40,0 %
60,0 %

GrBvK

CDA

CU

Houwers

Klein

PvdA

PVV

Van Vliet

SGP

D66

VVD

PvdD

GL

50PLUS

GrKÖ

SP


Nr. 23 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN NISPEN C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9

Ontvangen 29 september 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 1.1 wordt in de begripsbepaling van college na «de Kiesraad» ingevoegd:, de Raad voor de rechtspraak.

II

In artikel 4.4 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. Onze Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Raad voor de rechtspraak.

III

Artikel 9.26 komt te luiden:

9.26 Wijziging Wet op de rechterlijke organisatie

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 33, eerste lid, wordt «van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie» vervangen door: van zijn begroting.

B

Artikel 35a komt te luiden:

Artikel 35a

  • 1. In afwijking van artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 verricht het bestuur namens de staat privaatrechtelijke rechtshandelingen voor zover die voortvloeien uit het door hem beheerde deel van de begroting van de Raad voor de rechtspraak, tenzij bij of krachtens de wet is bepaald dat een andere Minister dan Onze Minister de rechtshandeling verricht.

  • 2. Artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4.12, eerste en vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De begroting van de Raad voor de rechtspraak wordt door Onze Minister opgesteld in overeenstemming met het begrotingsvoorstel van de Raad, tenzij zich het geval voordoet, bedoeld in het derde lid.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot overeenstemming leidt en Onze Minister overwegende bezwaren houdt, wordt het begrotingsvoorstel van de Raad of een onderdeel daarvan in gewijzigde vorm opgenomen in de begroting van de Raad voor de rechtspraak.

D

Artikel 100 komt te luiden:

Artikel 100

Met inachtneming van de regels, bedoeld in artikel 97, eerste lid, komt ten laste van de rijksbegroting jaarlijks aan de Raad een budget toe ten behoeve van de activiteiten van de Raad en de gerechten gezamenlijk. Onze Minister kan voorschriften vaststellen met betrekking tot het budget.

E

In artikel 101 wordt «van het Ministerie van Veiligheid van Justitie» vervangen door: van de Raad voor de rechtspraak.

F

Artikel 103, eerste volzin komt te luiden: Onze Minister maakt aan de Raad zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de begroting van de Raad voor de rechtspraak bekend, welk budget toekomt aan de Raad en de gerechten gezamenlijk.

G

Artikel 104a vervalt.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de begroting van de Raad voor de rechtspraak wordt losgekoppeld van die van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waardoor – net als bijvoorbeeld voor de Kiesraad – een aparte begroting voor de Raad wordt vastgesteld. Dit wordt bewerkstelligd door de Raad voor de rechtspraak toe te voegen aan de colleges in artikel 1.1 – hetgeen de Raad geen «Hoog college van staat» maakt maar deze slechts aanmerkt als «college» in de zin van de Comptabiliteitswet 2016 – en de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk te maken voor het beheer van de begroting van de Raad (artikel 4.4). Ingevolge artikel 2.1, vierde lid, is er immers een niet-departementale begroting voor ieder college.

Een aparte begroting voor de Raad voor de rechtspraak is zuiverder omdat dat beter past bij de positie die de Raad voor rechtspraak heeft in onze trias politica. De Minister van Veiligheid en Justitie blijft verantwoordelijk voor de verdediging van deze begroting, maar door aparte behandeling wordt de Raad voor de Rechtspraak niet meer behandeld als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit amendement wijzigt niets aan de huidige bekostigingssystematiek van de rechtspraak, maar deze positionering in de Rijksbegroting doet meer recht aan de positie van de onafhankelijke derde staatsmacht.

Van Nispen Swinkels Segers Van Tongeren Van der Staaij Thieme