000,–.

  • 3. Ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen kunnen bij algemene maatregel van bestuur voor bij die maatregel aan te geven overtredingen de basis- en maximumbedragen van de tweede en derde categorie worden verhoogd, met dien verstande dat:

    • a. het maximumbedrag van de boete voor een afzonderlijke overtreding van een voorschrift dat is gerangschikt in de tweede categorie wordt vastgesteld op € 2.500.000;

    • b. het maximumbedrag van de boete voor een afzonderlijke overtreding van een voorschrift dat is gerangschikt in de derde categorie wordt vastgesteld op € 10.000.000, € 15.000.000 of € 20.000.000;

    • c. het basisbedrag voor een overtreding wordt vastgesteld op de helft van het maximumbedrag voor die overtreding.

  • 4. Indien ten tijde van het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, bedraagt de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste tweemaal het ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke maximumbedrag.

F

Na artikel 1:81 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1:82

  • 1. In afwijking van artikel 1:81 bedraagt de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding van een voorschrift gerangschikt in de derde categorie ten hoogste 10% van de netto-omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarmee de bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien dit meer is dan tweemaal het ingevolge het ingevolge artikel 1:81, tweede of derde lid, toepasselijke maximumbedrag.

  • 2. Ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen kan bij algemene maatregel van bestuur voor bij die maatregel aan te geven overtredingen:

    • a. het percentage bedoeld in het eerste lid worden verhoogd tot 15%;

    • b. worden bepaald dat voor een overtreding van een voorschrift gerangschikt in de tweede categorie een boete kan worden opgelegd van ten hoogste 5% van de netto-omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarmee de bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien dit meer is dan tweemaal het ingevolge het ingevolge artikel 1:81, tweede of derde lid, toepasselijke maximumbedrag.

  • 3. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een onderneming die opgenomen is in een groep met een geconsolideerde jaarrekening, worden bij de berekening van de netto-omzet de totaalbedragen gehanteerd uit de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming.

Artikel 1:83

Voorts kan de toezichthouder in afwijking van artikel 1:81 een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste driemaal het bedrag van het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen.

G

In artikel 1:86 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

H

Na artikel 1:87 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1:88

  • 1. De toezichthouder kan wegens overtreding van artikel 14 of artikel 15 van de verordening marktmisbruik een natuurlijk persoon tijdelijk de bevoegdheid ontzeggen om te handelen voor eigen rekening.

  • 2. Een ontzegging als bedoeld in het eerste lid kan worden opgelegd voor de duur van ten hoogste een jaar en kan eenmaal met ten hoogste een jaar verlengd worden.

Artikel 1:88a

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitoefening van de bevoegdheden geregeld in dit hoofdstuk.

I

Artikel 1:96 vervalt.

J

De artikelen 1:97, 1:98 en 1:99 komen te luiden:

Artikel 1:97

  • 1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie ingevolge deze wet openbaar. De openbaarmaking geschiedt zodra het besluit onherroepelijk is geworden. Indien tegen het besluit bezwaar, beroep of hoger beroep is ingesteld, maakt de toezichthouder de uitkomst daarvan tezamen met het besluit openbaar.

  • 2. In aanvulling op artikel 5:2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder bestuurlijke sanctie mede verstaan: het door de toezichthouder wegens een overtreding beëindigen of beperken van een recht of bevoegdheid alsmede het opleggen van een verbod.

  • 3. In afwijking van het eerste lid maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete zo spoedig mogelijk openbaar, indien het een bestuurlijke boete betreft ter zake overtreding van:

    • a. een voorschift dat op grond van artikel 1:81 is gerangschikt in de derde categorie;

    • b. in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen: een voorschrift dat op grond van artikel 1:81 is gerangschikt in de tweede categorie.

  • 4. De toezichthouder maakt in afwijking van het eerste lid een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom ingevolge deze wet zo spoedig mogelijk openbaar, indien een dwangsom wordt verbeurd.

  • 5. De toezichthouder maakt de indiening van een bezwaar of de instelling van een beroep of hoger beroep tegen een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid, alsmede de beslissing op bezwaar en de uitkomst van dat beroep of hoger beroep, zo spoedig mogelijk openbaar, tenzij het besluit op grond van artikel 1:98 niet openbaar is gemaakt.

Artikel 1:98

  • 1. Openbaarmaking op grond van artikel 1:97 wordt uitgesteld of geschiedt in zodanige vorm dat de openbaar te maken gegevens niet herleidbaar zijn tot afzonderlijke personen, voor zover:

    • a. die gegevens herleidbaar zijn tot een natuurlijk persoon en bekendmaking van zijn persoonsgegevens onevenredig zou zijn;

    • b. betrokken partijen in onevenredige mate schade zou worden berokkend;

    • c. een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopend onderzoek door de toezichthouder naar mogelijke overtredingen zou worden ondermijnd; of

    • d. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou worden gebracht.

  • 2. Openbaarmaking op grond van artikel 1:97 blijft achterwege, indien openbaarmaking overeenkomstig het eerste lid:

    • a. onevenredig zou zijn gezien de geringe ernst van de overtreding, tenzij het een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete betreft; of

    • b. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou brengen.

Artikel 1:99

  • 1. De toezichthouder gaat pas over tot openbaarmaking op grond van artikel 1:94 of 1:97, derde of vierde lid, nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop de betrokken persoon van het besluit tot het publiceren van een waarschuwing of verklaring in kennis is gesteld of het besluit tot opleggen van een boete of last onder dwangsom aan hem is bekendgemaakt.

  • 2. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht om openbaarmaking op grond van artikel 1:94 of 1:97 te voorkomen, gaat de toezichthouder niet over tot openbaarmaking totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid en artikel 1:97, eerste lid kan de toezichthouder onverwijld overgaan tot openbaarmaking van de waarschuwing, de verklaring of het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie, indien bescherming van de belangen die deze wet beoogt te beschermen geen uitstel toelaat.

K

Artikel 1:100 vervalt.

L

In artikel 1:101 wordt «, 1:97, eerste lid en artikel 1:99, eerste lid,» telkens vervangen door: en 1:97.

M

Artikel 1:107, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

a. onder 2° wordt «artikel 5:25i, tweede of vijfde lid» vervangen door: artikel 17, eerste en achtste lid, van de verordening marktmisbruik;

b. onder 3° wordt «artikel 5:60» vervangen door: artikel 19 van de verordening marktmisbruik.

2. In onderdeel k wordt «artikelen 5:25m, zesde lid» vervangen door: artikelen 5:25m, vijfde lid.

N

In artikel 5:3a wordt «de richtlijn marktmisbruik» vervangen door: de verordening marktmisbruik.

O

In artikel 5:25b vervalt steeds de zinsnede: , met uitzondering van artikel 5:25i,.

P

Artikel 5:25i vervalt.

Q

Artikel 5:25m wordt als volgt gewijzigd:

1. onder vernummering van het vierde tot en met negende lid tot derde tot en met achtste lid en het elfde lid tot negende lid vervallen het derde en tiende lid.

2. In het zevende lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde, zesde en zevende lid» vervangen door: eerste, tweede, vijfde en zesde lid.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt «Het eerste tot en met derde lid» vervangen door: Het eerste en tweede lid.

4. In het negende lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door: het vijfde lid.

R

In artikel 5:25s, eerste lid, vervalt «5:25i,» en wordt «5:25m, eerste, zesde of achtste lid» vervangen door: 5:25m, eerste, vijfde of zevende lid.

S

In artikel 5:25v, derde lid, wordt «artikel 5:25m, vierde lid» vervangen door: artikel 5:25m, derde lid.

T

In artikel 5:25w, tweede lid, wordt «artikel 5:25m, vijfde lid» vervangen door: artikel 5:25m, vierde lid.

U

Het opschrift van hoofdstuk 5.4 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 5.4. REGELS VOOR HET OPTREDEN OP MARKTEN IN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

V

De afdelingen 5.4.1 en 5.4.2 en het opschrift van afdeling 5.4.3 vervallen.

W

Artikel 5:68, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b en c worden geletterd c en d.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. effectieve regels en procedures vaststelt voor het melden van inbreuken op de verordening marktmisbruik;

X

In artikel 5:69 wordt «deze afdeling» vervangen door: artikel 5:68.

Y

In de bijlage behorend bij artikel 1:79 vervallen in de opsommingen van de artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten de volgende artikelen:

5:58, eerste lid

5:58a, eerste tot en met derde lid

5:59, eerste en tweede lid

5:60, eerste en derde lid

5:61, eerste lid

5:62, eerste en derde lid

5:64, eerste en derde tot en met zevende lid

5:65

Z

In de bijlage behorend bij artikel 1:80 vervallen in de opsommingen van de artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten de volgende artikelen:

5:56, eerste, derde en zevende lid

5:57, eerste en derde lid

5:58, eerste lid

5:58a, eerste tot en met derde lid

5:59, eerste en tweede lid

5:60, eerste en derde lid

5:61, eerste lid

5:62, eerste en derde lid

5:63, derde lid

5:64, eerste en derde tot en met zevende lid

5:65

ARTIKEL II

In artikel 1.1, onderdeel e, onder 6°, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt «artikel 5:53, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door: artikel 3, eerste lid, onderdeel 35 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173).

ARTIKEL III

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 1°, vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 14 en 15;

2. Onder 2° vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «5:25i, tweede en vijfde lid, 5:2, 5:25i, tweede en vijfde lid» en «5:59, eerste en tweede lid, 5:60, eerste en derde lid, 5:63, derde lid, 5:64, eerste en derde tot en met zevende lid, 5:65,» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 17, 18, 19 en 20;

3. Onder 3° vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «5:53, eerste en tweede lid» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173), artikel 11;

B

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De kennisneming van economische delicten met betrekking tot de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014 L 173) in eerste aanleg is bij uitsluiting opgedragen aan de Rechtbank Amsterdam.

ARTIKEL IV

Artikel 28 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid vervalt de laatste volzin.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. De omzet, bedoeld in het vijfde lid, bestaat uit de som van de volgende op de jaarrekening over het voorgaande boekjaar opgenomen baten:

    • a. rentebaten en soortgelijke baten;

    • b. opbrengsten uit waardepapieren;

    • c. ontvangen provisie;

    • d. resultaat uit financiële transacties;

    • e. overige bedrijfsopbrengsten;

    na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen.

  • 7. Voor de toepassing van het vijfde en zesde lid wordt de berekening van de omzet gedaan op basis van de jaarrekening, opgemaakt overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de in artikel 362, achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde internationale standaarden voor het opstellen van jaarrekeningen. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een dochteronderneming, worden bij de berekening de totaalbedragen gehanteerd uit de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming.

ARTIKEL V

In artikel 67, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering vervalt: de artikelen 5:56, 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht;.

ARTIKEL VI

  • 1. Op overtredingen van de bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht gestelde regels, die plaatsvonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, zijn de artikelen 1:81 tot en met 1:83 niet van toepassing. Op die overtredingen blijft artikel 1:81 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing zoals dat artikel luidde voor dat tijdstip.

  • 2. Op besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie wegens overtreding van bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht gestelde regels, die zijn genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel J, blijven de artikelen 1:97 tot en met 1:101 van de Wet op het financieel toezicht zoals die artikelen voor dat tijdstip luidden van toepassing.

  • 3. Artikel 1:88 van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op overtredingen die plaatsvonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,