Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2016
Bij uw Kamer is aanhangig het wetsvoorstel Comptabiliteitswet 2016 (Kamerstuk 34 426). Bij dit wetsvoorstel is op 22 september 2016 het amendement Van Nispen c.s. met Kamerstuk 34 426, nr. 9 ingediend. Dit amendement is met uw Kamer besproken tijdens het wetgevingsoverleg Comptabiliteitswet 2016 op 26 september 2016 en het plenaire vervolg op 28 september 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 5, Comptabiliteitswet 2016). Op 29 september 2016 is het amendement aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg Rechtspraak en heeft de heer Van Nispen mede naar aanleiding van de brief van 27 september 2016 (Kamerstuk 34 426, nr. 14) van de Minister van Veiligheid en Justitie aangekondigd het amendement te wijzigen. Op 29 september, na het algemeen overleg rechtspraak, is het gewijzigde amendement ingediend (Kamerstuk 34 426 nr. 23). Dit amendement wordt op 11 oktober 2016 in stemming gebracht. Het kabinet heeft de eerdere versie van het amendement ontraden. Dat oordeel verandert niet met de wijziging van het amendement. Met het oog op een zorgvuldige afweging breng ik het volgende onder uw aandacht.
In het amendement Van Nispen c.s. (Kamerstuk 34 426 nr. 23) wordt geregeld dat de Raad voor de rechtspraak gelet op de staatsrechtelijke positie een apart begrotingshoofdstuk krijgt. De onafhankelijkheid van de rechtspraak is verankerd in Grondwet, wet- en regelgeving en wordt verder gewaarborgd in het stelsel van verantwoordelijkheden en bevoegdheden zoals vastgelegd in de Wet op de rechterlijke organisatie en het bekostigingssysteem zoals vastgelegd in het Besluit financiering rechtspraak. Dit stelsel heeft zich de afgelopen 15 jaar bewezen als goed werkend. De rechtspraak is altijd overeenkomstig het geldende wettelijke kader een adequate financiering geboden. De gesloten prijsakkoorden zijn altijd gerespecteerd en tot op heden zijn alle zaken die door de rechtspraak zijn behandeld daadwerkelijk gefinancierd. De rechtspraak heeft tot nu toe altijd beschikt over voldoende reserves om een eventuele tegenvaller op te vangen. Het kabinet ziet noch vanuit financieel, noch vanuit rechtsstatelijk perspectief aanleiding om dit te veranderen.
Vele andere instituties hebben een onafhankelijke positie, denk aan de rijksinspecties, de Nederlandse Publieke Omroep, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Centraal Planbureau, de Autoriteit Consument en Markt, de Hoge Raad en het Openbaar Ministerie. Die onafhankelijkheid is vastgelegd in nationale en Europese wet- en regelgeving. Een apart begrotingshoofdstuk is daarvoor niet nodig.
Juist afgelopen periode is gewerkt aan de verbetering van het begrotingsbeheer bij Veiligheid en Justitie (VenJ), zodat het Ministerie van VenJ meer solide en beter in control is. Een onderdeel afzonderen in een apart begrotingshoofdstuk draagt niet bij aan deze verbetering van het begrotingsbeheer. Mocht de bedoeling zijn om bezuinigingen bij de Raad voor de rechtspraak in de toekomst te voorkomen dan is een aparte begroting daarvoor niet opportuun. De Tweede Kamer kan op basis van een integrale afweging vanuit haar budgetrecht de begroting van VenJ amenderen en zo extra middelen toevoegen aan de Raad voor de rechtspraak. Uiteraard dienen conform goed gebruik dergelijke amendementen voorzien te zijn van een adequate dekking.
Het kabinet ontraadt uw Kamer dan ook met klem dit amendement.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem