Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het vragen van een toeslag voor het gebruik van betaalkaarten te verbieden omdat een toeslag concurrentieverstorend werkt en nadelig uitpakt voor consumenten;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 230k, lid 1, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden:

  • 1. De handelaar vraagt geen vergoeding aan de consument voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel.

ARTIKEL II

In artikel 520, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vervalt: een vergoeding vraagt of.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verbod toeslag gebruik betaalkaarten.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,