Gepubliceerd: 9 september 2015
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Piet Hein Donner (CDA)
Onderwerpen: bestuur de nederlandse antillen en aruba gezin en kinderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34275-4.html
ID: 34275-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 26 juni 2015 en het nader rapport d.d. 7 september 2015, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 30 april 2015, no. 2015000774, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES), met memorie van toelichting.

Het voorstel voert een kinderbijslagvoorziening in voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch deel van Nederland). Deze kinderbijslagvoorziening vervangt de bestaande fiscale tegemoetkoming voor de kosten van kinderen die, vanwege de inkomensafhankelijkheid, niet door alle ouders op de openbare lichamen kan worden verzilverd.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar de hoogte van het kinderbijslagbedrag nader te motiveren.

Het voorstel bepaalt het recht op kinderbijslag in het Caribisch deel van Nederland en ook de hoogte daarvan. Het kinderbijslagbedrag is voor alle eilanden vastgesteld op $ 38,00 per kind per maand.2 Over de hoogte van dit bedrag merkt de toelichting op dat dit is bepaald met het oog op de vergelijkbaarheid met het bedrag waar degenen die gebruik konden maken van de thans bestaande fiscale tegemoetkoming maximaal op konden rekenen.3 Voorts wordt opgemerkt dat het gelegde verband tussen de hoogte van het kinderbijslagbedrag BES en het bedrag van de fiscale tegemoetkoming recht doet aan de motie Schouten-Van Laar. Die motie verzoekt de regering om de kinderbijslagregeling BES zodanig vorm te geven dat niemand erop achteruit zal gaan.4

De Afdeling merkt op dat door het relateren van het kinderbijslagbedrag aan de maximale fiscale tegemoetkoming en het verwijzen naar de motie Schouten-Van Laar de hoogte van dat bedrag niet zelfstandig wordt gemotiveerd. Een dergelijke motivering acht de Afdeling gewenst.5 In dit verband zal ook de vraag beantwoord moeten worden waarom geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende eilanden, zoals bijvoorbeeld is gebeurd in de hoogte van het weduwen- en wezenpensioen.6

De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande de toelichting aan te vullen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 30 april 2015, nr. 2015000774, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 26 juni 2015, nr. W12.15.0146/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen over de hoogte van het kinderbijslagbedrag. De afdeling adviseert de hoogte van dat bedrag nader te motiveren alvorens het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer te sturen.

1. Hoogte van het kinderbijslagbedrag BES

a. Algemeen

De afdeling merkt in haar advies op dat door het relateren van het kinderbijslagbedrag aan de maximale fiscale tegemoetkoming en het verwijzen naar de motie Schouten-Van Laar de hoogte van dat bedrag niet zelfstandig wordt gemotiveerd. Een dergelijke motivering acht de afdeling gewenst.

De regering wijst er op dat het wetsvoorstel er toe strekt uitvoering te geven aan de motie Schouten-Van Laar. In deze motie wordt de regering verzocht om «de fiscale kinderkorting in Caribisch Nederland per 1 januari 2016 op dusdanige wijze om te vormen tot een kinderbijslagregeling dat niemand erop achteruitgaat, en over de uitwerking hiervan in overleg te treden met de bestuurscolleges van de eilanden». In de overwegingen verwijzen de indieners van de motie naar de thans bestaande verzilveringsproblematiek. Naar het oordeel van de regering is de strekking van de motie dan ook dat moet worden gewaarborgd dat alle ingezeten ouders van Caribisch Nederland – ook die met lage inkomens – het financieel voordeel dat nu nog langs de fiscale tegemoetkoming loopt, kunnen genieten. Een nadere motivering van het bedrag van (in eerste aanleg) 38 USD per maand per kind, anders dan een verwijzing naar de daarmee corresponderende hoogte van het fiscaal voordeel in de huidige situatie, acht de regering daarmee onnodig.

b. Onderscheid in de hoogte van het kinderbijslagbedrag op de verschillende eilanden

Aangezien de fiscale tegemoetkoming geen onderscheid maakt tussen de verschillende openbare lichamen, acht de regering het vaststellen van één kinderbijslagbedrag voor de verschillende openbare lichamen gerechtvaardigd. Bij de totstandkoming van de sociale zekerheidswetgeving Caribisch Nederland is bij de staatkundige transitie

aanvankelijk van uniforme bedragen uitgegaan. Pas met ingang van 1 januari 2012 wordt bij het jaarlijks vaststellen van de geïndexeerde bedragen onderscheid tussen de verschillende eilanden gemaakt. Bij gelegenheid van het eerste indexatiemoment na het tijdstip van in werking treden van het onderhavige wetsvoorstel zullen de kinderbijslagbedragen, indien de afzonderlijke consumentenprijsindexcijfers daar aanleiding toe geven, voor de onderscheiden openbare lichamen alsnog verschillend worden vastgesteld. Met het oog daarop is in de artikelen 9 en 10 van het wetsvoorstel reeds de mogelijkheid om het bedrag te differentiëren vastgelegd. In de memorie van toelichting is dit verduidelijkt.

2. Andere punten

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op enkele punten aan te passen.

Zo is de oorspronkelijke omschrijving van wat onder een pleegkind dient te worden volstaan (zoals vormgegeven in artikel 3, derde lid) aangepast, zodat duidelijker wordt wie rechthebbende voor de kinderbijslag is indien er geen sprake is van een eigen kind.

Ook is de tekst van het artikel 5, tweede lid, dat het recht op kinderbijslag BES regelt wanneer het kind om redenen van ziekte of handicap of onderwijs geen ingezetene meer is, aangepast. Hiermee wordt bewerkstelligd dat als het kind ingezetene is van één van de openbare lichamen maar niet behoort tot een daarin gesitueerd huishouden omdat het in een door de overheid gefinancierde instelling woont, er geen recht op kinderbijslag BES bestaat. Zie hiervoor ook hoofdstuk 10 van de memorie van toelichting. Tevens is de tekst van artikel 5, derde lid, dat regelt dat bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van de termijn van vijf jaar, aangepast.

Daarnaast is de inwerkingtredingsbepaling aangepast.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de in de memorie van toelichting opgenomen raming van de uitvoeringskosten aan te passen.

Verder heeft de regering niet meer het voornemen de bedragen van de kindertoeslagen in de onderstand te wijzigen. De memorie van toelichting is hierop aangepast.

Met het oog op de door de Tweede Kamer gewenste invoeringsdatum van 1 januari 2016 is bovendien een tweetal maatregelen verwerkt in het wetsvoorstel. De maatregelen worden genomen om een soepele transitie van de fiscale tegemoetkoming naar een systeem van kinderbijslag BES te bevorderen.

De eerste maatregel betreft de verlenging van de betaaltermijn voor de aanvragen die in de eerste vier maanden na de inwerkingtredingsdatum worden ontvangen. Deze maatregel is verwerkt in artikel 17, vijfde lid, van het wetsvoorstel. De andere maatregel betreft het eerder dan de beoogde inwerkingtredingsdatum in ontvangst nemen van aanvragen voor kinderbijslag BES zodat spoedig na de finale politieke besluitvorming een beslissing kan worden genomen over deze aanvragen. Beide maatregelen worden nader gemotiveerd in de memorie van toelichting.

Voor het overige zijn ter wille van de leesbaarheid enige redactionele en wetstechnische aanpassingen aangebracht.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma