Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2023
Het kabinet is er alles aan gelegen om onze nationale veiligheid te beschermen tegen terroristische dreigingen. Daarom is een breed scala van preventieve en repressieve maatregelen ontwikkeld en worden deze regelmatig geëvalueerd en – waar nodig – aangepast. De Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Kamerstuk 34 359) maakt sinds 2017 onderdeel uit van ons instrumentarium. Deze wet maakt het mogelijk om vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals een meldplicht, contactverbod of uitreisverbod, op te leggen aan personen die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. De toegevoegde waarde van deze wet is dat deze maatregelen kunnen worden opgelegd aan personen van wie een gevaar voor de nationale veiligheid uitgaat, maar waarvan de gedragingen (nog) niet resulteren in strafbare feiten.
Op 14 december 2021 heeft uw Kamer ingestemd met de verlenging van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Kamerstuk 35 917) en zijn er twee moties over de weten de wetsevaluatie, aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 34, items 7 en 8). Het gaat in de eerste plaats om de motie van het lid Koekoek (Volt)1, waarin wordt verzocht om de wet jaarlijks te evalueren om te kunnen onderzoeken of de tijdelijke maatregelen nog steeds noodzakelijk en proportioneel zijn. Daarnaast betreft het de motie van de leden Bikker (CU) en Kuik (CDA)2, die onderstreept dat het wetsvoorstel alleen voortgezet moet worden als blijkt dat de maatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn. De motie vraagt vervolgens voor elk van de vijf in deze wet voorliggende maatregelen afzonderlijk voorwaarden te formuleren waaronder instandhouding van deze maatregelen noodzakelijk is. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de evaluatie van de wet en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze moties.
Evaluatie Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding
Tijdens de behandeling van de verlenging van de wet heeft uw Kamer ook verzocht inzicht te krijgen in de verhouding van deze wet tot het strafrecht en op welke wijze de rechtsbescherming eventueel kan worden versterkt.3 Ik ben naar aanleiding van de verzoeken van uw Kamer en de aangenomen moties in gesprek gegaan met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Hierbij is ook uitvoerig aandacht geweest voor het advies van de Raad van State om meer aandacht te besteden aan de opzet van een meer gerichte wetsevaluatie.4
In de concrete uitwerking van de onderzoeksopzet is duidelijk geworden dat het onderzoekstechnisch een complexe opgave is om aan te tonen of maatregelen afdoende zijn (gebleken) voor het reduceren van de risico’s van terrorisme, dan wel de aannemelijkheid dat de wet bijdraagt aan het reduceren van de risico’s van terrorisme. Het gaat immers om preventieve maatregelen met als doel om een aanslag te voorkomen. Daarnaast geldt dat de contraterrorisme aanpak verschillende maatregelen kent die op elkaar van invloed zijn, waardoor het complex is om het precieze effect per afzonderlijke maatregel te bepalen. Om tot een gedegen onderzoeksopzet te kunnen komen is het afgelopen jaar uitvoerig gekeken naar de wijze waarop de evaluatie van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding – conform de wensen van uw Kamer, het advies van de Raad van State én gegeven bovenstaande complexiteit – het beste kan worden vormgegeven. Deze fase is nu afgerond en het onderzoek wordt gestart.
Onderzoeksopzet evaluatie
Met deze evaluatie wordt beoogd inzicht te geven in de noodzaak, de effecten en de proportionaliteit van elk van de maatregelen die onderdeel uitmaken van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Samengevat gaat het om de vraag of de maatregelen afdoende zijn (gebleken) voor het reduceren van de risico’s van terrorisme, dan wel de aannemelijkheid dat de maatregelen bijdragen aan het verminderen van de risico’s van terrorisme. Om inzicht te geven in de noodzaak en de effecten van het inzetten van een maatregel zal allereerst worden gekeken naar de concrete situatie waarin een maatregel is ingezet. Aangezien de inzet van maatregelen uit de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding beperkt is gebleven en de casuïstiek wellicht een te smalle basis voor conclusies vormt, zal er zo nodig ook worden gekeken naar de (effecten van de) oplegging van vergelijkbare maatregelen in vergelijkbare (nationale en internationale) contexten, zoals bestuurlijke maatregelen op basis van de Vreemdelingenwet. Op deze wijze wordt getracht uw Kamer zo goed mogelijk inzicht te geven in de werking van de maatregelen. De toetsing van de proportionaliteit van de maatregelen zal gericht zijn op de vraag hoe de noodzaak en de effecten van de oplegging van de verschillende maatregelen zich tot elkaar verhouden. Deze toetsing bevat daarnaast een juridische component gericht op enerzijds de verhouding van deze wet tot het strafrecht en anderzijds de wijzen waarop nog meer aandacht aan rechtsbescherming kan worden gegeven. Tevens zal, conform de motie van de leden Bikker en Kuik,5 worden gekeken onder welke voorwaarden instandhouding van elk van de maatregelen noodzakelijk is.
Tijdlijn
Conform de wet6 zal voor september 2024 de evaluatie naar uw Kamer worden verzonden. Omdat het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum meer dan een jaar de tijd nodig zal hebben voor een gedegen evaluatie van deze wet, zal uitvoering worden gegeven aan de motie van het lid Koekoek (Volt)7 door in het laatste kwartaal van 2023 een tussenproduct op te leveren, waarmee uw Kamer geïnformeerd wordt over de toepassing van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding tot dat moment. Tevens wordt op dit moment door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum ook een onderzoek verricht naar aanleiding van de motie van het lid Bikker c.s.8, waarin de regering wordt opgeroepen om de contraterrorismewetgeving in onderlinge samenhang te evalueren en daarbij ook het decentrale bestuur te betrekken. In dit onderzoek wordt mede de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding betrokken. Dit onderzoek is naar verwachting rond de zomer 2023 gereed en zal met uw Kamer worden gedeeld.
De bescherming van de nationale veiligheid vraagt om effectieve instrumenten om daar waar sprake is van een terroristische dreiging adequaat op te treden. Bovengenoemde evaluatie naar de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding draagt hieraan bij door zo goed mogelijk inzicht te geven in de werking van de maatregelen uit deze wet. Indien blijkt dat verbeteringen noodzakelijk zijn om ons land te kunnen beschermen tegen een terroristische dreiging, worden deze doorgevoerd. Zo zorgen wij dat het instrumentarium zo optimaal mogelijk blijft.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius