Ontvangen 24 maart 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 3.3.6 na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. Indien de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, is verstreken, kan de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor na overleg met de verzekerde de termijn verlengen tot het moment dat de verzekerde zijn recht op zorg met verblijf in de instelling van zijn voorkeur tot gelding kan brengen.
De zorgplicht van het zorgkantoor houdt in dat cliënten binnen een redelijke termijn en binnen een redelijke afstand van waar zij wonen in een instelling kunnen gaan verblijven. Hieraan wordt een grens gesteld van maximaal dertien weken. De initiatiefneemster deelt de opvatting dat er binnen deze dertien weken een alternatief geboden moeten worden door het zorgkantoor, dat voldoet aan de voorwaarden die in de wet worden gesteld. De indienster is echter van mening dat de termijn van 13 weken moet kunnen worden verlengd indien er zicht op is dat er binnen afzienbare tijd na het aflopen van die termijn een plek vrijkomt in de instelling die de voorkeur heeft van de cliënt. De inschatting of er binnen een afzienbare tijd een plek vrijkomt in de voorkeursinstelling is aan het zorgkantoor en de zorginstelling om te maken. In overleg met de cliënt kan dan bepaald worden of de overbruggingsperiode wordt voortgezet totdat de plek in de voorkeursinstelling is vrijgekomen. Dit amendement geeft cliënten dus niet het recht op een plek in hun voorkeursinstelling, maar creëert wel de mogelijkheid om in gezamenlijk overleg de overbruggingszorg te verlengen, wanneer binnen afzienbare tijd een plek vrijkomt in de voorkeursinstelling. De 13 weken grens is dus geen harde grens meer. Dit amendement geeft daarmee zowel het zorgkantoor als de cliënt meer flexibiliteit, en een beslissing wordt genomen op basis van overleg.
Bergkamp