Ontvangen 26 mei 2016
De regering heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag dat de Centrale Commissie van de Staten van Sint Maarten op 28 april 2016 heeft vastgesteld bij dit voorstel van rijkswet. De regering waardeert de bereidheid van de Staten om zich te voegen in de behandeling van dit voorstel tot wijziging van de Paspoortwet. De leden van de fracties van United People Party, Marlin Romeo, De Weever en de Lake hebben opmerkingen gemaakt.
Graag beantwoord ik, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, de door hen gestelde vragen.
De leden van de United Peoples Party-fractie willen graag ingelicht worden over de gevolgen van dit wetsvoorstel op de grondrechten van burgers.
Het voorstel om de reisdocumenten van burgers van rechtswege te laten vervallen, dan wel te weigeren, ondersteunt enkel de handhaving van het voorstel van de Nederlandse landsregering om een uitreisverbod op te leggen aan personen die zich vermoedelijk willen aansluiten bij een terroristische organisatie.1 De beperking van de bewegingsvrijheid van betrokkene en daarmee mogelijk ook de beperking voor zijn privéleven, familie- en gezinsleven vloeit reeds geheel voort uit dit Nederlandse wetsvoorstel, namelijk de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.2 Het onderhavige voorstel van Rijkswet verbindt aan dit uitreisverbod weliswaar het rechtsgevolg dat de reisdocumenten van betrokkene van rechtswege komen te vervallen, maar dat levert geen zelfstandige verdergaande beperking op van deze grondrechten.3
In dit verband is overigens van belang dat een uitreisverbod alleen kan worden opgelegd aan personen die zich in het Schengengebied begeven. Aan personen die zich op Sint Maarten bevinden kan geen uitreisverbod worden opgelegd, omdat Sint Maarten geen onderdeel uitmaakt van het Schengengebied. De consequenties van onderhavig rijkswetsvoorstel zijn derhalve gering voor Sint Maarten.
Tot slot is bij het ontwerp van de vervangende Nederlandse identiteitskaart als uitgangspunt gehanteerd dat het document herkenbaar is voor grensautoriteiten en tegelijkertijd een zo beperkt mogelijk stigmatiserend effect heeft voor de houder, zonder dat het risico op fraude met het document toeneemt. Daarom is voor het model aangesloten bij de bestaande identiteitskaart.4
De vragen van het lid van de Marlin Romeo-fractie over maatregelen die de landsregering van Sint Maarten neemt tegen jihadisme en over de identificatieplicht op grond van een Landsverordening van Sint Maarten, betreffen aangelegenheden van Sint Maarten. Nu deze vragen geen betrekking hebben op aangelegenheden van het Koninkrijk, kan de regering van het Koninkrijk daarop geen antwoord geven.
Het lid van de De Weever-fractie vraagt hoe het voorstel wordt geïmplementeerd.
Zoals hierboven beschreven, heeft de wijziging van de Paspoortwet geen effect op personen die zich bevinden op Sint Maarten. Het opleggen van een uitreisverbod is alleen mogelijk door de Nederlandse Minister van Veiligheid en Justitie voor zover het personen betreft die zich in het Schengengebied bevinden. Sint Maarten maakt geen onderdeel uit van het Schengengebied. Nadere implementatie van dit rijkswetsvoorstel in Sint Maarten is derhalve niet nodig, omdat deze enkel wordt toegepast in Nederland.
Voor eventuele potentiële «Foreign Terrorist Fighters» die zich in Sint Maarten bevinden, is het voor Sint Maarten bovendien afdoende hen te signaleren onder artikel 23 van de Paspoortwet. Vervolgens kunnen de bevoegde autoriteiten zoals de uitgevende instanties, de politie en de Koninklijke Marechaussee het paspoort inhouden ter vervallen verklaring om te verhinderen dat betrokkene kan uitreizen. Omdat het niet mogelijk is Sint Maarten te verlaten met een identiteitsbewijs van Sint Maarten, is er geen noodzaak om dat identiteitsbewijs te laten vervallen, noch om een vervangend identiteitsbewijs in het leven te roepen.
Het lid van de Lake-fractie verzoekt om een clausule op te nemen waarmee gevallen van verkeerde identiteit worden geregeld.
Deze vraag ziet de regering van het Koninkrijk als een oproep om te voorzien in een regeling voor die gevallen waarbij achteraf blijkt dat het uitreisverbod aan een verkeerde persoon is opgelegd. Voor zover dat achteraf zou blijken, geldt hiervoor dezelfde regeling die is toegelicht in de memorie van toelichting op pagina 19 wanneer de rechter tot de conclusie komt dat het uitreisverbod ten onrechte is opgelegd. Aangezien de reisdocumenten van betrokkene van rechtswege zijn vervallen, is het niet mogelijk deze te laten «herleven». Betrokkene zal in dit geval recht hebben op kosteloze verstrekking van nieuwe reisdocumenten ter vervanging van deze van rechtswege vervallen documenten. De verplichting daartoe vloeit reeds mede voort uit titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk