Vastgesteld 19 oktober 2015
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz. |
||
---|---|---|
Algemeen |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Doelstelling |
2 |
3. |
Nadere duiding van de onderwerpen |
3 |
3.1 |
Overbruggingszorg |
3 |
3.2 |
Subsidieregeling orthocommunicatieve behandeling van autisme |
6 |
3.3 |
Trekkingsrecht persoonsgebonden budget |
7 |
3.4 |
Logeeropvang |
8 |
4. |
Effecten op administratieve lasten en regeldruk |
9 |
Artikelsgewijs |
9 |
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de voorstellen voor wijziging van de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet (Zvw) gelezen. Met deze wijzigingen worden enkele wetstechnische punten gewijzigd en wordt de overbruggingszorg voor cliënten in de Wlz geregeld, alsmede het borgen van een subsidieregeling voor orthocommunicatieve behandeling van autisme en het mogelijk maken van het controleren van de arbeidsrechtelijke aspecten in de bij contract geregelde relatie tussen budgethouder en de aanbieder van ondersteuning of jeugdzorg.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet. Genoemde leden vinden het ronduit slordig dat na de invoering van drie grote stelselveranderingen binnen een jaar nog een nieuwe wijziging van vier wetten moet plaatsvinden, omdat vergeten is bepaalde zaken te regelen. Deze leden vragen de regering hoe het komt dat op veel punten wijzigingen noodzakelijk zijn. Voorts hebben zij een aantal vragen over het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijzigingen die in dit wetsvoorstel door de regering naar voren worden gebracht. De regering wil hiermee een aantal onduidelijkheden in de diverse zorgwetten verduidelijken dan wel regelen.
De leden van de CDA-fractie willen graag van deze mogelijkheid gebruikmaken om verduidelijkende vragen te stellen. Genoemde leden willen in het bijzonder duidelijkheid verkrijgen over de overbruggingszorg, wanneer stopt de Wet maatschappelijke ondersteuning (al dan niet in combinatie met de Zvw) en begint de zorg in de Wlz. Tevens vragen zij of de afspraken van 4 september 2015 invloed zouden moeten hebben op dit wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijzigingen, maar hebben hierover nog wel een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet. Hierover hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar het bredere kader waarop de regering doelt bij het voorleggen aan een college van burgemeester en wethouders van een machtiging uithuisplaatsing aanvraag bij de rechter. Kan de regering uitgebreid ingaan op welk breder kader hier gedoeld wordt? Welke route qua wet- en regelgeving wil de regering nu gaan volgen en wat is de termijn waarop zij de Kamer hierover wil informeren? Wat houdt het schrappen van deze bepaling in voor de kinderen en jongeren die in de komende periode mogelijk met spoed een uithuisplaatsing nodig hebben?
De leden van de SP-fractie vragen welke taken van het Zorginstituut Nederland verder verduidelijkt moeten worden. Zijn deze taken tot op heden niet duidelijk geweest en wat zijn daarvan de mogelijke gevolgen geweest? Deze leden vragen ook wat de consequenties van de nieuwe of meer duidelijke taken voor het Zorginstituut zijn. Heeft het Zorginstituut hiervoor voldoende capaciteit en middelen of is uitbreiding noodzakelijk? Zo ja, dan vragen deze leden op welke wijze dit gerealiseerd wordt.
De leden van de PvdA-fractie grijpen de voorliggende wijziging van de Wlz aan om enkele nadere vragen te stellen over het overgangsrecht voor mensen met een volledig pakket thuis (vpt) en met een laag zorgzwaartepakket. Deze cliënten dienen in 2015 een keuze te maken of zij intramuraal in een instelling gaan wonen (en onder de Wlz gaan vallen) of dat ze thuis zorg willen ontvangen (vanuit de Wmo en Zvw) en zelf de woonlasten dragen. Deze leden vinden dit onwenselijk. In de praktijk leidt dit er namelijk toe dat mensen onnodig moeten verhuizen. Het zou mogelijk moeten zijn voor deze groep cliënten om ook door middel van een volledig pakket thuis hun zorg te kunnen organiseren zoals zij nu al doen en dus onder de Wlz te vallen, zonder intramurale zorg te moeten kiezen. Hiertoe hebben de leden Potters (VVD) en Otwin van Dijk (PvdA) een amendement ingediend (Kamerstuk 34 279, nr. 5). Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat voorkomen moet worden dat mensen onnodig moeten verhuizen? Is de regering het tevens eens met deze leden dat continuïteit van zorg zoveel mogelijk geborgd dient te worden? Kan de regering een eerste reactie geven op dit amendement? De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een toelichting van de regering.
De regering geeft aan dat voor verzekerden die aangeven naar een instelling te willen verhuizen, en die voorafgaand aan de Wlz-indicatie de zorg en ondersteuning die viel onder de Zvw en/of de Wmo/Jeugdwet regelden met behulp van een persoonsgebonden budget (pgb), dit kunnen blijven doen in het geval van overbruggingszorg. Een aantal voorwaarden dat geldt voor deze
persoonleveringsvorm zal niet van toepassing zijn in geval van overbruggingszorg, aldus de regering. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de voorwaarde om een budgetplan te overleggen. Het een en ander gaat uitgewerkt worden in een ministeriële regeling, maar de leden van de VVD-fractie vragen of de regering toch nader kan ingaan op andere specifieke voorwaarden die niet van toepassing zullen zijn.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling geconstateerd dat overbruggingszorg geregeld wordt in de Wlz, zodat verzekerden die in afwachting zijn van hun verblijf in een instelling niet zonder de voor hen noodzakelijke zorg zitten en tijdelijk thuis de benodigde zorg kunnen ontvangen. Deze leden vinden ook dat deze zorg onder de Wlz dient te vallen. Over enkele opmerkingen in de wijziging hebben deze leden een vraag. Genoemde leden lezen dat cliënten vaak reeds enige vorm van zorg thuis via een gemeente en/of zorgverzekeraar hebben. Als gemeente en zorgverzekeraar bereid zijn om de zorg te continueren, en indien nodig te verzwaren, tot het moment dat de plek in de instelling beschikbaar komt, moet dat ondanks dat een recht tot verblijf is verkregen ook mogelijk zijn. Dit kan in het belang van de cliënt zijn en geeft continuïteit van hulpverleners. Deze leden delen het belang van deze mogelijkheid. Zij lezen echter dat de wetswijziging op dit aspect niet ziet, maar dat gemeente en verzekeraar afspraken kunnen maken met het zorgkantoor over het vergoeden van deze zorg. De leden van de fractie van de PvdA vragen of hier altijd het belang van de cliënt voorop staat. Waarom is er in deze wetswijziging niet voor gekozen ook deze mogelijkheid wettelijk te borgen, zodat continuïteit van zorg in een dergelijke situatie altijd geborgd is? Hiermee is het belang van de cliënt toch beter gediend? Kan de regering dit nader toelichten? Wordt de benodigde overbruggingszorg, indien nodig, ook vanuit gemeente en zorgverzekeraar verder vergoed indien de cliënt hierbij belang heeft?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de overbruggingszorg niet eerder expliciet is opgenomen in de Wet langdurige zorg. Welke problemen zijn op dit moment aan de orde, waardoor de regering inziet dit nader te moeten regelen? Genoemde leden vragen hoeveel mensen op dit moment een indicatie hebben voor overbruggingszorg en wat dit percentage in de afgelopen jaren was. Welke verschillen zijn over deze jaren te constateren? Voorts willen deze leden weten hoe vaak het voorkomt dat mensen wachten op een plek in een voorkeursinstelling en deze niet binnen een redelijke termijn kan worden vervuld. Met welke reden behoort het niet tot de zorgplicht van zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat een verzekerde binnen een redelijke termijn in de instelling van zijn of haar voorkeur kan verblijven?
De regering geeft aan dat het tot de zorgplicht van de zorgkantoren behoort om cliënten op een redelijke afstand een plek in een instelling aan te bieden. Wat is de exacte definitie van een «redelijke afstand», zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan de regering aangeven wat zij een acceptabele afstand of reistijd vindt voor familie of vrienden om de betreffende instelling te bereiken? Deze leden herinneren de regering aan dezelfde onduidelijkheid rondom de term «redelijke afstand» die speelt bij de onder budgetpolissen gecontracteerde ziekenhuizen.
De regering geeft aan dat zodra mensen overbruggingszorg nodig hebben, maar nog wachten op een plek in hun voorkeursinstelling, zij gebruik kunnen maken van een volledig pakket thuis of een modulair pakket thuis (mpt). De regering geeft aan dat er met betrekking tot overbruggingszorg andere voorwaarden gelden voor een mpt of een vpt omdat dit tijdelijk is. Kan de regering aangeven welke voorwaarden niet van toepassing zijn of gewijzigd zijn voor mensen met een indicatie voor overbruggingszorg? De leden van de SP-fractie vragen waarom deze wetswijziging niet het aspect heeft opgenomen dat zorgverzekeraars en gemeenten gezamenlijk overbruggingszorg bieden, zodat een volledig pakket thuis of een modulair pakket thuis niet nodig is. Kan de regering dit toelichten? Tevens willen deze leden weten met welke reden mensen geen gebruik kunnen maken van overbruggingszorg gefinancierd door een persoonsgebonden budget als zij deze voorheen niet hadden. Welke argumenten geeft de regering hiervoor?
De regering geeft aan dat in een ministeriële regeling zal worden aangegeven welke nadere voorwaarden er komen voor het verstrekken van overbruggingszorg. De leden van de SP-fractie vragen wanneer de ministeriële regeling naar de Kamer wordt verzonden. Voorts constateren genoemde leden dat de regering deze voorwaarden samen met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) nader gaat uitwerken. Zijn ook andere partijen zoals zorgaanbieders, zorgprofessionals en patiënten- en cliëntenorganisaties bij deze uitwerking betrokken?
De leden van de SP-fractie constateren dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en ZN instemmen met de wijze waarop overbruggingszorg in het voorliggende wetsvoorstel wordt geregeld. Heeft de regering dit wetsvoorstel ook voorgelegd aan zorgaanbieders, zorgprofessionals en zorgbehoevende mensen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat een verzekerde geen overbruggingszorg kan krijgen in afwachting van verblijf in een instelling van zijn voorkeur, terwijl elders binnen een redelijke afstand wel een geschikte verblijfsinstelling aanwezig is.
Kan de regering concreet omschrijven wat een redelijke afstand is? Daarnaast vragen deze leden of hiermee de keuzevrijheid van mensen niet in het geding komt.
De regering stelt dat cliënten vaak ook al enige vorm van zorg thuis via een gemeente en/of een zorgverzekeraar hebben. Als gemeente en zorgverzekeraar bereid zijn om de zorg te continueren, en indien nodig te verzwaren, tot het moment dat de plek in de instelling beschikbaar komt, moet dat ondanks dat een recht tot verblijf is verkregen ook mogelijk zijn. Dit kan in het belang van de cliënt zijn en geeft continuïteit van hulpverleners. Het betreft hier een aanvullende wijze om de overbruggingsperiode in te vullen. Dit vinden genoemde leden een verwarrende alinea. Waarom kiest de regering hier ook voor en waarom maakt zij niet een wet verantwoordelijk voor het regelen van overbruggingszorg? Kan de regering dit uitgebreid toelichten? Mensen hebben toch immers een indicatie voor Wlz-zorg «op zak» maar kunnen deze alleen niet verzilveren voor een daadwerkelijke plaats.
Vervolgens stelt de regering dat de gemeente en verzekeraar afspraken kunnen maken met het zorgkantoor over het vergoeden van de kosten. Ook dit roept de nodige vragen op bij de leden van de CDA-fractie. Betekent dit automatisch dat de kosten voor zorg in de overbruggingsfase door het zorgkantoor vergoed worden? Of hangt dit nog van andere voorwaarden af en wat betekent dit voor het zorgkantoor in verband met het budget dat hiervoor noodzakelijk is? Gaan de kosten voor overbruggingszorg af van het totale beschikbare budget voor de contracteerruimte Wlz?
Voor cliënten die direct voorafgaand aan de Wlz-indicatie geen gebruik maakten van een vanuit de Zvw en/of Wmo/Jeugdwet, geldt dat zij tijdens de periode dat ze wachten op opname in een Wlz-instelling alleen kunnen kiezen voor overbruggingszorg in de vorm van een volledig pakket thuis of een modulair pakket thuis en niet voor een pgb. Kan de regering toelichten waarom deze keuze wordt gemaakt? Wat zijn de financiële effecten voor de rijksbegroting van deze keuzes?
Overbruggingszorg in welke vorm dan ook, geldt voor een periode van ten hoogste dertien weken. De leden van de CDA-fractie hebben begrip voor het feit dat de regering de overbruggingszorg wil maximeren. Maar deze leden vragen wel waarom er gekozen wordt voor een tijdsbestek van dertien weken. Het kan toch langer duren voordat er een plek vrijgekomen is. Kan er dan verlenging worden aangevraagd?
Vervolgens stelt de regering dat, omdat sprake is van overbruggingszorg voor een beperkte periode, het vereiste van een formele aanvraag niet aan de orde is.
De overbruggingszorg zal op initiatief van de Wlz-uitvoerder, in overleg met de cliënt, worden verstrekt. Het zorgkantoor koopt deze zorg in en voert de regeling uit. Maar wat betekent dit voor de zorgaanbieder die deze zorg gaat leveren? Gaat het leveren van overbruggingszorg aan een cliënt die thuis woont, af van de intramurale capaciteit die diezelfde zorgaanbieder heeft?
Indien de verzekerde niet binnen een redelijke termijn in een geschikte instelling kan verblijven kan hij overbruggingszorg krijgen. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de overbruggingszorg expliciet te regelen in artikel 3.3.6 van de Wlz. De leden van de PVV-fractie vragen wat in dit verband wordt verstaan onder een redelijke termijn. Een indicatie voor opname in een Wlz-instelling krijgt men tenslotte niet zomaar.
De verzekerde kan geen overbruggingszorg krijgen in afwachting van verblijf in een instelling van zijn voorkeur, terwijl elders binnen een redelijke afstand wel een geschikte verblijfsinstelling aanwezig is. Wat is in dit geval een redelijke afstand en wie bepaalt dat, zo vragen deze leden. Wordt hierbij bijvoorbeeld ook naar de mobiliteit van partner en/of kinderen gekeken?
Aangezien de overbruggingszorg tijdelijk geleverd zal worden, en dus als het ware een noodvoorziening is, is een aantal voorwaarden dat geldt voor een modulair pakket thuis of volledig pakket thuis tijdens deze overbruggingsperiode niet van toepassing. Gedacht kan worden aan de voorwaarde dat de zorg doelmatig moet zijn en dat er een aanvraag ingediend moet worden. Wat moeten de leden van de PVV-fractie zich voorstellen bij ondoelmatige zorg?
Als gemeente en zorgverzekeraar bereid zijn om de reeds aanwezige zorg te continueren, en indien nodig te verzwaren, tot het moment dat de plek in de instelling beschikbaar komt, moet dat ondanks dat een recht tot verblijf is verkregen ook mogelijk zijn. De leden van de PVV-fractie vinden dit een beetje vrijblijvend. Zou dit niet gewoon een plicht moeten zijn?
Voor een korte periode van overbrugging tot opname in een instelling is het niet wenselijk om dan te kiezen voor een pgb. Overbruggingszorg in welke vorm dan ook, geldt alleen voor een periode van ten hoogste dertien weken. Waarom niet, willen de leden van de PVV-fractie graag weten.
De leden van de D66-fractie lezen dat een aantal voorwaarden die gelden voor een modulair pakket thuis of volledig pakket thuis niet van toepassing zijn tijdens de overbruggingsperiode, waarbij gedacht moet worden aan de voorwaarde dat de zorg doelmatig moet zijn en dat er een aanvraag ingediend moet worden. Deze leden vernemen graag alle voorwaarden die niet zullen gelden voor de overbruggingszorg ten opzichte van een modulair pakket thuis of volledig pakket thuis. Ook krijgen zij graag een overzicht van de voorwaarden waaraan de overbruggingszorg wel moet voldoen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er voor overbruggingszorg in de vorm van een pgb een aantal voorwaarden niet van toepassing is. Ook op dit punt krijgen deze leden graag een toelichting welke voorwaarden wel en niet zullen gelden.
Genoemde leden willen graag weten wanneer de ministeriele regeling, waarin de voorwaarden voor het verstrekken van de overbruggingszorg worden opgenomen, naar de Kamer zal worden gezonden.
De leden van de D66-fractie merken op dat de overbruggingsvorm geldt voor een periode van ten hoogste dertien weken. Voor verpleging en verzorging intramuraal met behandeling wordt zes weken echter gezien als redelijke termijn waarbinnen cliënten op een redelijke afstand waarvan zij wonen of willen gaan wonen in een instelling kunnen gaan verblijven. Zal voor deze cliënten de overbruggingszorg dan ook maximaal zes weken bedragen?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat orthocommunicatieve behandeling van autisme per 1 januari 2015 nog onder de Wlz vergoed wordt, omdat dit geen onderdeel is van de extramurale behandeling van mensen met een zintuiglijke handicap die onder de Zvw is gebracht in het kader van de hervorming van de langdurige zorg. Deze vorm van behandeling is namelijk nog niet bewezen effectief en wordt daarom nog niet in het basispakket van de Zvw opgenomen. Pas wanneer er een gedegen onderzoeksvoorstel ligt naar de effecten van deze zorg kan het Zorginstituut een advies geven aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het toelaten van deze zorg, zo lezen deze leden. Indien de zorg op termijn voorwaardelijk wordt toegelaten tot het basispakket zullen de huidige beschikbare middelen onder de Wlz worden overgeheveld naar de Zvw. Kan nader aangegeven worden welke voorwaarden er gesteld zullen worden? Welke effecten zullen deze voorwaarden hebben op gebruikers van deze zorg? Wat gebeurt er met deze vorm van zorg als de zorg niet wordt toegelaten tot het basispakket onder de Zvw?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom orthocommunicatieve behandeling van autisme niet eerder is geregeld in de decentralisatiewetten. Met welke reden kon het tijdelijk subsidiëren van deze behandeling niet afgerond worden per 2015? Voorts willen deze leden weten waarom deze behandeling tijdelijk gesubsidieerd wordt en niet structureel.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom er nog geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar deze behandeling. Kan de regering nader toelichten waarom dit niet het geval is? Kan de regering tevens aangeven waarom er per se voor 31 december 2015 een deugdelijk voorstel moet liggen voor het opnemen van een voorwaardelijke toelating? Kan dit niet op een later moment, zodat nieuwe patiënten deze behandeling kunnen aanvragen en bestaande patiënten deze behandeling kunnen behouden?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat op 25 juni 2013 het Zorginstituut heeft aangegeven dat bovengenoemde zorg wellicht in aanmerking kan komen voor een voorwaardelijke toelating. Het Zorginstituut heeft op 13 april 2015 het advies «Voorwaardelijke toelating tot het basispakket 2016» uitgebracht. Orthocommunicatieve behandeling bij een autisme-spectrumstoornis is door het Zorginstituut als relevant en haalbaar voor voorwaardelijke toelating beoordeeld. Onderdeel van de procedure van voorwaardelijke toelating is wetenschappelijk onderzoek. Op dit moment is er nog geen sprake van een onderzoeksvoorstel van voldoende kwaliteit. Kan de regering toelichten waarom er nog geen onderzoeksvoorstel ligt? Genoemde leden begrijpen dat de regering vindt dat de zorgcontinuïteit geborgd moet worden en de zorg tijdelijk als zijnde een subsidieregeling onder de Wlz wordt gezet, maar wat als de voorwaardelijke toelating uiteindelijk niet leidt tot een definitieve toelating in de Zvw? Blijft deze zorg dan als subsidieregeling in de Wlz?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ook verantwoordelijk is voor het budgetbeheer en de mogelijke werkgeverstaken die voor de budgethouder voortvloeien uit diens overeenkomst met de derde. Voorliggende wetswijzigingen willen zowel in de Wmo 2015 als de Jeugdwet opnemen dat mogelijk wordt per delegatiebepaling dat de in het kader van de Wmo 2015 en de Jeugdwet gesloten contracten de goedkeuring van de SVB behoeven. De SVB zal dan tevens ook kunnen nagaan of de arbeidsrechtelijke aspecten goed zijn geregeld en of de in het contract geregelde relatie tussen budgethouder en de aanbieder van ondersteuning of jeugdhulp ertoe zal leiden dat de budgethouder werkgeversverplichtingen krijgt. Deze leden vinden dit een goede zaak, maar vragen op welke wijze deze controle zal plaatsvinden en of dit tot extra bureaucratische lasten zal leiden voor budgethouder en/of zorgverlener. Kan de regering hierop een nadere toelichting geven?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom in het Besluit langdurige zorg (Blz) is verzuimd om de bepaling met betrekking tot de werkzaamheden van de SVB op te nemen in de Wmo 2015 en de Jeugdwet, terwijl dit in de Wlz wel was opgenomen. Welke consequenties heeft dit voor de huidige taken van de SVB? Kan de regering dit nader toelichten?
Tot de uitvoerende taken van de SVB behoren ook het registreren, adviseren, afdragen van belasting, administreren, toetsen op de door het college gestelde voorwaarden en het faciliteren van verplicht werkgeverschap van de budgethouder. De regering stelt dat in het Besluit langdurige zorg in verband met het kunnen uitvoeren van bovengenoemde taken is geregeld dat de tussen de budgethouder en zorgaanbieder gesloten zorgovereenkomst de goedkeuring van de SVB behoeft.
Zo’n bepaling ontbreekt nog in de regelgeving op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Voorliggend wetsvoorstel bevat in die wetten op te nemen delegatiebepalingen, op grond waarvan het mogelijk wordt gemaakt dat bij ministeriële regeling geregeld wordt dat ook in het kader van het pgb Wmo 2015 of het pgb Jeugdwet gesloten contracten de goedkeuring van de SVB behoeven, wil de SVB op grond van die overeenkomsten ingediende declaraties betalen.
De leden van de CDA-fractie vragen in de eerste plaats of een extra taak bij de SVB neerleggen nu opportuun is. Kan de regering dit toelichten?
Daarbij zijn genoemde leden het eens met de kritiek van de Raad van State op dit punt, die stelt dat het aannemelijk is dat de voornoemde eis van goedkeuring voor budgethouders tot een verhoging van de administratieve lastendruk zal leiden. Is hierover overleg geweest met Per Saldo, zo vragen deze leden. En hoe verhoudt zich dit tot het punt dat men de pgb-regeling eenvoudiger wil maken voor de budgethouder en er op dit moment een regeling wordt tussengevoegd? Hoe verhoudt zich dit tot de afspraken die op 4 september 2015 gemaakt zijn tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de SVB en VWS over het onderbrengen van SVB-taken bij gemeenten? Is het geen wijsheid met instandhouding van het trekkingsrecht als zodanig meerdere taken bij de gemeenten neer te leggen waaronder de betalingstaak?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de eis is geëvalueerd dat een pgb-houder in het geval van logeren naast de zorgkosten alleen de verblijfskosten vergoed kan krijgen indien het logeren plaatsvindt in een instelling die op grond van de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) is toegelaten. De Wtzi-eis zal voor logeeropvang komen te vervallen en er zullen aanvullende eisen worden gesteld. Dit omdat er negatieve neveneffecten zijn opgetreden door deze eis op tafel te leggen. Kan er nader aangegeven worden welke eisen er gesteld zullen worden? Op welke wijze wordt de kwaliteit van zorg van het logeren geborgd? Op welke wijze houdt bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) nog toezicht? Deze leden begrijpen het laten vallen van de Wtzi-eis, maar zij vinden de borging van kwaliteit van zorg, omdat het vaak om kwetsbare kinderen gaat, zeer belangrijk. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een nadere toelichting van de regering.
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de wijzigingen met betrekking tot de logeeropvang. Zij vragen welke ongewenste neveneffecten de Wtzi-eis heeft voor logeeropvangcentra. Hoe komt het dat kleinschalige woonzorgvoorzieningen moeite hebben met transparantie-eisen met betrekking tot hun bestuursstructuur? Kan de regering nader toelichten om welke problemen het hier gaat? En waarom wil de regering overgaan tot het besluit om de Wtzi-eis voor deze woonvormen te laten vervallen? Kan de regering toelichten wanneer een aanbieder van logeeropvang precies buiten de Wtzi valt? En wat als een aanbieder meer dan alleen logeeropvang biedt? Genoemde leden constateren dat de regering in een AMvB wil regelen dat er voorwaarden komen dat een logeeropvang moet voldoen aan een beschermende woonomgeving. Deze leden vinden dit wel erg vrijblijvend. Aan welke voorwaarden denkt de regering precies? Kan zij dit nader toelichten? Voorts constateren de leden van de SP-fractie dat de zorgkantoren met behulp van materiële controles en huisbezoeken controleren of logeeropvangcentra aan de regels voldoen. Met welke reden kiest de regering ervoor om controles bij de zorgverzekeraars te beleggen? Is dit nu niet juist een taak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Deze leden vragen een uitgebreide toelichting op dit punt. Verder zijn genoemde leden benieuwd wat de regering nu precies verstaat onder het normenkader dat zij momenteel met andere partijen maakt met betrekking tot het bieden van respijtzorg aan mantelzorgers en het in stand houden van logeeropvangaanbieders.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat de regering heeft besloten om de Wtzi-eis voor logeeropvang te laten vervallen. Daarvoor in de plaats zullen bij algemene maatregel van bestuur andere voorwaarden worden gesteld. De regering denkt erover om als voorwaarde op te nemen dat logeeropvang dient te geschieden in een voor de verzekerde beschermende woonomgeving waarin hij samenhangende zorg geniet. Kan de regering de AMvB voor de plenaire wetsbehandeling naar de Kamer sturen? En zo nee, kan de regering dan meer voorwaarden geven waaraan zij op dit moment denkt.
De leden van de PVV-fractie zijn verheugd dat is besloten om de Wtzi-eis voor logeeropvang te laten vervallen. Daarvoor in de plaats zullen bij algemene maatregel van bestuur andere voorwaarden worden gesteld. Gedacht wordt aan de voorwaarde dat logeeropvang dient te geschieden in een voor de verzekerde beschermende woonomgeving waarin hij samenhangende zorg geniet. Deze leden vragen wel wie dit dan gaat bepalen. Ook vragen zij of er dan toch niet weer extra eisen gesteld kunnen gaan worden, waaraan de logeeropvang dan moet voldoen, een soort Wtzi-eisen light. Een beschermende woonomgeving is een veilige woon- en leefomgeving waar samenhangende zorg wordt geboden aan verzekerden die door hun beperkingen niet in staat zijn zelfstandig te leven en een mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen vormen.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering de SVB een weigeringsbevoegdheid wil geven. Kan de SVB dit wel aan, gezien de chaos waar zij al vele maanden mee te maken heeft en heeft zij hiervoor wel de adequate expertise? Kan de regering precies toelichten onder welke voorwaarden de SVB een contract, gesloten tussen de budgethouder en de aanbieder van zijn ondersteuning of jeugdhulp, zou mogen weigeren? Wat kan naast het arbeidsrecht een reden zijn tot weigering? En waarom geeft de regering aan dat gemeenten de expertise voor deze bevoegdheid ontberen? Welke signalen heeft de regering hiervoor en met welke reden wordt gemeenten dan niet deze expertise gegeven? Kan de regering dit nader concretiseren?
Artikel II, onderdeel B
In artikel II, onderdeel B, wordt een aanvulling van artikel 7.3.11, tweede lid, onder b, van de Jeugdwet voorgesteld. Hiermee wordt beoogd buiten twijfel te stellen dat de jeugdhulpverlener, indien hem dat geraden voorkomt, inlichtingen kan verschaffen aan de gezaghebbende ouders of de voogd van de jeugdige in de leeftijd van 12 tot 16 jaar, ook in het geval op grond van de wet voor het verlenen van jeugdhulp de toestemming van de ouders niet is vereist.
De leden van de VVD-fractie krijgen graag een toelichting op dit voorstel. Waarom wordt deze wijziging precies voorgesteld? Welk doel dient deze wijziging? Welke tekortkoming in de huidige situatie wordt hiermee gerepareerd? Kan de regering daarvan voorbeelden geven?
De leden van de D66-fractie hebben een vraag over de aanpassing van artikel II, onderdeel B. Is het nu zo dat door aanpassing van artikel 7.3.11, tweede lid, onder b, van de Jeugdwet geregeld zal worden dat jeugdhulpverleners, indien hen dat raadzaam lijkt, inlichtingen kunnen verschaffen aan de gezaghebbende ouders of voogd van de jeugdige in de leeftijd van 12 tot 16 jaar? Kan de regering voor deze leden verhelderen of er richtlijnen of instructies bestaan voor de interpretatie van «raadzaam»? En kan de regering toelichten waarom dit ook het geval kan zijn als op grond van de wet voor het verlenen van jeugdhulp de toestemming van de ouders niet is vereist? Graag ontvangen genoemde leden een verheldering over hoe in dit kader de privacy van het kind gewaarborgd blijft.
Artikel II, onderdeel E juncto artikel VI
De leden van de D66-fractie krijgen graag verhelderd of de artikelwijziging, die beoogt dat ouders van een jeugdige met een rechterlijke (spoed)machtiging voor gesloten jeugdhulp in een justitiële jeugdinrichting ouderbijdrage verschuldigd zijn, ook met terugwerkende kracht in werking zal treden? Het lijkt deze leden bijzonder onwenselijk als dit niet eerder kenbaar is gemaakt en nu met terugwerkende kracht teruggevorderd zal worden.
Artikel VI
De Raad van State adviseert de ongeclausuleerde mogelijkheid om terugwerkende kracht te verlenen te beperken tot de in de toelichting opgesomde gevallen en toe te lichten waarom terugwerkende kracht nodig is alsmede dat de terugwerkende kracht geen belasting voor burgers oplevert. In de inwerkingtredingsbepaling zijn de artikelen opgenomen waaraan voorgesteld wordt terugwerkende kracht te verlenen. Er wordt voorgesteld terugwerkende kracht te verlenen aan de artikelen betreffende de logeeropvang, de overbruggingszorg, de grondslag voor de subsidie voor orthocommunicatieve behandeling van autisme en het overgangsrecht voor pgb-houders die woonden in een kleinschalig wooninitiatief.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan uitleggen wat de financiële gevolgen zijn als bepaalde artikelen van dit wetsvoorstel met terugwerkende kracht ingaan.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens