Ontvangen 23 september 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel J, komt de laatste volzin van het eerste lid van artikel 1.22 te luiden: Onder het voeren van de naam universiteit wordt tevens verstaan het voeren van deze naam in samenstellingen, alsmede het voeren van de naam universiteit in vertalingen.
II
In artikel I, onderdeel J, wordt aan het voorgestelde artikel 1.22 een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, mag de naam universiteit eveneens worden gevoerd door de in de bijlage van deze wet onder k opgenomen rechtspersonen.
III
In artikel I, onderdeel J, komt de tweede volzin van het eerste lid van artikel 1.23 te luiden: Onder het voeren van de naam hogeschool wordt tevens het voeren van deze naam in samenstellingen verstaan, alsmede het voeren van de naam hogeschool in vertalingen.
IV
In artikel I, onderdeel J, wordt aan het voorgestelde artikel 1.23 een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, mag de naam hogeschool eveneens worden gevoerd door de in de bijlage van deze wet onder k opgenomen rechtspersonen.
V
Aan artikel I wordt na onderdeel AE een onderdeel toegevoegd, luidende:
AF
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «en zijn in onderdeel j» vervangen door «, zijn in onderdeel j» en wordt na «bedoeld in artikel 1.13, eerste lid» toegevoegd:, en zijn in onderdeel k opgenomen rechtspersonen als bedoeld in artikel 1.22, zesde lid en 1.23, zesde lid.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd:
k.
– elke rechtspersoon die de naam «volkshogeschool» of «volksuniversiteit» voert.
– de Evangelische Hogeschool, uitgaande van de Stichting Evangelische Hogeschool.
– de Vrije Hogeschool, uitgaande van de Stichting Vrije Hogeschool.
Dit amendement zorgt ervoor dat enkele uitzonderingen in de wet worden opgenomen. Zo voert de Evangelische Hogeschool (EH) haar naam al sinds de oprichting in 1977. De EH is een maatschappelijk gevestigd instituut en binnen de doelgroep een begrip geworden. De EH bereidt studenten voor op hun vervolgstudie door onder meer aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en een gedegen begeleiding bij studiekeuze en studiehouding, waardoor studie-uitval in het hoger onderwijs zoveel mogelijk wordt voorkomen. De Vrije Hogeschool (VH) is opgericht in 1976, is ook een maatschappelijk gevestigd instituut en een begrip onder de doelgroep. De EH en de VH communiceren nadrukkelijk dat het geboden onderwijs een tussenjaar betreft en dat er geen door de overheid erkend diploma verschaft wordt dat toegang geeft tot andere opleidingen. Van enige vorm van misleiding is geen sprake.
In het wetsvoorstel wordt een uitzondering gemaakt voor volksuniversiteiten en volkshogescholen. Net als de volkshogescholen stellen de EH en de VH geen graden in het vooruitzicht en wordt van studenten gevraagd om een deel van het cursusgeld te betalen. Een belangrijke voorwaarde voor het opnemen van deze uitzonderingen is dat de instellingen duidelijk communiceren over het karakter van het onderwijs, bijvoorbeeld dat geen door de overheid erkend diploma wordt verschaft dat toegang geeft tot andere opleidingen.
Bruins Rog