Gepubliceerd: 29 maart 2016
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34358-7.html
ID: 34358-(R2065)-7

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 april 2016

Het voorstel van Rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdelen A en B, komen te luiden:

A

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste zin komt te luiden: Identiteitskaarten van het Europese deel van Nederland zijn de Nederlandse identiteitskaart en de vervangende Nederlandse identiteitskaart.

2. In de tweede zin wordt na «op de Nederlandse identiteitskaart» ingevoegd: en de vervangende Nederlandse identiteitskaart.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt «De Nederlandse identiteitskaart is» vervangen door: De Nederlandse identiteitskaart en de vervangende Nederlandse identiteitskaart zijn.

B

Na artikel I, onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Hetgeen krachtens het eerste tot en met vijfde lid bij algemene maatregel van rijksbestuur, gemeentelijke verordening of eilandsraadsverordening is geregeld voor de Nederlandse identiteitskaart met een geldigheidsduur van vijf jaren is mede van toepassing op de vervangende Nederlandse identiteitskaart, tenzij krachtens dat eerste tot en met vijfde lid bij algemene maatregel van rijksbestuur, gemeentelijke verordening of eilandsraadsverordening anders is bepaald.

C

Artikel I, onderdeel F, eerste lid, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «bedoeld in artikel 18 en de artikelen 20 tot en met 24» vervangen door: bedoeld in de artikelen 18, 20 tot en met 23a en 24.

D

Het in artikel I, onderdeel N, eerste lid, opgenomen onderdeel i komt te luiden:

i. aan de houder van het reisdocument een verbod is opgelegd als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding en dat reisdocument geen vervangende Nederlandse identiteitskaart is.

E

In artikel VI, derde lid, wordt «vervalllen» vervangen door: vervallen.

F

Na artikel VI wordt de volgende artikelen ingevoegd:

ARTIKEL VIa

De Paspoortwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. De eerste zin komt te luiden: Identiteitskaart van het Europese deel van Nederland is de Nederlandse identiteitskaart.

b. In de tweede zin vervalt «en de vervangende Nederlandse identiteitskaart».

2. In artikel 3, tweede lid, wordt «De Nederlandse identiteitskaart en de vervangende Nederlandse identiteitskaart zijn» vervangen door: De Nederlandse identiteitskaart is.

3. In artikel 4a, derde lid, wordt «artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, e, f, h of i» vervangen door: artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, e, f of h.

4. Artikel 7, zesde lid, vervalt.

5. Artikel 17 vervalt.

6. Artikel 23b vervalt.

7. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid «bedoeld in de artikelen 18, 20 tot en met 23a en 24» vervangen door: bedoeld in artikel 18 en de artikelen 20 tot en met 24.

b. In het vierde lid vervalt «moet worden geweigerd,».

8. In artikel 26, vierde lid, vervalt «en vervangende Nederlandse identiteitskaarten».

9. Artikel 30, derde lid, komt te luiden:

3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gedaan, indien zowel het aangevraagde document als het geldig Nederlands document waarvan de aanvrager houder wenst te blijven, een Nederlandse identiteitskaart is.

10. In de artikelen 34, zesde lid, en 37, tweede lid, vervalt «of een vervangende Nederlandse identiteitskaart».

11. In artikel 40, vierde lid, vervalt «en vervangende Nederlandse identiteitskaarten».

12. In artikel 42, derde lid, onderdeel c, wordt «, h of i» vervangen door: of h.

13. Artikel 46a0 vervalt.

14. Artikel 46a komt te luiden:

Artikel 46a

Een Nederlandse identiteitskaart kan niet worden geweigerd of vervallen verklaard.

15. Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervalt onderdeel i, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel h door een punt.

b. In het tweede en derde lid wordt «, h of i» telkens vervangen door: of h.

ARTIKEL VIb

1. In artikel 15, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt «, Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart» vervangen door: of Nederlandse identiteitskaart.

2. In artikel 1, derde lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers wordt «, Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart» vervangen door: of Nederlandse identiteitskaart.

3. In artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht BES wordt «Nederlandse identiteitskaarten of vervangende Nederlandse identiteitskaarten» vervangen door: of Nederlandse identiteitskaarten.

4. In artikel 1, eerste lid, eerste onderdeel, van de Wet op de identificatieplicht vervalt: en vervangende Nederlandse identiteitskaart.

ARTIKEL VIc

1. Indien artikel I, onderdeel D, van de Rijkswet van 11 juni 2009 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Stb. 2009, 252) eerder in werking is getreden of treedt dan artikel VIa, derde lid, van deze wet, vervalt artikel VIa, derde lid.

2. Indien artikel I, onderdeel N, van de Rijkswet van 11 juni 2009 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Stb. 2009, 252) eerder in werking is getreden of treedt dan artikel VIa van deze wet, wordt in artikel VIa, twaalfde lid, van deze wet «onderdeel c» vervangen door: onderdeel d.

3. Indien artikel I, onderdeel O, van de Rijkswet van 11 juni 2009 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Stb. 2009, 252) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel VIa van deze wet, vervallen in artikel VIa, vijftiende lid, onderdeel b, van deze wet «en derde lid» en «telkens».

G

Artikel VII komt te luiden:

Artikel VII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2015 ingediende voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of die voornemens zijn zich aan te sluiten bij terroristische strijdgroepen en inzake het weigeren en intrekken van beschikkingen bij ernstig gevaar voor gebruik ervan voor terroristische activiteiten (Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding) (34 359) tot wet is of wordt verheven en artikel 3 van die wet in werking treedt, treden de artikelen I tot en met VI van deze wet op hetzelfde tijdstip in werking.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2015 ingediende voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of die voornemens zijn zich aan te sluiten bij terroristische strijdgroepen en inzake het weigeren en intrekken van beschikkingen bij ernstig gevaar voor gebruik ervan voor terroristische activiteiten (Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding) (34 359) tot wet is of wordt verheven en artikel 13 in werking treedt of is getreden, treden de artikelen VIa tot en met VIc van deze wet in werking met ingang van het tijdstip waarop die wet op grond van artikel 13, tweede lid van die wet vervalt..

TOELICHTING

Algemene toelichting

Middels deze nota van wijziging breng ik, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, in het wetsvoorstel op enkele onderdelen wijzigingen aan.

Allereerst wordt, naar aanleiding van een vraag van de leden van de D66-fractie in het verslag bij dit wetsvoorstel, voorgesteld om – net als bij de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding – de voorgestelde wijzigingen vijf jaar na inwerkingtreding ongedaan te maken (onderdelen F en G).

Daarnaast wordt erin voorzien dat op de vervangende Nederlandse identiteitskaart de territoriale begrenzing kan worden vermeld (onderdeel A).

Verder is een vangnetbepaling opgenomen die regelt dat – zolang er bij gemeentelijke verordening nog geen leges zijn vastgesteld voor de vervangende identiteitskaart – de leges van toepassing zijn van de gewone Nederlandse identiteitskaart met een geldigheidsduur van vijf jaren (onderdeel B).

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt enkele technische of redactionele verbeteringen door te voeren.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A (artikelen 2 en 3 Paspoortwet)

Artikel 3, vijfde lid, wordt mede van toepassing op de vervangende Nederlandse identiteitskaart, zodat daarop de territoriale begrenzing kan worden vermeld. Op het model van het vervangende Nederlandse identiteitskaart komt namelijk te staan dat deze niet geldig is voor reizen buiten Schengen.

In de voorgestelde wijziging van de artikel 2, tweede lid, eerste zin, van de Paspoortwet wordt een taalkundige verbetering doorgevoerd.

Onderdeel B (artikel 7 Paspoortwet)

Ten behoeve van de leges voor de vervangende Nederlandse identiteitskaart wordt een vangnetbepaling opgenomen. Zolang een gemeente bij verordening geen regels heeft gesteld over de hoogte van de verschuldigde rechten van de vervangende Nederlandse identiteitskaart, geldt dat de regels voor de gewone Nederlandse identiteitskaart met een geldigheidsduur van vijf jaren van toepassing zijn. De regeling maakt derhalve geen inbreuk op de huidige autonomie van de gemeente om binnen de wettelijke kaders zelf de leges vast te stellen.

Onderdeel C (artikel 25 Paspoortwet)

Dit betreft een redactionele verbetering. Hiermee wordt verduidelijkt dat de standaard procedure van toepassing is als het gaat om het signaleren van personen op grond van artikel 23b Paspoortwet. Dat houdt in dat de Minister van Veiligheid en Justitie de signalering meldt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met daarbij de grond dat het om een uitreisverbod gaat. Zodra deze grond tot signalering is vervallen – te weten het uitreisverbod – doet de Minister van Veiligheid en Justitie daarvan afzonderlijk mededeling aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Door deze benadering is duidelijk wanneer de signalering moet worden geschrapt, ook indien het uitreisverbod eerder zou worden opgeheven of juist zou worden verlengd.

Onderdeel D (artikelen 47 Paspoortwet)

Met deze wijziging wordt een omissie hersteld. Er wordt voorkomen dat een uitreisverbod tevens inhoudt dat een op aanvraag verstrekte vervangende Nederlandse identiteitskaart van rechtswege vervalt.

Onderdeel E (artikel VI van deze wet)

Dit betreft een taalkundige verbetering.

Onderdelen F en G (artikel VIa, VIb en VIc van deze wet)

Deze artikelen regelen erin dat de voorgestelde wijzigingen van de Paspoortwet ongedaan worden gemaakt. Deze artikelen treden in werking op het tijdstip dat de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding vervalt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk