Voorgesteld 26 september 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de invoering van het gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding met veel onduidelijkheid gepaard gaat terwijl de wet glashelder is;
overwegende dat medewerkers in met name het openbaar vervoer zich bij de handhaving van de wet niet gesteund voelen, doordat eenduidige afspraken ontbreken over het aanspreken van mensen op de overtreding van het verbod;
verzoekt de regering, met de uitvoerende sectoren uit te werken hoe binnen de al bestaande taken en bevoegdheden, zoals door uitvoerende sectoren zelf vastgelegd in gebruikersovereenkomsten en huisregels, het aanspreken op en handhaven van het verbod op gezichtsbedekkende kleding door alle instellingen waarop het verbod van toepassing is kan worden verzekerd;
verzoekt de regering tevens, de Kamer nog dit kalenderjaar over deze verscherpte aanpak en afspraken te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Wiersma
Van der Molen
Stoffer
Van der Graaf