Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2016
In het plenaire debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete (Kamerstuk 34 396) van 17 en 18 mei 2016 (Handelingen II 2015/16, nrs. 83 en 84, debat over de Regeling bestuurlijke boete) heb ik toegezegd het door het lid Schouten (CU) in te dienen amendement te bestuderen en mijn reactie uw Kamer schriftelijk te doen toekomen.
De leden Schouten en Karabulut hebben een amendement ingediend (Kamerstuk 34 396, nr. 19) dat voorziet in een voorwaardelijke inkeerregeling die het mogelijk maakt dat UWV, SVB en colleges van burgemeester en wethouders in afwijking van de geldende wettelijke regeling kunnen meewerken aan een schuldregeling als een vordering is ontstaan door het niet nakomen van een inlichtingenverplichting en daarvoor een boete is opgelegd of strafrechtelijke vervolging is ingesteld. Hierbij wordt bepaald dat de uitvoeringsinstelling gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering afziet door medewerking aan een schuldregeling, indien in de periode van een jaar de inlichtingenverplichting niet opnieuw is overtreden. Vinden deze overtredingen daarna wel plaats binnen een periode van vijf jaar, dan wordt alsnog het resterende deel teruggevorderd.
Zoals ik in het debat heb aangegeven, hecht het kabinet aan de uitgangspunten dat fraude niet mag lonen en dat onterecht ontvangen uitkeringen altijd moeten worden terugbetaald. In het amendement komt potentieel elke overtreder in aanmerking voor schuldsanering. Er wordt in het amendement geen onderscheid gemaakt naar de mate van verwijtbaarheid die aan de orde was bij de overtreding, de omvang van de benadeling en/of dat bijvoorbeeld sprake was van recidive. Verder verlaat het amendement het uitgangspunt dat de te veel ontvangen uitkering altijd moet worden terugbetaald. De fraudevordering heeft daarnaast mede betrekking op de opgelegde bestuurlijke boete. Bij een bestuurlijke boete gaat het om een bestraffende sanctie waarbij een verplichting tot het betalen van een geldboete wordt opgelegd. Hierbij is een regeling die vervolgens de boete weer ongedaan maakt in het kader van een schuldregeling die leidt tot geheel of gedeeltelijke kwijtschelding niet passend. Daarnaast kan bij de bepaling van de hoogte van de boete reeds rekening worden gehouden met de financiële omstandigheden van betrokkene. Op grond van recente rechtspraak van de CRvB van 11 januari 2016 wordt inhoud gegeven aan het beginsel van de financiële draagkracht, zodanig dat bij de hoogte van de boete al rekening wordt gehouden of de betrokkene de boete binnen een redelijke termijn kan betalen. Om deze redenen ontraad ik het amendement.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher