Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L257) uit te voeren, en dat het wenselijk is de hiervoor noodzakelijke bepalingen aan te passen in de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. De onderdelen ss tot en met yy komen te luiden:
een vertrouwensdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 16, van de eidas-verordening;
een vertrouwensdienst als bedoeld in artikel 3, onder 17, van de eidas-verordening;
een verlener van vertrouwensdiensten als bedoeld in artikel 3, onderdeel 19, van de eidas-verordening;
een gekwalificeerde verlener van een vertrouwensdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de eidas-verordening;
een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15 van de eidas-verordening, een gekwalificeerd certificaat voor elektronische zegels als bedoeld in artikel 3, onderdeel 30, van de eidas-verordening of een gekwalificeerd certificaat voor websiteauthenticatie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 39, van de eidas-verordening;
een conformiteitsbeoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 18, van de eidas-verordening;
gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 23, van de eidas-verordening of voor het aanmaken van elektronische zegels als bedoeld in artikel 3 onderdeel 32, van de eidas-verordening;
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel kkk door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
een toezichthoudend orgaan als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de eidas-verordening;
een vertrouwenslijst als bedoeld in artikel 22 van de eidas-verordening;
verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257), en de op grond van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde uitvoerings- en gedelegeerde handelingen.
B
In hoofdstuk 2 wordt voor artikel 2.1 een opschrift ingevoegd, luidende:
C
In artikel 2.1 vervallen het vijfde tot en met het zevende lid.
D
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. De Autoriteit Consument en Markt beëindigt of wijzigt de registratie indien de grond voor registratie is vervallen.
b. Het derde tot en met vijfde lid vervallen.
E
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt na «een register van de registraties» ingevoegd: , bedoeld in artikel 2.1, vierde lid,.
b. Het derde en vierde lid vervallen onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot het derde tot en met vijfde lid.
c. In het derde lid (nieuw) vervalt: of op de in het register opgenomen gegevens die krachtens het vierde lid zijn verstrekt.
d. In het vierde lid (nieuw) wordt «artikel 2.2, vierde lid» vervangen door «artikel 2.2, tweede lid» en «op grond van het vijfde lid» door: op grond van het derde lid.
e. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door: het vierde lid.
F
Na artikel 2.5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Deze wet is niet van toepassing op de verlening van vertrouwensdiensten of op het voornemen tot verlening daarvan, die van het toepassingsbereik van de eidas-verordening zijn uitgesloten.
1. Een mededeling van een verlener van vertrouwensdiensten aan Onze Minister waaruit het voornemen tot het verlenen van gekwalificeerde vertrouwensdiensten blijkt, wordt aangemerkt als een aanvraag tot toekenning van de status gekwalificeerd aan die verlener en de door hem in die mededeling aangeduide vertrouwensdiensten.
2. Onze Minister neemt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet in behandeling, indien de aanvrager buiten Nederland gevestigd is.
3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen welke andere gegevens dan de overlegging van een conformiteitsbeoordelingsverslag als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de eidas-verordening bij een aanvraag dienen te worden overgelegd en de wijze van verstrekking daarvan.
4. Een beschikking op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven binnen de termijn van drie maanden, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de eidas-verordening.
1. Onze Minister draagt zorg voor het opstellen en bijhouden van een langs elektronische weg openbaar toegankelijke vertrouwenslijst ten aanzien van in Nederland gevestigde gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten en van de door hen te verlenen gekwalificeerde vertrouwensdiensten.
2. Indien als gevolg van een wijziging van de eidas-verordening de op de vertrouwenslijst te vermelden gegevens aangepast dienen te worden, verstrekt een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten onverwijld aan Onze Minister de gegevens voor opname in de vertrouwenslijst die aanpassing mogelijk maken.
3. Een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten geeft aan Onze Minister onverwijld alle wijzigingen door die van invloed zijn op zijn status van gekwalificeerd, op het gekwalificeerd zijn van de door hem te verlenen vertrouwensdiensten of op de in de vertrouwenslijst over hem of zijn te verlenen diensten opgenomen gegevens.
4. Onze Minister brengt de vertrouwenslijst in overeenstemming met de wijzigingen die voortvloeien uit artikel 2.5d of met wijzigingen die Onze Minister op grond van het tweede of derde lid heeft ontvangen.
5. Een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten verstrekt op verzoek van Onze Minister alle gegevens die Onze Minister noodzakelijk acht voor de volledigheid van de inhoud van de vertrouwenslijst.
6. Onze Minister kan gegevens in de vertrouwenslijst wijzigen indien dit noodzakelijk is om feitelijke onjuistheden van eenvoudige aard weg te nemen.
7. Indien dit voor een goede uitvoering van de eidas-verordening vereist is, worden bij ministeriële regeling regels gesteld over:
a. het opstellen, bijhouden en publiceren van de vertrouwenslijst;
b. de door een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten aan Onze Minister te overleggen gegevens voor de vertrouwenslijst en de wijze van aanlevering daarvan.
1. Onze Minister kan onverminderd artikel 20, derde lid, van de eidas-verordening, tot beëindiging van de status gekwalificeerd overgaan:
a. indien een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet handelt ten aanzien van het verlenen van vertrouwensdiensten;
b. indien hij heeft vastgesteld dat de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten de gegevens, bedoeld in artikel 2.5c, tweede, derde, vijfde en zesde lid, niet, onvolledig of niet juist heeft verstrekt en de verlener van vertrouwensdiensten niet binnen de door Onze Minister gestelde termijn de volledige of juiste gegevens alsnog verstrekt.
2. Indien de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten aantoont redelijkerwijs niet binnen de gestelde termijn, bedoeld in het eerste lid, onder b, alsnog de juiste gegevens, bedoeld in dat onderdeel, te kunnen verstrekken, kan Onze Minister de termijn verlengen.
G
In artikel 11.5b wordt in het eerste lid «certificatiedienstverleners die certificaten aan het publiek afgeven,» vervangen door «verleners van vertrouwensdiensten» en wordt «voor de afgifte en het beheer van het certificaat is vereist» vervangen door: voor het verlenen van de vertrouwensdienst is vereist.
H
Na artikel 11.5b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
I
Artikel 15.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef van het eerste lid wordt «bij of krachtens deze wet» vervangen door: bij of krachtens deze wet en de eidas-verordening.
b. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel k tot onderdeel l een onderdeel ingevoegd, luidende:
k. het verlenen van vertrouwensdiensten door in Nederland gevestigde verleners van vertrouwensdiensten als geregeld in hoofdstuk III van de eidas-verordening, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, en de artikelen 18.15a, voor zover het Onze Minister aangaat, 18.15b tot en met 18.15e, en 18.18 van deze wet;
c. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bij besluit van het College bescherming persoonsgegevens aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11.3a en 11.5b en, voor zover het een inbreuk op de veiligheid of het verlies van integriteit betreft die of dat aanzienlijke gevolgen heeft voor persoonsgegevens, het bepaalde bij en krachtens artikel 18.15a van deze wet en artikel 19, tweede lid van de eidas-verordening.
J
Na artikel 15.3a worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. De ambtenaren die door Onze Minister zijn belast met het toezicht op het verlenen van vertrouwensdiensten, zijn tevens belast met het verlenen van bijstand als bedoeld in de eidas-verordening aan een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie.
2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, kunnen ten behoeve van het verlenen van bijstand hun toezichthoudende bevoegdheden toepassen, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 15.7 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.
3. Terzake van overtreding van artikel 5:20, van de Algemene wet bestuursrecht, zijn de artikelen 15.4, eerste lid, 15.12 en 15.14 van deze wet van overeenkomstige toepassing.
1. Een gemotiveerd verzoek van een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie tot het verkrijgen van bijstand als bedoeld in de eidas-verordening, wijst Onze Minister op grond van artikel 18, tweede lid, onderdeel a, van de eidas-verordening in ieder geval af, indien dit verzoek strekt tot het verkrijgen van gegevens of inlichtingen waarvan de geheimhouding na verstrekking daarvan naar het oordeel van Onze Minister in onvoldoende mate zal worden gewaarborgd, voor zover sprake kan zijn van bedrijfsvertrouwelijke gegevens of inlichtingen.
2. Indien Onze Minister van oordeel is dat er sprake is van bedrijfsvertrouwelijke gegevens of inlichtingen, vermeldt Onze Minister bij het verstrekken van die gegevens of inlichtingen aan het toezichthoudend orgaan uit de andere lidstaat, uitdrukkelijk en met redenen omkleed dat die informatie niet aan derden ter beschikking mag worden gesteld.
3. Indien Onze Minister gegevens of inlichtingen verstrekt die Onze Minister heeft verkregen van een verlener van een vertrouwensdienst of een aanbieder van een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of van elektronische zegels, stelt Onze Minister de betreffende verlener of aanbieder daarvan op de hoogte.
1. De ambtenaren die op grond van deze wet zijn belast met het verlenen van bijstand als bedoeld in de eidas-verordening zijn bevoegd samen met een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie een onderzoek uit te voeren naar de naleving van de voorschriften van die verordening, indien over dat onderzoek tussen Onze Minister en een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie overeenstemming bestaat.
2. Onze Minister betrekt bij het streven naar overeenstemming in ieder geval het bepaalde in artikel 15.3c, eerste lid, omtrent geheimhouding.
3. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, beschikken voor de uitvoering van een gezamenlijk onderzoek over de bevoegdheden waarover zij ook voor het verlenen van bijstand beschikken. Artikel 15.3b, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Een persoon die voor een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat aan een gezamenlijk onderzoek deelneemt, is bevoegd kennis te nemen van gegevens en inlichtingen die tijdens de uitvoering van dat onderzoek worden verkregen onder de voorwaarden van overeenstemming, bedoeld in het tweede lid.
K
Artikel 16.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt na «ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet» ingevoegd: of de eidas-verordening.
b. In het tweede lid wordt na «naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet» ingevoegd: of van de eidas-verordening.
L
Artikel 18.2a wordt als volgt gewijzigd:
a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
b. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Onze Minister is voor Nederland het toezichthoudend orgaan, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de eidas-verordening.
3. Onze Minister van Veiligheid en Justitie is het bevoegde nationale orgaan voor informatieveiligheid, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening.
M
In artikel 18.3 worden na het derde lid drie leden toegevoegd, luidende:
4. Onze Minister, Onze Minister van Veiligheid en Justitie en het College bescherming persoonsgegevens maken in het belang van effectieve en efficiënte meldingen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening, afspraken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang.
5. Onze Minister en het College bescherming persoonsgegevens, maken in het belang van een effectief en efficiënt toezicht op verleners van vertrouwensdiensten die persoonsgegevens verwerken bij het verlenen van vertrouwensdiensten, afspraken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang.
6. De afspraken, bedoeld in het vierde en vijfde lid, worden in een samenwerkingsprotocol vastgelegd. Het samenwerkingsprotocol wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
N
In artikel 18.3a wordt na «op de naleving van deze wet» ingevoegd: of van de eidas-verordening.
O
In artikel 18.7, eerste lid, wordt na «het bepaalde bij of krachtens deze wet» ingevoegd: of de eidas-verordening.
P
Artikel 18.15 komt te luiden:
Indien dit voor een goede uitvoering van de eidas-verordening vereist is, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven met betrekking tot:
a. de in deze verordening gestelde eisen aan verleners van vertrouwensdiensten en door hen te verlenen vertrouwensdiensten, waaraan een verlener van vertrouwensdiensten die aan die nadere regels voldoet het vermoeden kan ontlenen dat aan die eisen is voldaan;
b. de in deze verordening gestelde eisen aan aanbieders van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of elektronische zegels, waaraan een aanbieder daarvan die aan die nadere regels voldoet het vermoeden kan ontlenen dat aan die eisen is voldaan.
Q
Na artikel 18.15 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien dit voor een goede uitvoering van de eidas-verordening vereist is, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de door een verlener van vertrouwensdiensten aan Onze Minister, aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie en, voor zover het persoonsgegevens betreft, aan het College Bescherming Persoonsgegevens, te verstrekken gegevens bij de kennisgeving van een inbreuk op de veiligheid of het verlies van integriteit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening, en over de wijze van verstrekking van die gegevens.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de kennisgeving van een inbreuk op de veiligheid of het verlies van integriteit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening aan degene aan wie een vertrouwensdienst is verleend die naar verwachting ongunstige gevolgen zal ondervinden van die inbreuk of dat verlies van integriteit.
1. Dit artikel is van toepassing op de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die met toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van de eidas-verordening, een gekwalificeerd certificaat afgeeft.
2. De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die tot afgifte van een op naam van een natuurlijk persoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaat, stelt daaraan voorafgaand de identiteit van die natuurlijke persoon vast aan de hand van de bij artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aangewezen geldige documenten.
3. De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die tot afgifte van een op naam van een rechtspersoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaat, stelt daaraan voorafgaand vast:
a. de identiteit van de natuurlijke persoon die deze rechtspersoon vertegenwoordigt aan de hand van een document als bedoeld in het tweede lid;
b. de identiteit van de rechtspersoon door middel van raadpleging langs elektronische weg van het handelsregister, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, of blijkend uit een recent uittreksel uit dat register;
c. de bevoegdheid van de natuurlijke persoon tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon op de wijze, bedoeld in onderdeel b, of aan de hand van een volmacht, indien die volmacht is ondertekend met een gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onder 12, van de eidas-verordening of een door een notaris gelegaliseerde handtekening van een natuurlijk persoon van wie de bevoegdheid tot vertegenwoordiging wordt vastgesteld op de wijze, bedoeld in onderdeel b.
4. Indien de rechtspersoon op naam van wie het gekwalificeerd certificaat wordt gesteld, wordt vertegenwoordigd door een andere rechtspersoon die door een natuurlijke persoon wordt vertegenwoordigd of door een andere rechtspersoon die de laatste is in een reeks van elkaar aansluitend vertegenwoordigende rechtspersonen van wie de eerste door een natuurlijke persoon wordt vertegenwoordigd, wordt de identiteit van de natuurlijke persoon en zijn bevoegdheid tot vertegenwoordiging op de wijze, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en c, vastgesteld en de identiteit van de rechtspersonen en hun bevoegdheid tot vertegenwoordiging op de wijze, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke persoon die niet een rechtspersoon maar een als zelfstandige eenheid naar buiten optredend samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid vertegenwoordigt dat zelf weer een rechtspersoon vertegenwoordigt.
6. Indien een rechtspersoon of een samenwerkingsverband als bedoeld in het vijfde lid, niet in het handelsregister, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, staat ingeschreven, maar in een soortgelijk buitenlands register, wordt bij de toepassing van het derde of vierde lid, met het handelsregister dat buitenlands register bedoeld.
1. De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten kan met toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van de eidas-verordening, tot afgifte van een op naam van een natuurlijke persoon of rechtspersoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaan, indien een elektronisch identificatiemiddel met het betrouwbaarheidsniveau substantieel of hoog als bedoeld in dat onderdeel is afgegeven overeenkomstig de aan identificatie of vertegenwoordiging gestelde eisen, bedoeld in artikel 18.15b.
2. De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten kan met toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdeel c, van de eidas-verordening, tot afgifte van een op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaan, indien een eerder afgegeven certificaat voor een gekwalificeerde elektronische handtekening of een certificaat voor een gekwalificeerd elektronisch zegel als bedoeld in dat onderdeel is afgegeven:
a. met inachtneming van het in artikel 18.15b bepaalde;
b. op basis van een verificatie aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel als bedoeld in het eerste lid, dat is uitgegeven overeenkomstig het in artikel 18.15b bepaalde.
Indien in een gekwalificeerd certificaat andere specifieke gegevens dan die bedoeld in bijlage I, III en IV van de eidas-verordening worden vermeld, draagt de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten er zorg voor dat de juistheid van die gegevens voorafgaand aan de uitgifte van het certificaat wordt vastgesteld op een niveau dat past bij de betrouwbaarheid die aan de status gekwalificeerd wordt toegekend.
Voorafgaand aan de afgifte van een gekwalificeerd certificaat voor een elektronische handtekening of voor website-authenticatie waarin een natuurlijke persoon met een pseudoniem wordt aangeduid, wordt de identiteit van die natuurlijke persoon op dezelfde wijze vastgesteld als bij de afgifte van een op naam van een natuurlijke persoon gesteld gekwalificeerd certificaat.
R
De artikelen 18.16 en 18.16a vervallen.
S
In artikel 18.17 wordt «Degene die een veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen op de markt brengt, zorgt er voor dat het veilig middel voldoet aan de bij of krachtens algemene bestuur te stellen eisen en, ten bewijze daarvan, dat het veilig middel is voor voorzien van» vervangen door: Degene die een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of van elektronische zegels op de markt brengt, draagt ten bewijze dat is voldaan aan de daaraan in de eidas-verordening gestelde eisen zorg, dat het gekwalificeerd middel is voorzien van.
T
Artikel 18.17a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen« vervangen door «gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of elektronische zegels» en wordt «artikel 18.17» vervangen door: bijlage II van de eidas-verordening.
b. In het tweede lid, onder b, wordt na «om voor een aanwijzing in aanmerking te komen» toegevoegd:, voor zover niet in die eisen door de eidas-verordening is voorzien.
c. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Een aangewezen instelling informeert Onze Minister over een gebleken overeenstemming als bedoeld in het eerste lid uiterlijk binnen twee weken na afronding van de beoordeling daarvan.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het zesde lid regels worden gesteld over de door een aangewezen instelling aan Onze Minister te verstrekken gegevens en over de wijze van verstrekking daarvan.
U
Artikel 18.18 komt te luiden:
1. Het is een verlener van vertrouwensdiensten verboden in strijd te handelen met hoofdstuk III, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, van de eidas-verordening.
2. Het is een verlener van vertrouwensdiensten verboden zich kenbaar te maken als verlener van gekwalificeerde vertrouwensdiensten en vertrouwensdiensten als gekwalificeerd te verlenen zonder dat de status gekwalificeerd aan de verlener en de door hem te verlenen vertrouwensdiensten is toegekend en in de vertrouwenslijst is vastgelegd.
V
Aan artikel 18.22 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling van de titel, de vindplaats en de datum van inwerkingtreding van de eidas-verordening, alsmede van wijzigingen daarvan.
W
Na artikel 20.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing op aanvragen, samenwerkingsprotocollen, archiefbescheiden en registergegevens, die tot onderwerp hebben certificatiedienstverleners of gekwalificeerde certificaten als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I van de Wet van .......... tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten) (Stb......,.......).
2. Aanvragen ingediend bij de Autoriteit Consument en Markt, waarop nog geen besluit is genomen op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de wet, aangehaald in het eerste lid, worden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding aangemerkt als aanvragen, ingediend bij Onze Minister.
3. In samenwerkingsprotocollen treedt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de wet, aangehaald in het eerste lid, Onze Minister in de plaats van de Autoriteit Consument en Markt.
4. Archiefbescheiden van de Autoriteit Consument en Markt en aanvragen als bedoeld in het tweede lid, worden overgedragen aan Onze Minister, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
5. Gegevens in het register, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, zoals die luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I van de wet, aangehaald in het eerste lid, worden overgedragen aan Onze Minister.
X
Artikel 20.16 vervalt.
Y
Artikel 20.15a (huidig) wordt vernummerd tot artikel 20.16a.
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 15a komt te luiden:
Evenals een elektronische gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronisch transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) hebben een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 11, en een andere elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 10, van artikel 3 van deze verordening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien voor deze beide elektronische handtekeningen de methode voor ondertekening die gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.
B
Artikel 15b vervalt.
C
In artikel 15c wordt de zinsnede «vinden de bepalingen van deze afdeling» vervangen door: vindt artikel 15a.
Artikel 196b van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 655, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt de zinsnede «een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15a lid 2 van Boek 3» vervangen door: een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
B
In artikel 932, eerste lid, wordt de zinsnede «een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15a lid 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257)
Artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht komt te luiden:
1. Aan het vereiste van ondertekening is voldaan door een elektronische handtekening, indien de methode die daarbij voor ondertekening is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel waarvoor het is gebruikt.
2. Indien de veiligheid en de betrouwbaarheid van het elektronische bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt dit noodzakelijk maken, kan bij wettelijk voorschrift het gebruik worden voorgeschreven van een bepaald type elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 (PbEU 2014, L257). Daarbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld, tenzij het gaat om een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11 of een gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12 van die verordening.
In artikel 1072b, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de zinsnede «een elektronische handtekening die voldoet aan het bepaalde in artikel 15a, eerste en tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
Artikel 7e van de Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «wordt een elektronische handtekening gebruikt die voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 15a, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: wordt een elektronische handtekening gebruikt als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257)
2. Het derde lid vervalt.
In artikel 8.2, eerste lid, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt de zinsnede «15a tot en met 15c» vervangen door: 15a en 15c.
In artikel 35b, vierde lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968, wordt de zinsnede «een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, welke gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat in de zin van artikel 2, lid 10, van Richtlijn 1999/93/EG en gecreëerd wordt met een veilig middel voor het aanmaken van handtekening en in de zin van artikel 2, leden 6 en 10, van Richtlijn 1999/93/EG» vervangen door: een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
In artikel 34a van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt onder vernummering van het tiende en elfde lid tot het elfde en twaalfde lid een lid ingevoegd, luidende:
10. Dit artikel is, met uitzondering van het zevende lid, niet van toepassing op de verantwoordelijke in zijn hoedanigheid als verlener van vertrouwensdiensten als bedoeld in verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
1. Artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van deze wet, is van toepassing op de in de volgende leden gebruikte begrippen.
2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet een aanvraag door een certificatiedienstverlener is ingediend tot registratie, bedoeld in artikel 2.1, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet zoals dit artikellid luidde voor inwerkingtreding van artikel I van deze wet, en op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet hierop nog geen besluit is genomen door de Autoriteit Consument en Markt, wordt die aanvraag door Onze Minister behandeld als een aanvraag waarop deze wet van toepassing is.
3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet een aanvraag door een instelling als bedoeld in artikel 18.17a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van artikel I van deze wet, bij Onze Minister is ingediend en op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet hierop nog geen besluit is genomen, wordt die aanvraag door Onze Minister behandeld als een aanvraag waarop deze wet van toepassing is.
4. Ten aanzien van de behandeling van bezwaar of beroep dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is gemaakt of ingesteld tegen een besluit genomen door de Autoriteit Consument en Markt voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet op een aanvraag door een certificatiedienstverlener tot registratie als bedoeld in artikel 2.1, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet zoals dit artikellid luidde voor inwerkingtreding van artikel I van deze wet, is het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet van toepassing en behandelt de Autoriteit Consument en Markt het gemaakte bezwaar of ingestelde beroep.
5. Ten aanzien van de behandeling van bezwaar of beroep dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is gemaakt of ingesteld tegen een besluit genomen door Onze Minister voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet op een aanvraag door een instelling als bedoeld in artikel 18.17a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet zoals dit artikellid luidde voor inwerkingtreding van deze wet, is het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet van toepassing.
6. Een door de Minister aangewezen instelling als bedoeld in artikel 18.17a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet zoals dit artikellid luidde voor inwerkingtreding van artikel I van deze wet, wordt na inwerkingtreding van artikel I van deze wet aangemerkt als een aangewezen instelling als bedoeld in dat artikel.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 oktober 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (34 059) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I, onder N, en II, onder H, van die wet eerder in werking zijn getreden of treden dan artikel II en artikel V van deze wet, dan vervalt in artikel 30c, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de eerste volzin en vervalt in artikel 8:36d van de Algemene wet bestuursrecht het eerste lid, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het eerste en tweede lid.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 oktober 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (34 059) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I, onder N, en II, onder H, van die wet later in werking treden dan artikel II en artikel V van deze wet, dan vervalt in de eerstgenoemde wet in artikel I, onder N, in artikel 30c, derde lid, de eerste volzin en in artikel II, onder H, in artikel 8:36d, het eerste lid, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het eerste en tweede lid.
1. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel I, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet, en artikel I, onderdeel BB, sub c, van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) later in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet, komt sub b van dat onderdeel tot het tijdstip waarop artikel I, onderdeel BB, sub c, van de als derde aangehaalde wet in werking is getreden, te luiden:
b. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel j tot onderdeel k een onderdeel ingevoegd, luidende:
j. het verlenen van vertrouwensdiensten door in Nederland gevestigde verleners van vertrouwensdiensten als geregeld in hoofdstuk III van de eidas-verordening, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, en de artikelen 18.15a, voor zover het Onze Minister aangaat, 18.15b tot en met 18.15e, en 18.18 van deze wet;
2. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel I, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet, en artikel I, onderdeel BB, sub c en d, van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) later in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet, komt sub c en d van artikel I, onderdeel BB, van de als derde aangehaalde wet na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet te luiden:
c. de onderdelen f tot en met k worden geletterd f tot en met j.
3. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet is of wordt verheven en zowel artikel I, onderdeel I, van die wet als artikel I, onderdeel BB, sub c, van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) later in werking treden dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet en waarbij artikel I, onderdeel I, van de als eerste genoemde wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BB, sub c, van de als tweede genoemde wet, komt sub c van het als laatste aangehaalde onderdeel tot de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van eerstgenoemde wet te luiden:
c. De onderdelen g tot en met l worden geletterd f tot en met k.
4. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet is of wordt verheven en zowel artikel I, onderdeel I, van die wet als artikel I, onderdeel BB, sub c, van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) later in werking treden dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet en waarbij artikel I, onderdeel I, van de als eerste genoemde wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BB, sub c, van de als tweede genoemde wet, komt artikel I, onderdeel I, van eerstgenoemde wet, na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, sub b, van deze wet en van artikel I, onderdeel BB, sub c, van de als tweede genoemde wet, te luiden:
Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel g vervalt, onder verlettering van de onderdelen h tot en met k tot de onderdelen g tot en met j.
2. In onderdeel g (nieuw) vervalt «en het bewaren van gegevens».
5. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet is of wordt verheven en zowel artikel I, onderdeel I, van die wet als artikel I, onderdeel BB, sub c, van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) later in werking treden dan artikel I, onderdeel I, sub b, van deze wet en waarbij artikel I, onderdeel I, van de als eerste genoemde wet eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel BB, sub c, van de als tweede genoemde wet, komt artikel I, onderdeel I, van de als eerste genoemde wet, na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, sub b, van deze wet tot de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB, sub c, van de als tweede genoemde wet, te luiden:
Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
3. Onderdeel h vervalt, onder verlettering van de onderdelen i tot en met l tot de onderdelen h tot en met k.
4. In onderdeel h (nieuw) vervalt «en het bewaren van gegevens».
Indien zowel artikel I, onderdeel A, en artikel VIII, onderdelen c en d van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) als artikel I, onderdeel A,van de wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU (Kamerstukken II 2014/15, nr. 34 260) later in werking treden dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, worden de onderdelen c en d van artikel VIII van de als eerste genoemde wet als volgt gewijzigd:
c. De volgende onderdelen vervallen:
a. uitrusting die bestemd is om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten, zodanig dat zij: rechtstreeks op netwerkaansluitpunten kan worden aangesloten, of kan dienen voor interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;
b. Radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten;
c. Uitrusting voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde uitrusting die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienetwerk;
elektronische handtekening als bedoeld in artikel 15a, vierde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
certificaat dat voldoet aan de eisen, gesteld krachtens artikel 18.15, tweede lid, en is afgegeven door een certificatiedienstverlener die voldoet aan de eisen, gesteld krachtens artikel 18.15, eerste lid;
geconfigureerde software of hardware die wordt gebruikt om de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen te implementeren;
voor de toepassing van deze wet geldt de definitiebepaling van artikel 15a, vijfde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
een middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen dat voldoet aan de eisen gesteld krachtens artikel 18.17, eerste lid.
d. In de alfabetische rangschikking worden de volgende definities ingevoegd:
een conformiteitsbeoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 18, van de eidas-verordening;
natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen, niet zijnde de fabrikant of de importeur, die apparaten of radioapparaten op de markt aanbiedt;
verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257), en de op grond van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde uitvoerings- en gedelegeerde handelingen.
natuurlijke persoon of rechtspersoon die apparaten of radioapparaten vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze apparaten of radioapparaten onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;
een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15 van de eidas-verordening, een gekwalificeerd certificaat voor elektronische zegels als bedoeld in artikel 3, onderdeel 30, van de eidas-verordening of een gekwalificeerd certificaat voor websiteauthenticatie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 39, van de eidas-verordening;
gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 23, van de eidas-verordening of voor het aanmaken van elektronische zegels als bedoeld in artikel 3 onderdeel 32, van de eidas-verordening;
een gekwalificeerde verlener van een vertrouwensdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de eidas-verordening;
een vertrouwensdienst als bedoeld in artikel 3, onder 17, van de eidas-verordening;
in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;
het voor het eerst in de Europese Unie op de markt aanbieden van apparaten of radioapparaten;
in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die apparaten of radioapparaten uit een derde land in de Europese Unie in de handel brengt;
het eerste gebruik van uitrusting of een radioapparaat in de Europese Unie door de eindgebruiker ervan;
de fabrikant, de gemachtigde, de importeur of de distributeur;
het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van apparaten of radioapparaten met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Europese Unie;
communicatie door middel van radiogolven;
het vaststellen van de positie, snelheid of andere kenmerken van een object of het verkrijgen van informatie over deze parameters door middel van de voortplantingseigenschappen van radiogolven;
elektromagnetische golven met frequenties van lager dan 3000 GHz, die zich in de ruimte voortplanten zonder kunstmatige geleider;
maatregel waarmee wordt beoogd apparaten of radioapparaten te doen terugkeren die al aan de eindgebruiker ter beschikking waren gesteld;
een toezichthoudend orgaan als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de eidas-verordening;
maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat apparaten of radioapparaten die zich in de toeleveringsketen bevinden, op de markt worden aangeboden;
een verlener van vertrouwensdiensten als bedoeld in artikel 3, onderdeel 19, van de eidas-verordening;
een vertrouwensdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 16, van de eidas-verordening;
een vertrouwenslijst als bedoeld in artikel 22 van de eidas-verordening;
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,