Ontvangen 24 juni 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 9, eerste lid, onderdeel f als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel 1° vervalt: of.
2. Onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van subonderdeel 2 worden twee subonderdelen toegevoegd, luidende:
3°. nadelige gevolgen die voor het milieu worden veroorzaakt, of
4°. de volksgezondheid.
II
In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 13 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e vervalt: of.
2. Onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van onderdeel f worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
fa. de nadelige gevolgen die voor het milieu worden veroorzaakt,
fb. het belang van de volksgezondheid, of
fc. andere belangen.
III
In artikel I, onderdeel O, wordt artikel 36 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «voor zover het winnen van delfstoffen niet geschiedt in het continentaal plat,» en wordt «daarvan, of» vervangen door: daarvan,.
2. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van het eerste lid, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. indien nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan, of
d. indien de volksgezondheid wordt geschaad.
3. In het tweede lid vervalt: , indien deze gerechtvaardigd worden door een grond als genoemd in het eerste lid.
IV
In artikel I, onderdeel Oa, wordt «In artikel 40, twaalfde lid,» vervangen door: Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede, derde, vierde en zevende lid wordt «het milieu» vervangen door: het milieu, de veiligheid of de volksgezondheid.
2. In het twaalfde lid.
De Minister verklaart soms in Kamerdebatten dat het hem eigenlijk juridisch gezien niet vrij staat om een vergunning te weigeren, vanwege belemmeringen in de mijnbouwwet- en regelgeving. In de mijnbouwwet bestaan op dit moment maar een beperkt aantal weigerings- en intrekkingsgronden. In de praktijk is alleen de bescherming van natuur geregeld voor zover dit is vastgelegd in de te beschermen waarden van Natura 2000-gebieden. Andere belangrijke maatschappelijke waarden zoals milieuwaarden die te maken hebben met landschappelijke waarden, zoals bijvoorbeeld openheid, en de noodzaak voor behoud van een goede grondwater- en drinkwaterkwaliteit zijn geen weigeringsgrond bij de toetsing van mijnbouwexploratie en winningsvergunningen. De weigeringsgronden staan in de artikelen 7, 8 en 9 van de Mijnbouwwet.
De indieners willen met dit amendement regelen dat het belang van milieu en natuurbescherming, veiligheid en volksgezondheid, waterwinning en de mogelijkheid van schade door bodembeweging bij de beoordeling van de vergunningaanvraag als weigeringsgrond dienen. Bij milieu moeten dan alle relevante aspecten worden gewogen: landschappelijke waarden, waterkwaliteit, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluid en stank. Uitgangspunt moet zijn dat de leefomgevingskwaliteit niet mag verslechteren. De artikelen 13 en 36 worden zodanig aanpast dat in de vergunningen en winningsplannen beperkingen en voorschriften kunnen worden gesteld, die verder gaan dan de louter technische beperkingen en voorschriften van art. 11 en 12. Deze beperkingen en voorschriften kunnen niet alleen betrekking hebben op het milieu, de veiligheid of de volksgezondheid, maar ook op het stellen van nadere eisen aan de schade-afhandeling en maatschappelijk draagvlak, die op onderdelen nader kunnen worden uitgewerkt op het niveau van de vergunning. De Raad van State concludeerde eerder dat het amendement zal bewerkstellingen dat op ten minste drie beoordelingsmomenten grofweg hetzelfde toetsingskader gehanteerd zal worden in de zin dat in elk van de drie fasen – opsporings- en winningsvergunning; winningsplan; Wabo-vergunning – getoetst zal worden aan de belangen van voorkoming van schade en negatieve gevolgen voor milieu, veiligheid en volksgezondheid. De indieners zijn van mening dat dit gerechtvaardigd is vanuit de impact van mijnbouwactiviteiten, om die zelfde reden zijn indieners van mening dat deze toetsing zo vroeg mogelijk in het proces dient plaats te vinden. Ter relativering van de ingrijpendheid van deze wijziging merkt de Raad van State op, dat de vergunningenhouder thans reeds alle maatregelen moet nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden ter voorkoming van onder meer nadelige milieugevolgen, schade en veiligheid (artikel 33 Mbw). Wat betreft de uitbreiding van de toetsingscriteria voor het verlenen van instemming met het winningsplan is veeleer sprake van een nadere invulling van het ruime schadebegrip in artikel 36, eerste lid, en artikel 40, derde lid, Mbw.
Van Tongeren