Ontvangen 3 juni 2016
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidend:
D1
In artikel 7.4.11, tweede lid, wordt «Artikel 7.4.5» vervangen door: Artikel 7.4.5, eerste tot en met vijfde en achtste lid,.
B
In artikel I, onderdeel E, artikel 12.4b.1, wordt na «voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B,» ingevoegd: van.
C
In artikel II wordt na D een onderdeel ingevoegd, luidend:
D1
In artikel 7.4.13, tweede lid, wordt «Artikel 7.4.7» vervangen door: Artikel 7.4.7, eerste tot en met vijfde en achtste lid,.
D
In artikel II, onderdeel E, artikel 11.6e, wordt na «voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel B,» ingevoegd: van.
Op grond van de onderdelen A en C zijn de nieuwe bepalingen over de samenstelling van de examencommissie niet van toepassing op de examencommissies voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo). Onderdeel A regelt dit voor de examencommissies in het Europese deel van Nederland en onderdeel C voor de examencommissies in het Caribische deel van Nederland.
Reden hiervoor is dat, net als in het voortgezet onderwijs, er in het vavo veelal wordt gewerkt met centrale examens, waar de examencommissie vooral de bepalingen zoals beschreven in het Eindexamenbesluit VO dient te volgen. De verplichting van toevoeging van een lid van buiten de opleiding of groep van opleidingen en een docent is daarbij niet nodig terwijl een dergelijke verplichting wel voor uitvoeringstechnische problemen kan zorgen. Er moeten dan immers extra leden worden gezocht, die moeten worden opgeleid voor de uitvoering van deze taken en dit kan ertoe leiden dat de examencommissie omvangrijker wordt, wat het lastiger maakt om op gezette tijden bij elkaar te komen. Daarnaast kan het externe lid in de examencommissies voor het mbo, wanneer dit iemand is uit het bedrijfsleven, een goede spil vormen tussen de beroepspraktijk en de onderwijsinstelling. Maar voor het vavo is dit minder relevant, omdat leerlingen na het afronden van hun vavo-opleiding veelal nog een vervolgopleiding zullen volgen. In verband met het voorgaande wordt het vavo uitgezonderd van de verplichtingen zoals genoemd in de nieuwe leden 6 en 7 van artikel 7.4.5 van de WEB.
In de onderdelen B en D wordt het woord «van» ingevoegd. Deze wijzigingen zijn puur technisch van aard.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker