Ontvangen 28 september 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel J, wordt in de aanhef «twee artikelen» vervangen door: drie artikelen.
II
In artikel I, onderdeel J, komt de laatste volzin van het eerste lid van artikel 1.22 te luiden: Onder het voeren van de naam universiteit wordt tevens verstaan het voeren van deze naam in samenstellingen, alsmede het voeren van de naam universiteit in vertalingen.
III
In artikel I, onderdeel J, vervalt in artikel 1.22, het vijfde lid.
IV
In artikel I, onderdeel J, komt de tweede volzin van het eerste lid van artikel 1.23 te luiden: Onder het voeren van de naam hogeschool wordt tevens het voeren van deze naam in samenstellingen verstaan, alsmede het voeren van de naam hogeschool in vertalingen.
V
In artikel I, onderdeel J, vervalt in artikel 1.23, het vijfde lid.
VI
Aan artikel I, onderdeel J, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In afwijking artikel 1.22, eerste lid, mag de naam universiteit worden gevoerd door:
a. de volksuniversiteiten;
b. een persoon of rechtspersoon die geen graden verleent, noch in het vooruitzicht stelt en die geen betaling vraagt voor onderwijs of certificaten.
2. In afwijking van artikel 1.23, eerste lid, mag de naam hogeschool worden gevoerd door:
a. de volkshogescholen;
b. de Evangelische Hogeschool in Amersfoort en de Vrije Hogeschool in Zeist;
c. een persoon of rechtspersoon die geen graden verleent, noch in het vooruitzicht stelt en die geen betaling vraagt voor onderwijs of certificaten.
VII
In artikel I, onderdeel AE, wordt in artikel 15.8 na «1.23» ingevoegd:, 1.24.
Dit amendement zorgt ervoor dat enkele aanvullende uitzonderingen in de wet worden opgenomen. Zo voert de Evangelische Hogeschool (EH) haar naam al sinds de oprichting in 1977. De EH is een maatschappelijk gevestigd instituut en binnen de doelgroep een begrip geworden. De EH bereidt studenten voor op hun vervolgstudie door onder meer aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en een gedegen begeleiding bij studiekeuze en studiehouding, waardoor studie-uitval in het hoger onderwijs zoveel mogelijk wordt voorkomen. De Vrije Hogeschool (VH) is opgericht in 1976, is ook een maatschappelijk gevestigd instituut en een begrip onder de doelgroep. De EH en de VH communiceren nadrukkelijk dat het geboden onderwijs een tussenjaar betreft en dat er geen door de overheid erkend diploma verschaft wordt dat toegang geeft tot andere opleidingen. Van enige vorm van misleiding is geen sprake.
In het wetsvoorstel wordt een uitzondering gemaakt voor volksuniversiteiten en volkshogescholen. Net als de volkshogescholen stellen de EH en de VH geen graden in het vooruitzicht en wordt van studenten gevraagd om een deel van het cursusgeld te betalen. Een belangrijke voorwaarde voor het opnemen van deze uitzonderingen is dat de instellingen duidelijk communiceren over het karakter van het onderwijs, bijvoorbeeld dat geen door de overheid erkend diploma wordt verschaft dat toegang geeft tot andere opleidingen. Bovendien worden met dit amendement de uitzonderingen in het wetsvoorstel (volkshogescholen, volksuniversiteiten en personen of rechtspersonen die geen graden verlenen, noch in het vooruitzicht stellen en die geen betaling vragen voor onderwijs of certificaten) toegevoegd in de lijst van alle uitzonderingen.
Bruins Rog