Ontvangen 21 oktober 2015
Inhoudsopgave |
||
I ALGEMEEN |
1 |
|
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Aanleiding en huidige situatie |
4 |
3. |
Inhoud wetsvoorstel |
4 |
4. |
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel |
5 |
4.1. Rechthebbende-begrip |
5 |
|
4.2. Het basisbedrag aan kinderbijslag BES |
6 |
|
4.3. Vaststelling en uitbetaling |
9 |
|
5. |
Inkomenseffecten |
9 |
6. |
Budgettaire gevolgen |
11 |
7. |
Administratieve lasten |
12 |
8. |
Uitvoering |
13 |
9. |
Ontvangen commentaar |
15 |
10. |
Controle en handhaving |
16 |
II ARTIKELSGEWIJS |
17 |
|
Artikelen 9 en 10 |
17 |
|
Artikel 23 |
17 |
|
Artikel 29 |
17 |
De regering heeft met grote belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over haar bevindingen inzake bovenvermeld wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie geven aan kennis te hebben genomen van het wetsvoorstel en nog enkele vragen te hebben over het voorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met zeer positieve belangstelling en tevredenheid over de uitvoering van de motie Schouten/Van Laar1 kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Desalniettemin hebben de leden van deze fractie nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie geven aan dat zij het wetsvoorstel hebben bestudeerd en nog enkele vragen hebben.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel en geven aan dat zij zich van harte kunnen vinden in de doelstelling van het wetsvoorstel om een inkomensonafhankelijke kinderbijslag mogelijk te maken en zo kinderen meer ontwikkelingskansen te geven. De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat op deze manier ook mensen met een laag inkomen worden bereikt en de ongelijke positie van burgers met betrekking tot de tegemoetkoming voor kinderen gelijk wordt gemaakt.
Ook de leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende voorstel. Zij constateren dat het wetsvoorstel een bijdrage levert aan armoedebestrijding in Caribisch Nederland, en er een systeem van bijdrage aan kinderonderhoud komt waar alle ingezetenen met kinderen aanspraak kunnen maken en niet enkel met een hoger inkomen en dat uitvoering wordt gegeven aan de motie Schouten-Van Laar en verdere uitwerking van het Meerjarenprogramma Caribisch Nederland voor 2015–2018.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel en zijn dankbaar dat met het wetsvoorstel uitvoering wordt gegeven aan de eerder ingediende motie Schouten/Van Laar, waarin de regering verzocht werd om per 1 januari 2016 voor Caribisch Nederland een kinderbijslagregeling op te stellen waarbij niemand erop achteruitgaat. In tegenstelling tot de oude fiscale regeling, constateren deze leden, komen zo voortaan veel meer gezinnen in aanmerking voor inkomensondersteuning voor opgroeiende kinderen. De leden van deze fractie geven tevens aan dat hiermee een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan de bestrijding van armoede onder gezinnen met kinderen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze leden leggen nog enkele vragen ter verduidelijking voor aan de regering.
De leden van de fractie Groep Kuzu/Öztürk geven aan het wetsvoorstel met grote belangstelling te hebben bestudeerd en nog enkele vragen te hebben.
In het vervolg van deze nota naar aanleiding van het verslag gaat de regering in op de vragen van de fracties van de VVD, PvdA, SP, CDA, D66, ChristenUnie en de Groep Kuzu/Öztürk. Om de vragen zoveel mogelijk in samenhang te beantwoorden is daarbij op sommige plaatsen afgeweken van de volgorde van het verslag.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering uitvoeriger kan motiveren waarom een algemene kinderbijslag voor Caribisch Nederland op zijn plaats is?
De regering acht, mede gebaseerd op de door de Tweede Kamer aangenomen daartoe strekkende moties2, een kinderbijslagvoorziening voor Caribisch Nederland op zijn plaats daar de huidige fiscale tegemoetkoming in de kosten voor het onderhoud van kinderen door de verzilveringsproblematiek slechts bij een beperkt deel van de bevolking terecht komt. Door een inkomensonafhankelijke kinderbijslagvoorziening zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel komen nu ook de ouders die geen gebruik konden maken van de fiscale kinderkorting in aanmerking voor een tegemoetkoming van de overheid. Dit draagt bij aan de ontwikkelingskansen van kinderen en aan de armoedebestrijding in Caribisch Nederland.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de oorzaken van de armoede in Caribisch Nederland en willen weten of een algemene kinderbijslag een probaat middel is om de door de regering vermelde armoede te bestrijden.
Armoedebestrijding is één van de hoofdthema’s in het Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2015–2018, waarover de Tweede Kamer bij brief van 12 juni 20153 is geïnformeerd. Zoals aangegeven in dat Meerjarenprogramma is de belangrijkste oorzaak van armoede gelegen in de lage inkomens in Caribisch Nederland tegenover (in verhouding) hoge prijzen. Daarbij wordt onder meer verwezen naar een in 2012 uitgevoerde analyse naar de armoede in Caribisch Nederland waarin respondenten aangeven dat mensen met een inkomen op of rond het wettelijk minimumloon maar moeilijk rond kunnen komen, alsmede naar een door het Nibud in opdracht van het openbaar lichaam Bonaire uitgevoerd budgetonderzoek.4 In het licht van dat beeld acht de regering inkomensondersteuning – nu in de vorm van een algemene kinderbijslagvoorziening voor burgers van Caribisch Nederland – een geëigend instrument om de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland te verlichten. Deze maatregel staat niet op zichzelf, maar moet bezien worden binnen de bredere aanpak gericht op armoedebestrijding zoals deze voortvloeit uit eerdergenoemd Meerjarenprogramma.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat zij verstaat onder de specifieke omstandigheden in Caribisch Nederland en dit in het bijzonder te doen in het kader van sociaaleconomische omstandigheden.
De leden van de VVD-fractie refereren hier aan het in de memorie van toelichting op pagina 2 aangehaalde artikel 1, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, wat tot uitdrukking brengt dat specifieke omstandigheden in Caribisch Nederland differentiatie ten opzichte van Europees Nederland kunnen rechtvaardigen. Dat de sociaaleconomische omstandigheden in Caribisch Nederland afwijken van die in Europees Nederland acht de regering evident. Hierbij zij onder meer gewezen op de bijzondere kenmerken van de arbeidsmarkt (de kenmerken van vacatures en werkzoekenden, maar ook het bestaan van een parallelle schaduweconomie is van betekenis), de werking van de economische markten (met name verband houdend met de schaal van de eilanden en de noodzaak om veel goederen te importeren, wat van invloed is op het prijspeil) en de relatief lage inkomens en de afwijkende arbeidsverhoudingen (zo zijn er nog weinig CAO’s). Op sociaal terrein kunnen ook de andere culturele en familiare verhoudingen in Caribisch Nederland worden genoemd. Ondersteuning door familie (ook het met meerdere gezinnen wonen in dezelfde woning) is in Caribisch Nederland veel gebruikelijker dan dat dit in Europees Nederland is. Het eigen karakter en de schaal van Caribisch Nederland nopen tot een bijzondere afweging waar het het invulling geven aan het sociale zekerheidsstelsel betreft, zoals dat ook het geval is bij de bestaande wettelijke regelingen voor de sociale zekerheid in Caribisch Nederland, die voortbouwen op het oude stelsel van de Nederlandse Antillen.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering toe kan lichten waarom er niet gekozen is voor een inkomensafhankelijke kinderbijslagvoorziening in Caribisch Nederland? Zij vragen ook of de regering het niet juist wenselijk acht dat lagere inkomens beter, effectiever en meer worden ondersteund in de kosten van het kind? Wat is de reden om niet te kiezen voor een solidair stelsel waarbij lagere inkomens beter ondersteund worden dan hogere inkomens en lagere inkomens ook meer kunnen profiteren, zo willen deze leden weten.
De regering acht het wenselijk dat alle gezinnen worden ondersteund met een tegemoetkoming voor de kosten van kinderen, ongeacht het inkomen. Dit is ook in overeenstemming met de motie Schouten/Van Laar die vraagt om een kinderbijslagregelingvoor alle ouders. De regering is bovendien van mening dat de kinderbijslag in Caribisch Nederland – net als in het Europese gedeelte van Nederland – als onderdeel van de solidariteit van mensen zonder kinderen met mensen met kinderen moet worden gezien.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering de genoemde bedragen om kan rekenen naar Nederlandse bedragen in verhouding tot het Nederlandse prijspeil.
De regering merkt allereerst op dat er geen vaste standaard is voor het omrekenen naar het Nederlandse prijspeil. Om de leden van de SP-fractie toch een indicatie te kunnen geven kan gerekend worden met het percentage dat van toepassing is als woonlandfactor wanneer uitkeringen uit Europees Nederland worden betaald voor mensen die wonen in Caribisch Nederland. Dit is een theoretische exercitie; de woonlandfactor geldt immers niet als grondslag om de uitkeringshoogte van de voor Caribisch Nederland geldende regelingen vast te stellen. Als we de woonlandfactor (70%) toepassen op het Nederlandse basiskinderbijslagbedrag zou dit uitkomen op € 775 (verwacht niveau 2016); de kinderbijslag in Caribisch Nederland is € 401 per jaar.
De leden van de D66-fractie constateren dat de kinderbijslagvoorziening mede als doelstelling heeft armoedebestrijding in Caribisch Nederland. Deze leden vragen de regering of ze een inzicht kunnen geven hoe groot het effect op de armoede zal zijn.
Deze leden vragen de regering of die na inwerkingtreding na een redelijke termijn een evaluatie wil geven van de kinderbijslagvoorziening. Hierin zien genoemde leden graag dat er wordt ingegaan op effectiviteit op armoedebestrijding, de uitvoering, de aantallen en de kosten.
Het verzoek van deze leden om inzicht in het effect op armoede sluit aan bij de vraag die andere leden gesteld hebben over de koopkracht- en inkomenseffecten van het onderhavige wetsvoorstel. Hier komt de regering op terug onder de paragraaf «Inkomenseffecten».
De regering zal in de verantwoordingsstukken jaarlijks rapporteren over het aantal gezinnen en het aantal kinderen waarvoor kinderbijslag BES is verstrekt. Ook zal de regering na de eerste twee jaren van werking uw Kamer rapporteren over de uitvoering. Om tegemoet te komen aan de vraag naar evaluatie van het effect op de armoedebestrijding zal met het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) in overleg worden getreden over de mogelijkheden om specifiek de situatie van huishoudens met kinderen te betrekken bij de inkomensstatistiek Caribisch Nederland die het CBS nu jaarlijks opstelt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering voorstelt dat «voor de toepassing van deze wet geldt dat voor het kind dat ingezetene was maar om reden van scholing dan wel ziekte of handicap buiten Caribisch Nederland woont niet de voorwaarde met betrekking tot ingezetenschap en tot het huishouden behoren worden gesteld». Deze leden vragen om hoeveel gevallen dit gaat.
Het aantal kinderen dat om redenen van ziekte of handicap geen ingezetene is van Caribisch Nederland en waarvoor kinderbijslag zou worden verstrekt, wordt geschat op tien. Een schatting over het aantal kinderen dat om onderwijsredenen niet in de openbare lichamen woont kan niet gegeven worden op dit moment. In het toegezegde rapport over de eerste twee jaar van uitvoering zal hierop worden ingegaan.
De leden van de fracties van de PvdA en ChristenUnie stellen een vraag over de voorwaarden en de manier waarop er van de termijn van ingezetenenschap van het kind afgeweken kan worden.
In artikel 5, tweede lid, van het wetsvoorstel wordt voorgesteld dat een kind voor het recht op kinderbijslag BES geen ingezetene hoeft te zijn en niet tot het huishouden van de rechthebbende behoeft te behoren, indien het kind vanwege onderwijsredenen dan wel in verband met een ziekte of handicap geen ingezetene is en niet tot het huishouden van de rechthebbende behoort. Het betreffende kind moet in een dergelijke situatie wel ten minste vijf jaar ingezetene zijn geweest. Op grond van artikel 5, derde lid, van het wetsvoorstel is het mogelijk om in geval van ziekte of handicap van het kind bij ministeriële regeling af te wijken van de eis dat het kind ten minste vijf jaar ingezetene moet zijn geweest. Bij ministeriële regeling worden hiertoe nadere regels uitgewerkt.
Het voornemen is om in de ministeriële regeling vast te leggen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) bevoegd is om van de eis van vijf jaar ingezetenenschap af te wijken, indien het kind de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt. Het wordt ongewenst geacht als in een dergelijke situatie geen recht op kinderbijslag BES zou bestaan. De jonge leeftijd van het kind leidt er immers toe dat in geen geval aan de eis van vijf jaar ingezetenschap voldaan kan worden. Onder deze afwijkingsmogelijkheid valt bijvoorbeeld de situatie dat een kind buiten de openbare lichamen wordt geboren en direct medische hulp behoeft, alsmede de situatie dat het kind voor de leeftijd van vijf jaar in verband met een medische behandeling voor een ziekte of handicap buiten de openbare lichamen woont. De bestuurscolleges van de openbare lichamen worden geconsulteerd over de inhoud van de vast te stellen ministeriële regeling.
Bij de leden van de PvdA-fractie is nog niet geheel duidelijk dat het onderhavige wetsvoorstel niet zal leiden tot negatieve inkomenseffecten ten opzichte van de huidige situatie. Kan de regering beargumenteren waarop het kinderbijslagbedrag van 38 USD per maand gebaseerd is? En hoe dit bedrag zich verhoudt tot de huidige fiscale toeslag voor 1 kind van 1.522 USD per jaar? Kunnen deze leden ervan uit gaan dat het jaarlijkse bedrag aan kinderbijslag gelijk of hoger zal zijn dan het huidige bedrag van 1.522 USD per jaar voor 1 kind waarbij de motie Schouten/Van Laar in acht genomen wordt, zo vragen de genoemde leden.
Het bedrag van 38 USD per maand per kind is gebaseerd op de huidige bedragen die gelden voor de ophoging van de belastingvrije som met een toeslag voor mensen met kinderen die een inkomen hebben boven de belastingvrije som. Deze belastingvrije som bedraagt op dit moment 11.860 USD. Dit bedrag kan worden opgehoogd met maximaal twee kindertoeslagen alvorens belasting en premie wordt geheven. Iemand met een inkomen boven de 14.904 USD met twee of meer kinderen profiteert maximaal van het extra belasting- en premievrije gedeelte. Hij of zij betaalt dan namelijk over het inkomen over de eerste 14.904 USD geen belasting of premies. Het voordeel voor deze persoon is dan 30,4% (het gecombineerde huidige belasting- en premiepercentage) van het verschil tussen de minimale en de maximale (als gevolg van de kindertoeslag) belastingvrije som. Dezelfde systematiek doet zich ook voor bij mensen met een fiscale toeslag voor één kind. Iemand met één kind profiteert maximaal van het extra belasting- en premievrije gedeelte als zijn inkomen niet meer bedraagt dan 13.382 USD. In beide gevallen komt dit neer op basis van de huidige berekeningen op een bedrag op maandbasis van 38 USD per kind. De leden van de PvdA-fractie kunnen ervan uitgaan dat het bedrag dat mensen zullen ontvangen aan kinderbijslag nagenoeg hetzelfde zal zijn als het belastingvoordeel dat zij voor maximaal twee kinderen genoten.
De leden van de PvdA- fractie vragen of de regering nader kan toelichten wat er bedoeld wordt met de volgende zin: indien door aanpassing in de heffing van de belasting en premies voor het jaar 2016 de maximale kinderkorting hoger uit zou komen dan 38 USD per kind, zal de kinderbijslag BES van 38 USD per kind per maand verhoogd worden?
Tot welk inkomensresultaat zal dit leiden, zo willen de leden van de PvdA-fractie weten.
De hoogte van de belastingvrije som en de kindertoeslag worden normaliter jaarlijks herzien. Afhankelijk van de door het ministerie van Financiën eind 2015 toegepaste indexatie in de fiscaliteit (als gevolg waarvan ook de hoogte van de kindertoeslag zou worden aangepast indien deze per 1 januari 2016 nog zou hebben bestaan) wordt ook het kinderbijslagbedrag van 38 USD per maand waarmee nu is gerekend, aangepast. Dit wordt eind 2015 duidelijk.
De leden van de CDA-fractie hebben nog wel enkele vragen over de vormgeving van de regeling. Zo vragen zij de regering waarom er voor gekozen wordt om één basisbedrag aan kinderbijslag uit te keren. Waarom wordt er niet, net zoals in Nederland gedifferentieerd naar het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen? Zij missen hier een nadere motivatie. Dit geldt ook voor de hoogte van de kinderbijslag.
De leden van de D66-fractie constateren dat de kinderbijslagvoorziening een gelijk bedrag voor ieder kind stelt en hierin geen onderscheid maakt tussen kinderen. Deze leden vragen de regering waarom de kinderbijslagvoorziening niet zoals de kinderbijslag op het Europees deel hoger wordt, naarmate het kind ouder wordt en ook meer nodig heeft.
De leden van de fractie Groep Kuzu/Öztürk merken op dat de hoogte van de kinderbijslag BES is vastgesteld op 38 USD per kind per maand.
Graag vernemen deze leden waarom er niet is voorzien in een kinderbijslag die is gedifferentieerd naar leeftijd, zoals is dit ook in Europees Nederland is geregeld, daar de kosten die gepaard gaan met het opvoeden van een kind mede leeftijdsafhankelijk zijn.
In antwoord op de vragen van de leden van de CDA-, de D66- en de Groep Kuzu/Öztürk-fracties over leeftijdsdifferentatie in de kinderbijslag meldt de regering het volgende. Bij de bepaling van het kinderbijslagbedrag is aangesloten bij de motie van de leden Schouten en Van Laar waarin de regering verzocht werd de fiscale tegemoetkoming zodanig om te vormen tot een kinderbijslagvoorziening dat bij het omvormen niemand erop achteruit zou gaan. Bij de fiscale tegemoetkoming wordt geen differentiatie naar leeftijd van het kind toegepast. Vasthouden aan het uitgangspunt dat niemand erop achteruit gaat strookt niet met het toepassen van leeftijdsdifferentiatie. Bovendien is gestreefd naar een eenvoudige regeling, zodat de uitvoering tevens relatief simpel kan plaatsvinden. Daarin past leeftijdsdifferentatie of bedragen die verschillen op basis van het aantal kinderen per gezin, zoals naar wordt gevraagd door de leden van de CDA-fractie, niet.
De leden van de D66-fractie constateren dat de kinderbijslagvoorziening wordt uitbetaald in USD. Deze leden vragen de regering in hoeverre ze rekening gehouden hebben met wisselkoersrisico’s in het budget.
Bij voorjaarsnota wordt de raming van de uitkeringslasten Caribisch Nederland geactualiseerd. De correctie voor de wijziging in de euro-dollarkoers wordt eveneens bij voorjaarsnota in de raming van de uitkeringslasten verwerkt.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom voor een bedrag van 38 USD per maand is gekozen? Graag ontvangen zij een uitgebreide motivering.
De regering merkt op dat de hoogte van het kinderbijslag wordt voorgesteld op basis van het uitgangspunt dat niemand bij het vervallen van de fiscale tegemoetkoming erop achteruit mag gaan, in combinatie met de beschikbaar gestelde gelden. De regering verwijst verder naar het eerdere antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over de berekening van het bedrag van de kinderbijslag BES per maand per kind.
De leden van de fractie Groep Kuzu/Öztürk vernemen ook graag of de regering cijfermatig en inhoudelijk kan motiveren of het bedrag van 38 USD per kind per maand een voldoende tegemoetkoming is voor de kosten van het opvoeden van een kind in Caribisch Nederland, mede met het oog op de armoede- en ontwikkelingsproblematiek in Caribisch Nederland en de kosten van levensonderhoud aldaar.
Deze leden willen graag van de regering horen of zij cijfermatig en inhoudelijk kan motiveren of het maandelijkse bedrag van 38 USD per kind per maand in rechtvaardige verhouding staat tot de hoogte van de kinderbijslag in het Europese gedeelte van Nederland.
De genoemde leden vernemen ook graag van de regering of zij inhoudelijk en cijfermatig kan onderbouwen, daar de lagere inkomens door de verzilveringsproblematiek buiten de boot vielen, of het bedrag van 38 USD per maand per kind een voldoende tegemoetkoming voor de opvoeding van een kind is voor de lagere inkomens, in vergelijking met de hogere inkomens.
De leden van de fractie Groep Kuzu/Öztürk vragen verder hoe de regering het kan rechtvaardigen dat er binnen Nederland, op basis van woonplaats, onderscheid gemaakt wordt in de hoogte van de bijdragen die inwoners van de regering ontvangen.
De regering merkt in antwoord op de vragen van de leden van de fractie Groep Kuzu/Öztürk allereerst op dat de kinderbijslag BES als een tegemoetkoming in de kosten van kinderen moet worden gezien. Een kostendekkende bijdrage (gerelateerd aan de kosten van levensonderhoud) is niet beoogd. Aan de beantwoording van de vraag of het maandbedrag per kind een voldoende tegemoetkoming voor de opvoeding van een kind is voor de lagere inkomens, in vergelijking met de hogere inkomens, komt de regering dan ook niet toe. Wel kan gesteld worden dat lagere inkomens, die eerder te maken hadden met de verzilveringsproblematiek, nu wel recht hebben op een tegemoetkoming. De inkomensvooruitgang voor lagere inkomens is dan ook hoger.
De vraag van de leden van de fractie Groep Kuzu/Öztürk of de regering cijfermatig en inhoudelijk kan motiveren of het maandelijkse bedrag van 38 USD per kind in rechtvaardige verhouding staat tot de hoogte van de kinderbijslag in het Europese gedeelte van Nederland beantwoordt de regering graag in samenhang met de vraag hoe de regering het kan rechtvaardigen dat er binnen Nederland, op basis van woonplaats, onderscheid gemaakt wordt in de hoogte van de bijdragen die inwoners van de regering ontvangen.
De regering merkt op dat Caribisch Nederland een geheel eigen sociale zekerheidsstelsel kent, met een eigen invulling en niveaus. Stelsel en niveaus zijn voor een belangrijk deel historisch bepaald, maar wat belangrijker is, passend binnen de context van Caribisch Nederland. Op grond van artikel 1, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op onder meer de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europees deel van Nederland, het insulaire karakter en de kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, alsmede andere factoren waardoor de eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europees deel van Nederland. In dit kader is eerder aangegeven dat het streven is gericht op het realiseren van een voorzieningenniveau dat passend is in de regio, recht doet aan de integratie van de drie eilanden in het Nederlands staatsbestel en verantwoord is richting de burgers van Caribisch Nederland5. De regering acht gelet op alle relevante omstandigheden het verschil in wettelijk regime gerechtvaardigd. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in een eerder aan uw Kamer gemelde procedure op het gebied van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (hierna: AOV)6 de legitimiteit van een op Caribisch Nederland toegesneden – en daarmee van het Europees deel van Nederland afwijkend – voorzieningenniveau bevestigd.
Van een vaste cijfermatige verhouding van de bedragen in Caribisch Nederland ten opzichte van die in het Europees deel van Nederland is geen sprake. De verhouding tussen het bedrag van de kinderbijslag BES ten opzichte van het bedrag in de Algemene Kinderbijslagwet (uitgaande van de middelste leeftijdscategorie van 6 t/m 11-jarigen) is wel vergelijkbaar met de verhouding met de AOV ten opzichte van de Algemene Ouderdomswet (indien alleenstaand). In beide gevallen is het bedrag voor Caribisch Nederland ongeveer 45% van het bedrag dat voor Europees Nederland geldt. Daarbij past wel de kanttekening dat een vergelijking op basis van enkel het uitkeringsniveau altijd mank gaat, omdat de wettelijke regimes onderling uiteen lopen.
De leden van de PvdA-fractie vragen ter verduidelijking of dat ouders waarvan het kind in een instelling van overheidswege of een commerciële instelling woont ook in aanmerking kunnen komen voor de kinderbijslag BES.
Dit is niet het geval. Dit wetsvoorstel geeft alleen recht op kinderbijslag BES voor natuurlijke personen bij wie het kind verblijft. Dit is alleen anders als het kind om redenen van ziekte, handicap of onderwijs geen ingezetene meer is.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering de koopkrachteffecten van deze nieuwe regeling voor kinderbijslag in Caribisch Nederland voor de diverse inkomensgroepen in tabelvorm aan de Kamer kan doen toekomen. Kan de regering in deze tabel zowel concrete bedragen en procentuele wijzigingen opnemen, zo vragen de leden van deze fractie.
Ook de leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven wat voor verschillende inkomensgroepen de procentuele koopkrachtverbetering is.
De leden van de PvdA-fractie vragen tenslotte of de regering een overzicht kan geven van wat de inkomenseffecten zijn inzake dit wetsvoorstel. Kan de regering aangeven met hoeveel USD gezinnen met één, twee of meer dan twee kinderen en een inkomen onder 11.860 USD er op vooruit gaan in de nieuwe situatie? Kan de regering dit beeld ook schetsen voor gezinnen met één, twee of meer dan twee kinderen en een inkomen tussen 11.860 USD en 14.904 USD? De leden vragen tenslotte om dit ook te doen voor gezinnen met één, twee of meer dan twee kinderen en een inkomen hoger dan 14.904 USD.
De hiernavolgende tabellen presenteren de inkomensgevolgen op jaarbasis van de introductie van een kinderbijslagregeling van 38 USD per maand per kind en afschaffing van de fiscale kinderkorting voor gezinnen met kinderen in Caribisch Nederland voor diverse inkomensgroepen in USD en in percentages.
Er is gekozen voor een onderscheid tussen actieven en inactieven. Gezinnen met kinderen die de fiscale kinderkorting niet (geheel) kunnen verzilveren ervaren een extra positief inkomenseffect van de introductie van de kinderbijslagregeling. Alle gezinnen met meer dan twee kinderen ervaren ook een extra groot positief inkomenseffect doordat er eerst geen tegemoetkoming bestond voor gezinnen met meer dan twee kinderen in de fiscaliteit en meer dan drie kinderen in de onderstand BES. Het kinderbijslagbedrag wordt pas eind 2015 definitief vastgesteld, rekening houdend met de indexatie en het uitgangspunt dat niemand erop achteruit mag gaan. Het voornemen is om dit zodanig te doen, dat er geen sprake is van een negatief koopkrachteffect. De tabel hieronder is dan ook voorlopig.
Tabel 2. In USD de inkomensgevolgen van de introductie van de kinderbijslag BES en de afschaffing van de fiscale kindertegemoetkoming voor kinderen.
Tabel 3. Inkomensgevolgen in percentages van de introductie kinderbijslag BES en de afschaffing van de fiscale tegemoetkoming voor kinderen
NB. De inkomensgroepen die gebruikt zijn voor tabel 2 en 3 wijken af van de standaardhuishoudens die normaliter voor Europees Nederland worden gebruikt bij de presentatie van inkomensgevolgen. Dit omdat niet dezelfde huishoudens voor Caribisch Nederland herkenbaar kunnen worden gedefinieerd.
De leden van de D66-fractie constateren dat mensen in de onderstand de nieuwe kinderbijslag zullen krijgen naast een toeslag die voor maximaal drie kinderen geldt. Dit houdt een dubbele ondersteuning in van levensonderhoud voor kinderen in gezinnen in de onderstand.
Deze leden verzoeken de regering om te motiveren waarom ze voor deze groep de kindertoeslag behouden, terwijl het fiscale voordeel voor de andere groepen wel verdwijnt en in plaats daarvan de kinderbijslagvoorziening komt.
Bij de beslissing om de kindertoeslag in de onderstand in stand te houden heeft de regering nadrukkelijk het belang van inkomensondersteuning van deze relatief kwetsbare doelgroep op het oog. Dit past bij de prioriteit die met het in overeenstemming met de bestuurscolleges van Bonaire en Saba tot stand gekomen Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2015–20187 is gegeven aan armoedebestrijding. Wanneer de kindertoeslag in de onderstand zou vervallen zal de invoering van de kinderbijslag BES voor personen in de onderstand (afhankelijk van de situatie) niet of nauwelijks bijdragen aan armoedebestrijding. De regering acht dit ongewenst juist omdat aan de onderkant van het inkomensgebouw de urgentie van armoedebestrijding het grootst is.
De leden van de D66-fractie vragen de regering ook waarom de kinderbijslag voor een oneindig aantal kinderen geldt en de kindertoeslag voor de gezinnen in de onderstand tot maximaal drie is.
Ook de leden van de VVD-fractie vragen waarom de kinderbijslag niet gemaximeerd is tot een bepaald aantal kinderen, zoals in de huidige regelingen wel het geval is.
Het Besluit onderstand BES kent inderdaad een maximering tot drie kinderen. De regering is echter van oordeel dat het onderhavige wetsvoorstel in deze eigenstandig beoordeeld dient te worden. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt beoogd een voor iedereen toegankelijke voorziening voor de tegemoetkoming in de kosten van kinderen tot stand te brengen. De regering acht het tegen die achtergrond ongewenst om een beperking aan te brengen in het aantal kinderen waarvoor recht op kinderbijslag BES kan bestaan. Een zodanige beperking zou ook afbreuk doen aan het door kabinet en openbare lichamen onderschreven belang van armoedebestrijding, zoals met name is vastgelegd in eerdergenoemd Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2015–2018.
Graag horen de leden van de VVD-fractie waar de regering het geld vandaan haalt om de ongedekte motie Schouten/Van Laar uit te voeren?
Bij invoering van de kinderbijslag in Caribisch Nederland vervalt de fiscale kinderkorting. Deze belastingkorting bedraagt in totaal € 0,9 miljoen per jaar. Dit bedrag wordt ingezet voor de financiering van de kinderbijslagvoorziening. Daarnaast is bij begroting 20168 een jaarlijks bedrag ter grootte van € 0,8 miljoen vrijgemaakt binnen de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: het Ministerie van SZW) voor de overige financiering van de uitkeringslasten kinderbijslag in Caribisch Nederland.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering bezig is het niveau van de sociale voorzieningen voor de BES sluipenderwijs te verhogen naar het Europese deel van Nederland, zo vragen deze leden.
In reactie op deze vraag verwijst de regering allereerst naar de bestuurlijke afspraken die in de aanloop naar de staatkundige transitie zijn gemaakt. Zo is in de Slotverklaring van de Miniconferentie over de toekomstige staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oktober 2006 als uitgangspunt afgesproken dat bij aanvang weliswaar de Nederlands-Antilliaanse regelgeving in stand zou blijven, maar dat deze wetgeving geleidelijk zal worden vervangen door (Europees) Nederlandse wetgeving. Daarbij is wel de nadrukkelijke kanttekening geplaatst dat gezien de bijzondere omstandigheden van Caribisch Nederland afwijkende voorzieningen zullen moeten worden getroffen.9 De ontwikkeling van de sociale voorzieningen is dus van meet af aan voorzien, maar wel met een op Caribisch Nederland toegesneden invulling. Verbetering van het sociale zekerheidsstelsel waar mogelijk en nodig is dus nadrukkelijk aan de orde. Dit thema is ook in het eerdergenoemd Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2015–2018 benoemd. De focus ligt hierbij op het verbeteren van het beschermingsniveau, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de kosten en activerende werking van het stelsel op de bevolking van Caribisch Nederland. Niet het niveau van de sociaaleconomische voorzieningen in Europees Nederland is daarbij de norm, maar de sociaaleconomische en maatschappelijke realiteit van Caribisch Nederland is bepalend voor de invulling.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten welke kosten structureel en welke incidenteel zijn, en of de controle en handhavingskosten, genoemd in hoofdstuk negen van de memorie van toelichting, inbegrepen zijn bij de genoemde € 1,7 miljoen.
De uitkeringslasten zijn geraamd op € 1,74 miljoen. Deze lasten zijn structureel. Voor de uitvoering is een jaarlijks bedrag van € 460.000 begroot. De kosten voor controle en handhaving worden hier ook aan toegerekend.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat dit voorstel in de plaats komt van de fiscale kinderkorting. De vrijgekomen middelen worden ingezet voor de financiering van onderhavige wet. Kan de regering nader toelichten hoe de meerkosten voorkomend uit de motie Schouten/Van Laar gedekt worden, zo vragen deze leden.
Bij begroting 2016 is binnen de begroting van het Ministerie van SZW een jaarlijks bedrag ter grootte van € 0,8 miljoen vrijgemaakt voor de financiering van de uitkeringslasten van de kinderbijslagvoorziening in Caribisch Nederland.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat ouders voor elk kind afzonderlijk een aanvraag moeten indienen voor de kinderbijslagvoorziening. Welke mogelijkheden zijn er om dit geautomatiseerd te laten verlopen zodat de regeling effectief en zo weinig bureaucratisch kan worden, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie constateren dat aanvragen voor de kinderbijslagvoorziening apart voor ieder kind moeten worden gedaan. Deze leden vragen de regering waarom het niet mogelijk zou zijn om voor meerdere kinderen tegelijk een aanvraag in te dienen in verband met de efficiëntie. Het lijkt deze leden onwenselijk dat ze voor ieder kind een half uur moeten langskomen. Dit is vooral in de eerste fase wenselijk en daarna voor de gevallen dat meer kinderen tegelijk geboren worden.
In antwoord op deze vragen van de leden van de SP- en D66-fractie het volgende. Het recht op kinderbijslag BES moet voor elk kind afzonderlijk worden beoordeeld, maar bij de aanvraag wordt de mogelijkheid geboden om – op één formulier – voor meerdere kinderen in een gezin tegelijk kinderbijslag BES aan te vragen. Het is dus zeker niet zo dat ouders voor meerdere kinderen afzonderlijk langs moeten komen. Pas bij een volgende geboorte na den initiële aanvraag dienen ouders een nieuwe aanvraag te doen die alleen betrekking heeft op dat kind.
Digitale dienstverlening is in Caribisch Nederland nog niet erg gebruikelijk en lijkt voor wat betreft onderhavig voorstel nog niet haalbaar. Behandeling via het loket van de Rijksdienst Caribisch Nederland-unit (hierna RCN-unit Sociale Zaken) Sociale Zaken biedt bovendien goede mogelijkheden voor eventuele ondersteuning van de aanvrager bij het doen van de aanvraag en voor controle met het oog op het rechtmatig verstrekken van de kinderbijslag BES.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat ouders zelf eenmalig voor hun kinderen een aanvraag voor de kinderbijslag moeten invullen. Deze leden vragen aandacht voor het belang van duidelijke communicatie, om te voorkomen dat een deel van de doelgroep niet bereikt wordt. Hoe wordt hiermee in de voorlichting en het aanvraagformulier rekening gehouden, zo willen deze leden weten. Genoemde leden vragen in hoeverre mensen hulp kunnen krijgen bij het invullen van een aanvraagformulier indien dit nodig blijkt.
De regering onderschrijft het belang van duidelijke communicatie rond de aanvraagprocedure in het algemeen en de feitelijke eerste aanvraag in het bijzonder. In de verschillende communicatie-uitingen (onder meer advertenties, filmpjes en radiospotjes) zal de aanvraagprocedure helder uiteen gezet worden. Er mag in elk geval geen misverstand over bestaan dat de kinderbijslag BES alleen op aanvraag wordt verstrekt. Het aanvraagformulier is zo eenvoudig mogelijk van opzet. Indien er desondanks op het moment van aanvraag nog onduidelijkheden zijn, dan kunnen die in een intakegesprek worden weggenomen. De medewerkers van de RCN-unit Sociale Zaken zullen de aanvrager waar nodig verder op weg helpen.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat ter bevordering van de uitvoering de regering een tweetal maatregelen aangekondigd heeft. Eén van de twee voorgestelde maatregelen van de regering is om voor de eerste periode na inwerkingtreding een langere maximale betaaltermijn van drie maanden in plaats van één maand in te stellen. Kan de regering nader toelichten of hiermee ook de uitbetaling van de kinderbijslag BES drie maanden later plaats zou kunnen vinden? Wordt de uitbetaling dan ook met terugwerkende kracht gedaan? Kan de regering nader motiveren of het wenselijk is dat gezinnen door deze maatregel mogelijk drie maanden later de kinderbijslag BES zouden kunnen ontvangen, zo vragen genoemde leden.
De inzet van de RCN-unit Sociale Zaken is erop gericht om een zo groot mogelijke groep zo spoedig mogelijk te kunnen uitbetalen, maar de regering wenst te benadrukken dat de reguliere betaaltermijn van uiterlijk één maand na het tijdstip waarop het recht op kinderbijslag BES wordt vastgesteld, gegeven het aantal van circa 5.000 kinderen, moeilijk voor de gehele groep is te realiseren. Om die reden is voor een afgebakende periode een langere maximale betaaltermijn voorgesteld. Dit kan inderdaad betekenen dat een rechthebbende op een later moment in 2016 (uiterlijk 22 juli 2016) meerdere voorbije tijdvakken tegelijk krijgt uitbetaald. De regering heeft er bewust voor gekozen om uit te gaan van een uiterst haalbare termijn, om zo het risico te voorkomen dat bij de uitbetaling van de kinderbijslag BES de wettelijke betaaltermijn wordt overschreden.
Het streven is erop gericht om het aantal situaties waarin de maximale betaaltermijn wordt gehanteerd zo gering mogelijk te houden. De aandacht zal hierbij met name uitgaan naar degenen die op dit moment de fiscale kinderkorting genieten. Om een tijdelijke netto-achteruitgang voor deze groep te vermijden, zullen de aanvragen van deze doelgroep zoveel mogelijk met voorrang behandeld worden. Deze doelgroep krijg ook bijzondere aandacht in de mediacampagne, om duidelijk te maken dat zij zich tijdig moeten registreren. Voor de categorie die onderstand geniet, kan de doorlooptijd van de betaaltermijn in beginsel kort zijn. Deze groep is immers al bekend bij de RCN-unit Sociale Zaken.
Een exacte planning van de doorlooptijd van de betalingen ten behoeve van de verschillende groepen aanvragers is niet te geven, omdat dat van meerdere onzekere factoren afhangt. Met name de bereidheid van mensen om zich vroegtijdig te melden voor voorregistratie en de kwaliteit van de aanvraag zijn hierbij van belang. Zo kan het voorkomen dat niet alle relevante gegevens meteen beschikbaar zijn of dat informatie van de aanvrager niet overeenkomt met de gegevens in de bevolkingsadministratie.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat de controle- en handhavingskosten van het wetsvoorstel (te weten jaarlijks 460.000 euro) 27% bedraagt van de totale kinderbijslagvoorziening BES. Kan de regering dit percentage verklaren? Is de regering bereid om dit percentage drastisch naar beneden te brengen en zo ja, welke maatregelen gaat de regering hiervoor nemen? Kan de regering het percentage van controle- en handhavingskosten voor het Europese deel van de kinderbijslagvoorziening in Nederland aan de Kamer doen toekomen, zo informeren de genoemde leden.
De regering is zich ervan bewust dat de uitvoeringskosten (het gaat dus niet alleen om controle- en handhavingskosten zoals de aan het woord zijnde leden lijken te veronderstellen) een omvangrijk deel uitmaken van de structurele lasten uit hoofde van het onderhavige wetsvoorstel. Het betreft kosten in verband met onder meer personeel, huisvesting, automatisering en communicatie. Een vergelijking van kosten ten opzichte van Europees Nederland zal altijd in het nadeel van Caribisch Nederland uitvallen. Dat zien we ook bij de bestaande regelingen in Caribisch Nederland die de RCN-unit Sociale Zaken uitvoert. Het geringe volume in Caribisch Nederland en de ligging van de eilanden ten opzichte van elkaar is daar in hoge mate debet aan. In het Europees deel van Nederland kunnen schaalvoordelen worden behaald die in Caribisch Nederland nooit haalbaar zijn. Om die reden zijn de uitvoeringskosten per kind voor de Nederlandse kinderbijslag veel lager. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt een geheel eigen regeling in het leven geroepen voor 5.000 kinderen. Om deze wet efficiënt en rechtmatig te kunnen uitvoeren moet bijvoorbeeld een apart automatiseringssysteem worden ontwikkeld. Hierbij wordt gekozen voor een zo simpel mogelijke oplossing, maar het is evident dat de kosten daarvan over een relatief geringe populatie moeten worden «omgeslagen» en dus relatief hoog zijn. De regering onderschrijft het streven naar zo laag mogelijke uitvoeringskosten, maar acht reductie daarvan op dit moment niet haalbaar zonder afbreuk te doen aan het niveau en de continuïteit van dienstverlening en rechtmatige uitkeringsverstrekking. Benadrukt zij bovendien dat de wens om de uitvoeringskosten laag te houden een van de redenen is voor een eenvoudige kinderbijslagregeling.
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld over de tenuitvoerlegging van de weigering van kinderbijslag en de bestuurlijke boete. Kunnen deze leden inzicht krijgen in de wijzigingsbesluiten van de desbetreffende amvb’s?10 Welke van de in het wetsvoorstel aangekondigde amvb’s worden bij de Kamer voorgehangen, zo vragen zij.
Op dit moment voorziet de regering twee algemene maatregelen van bestuur. De eerste is het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met de bijzondere onderstand en de middelentoets en een technische wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES. Dit ontwerpbesluit wordt aan uw Kamer aangeboden in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure. Tevens voorziet het wetsvoorstel erin dat er een algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld in verband met de verdere uitvoering van de kinderbijslagvoorziening BES. Deze laatste algemene maatregel van bestuur is in voorbereiding en kent geen voorhangprocedure.
Kan de regering toelichten wat de beoogde inwerkingsdatum van het wetsvoorstel is, zo informeren genoemde leden.
De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 januari 2016.
De leden van de D66-fractie constateren dat de uitvoeringskosten structureel € 460.000 zullen zijn. Deze leden verzoeken de regering inzicht te geven in de dekking voor deze kosten.
De dekking van de uitvoeringskosten is voorzien in de begroting 2016. Dekking is mogelijk gemaakt door inzet van een deel van de aan Nederland toekomende middelen uit de boedelscheiding van de als gevolg van de staatkundige transitie ontmantelde Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen en door het vrijmaken van middelen elders binnen de SZW-begroting.
De genoemde leden constateren dat de Rijksdienst Caribisch Nederland – unit Sociale Zaken deze regeling gaat uitvoeren namens de regering. Deze leden vragen de regering in hoeverre de Rijksdienst voorbereid is op deze extra taak en of ze de extra werkdruk aankan.
De RCN-unit Sociale Zaken heeft al volop maatregelen genomen om invoering per 1 januari 2016 mogelijk te maken. Het werkproces is uitgelijnd en er is een (concept-) werkinstructie opgesteld voor de medewerkers. Reeds vóór de formele inwerkingtreding van het wetsvoorstel is preregistratie van aanvragen voorzien. Parallel daaraan wordt een applicatie ontwikkeld die het proces van registreren, beschikken, betalen en controleren moet ondersteunen. Dit wordt begeleid door een gerichte vorm van communicatie, om burgers op te roepen tijdig – dat wil zeggen al vóór 1 januari 2016 – hun aanvraag te doen. De RCN-unit Sociale Zaken heeft extra personeel aangenomen om deze taak uit te voeren, waarvan een deel op tijdelijke basis om de verwachte piek van aanvragen op te vangen.
De leden van de VVD-fractie hebben er kennis van genomen dat de bestuursorganen van Sint Eustatius, Saba en Bonaire ieder op hun eigen manier hebben aangeven dat de regeling ruimer zou moeten zijn. De genoemde leden lezen dat de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar de hoogte van de Kinderbijslag nader te motiveren. Kan de regering dit doen, zo vragen zij.
Het wetsvoorstel strekt ertoe, zoals eerder geantwoord, uitvoering te geven aan de motie Schouten/Van Laar. In deze motie wordt de regering verzocht om «de fiscale kinderkorting in Caribisch Nederland per 1 januari 2016 op dusdanige wijze om te vormen tot een kinderbijslagregeling dat niemand erop achteruitgaat en over de uitwerking ervan in overleg te treden met de bestuurscolleges van de eilanden». In de overwegingen verwijzen de indieners van de motie naar de thans bestaande verzilveringsproblematiek. Naar het oordeel van de regering is de strekking van de motie dan ook dat moet worden gewaarborgd dat alle ingezeten ouders van Caribisch Nederland – ook die met lage inkomens – het financieel voordeel dat nu nog langs de fiscale tegemoetkoming loopt, kunnen genieten. Een nadere motivering van het bedrag van (in eerste aanleg) 38 USD per maand per kind, anders dan een verwijzing naar de daarmee corresponderende hoogte van het fiscaal voordeel in de huidige situatie, acht de regering onnodig.
De leden van de PvdA-fractie menen dat het bestuurscollege van Bonaire terecht wijst op het communicatieplan om deze nieuwe voorziening onder de aandacht te brengen bij de burgers. Kan de regering nader toelichten hoe dit communicatieplan eruit zal zien in aanloop naar de invoering van de kinderbijslag BES, zo informeren deze leden. De leden van de D66-fractie vragen hier ook naar.
De regering onderschrijft het belang van communicatie. In opdracht van de RCN-unit Sociale Zaken heeft de afdeling Communicatie van de Rijksdienst Caribisch Nederland een communicatieplan opgesteld. Het communicatietraject richt zich in eerste instantie op eerdergenoemde preregistratie, om te bevorderen dat zoveel mogelijk rechthebbenden tijdig een aanvraag indienen. In dat kader zijn verschillende activiteiten voorzien, zoals persberichten, advertenties, filmpjes en radiospotjes. Hierover vindt tevens afstemming plaats met de openbare lichamen.
De leden van de D66-fractie constateren dat het bestuurscollege van Saba verzocht heeft om een gedifferentieerd kinderbijslagbedrag voor de verschillende openbare lichamen vanwege het verschil in kosten van levensonderhoud. Deze leden verzoeken de regering om overzichtelijk te maken hoe groot die verschillen zijn en of dit invloed kan hebben op de kinderbijslag. Deze leden vragen de regering ook waarom ze niet in het begintarief al dit verschil opnemen in plaats van in de prijsontwikkeling na de inwerkingtreding.
Uit een in 2010 gehouden onderzoek naar de relatieve prijsniveaus kwam naar voren dat de kosten van levensonderhoud het hoogst zijn op Saba, gevolgd door Sint Eustatius en Bonaire. Saba was in de meting van 2010 8% duurder dan Bonaire, terwijl Sint Eustatius 2% duurder was dan Bonaire. Momenteel voert het CBS een nieuw onderzoek naar de relatieve prijsniveaus uit met als doel om de uitkomsten van 2010 van een update te voorzien. De resultaten van dat onderzoek worden in het verdere verloop van oktober 2015 verwacht.
Omdat de huidige fiscale kinderkorting, waarvoor de kinderbijslagvoorziening feitelijk in de plaats komt, ook uitgaat van een gelijk bedrag voor alle inwoners van Caribisch Nederland ongeacht op welk eiland men woonachtig is, heeft de regering daarbij aangesloten voor het bepalen van het uitkeringsniveau in eerste aanleg. Ook voor de vigerende sociale zekerheidswetten in Caribisch Nederland geldt dat bij de staatkundige transitie is gekozen voor gelijke bedragen voor alle openbare lichamen. Met ingang van 1 januari 2012 zijn de bedragen uiteen gaan lopen vanwege de grote verschillen in inflatie tussen de openbare lichamen. Voor de kinderbijslag BES zal vanaf 1 januari 2017 eveneens inflatiecorrectie worden toegepast, waarbij vanaf dat moment dan ook gedifferentieerd zal worden naar de afzonderlijke openbare lichamen. Differentiatie al direct bij het moment van invoering impliceert tevens een extra belasting voor de uitvoering en compliceert ook het communicatietraject, waarin eenduidigheid en eenvormigheid de voorkeur heeft.
De leden van de D66-fractie constateren dat er gegevens uitgewisseld worden tussen instanties om deze voorziening uit te kunnen voeren en controleren. Deze leden vragen de regering hoe de privacy gewaarborgd wordt bij deze uitwisseling van gegevens.
De regering merkt op dat is beoogd aan de gegevensverstrekking een wettelijke basis te verlenen. Hiermee is gegevensuitwisseling toegestaan voor zover de verstrekking nodig is voor de uitvoering van een publiekrechtelijke taak (voor – in dit geval – het bepalen van het recht op kinderbijslag BES). Op deze gegevensuitwisseling is de Wet bescherming persoonsgegevens BES van toepassing. De uitvoerder dient daarmee te voldoen aan de gestelde verplichtingen van de Wet bescherming persoonsgegevens BES. De uitvoerder, namens de minister de RCN-unit Sociale Zaken, heeft tevens een algemene privacyinstructie voor persoonsgegevens opgesteld, waarmee op dit moment ook al gewerkt wordt bij de uitvoering van de sociale zekerheidswetten in Caribisch Nederland.
Artikelen 9 en 10
De leden van de D66-fractie constateren dat in artikel 10 lid 4 staat dat de bedragen eenmalig bijgesteld kunnen worden. Deze leden vragen de regering inzicht te geven in welke gevallen dit zou kunnen plaatsvinden.
Op dit moment is het voorstel voor de hoogte van de kinderbijslag BES gebaseerd op het huidige maximale bedrag van de fiscale tegemoetkoming. Primair is deze bevoegdheid bedoeld om het bedrag per kind per maand eenmalig aan te passen in verband met de jaarlijkse indexatie van de Wet inkomstenbelasting BES op grond van artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES. Op 1 januari 2016 kan de berekening van het bedrag aan kinderbijslag BES namelijk daardoor achterhaald zijn. Door het toekennen van de bevoegdheid aan de Minister van SZW om dit bedrag eenmalig aan te passen, kan de hoogte van het kinderbijslagbedrag snel worden aangepast. Secundair kan van deze bevoegdheid gebruik gemaakt worden indien andere oorzaken nopen tot een aanpassing van het initiële bedrag aan kinderbijslag BES.
Artikel 23
De leden van de D66-fractie constateren dat er een bestuurlijke boete opgelegd kan worden. Deze leden vragen de regering een indicatie te geven van de hoogte van deze bestuurlijke boete.
Op grond van het wetsvoorstel kunnen wat betreft de hoogte van de bestuurlijke boete twee situaties worden onderscheiden. Allereerst de situatie waarin het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieplicht heeft geleid tot een benadelingsbedrag. In deze situatie kan de minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het benadelingsbedrag. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, kan de minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 27, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES (= 2.800 USD).
Artikel 29
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering de doelstelling heeft om deze wet per 1 januari 2016 in werking te laten treden, zoals ook verzocht wordt door de kamer in de motie Schouten/Van Laar. Deze leden vragen de regering dan ook hoe haalbaar ze die doelstelling achten in verband met de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer. Deze leden vragen de regering ook wat de ingangsdatum zal zijn als dit niet gehaald wordt, aangezien de belastingwetgeving van de openbare lichamen slechts per 1 januari van een jaar gewijzigd kan worden. Zou dit dan 1 januari 2017 pas worden of is het dan nog mogelijk dat het met terugwerkende kracht in werking treedt.
Een terugwerkende kracht voor de inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel is niet mogelijk. Dit komt omdat rekening moet worden gehouden met degenen die gebruik kunnen maken van de fiscale tegemoetkoming voor kinderen. Als aan het wetsvoorstel terugwerkende kracht zou worden toegekend en de fiscale tegemoetkoming voor kinderen nog zou bestaan zou de groep die geen verzilveringsproblematiek kent én de fiscale tegemoetkoming én de kinderbijslag BES ontvangen. Dit is ongewenst omdat zij dan worden bevoordeeld boven andere groepen. Tegelijkertijd is het niet wenselijk om de fiscale tegemoetkoming voor kinderen eerder te laten vervallen dan de datum van inwerkingtreding van de kinderbijslagvoorziening.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma