Vastgesteld 12 september 2016
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Eijsink
De griffier van de commissie, Van Toor
Inbreng van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds. Deze leden hebben geen verdere vragen voor de initiatiefnemers. Wel wenst de VVD-fractie toe te lichten waarom ze de kern van dit wetsvoorstel afwijst.
De opdracht waarvoor wij staan is te komen tot een uitkomst die recht doet aan de uitslag van het referendum. De oplossing moet recht doen aan de geluiden die we hebben gehoord. Dat waren er veel en ze waren uiteenlopend. We hebben gehoord dat veel tegenstemmers en zelfs een deel van de initiatiefnemers hun stem hebben laten bepalen door overwegingen die niet alleen met het verdrag te maken hebben. Ook die zijn relevant.
Er ligt dus een ingewikkelde puzzel. Voor sommigen gaat het verdrag te ver. Voor anderen gaat het niet ver genoeg. Sommigen willen hardere afspraken over corruptiebestrijding of dierenwelzijn. Voor de een was alleen een handelsverdrag voldoende geweest en voor de ander was de politieke samenwerking juist de steen des aanstoots. Voor weer een ander was het politieke gedeelte veel te vrijblijvend, maar waar het om financiële bijstand zou gaan, weer veel te vergaand.
De meeste voorstanders hebben hun zorgen over toetreding van Oekraïne tot de EU, hebben zorgen over het overmaken van belastinggeld naar Oekraïne via dit verdrag en over militaire betrokkenheid bij het conflict. Veel mensen die tegen het verdrag hebben gestemd, hebben zich hier eveneens tegen uitgesproken. Dat advies neemt de VVD-fractie ter harte en het kabinet moet met een voorstel komen dat deze zorgen adresseert. Tegelijkertijd mogen we niet uit het oog verliezen dat bijna 70% van de stemgerechtigden het niet nodig vond om te gaan stemmen. De meest constructieve route lijkt ons om nu te luisteren naar de zorgen van de kiezers, waarover we als Kamer een vorm van overeenstemming moeten zien te bereiken, want het advies is in de allereerste plaats immers aan ons uitgebracht, om met die zorg de boodschap aan het kabinet te geven dat het kabinet het gesprek aan moet gaan met zijn 27 EU-partners en Oekraïne. Alleen op deze manier kunnen we bewerkstelligen dat de zorgen niet verloren gaan.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het belangrijk is om tot een weloverwogen uitkomst te komen, die tegemoet komt aan de uitslag van het referendum. Een overhaast besluit tot intrekking, zonder een poging te doen een beter verdrag uit te onderhandelen met de EU-leden en Oekraïne, is onnodig en niet in het belang van Nederland. Indien blijkt dat aan de hierboven genoemde zorgen niet tegemoet kan worden gekomen, dan kan de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds alsnog worden ingetrokken. Wat dat betreft kunnen de leden van de VVD-fractie zich vinden in de overwegingen van de Raad van State, specifiek ten aanzien van de verschillende opties die de wetgever nu heeft na de raadgevende uitspraak en de betekenis van «zo spoedig mogelijk». De Raad van State stelt vast dat uit de memorie van toelichting blijkt dat het tijdsverloop dat gemoeid mag zijn met het «zo spoedig mogelijk» ter goedkeuring voorleggen, niet scherp te definiëren valt. In dit geval spelen complicerende EG-aspecten een rol. Zoals de Raad van State opmerkt is de goedkeuringswet «geen zuiver nationale aangelegenheid omdat een niet-ratificeren van de Associatieovereenkomst gevolgen heeft voor de EU, EURATOM, de andere lidstaten en Oekraïne.»
Dat laatste rechtvaardigt wat de leden van de VVD-fractie betreft onderhandelingen met de andere EU-lidstaten om te komen tot een uitkomst die recht doet aan alle gehoorde stemmen in het maatschappelijke debat over het associatieakkoord. Ten slotte benadrukken de leden van de VVD-fractie dat het een raadgevend referendum betreft. Het behalen van de drempel doet daar niets aan af.
Inbreng PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie danken de initiatiefnemers voor het wetsvoorstel en de inspanningen die zij hebben gepleegd om deze tot stand te brengen.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het kabinet gevolg moet geven aan de raadgevende uitspraak van de kiezer. Daarom heeft de PvdA-fractie het kabinet aangespoord om met urgentie in gesprek te gaan met de andere Europese lidstaten om te bekijken hoe recht kan worden gedaan aan de bezwaren van de NEE-stemmers. Op basis van deze gesprekken dient het kabinet zo spoedig mogelijk met een voorstel naar de Tweede Kamer te komen, in overeenstemming met Artikel 11 van de Wet raadgevend referendum.
De PvdA-fractie wacht dit voorstel van het kabinet af en zal op basis daarvan een oordeel vellen. Daarom zal de PvdA-fractie geen steun verlenen aan het wetsvoorstel van de initiatiefnemers.
Inbreng CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van wet de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds. De uitslag van het referendum van 6 april is rechtsgeldig door de opkomst van 32%. De uitslag was ook helder met 61% tegen. Daarom heeft de CDA-fractie samen met de voltallige oppositie (minus het lid van Vliet) de motie-Van Bommel c.s. mede ingediend en gesteund, die de regering oproept om zo spoedig mogelijk over te gaan tot het indienen van een intrekkingswet inzake de goedkeuring van het associatieverdrag EU-Oekraïne. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het allereerst aan de regering is om een wet in te dienen. Zij wordt immers geacht te regeren. De regering dient gewoon de wet te volgen en dan vooral artikel 11 van de referendumwet die voorschrijft dat zo spoedig mogelijk na een geldig nee een voorstel van wet ingediend wordt dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet. De leden van de CDA-fractie zien dan ook uit naar het standpunt van de Nederlandse regering. Zij gaan ervan uit dat het standpunt van de Nederlandse regering gepaard zal gaan met een voorstel tot wet.
De leden van de CDA-fractie vonden de memorie van toelichting op de initiatiefwet wat kort en hebben daarom een paar vragen voor de indieners:
− Wat gebeurt er met de voorlopige inwerkingtreding van het verdrag indien Nederland de ratificatie intrekt?
− Welke onderdelen van het associatieverdrag vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie en zullen die dan van kracht blijven in een ander verdrag?
− Wat gebeurt er indien dit initiatief wetsvoorstel verworpen zou worden? Moet er dan opnieuw een wetsvoorstel ingediend worden (ter bekrachtiging of ter intrekking), net zolang totdat een wetsvoorstel een meerderheid gehaald heeft in beide Kamers der Staten-Generaal?
Inbreng SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma en danken hen voor de indiening daarvan. Gezien de strekking van de motie Van Bommel c.s. (34 270, nr. 11), waarin de regering wordt verzocht om uitvoering te geven aan artikel 11 van de Wet raadgevend referendum (Wrr) en zo spoedig mogelijk over te gaan tot het indienen van een intrekkingswet inzake de goedkeuring van het associatieverdrag EU-Oekraïne, steunen de leden het onderhavige wetsvoorstel. De leden hebben nog enkele vragen aan de indieners.
Volgens de Raad van State zou een intrekkingswet mogelijk op gespannen voet staan met de beginselen van Unietrouw en verdragsrechtelijke goede trouw, zo lezen de leden van de SP-fractie. De indieners merken in reactie op het advies van de Raad van State op dat verdragsrechtelijke trouw niet een op zichzelf staande bron van verplichtingen is. Het beginsel van Unietrouw achten de indieners daarnaast irrelevant. De leden vragen de indieners om de eerste opmerking nader toe te lichten. Voort zouden zij graag van de indieners horen waarom zij Unietrouw irrelevant vinden, gegeven het juridische kader waar Nederland als lid van de EU aan verbonden is. Welke oplossing zien de indieners voor het probleem dat de Raad van State adresseert, ook als het gaat om toekomstige referenda over Europese verdragen?
Inbreng PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het «voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds».
De leden zijn het eens met initiatiefnemers dat zo spoedig mogelijk uitvoering moet worden gegeven aan artikel 11 van de Wet op het raadgevend referendum.
De leden zien nog graag terug welke informatievoorziening van de rijksoverheid de Initiatiefnemers bedoelen in hun reactie op het advies van de afdeling advisering van de Raad van State (34 449, nr. 4, p. 5).
Inbreng D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van wet van de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds. De genoemde leden constateren dat de leden Wilders en Bosma ervoor gekozen hebben zelf een voorstel tot intrekking van de goedkeuringswet aanhangig te maken en een regeringsvoorstel niet af te wachten. De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers van mening zijn dat het begrip «zo spoedig mogelijk» in artikel 11 van de Wet Raadgevend referendum daartoe noopt.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat conform artikel 11 van de Wet Raadgevend referendum het begrip «zo spoedig mogelijk» recht gedaan moet worden aan de uitslag van het referendum van 6 april 2016. Daarbij zijn de genoemde leden van mening dat het aan de regering is om zo spoedig mogelijk te komen met een wet tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds. De leden van de D66-fractie hebben de regering herhaaldelijk opgeroepen hiertoe concrete stappen te zetten en achten het niet meer dan logisch dat de regering nog voor verdere parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel de Kamer hierover zal informeren.
De leden van de D66-fractie hechten eraan te benadrukken dat zij voor een Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds zijn, maar dat zij wel van mening zijn dat er recht gedaan moet worden aan de uitslag van dit referendum.