Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2017
Bij de behandeling van de wet Grondgebonden Groei melkveehouderij is door de leden Geurts (CDA) en Dik Faber (ChristenUnie) een amendement aangenomen (Kamerstuk 34 295, nr. 14) om voeder-mestovereenkomsten mogelijk te maken in het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij. Het amendement beoogt regionaal afgezette mest op basis van voeder-mestovereenkomsten in mindering te brengen op het melkveefosfaatoverschot, omdat dit aansluit op de praktijk en omdat op deze wijze regionale kringlopen worden bevorderd. Het amendement heeft mogelijk gemaakt dat hiervoor een algemene maatregel van bestuur kan worden opgesteld.
In de toelichting op het amendement wordt aangegeven dat bekeken moet worden in hoeverre dit uitvoerbaar is en wat het effect is op het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij. Dit stelsel heeft als doel de groei van de melkveehouderij af te remmen. Dit gebeurt doordat bij groei van een melkveebedrijf, waardoor het fosfaatoverschot toeneemt tot boven de 20 kg per hectare, deze groei voor een vastgesteld deel moet worden opgevangen door het verwerven van grond en dat de rest van het toegenomen overschot moet worden verwerkt. In bijgevoegd onderzoek1 heeft Wageningen Universiteit in kaart gebracht wat het effect van het uitvoeren van het amendement Geurts/Dik Faber is op het doel van het stelsel en in hoeverre het uitvoerbaar is.
Het rapport geeft aan dat wanneer melkveehouders hun melkveefosfaatoverschot kunnen verkleinen door het afsluiten van voeder-mestovereenkomst de sector gemiddeld over Nederland 26% kan groeien. Regionaal kan dit zelfs oplopen tot 60–80%. Hierbij is geen rekening gehouden met de introductie van het stelsel van fosfaatrechten (beoogde inwerkingtreding 1 januari 2018) en bijvoorbeeld het effect van natuurgebieden op de ontwikkeling van de melkveehouderij. Wanneer akker- en tuinbouwgewassen worden omgezet naar voedergewassen kan deze groei nog groter zijn. Het rapport geeft aan dat de combinatie van de Wet grondgebondenheid met de toelating van voeder-mestovereenkomsten door de geboden groeiruimte nauwelijks bij zal dragen aan het meer grondgebonden worden van de melkveehouderij. Door de voeder-mestovereenkomsten biedt de wet grondgebonden groei zoveel ruimte dat deze niet beperkend zal zijn voor een verdere intensivering van melkveebedrijven.
Daarnaast heeft Wageningen Universiteit ook gekeken naar de uitvoerbaarheid van voeder-mestovereenkomsten als onderdeel van het stelsel. Het onderzoek geeft aan dat het zal leiden tot uitvoeringsproblemen. Zo is er momenteel geen borging voor de daadwerkelijke levering van ruwvoer aan melkveehouders en zal hierbij ook aan hoeveelheidsbepaling gedaan moeten worden wanneer wordt gestreefd naar evenwichtsbemesting. Ook is de registratie van de betrokken percelen een complicerend element in de handhaving.
Gezien de resultaten van dit onderzoek, zowel qua effectiviteit als uitvoerbaarheid, heb ik besloten geen gebruik te maken van de mogelijkheid die het amendement biedt om met een algemene maatregel van bestuur voeder-mestovereenkomsten binnen het stelsel van een verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij mogelijk te maken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten