Ontvangen 1 april 2016
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
1. Indien dat noodzakelijk is met het oog op de naleving van een verbod als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, kan Onze Minister besluiten tot het toepassen van een technische voorziening waarmee toezicht wordt gehouden op de naleving van dat verbod.
2. Het in het eerste lid bedoelde besluit wordt ingetrokken zodra het niet meer noodzakelijk is met het oog op de naleving van een verbod als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b.
3. Artikel 4, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de bekendmaking van een besluit op grond van het eerste lid.
4. Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde technische voorziening kan Onze Minister een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling aanwijzen.
5. Onze Minister kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven ter zake van de toepassing van de in het eerste lid bedoelde technische voorziening.
B
In artikel 4, vierde lid, wordt «met het oog op de bescherming van de belangen ter bescherming waarvan de maatregel is opgelegd» vervangen door: met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid.
C
In artikel 5, eerste lid, wordt « en een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 4, tweede lid,» vervangen door: , een besluit omtrent het toepassen van een technische voorziening als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, en een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 4, tweede lid,.
D
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Opzettelijk onttrekken aan controle middels een technische voorziening als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
Toelichting:
Onderdelen A, C en D
Middels deze nota van wijziging breng ik, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in het wetsvoorstel op enkele onderdelen wijzigingen aan. Deze nota van wijziging regelt in artikel 2a, eerste lid, de bevoegdheid om de naleving van een op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, opgelegd gebiedsverbod te controleren middels een technische voorziening. Daarbij moet worden gedacht aan een enkelband die middels GPS-signalen controle op de naleving van het gebiedsverbod mogelijk maakt. Het voornemen bestaat op grond van het derde lid Reclassering Nederland aan te wijzen, in de wettekst aangeduid als «een reclasseringsinstelling», ten behoeve van de feitelijke uitvoering van de technische voorziening en de daarbij behorende activiteiten. Indien Reclassering Nederland wordt aangewezen betreft het hier niet de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden als bedoeld in de Reclasseringsregeling 1995. De uitvoering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, die ter zake een algemene en bijzondere aanwijzingsbevoegdheid heeft.
De inzet van een technische voorziening kan de handhaafbaarheid van een gebiedsverbod sterk verbeteren. Indien betrokkene het voor hem of haar verboden gebied nadert of zelfs betreedt, kan middels politie-inzet direct worden ingegrepen. Zo kan overtreding van het gebiedsverbod en de verwezenlijking van het risico voor de nationale veiligheid met het oog waarop het gebiedsverbod is opgelegd zoveel mogelijk worden voorkomen. Garanties op het voorkomen van bijvoorbeeld een aanslag zijn op grond van de met het onderhavige wetsvoorstel geregelde bevoegdheden niet te geven, ook niet met toevoeging van deze elektronische controlemogelijkheid, maar dit biedt wel een extra instrument om de kans daarop zo beperkt mogelijk te houden.
Het voornemen Reclassering Nederland aan te wijzen voor de uitvoering van deze technische voorziening is mede gelegen in de expertise die Reclassering Nederland heeft opgedaan door de aanwezigheid van een speciale eenheid binnen Reclassering Nederland, het zogenaamde TER-team (terrorisme, extremisme, radicalisering), die ervaring heeft met het handhaven van locatieverboden met een technische voorziening in het kader van onder andere schorsing van de preventieve hechtenis en de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dientengevolge is deze eenheid vanuit de strafrechtpraktijk getraind in het uitvoeren van de opvolgingsprotocollen voor personen met een hoog risico.
Toepassing van een technische voorziening ter controle op de naleving van een gebiedsverbod vergt een zelfstandig besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Los van het besluit tot oplegging van een gebiedsverbod vereist dit van de Minister van Veiligheid en Justitie een zelfstandige motivering van de noodzaak van toepassing van een technische voorziening ter bescherming van de nationale veiligheid. De bescherming van de nationale veiligheid kan onder omstandigheden bereikt worden middels verbetering van de handhaafbaarheid van een gebiedsverbod, dat op zijn beurt is opgelegd ter bescherming van de nationale veiligheid. Dit vraagt, evenals bij de oplegging van een gebiedsverbod, om toetsing aan beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze toetsing betekent onder meer dat alleen wordt besloten tot inzet van een technische voorziening indien voor de betrokkene geen minder belastend alternatief beschikbaar is. Een minder belastend alternatief zou kunnen bestaan indien de naleving van een gebiedsverbod ook op andere wijze voldoende te controleren is. Bij een gebiedsverbod dat zich uitstrekt tot bijvoorbeeld een hele gemeente is dat niet goed denkbaar, maar een verbod om zich op het Binnenhof te begeven zou onder omstandigheden wel kunnen worden gehandhaafd middels de daar reeds bestaande veiligheidsvoorzieningen. Zo wordt verzekerd dat deze technische voorziening alleen wordt ingezet indien de inbreuk die dat vormt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene kan worden gerechtvaardigd. De duur van de toepassing van de technische voorziening wordt in de eerste plaats begrensd door de beperkte duur van het gebiedsverbod met het oog op de naleving waarvan wordt besloten tot toepassing van een technische voorziening, namelijk ten hoogste zes maanden met mogelijkheid tot verlenging met wederom ten hoogste zes maanden.
Artikel 2a, tweede lid, regelt daarnaast dat het besluit tot toepassing van een technische voorziening wordt ingetrokken indien de noodzaak daartoe ter controle op de naleving van een gebiedsverbod komt te vervallen. Dat is in ieder geval zo indien het gebiedsverbod waar het aan gekoppeld is komt te vervallen. Maar het is ook denkbaar dat een besluit tot toepassing van een technische voorziening wordt ingetrokken terwijl het gebiedsverbod blijft gelden. Het betreft dan ook, zoals in het voorgaande reeds is benoemd, twee aparte besluiten die ieder een zelfstandige motivering behoeven. Het is niettemin mogelijk dat een besluit tot oplegging van een gebiedsverbod en een besluit tot controle van de naleving daarvan middels een technische voorziening in hetzelfde document op schrift worden gesteld. In juridische zin blijven het echter onverminderd twee separate besluiten. Voor beide besluiten geldt dat er rechtstreeks beroep tegen open staat bij de bestuursrechter, die dat beroep vervolgens versneld behandeld met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het zich opzettelijk onttrekken aan de uitvoering van een besluit tot toepassing van een technische voorziening ter controle op de naleving van een gebiedsverbod, met inbegrip van de weigering een enkelband laten aanbrengen, wordt strafbaar gesteld als een misdrijf. Hiervoor gelden dezelfde strafmaxima als voor opzettelijk handelen in strijd met een gebiedsverbod, contactverbod of meldplicht.
Onderdeel B
Artikel 4, vierde lid, schreef voor dat een maatregel in ieder geval wordt ingetrokken zodra deze niet langer noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de belangen ter bescherming waarvan de maatregel is opgelegd. Gelet op de toepassingscriteria van de voorgestelde maatregelen kan hiermee alleen het belang van de bescherming van de nationale veiligheid worden bedoeld. Dit is met onderhavige wijziging geëxpliciteerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A van der Steur