Ontvangen 21 maart 2016
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Op de huisvestingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de huisvestingsverordening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 5, 6, 8, 9, eerste lid, 18, 19 en 32 tot en met 35 van de Huisvestingswet 2014 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in die artikelen voor «artikel 7» wordt gelezen: de artikelen 8, 9 en 10 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
B
Na artikel I, onderdeel D, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Da
In artikel 8 vervallen het derde lid en het vierde lid.
Db
In artikel 9, tweede lid, wordt na «artikel 12, eerste lid,» ingevoegd: of artikel 14,
C
In artikel I, onderdeel E, vervalt het vierde lid van artikel 10 en worden het vijfde en zesde lid vernummerd tot vierde en vijfde lid.
D
Artikel II komt te luiden:
De Huisvestingswet 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, tweede lid, wordt «Gebieden, bedoeld in artikel 5, eerste lid» vervangen door: Complexen, straten of gebieden als bedoeld in artikel 5, eerste, tweede of derde lid.
B
In artikel 15 worden onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
3. Indien de woonruimte is gelegen in een op grond van artikel 5, tweede lid van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aangewezen complex, straat of gebied, kan de huisvestingsvergunning worden geweigerd, indien een of meer woningzoekenden, aan wie op grond van artikel 9 van die wet voorrang wordt gegeven, in aanmerking wensen te komen voor die woonruimte.
4. De vergunning wordt voor de woonruimte die gelegen is in een op grond van artikel 5, eerste of derde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek aangewezen complex, straat of gebied, in afwijking van het eerste lid, geweigerd, indien de woningzoekende niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8 of artikel 10 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
Deze nota van wijziging betreft een wetstechnische wijziging met als doel de afstemming tussen de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet 2014 explicieter te regelen.
In artikel 1, onderdeel a, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek is de «huisvestingsvergunning» reeds gedefinieerd als de vergunning, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingwet 2014. In artikel 1, onderdeel c, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek is de «huisvestingsverordening» reeds gedefinieerd als de verordening, bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet 2014. Daarmee is bedoeld om de relevante bepalingen van de Huisvestingswet 2014 ook van toepassing te laten zijn op de huisvestingsverordeningen en -vergunningen voor complexen, straten of gebieden die zijn aangewezen op basis van artikel 5 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
In artikel 8, derde en vierde lid van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en ook in het voorgestelde artikel 10, vierde lid, wordt een aantal artikelen van de Huisvestingswet 2014 expliciet van toepassing verklaard of niet van toepassing verklaard. Daardoor kan de indruk ontstaan dat alleen de van toepassing verklaarde artikelen van de Huisvestingswet 2014 gelden met betrekking tot de huisvestingsverordening en -vergunning voor de aangewezen gebieden. Dit heeft in de uitvoeringspraktijk bij gemeenten een aantal vragen opgeroepen. Het is gebleken dat voor gemeenten niet altijd duidelijk is welke (handhavings)bepalingen uit de Huisvestingswet 2014 nu wel of niet van toepassing kunnen zijn in de complexen, straten of gebieden die zijn aangewezen op basis van artikel 5, eerste, tweede of derde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Om de onderlinge samenhang tussen beide wetten explicieter te regelen en daarmee deze onduidelijkheid weg te nemen wordt derhalve een aantal wijzigingen van de Huisvestingswet 2014 en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek voorgesteld.
Daartoe wordt op de eerste plaats een nieuw lid toegevoegd aan artikel 1 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek waarin wordt bepaald dat de artikelen 5, 6, 8, 9, eerste lid, 18, 19 en 32 tot en met 35 van de Huisvestingswet 2014 van overeenkomstige toepassing zijn.
Verder wordt een wijziging in de Huisvestingswet 2014 aangebracht. In artikel 15 van de Huisvestingswet 2014, wordt bepaald hoe de vergunningverlening plaatsvindt indien er voorschriften op basis van de Huisvestingswet 2014 én van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek van kracht zijn. In het nieuwe vierde lid van artikel 15 van de Huisvestingswet 2014 wordt geregeld dat woningzoekenden die beantwoorden aan de overige criteria van de huisvestingsverordening, een huisvestingsvergunning geweigerd wordt voor een woonruimte in een complex, straat of gebied, dat is aangewezen op grond van artikel 5, eerste of derde lid, indien ze geen inkomen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, hebben of indien er een gegrond vermoeden is dat hun huisvesting zal leiden tot een toename van overlast en criminaliteit in dat complex, die straat of dat gebied (artikel 10, eerste lid van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek).
Verder wordt ook het tweede lid van artikel 9 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek gewijzigd. Daarin wordt bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepaalt of aan woningzoekenden met bepaalde sociaaleconomische kenmerken voorrang wordt gegeven boven urgent woningzoekenden (artikel 12, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014) en aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding (artikel 14 van de Huisvestingswet 2014).
Door deze wijziging wordt het duidelijk dat de artikelen 5, 6, 8, 9, eerste lid, 18, 19 en 32 tot en met 35 van de Huisvestingswet 2014, van overeenkomstige toepassing zijn op de huisvestingsvergunning en -verordening voor complexen, straten of gebieden die aangewezen zijn op basis van artikel 5, eerste, tweede of derde lid van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Indien deze complexen, straten of gebieden zijn gelegen in gemeenten waar een huisvestingsverordening in verband met schaarste van toepassing is, dan wordt in artikel 15 van de Huisvestingswet 2014 geregeld hoe de samenloop daarvan is met de van toepassing zijnde maatregel uit de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok