Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de positie van abonnees bij netwerkstoringen moet worden versterkt, dat de overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees weggenomen moeten worden, dat de continuïteit van omroepetherdistributie vanaf antenne-opstelpunten beter gewaarborgd moet worden, en dat het voorts ter uitvoering van versterking van de samenhang en het bestaande beleid op het terrein van elektronische communicatie, gelet op de ontwikkelingen in de markt voor telecommunicatie, nodig is om een aantal verbeteringen en aanvullingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1.1. komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
het bouwen, exploiteren, beheren of beschikbaar stellen van een elektronisch communicatienetwerk;
natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een aanbieder van openbare elektronische communicatiediensten voor de levering van dergelijke diensten;
elektrische en elektronische apparaten;
een software interface tussen externe toepassingen, die beschikbaar is gesteld door omroepen, dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen in de eindapparatuur;
de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;
het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau;
de bij een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische communicatiedienst behorende diensten die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten;
de bij een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische communicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten;
het Bureau als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau;
elektronische bevestiging die gegevens voor het verifiëren van een elektronische handtekening met een bepaalde persoon verbindt en de identiteit van die persoon bevestigt;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die certificaten afgeeft of andere diensten in verband met elektronische handtekeningen verleent;
richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en regels stelt over het op de markt brengen of het gebruik van apparaten;
natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische communicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;
natuurlijke persoon of rechtspersoon die van een openbare elektronische communicatiedienst gebruik maakt of wil gaan maken en die niet tevens openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt;
gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, waaronder telecommunicatiediensten en transmissiediensten op netwerken die voor omroep worden gebruikt, doch niet de dienst waarbij met behulp van elektronische communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd. Het omvat niet de diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 1 van de notificatierichtlijn die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken;
transmissiesystemen, waaronder mede begrepen de schakel- of routeringsapparatuur, netwerkelementen die niet actief zijn en andere middelen, die het mogelijk maken signalen over te brengen via kabels, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, waaronder satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt en netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
elektronische handtekening als bedoeld in artikel 15a, vierde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
natuurlijk persoon of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische communicatiedienst;
certificaat dat voldoet aan de eisen, gesteld krachtens artikel 18.15, tweede lid, en is afgegeven door een certificatiedienstverlener die voldoet aan de eisen, gesteld krachtens artikel 18.15, eerste lid;
het voor de eerste maal afleveren na vervaardiging in de Europese Economische Ruimte, het in gebruik nemen na vervaardiging in de Europese Economische Ruimte, het invoeren in de Europese Economische Ruimte uit een land daarbuiten, of het in gebruik nemen na invoer uit een land buiten de Europese Economische Ruimte in de Europese Economische Ruimte;
specifiek type toegang dat wordt gerealiseerd tussen exploitanten van openbare netwerken, inhoudende het fysiek en logisch verbinden van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden;
het op 22 december 1992 te Genève tot stand gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie met de daarbij behorende bijlagen en reglementen (Trb. 1993, 138), de op 14 oktober 1994 te Kyoto tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 1995, 201) en de op 6 november 1998 te Minneapolis tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 2001, 90);
Internationale Unie voor Telecommunicatie.
fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten en de bij deze fysieke geleidingsdraden behorende ondergrondse ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen fysieke geleidingsdraden in, op of boven openbare gronden enerzijds en fysieke geleidingsdraden in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde fysieke geleidingsdraden onderling;
geconfigureerde software of hardware die wordt gebruikt om de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen te implementeren;
instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie die krachtens het recht van die lidstaat is belast met een of meer regelgevende of daarmee verband houdende uitvoerende taken die zijn toegekend in de richtlijnen nrs. 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG of 2002/58/EG;
fysiek punt waarop een abonnee de toegang tot een elektronisch communicatienetwerk wordt geboden; in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het netwerkaansluitpunt bepaald door middel van een specifiek netwerkadres, dat met een abonneenummer of -naam kan zijn verbonden;
richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204);
cijfers, letter of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die bestemd zijn voor toegang tot of identificatie van op een elektronisch communicatienetwerk aangeslotenen, netwerkbeheerders, diensten, elektronische communicatienetwerken, netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen;
degene die een nummer gebruikt;
degene aan wie de Autoriteit Consument en Markt op aanvraag een nummer heeft toegekend;
a. faciliteit om het nummer van het oproepende netwerkaansluitpunt dan wel een nummer waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het opgeroepen netwerkaansluitpunt te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;
b. faciliteit om het nummer van het opgeroepen netwerkaansluitpunt dan wel het nummer waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het oproepende netwerkaansluitpunt te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;
onderneming in de zin van artikel 101, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
onderneming die alleen of tezamen met andere ondernemingen over een economische kracht beschikt die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen;
voor de toepassing van deze wet geldt de definitiebepaling van artikel 15a, vijfde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
elektronisch communicatienetwerk dat geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt om openbare telecommunicatiediensten aan te bieden, voor zover het netwerk niet gebruikt wordt voor het verspreiden van programma's;
elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma's voor zover dit aan het publiek geschiedt;
a. openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken;
b. wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor eenieder toegankelijk zijn;
elektronische communicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek;
voor het publiek toegankelijk telefoontoestel waarmee uitgaande gesprekken gevoerd kunnen worden en waarvan de betaling voor het gebruik kan geschieden door middel van munten, krediet- of debetkaarten of vooruitbetaalde telefoonkaarten;
voor het publiek beschikbare dienst die geheel of gedeeltelijk bestaat in het overbrengen van signalen via een elektronisch communicatienetwerk, voor zover deze dienst niet bestaat uit het verspreiden van programma’s;
dienst die voor het publiek beschikbaar is voor direct of indirect uitgaande en binnenkomende nationale of internationale gesprekken, met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan;
Onze Minister van Economische Zaken;
programma als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;
dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat uit het aanbieden van programma’s aan het algemene publiek of een deel daarvan;
uitrusting die naar haar aard bestemd is voor het zenden of het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
a. uitrusting die bestemd is om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten, zodanig dat zij: rechtstreeks op netwerkaansluitpunten kan worden aangesloten, of kan dienen voor interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;
b. Radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten;
c. Uitrusting voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde uitrusting die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienetwerk;
Richtlijn nr. 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PbEG L 108);
Richtlijn nr. 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (PbEG L 108);
Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PbEG L 108);
Richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PbEG L 108);
op grond van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende roaming op openbare mobiele-communicatienetwerken binnen de Unie, en de op grond van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen;
interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale, communautaire of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;
elke technische maatregel of regeling waarbij toegang tot een beschermde radio- of televisie-omroepdienst in begrijpelijke vorm afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een andere vorm van voorafgaande individuele machtiging;
het aan een andere onderneming beschikbaar stellen van netwerkonderdelen, bijbehorende faciliteiten of diensten onder uitdrukkelijke voorwaarden, al dan niet op exclusieve basis, ten behoeve van het aanbieden van elektronische communicatiediensten, het aanbieden van diensten voor de informatiemaatschappij of het verspreiden van programma’s aan het publiek, door die onderneming;
bij beschikking, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van richtlijn nr. 2002/21/EG, gedefinieerde markt die de Europese Unie of een aanzienlijk, zich over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaat;
elk apparaat of vaste installatie;
een specifieke combinatie van verschillende soorten apparaten en eventuele andere inrichtingen, die samengebouwd, geïnstalleerd en bestemd zijn voor permanent gebruik op een van te voren vastgestelde locatie;
een middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen dat voldoet aan de eisen gesteld krachtens artikel 18.17, eerste lid.
B
Artikel 3.1, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de aanwijzing van frequentiebanden waarbinnen onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wie het mede aangaat bij regeling van Onze Minister aan te wijzen publieke taken worden uitgevoerd.
C
Artikel 3.4, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een opgave van:
1°. de op grond van artikel 3.5 toegewezen frequentieruimte voor publieke taken;
2°. de vergunningen voor het gebruik van de frequentieruimte, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid;
3°. de vergunningen voor het gebruik van de frequentieruimte die is verdeeld met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder b tot en met f.
D
Na artikel 3.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 3.5 kan Onze Minister, op verzoek van Onze Minister wie het mede aangaat, voor korte duur frequentieruimte voor publieke taken toewijzen aan Onze Minister wie het mede aangaat, indien hij van oordeel is dat de toewijzing van de desbetreffende frequentieruimte onverwijld nodig en doelmatig is voor de uitoefening van de betrokken publieke taak.
2. Artikel 3.2 is niet van toepassing.
3. Onze Minister kan aan de toewijzing voorschriften en beperkingen verbinden.
1. In afwijking van artikel 3.5 kan Onze Minister, vooruitlopend op de ontvangst van een behoefte-onderbouwingsplan, op verzoek van Onze Minister wie het mede aangaat, frequentieruimte voor publieke taken voorlopig toewijzen aan Onze Minister wie het mede aangaat, indien hij van oordeel is dat de voorlopige toewijzing van de frequentieruimte onverwijld nodig is voor de uitoefening van de betrokken publieke taak.
2. Onze Minister wie het mede aangaat dient binnen zes weken na ontvangst van het verzoek door Onze Minister een behoefte-onderbouwingsplan in voor de desbetreffende frequentieruimte.
3. Indien niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn een behoefte-onderbouwingsplan is ontvangen, vervalt de voorlopige toewijzing.
4. Indien onze minister wie het mede aangaat een behoefte-onderbouwingsplan heeft ingediend is de voorlopige toewijzing van kracht tot het moment waarop door Onze Minister is beslist over een definitieve toewijzing.
5. Onze Minister kan aan de voorlopige toewijzing voorschriften en beperkingen verbinden.
E
Aan artikel 3.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In het belang van een doelmatig gebruik van frequentieruimte, kan Onze Minister, in afwijking van het eerste lid, besluiten dat een krachtens de artikelen 3.7 of 3.8 verleende vergunning mede wordt verleend ten behoeve van het uitzenden van programmakanalen van een andere publieke media-instelling.
F
Artikel 3.7 wordt gewijzigd als volgt:
a. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.6, derde lid, kan de vergunning, bedoeld in het eerste lid, aan een andere publieke media-instelling dan de in het eerste lid bedoelde publieke media instelling worden verleend.
G
Na artikel 3.8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister verleent ambtshalve een transitievergunning:
a. aan de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die wordt herverdeeld, en
b. aan degene die bij de herverdeling de nieuwe vergunning voor deze frequentieruimte verwerft.
2. De transitievergunning heeft een looptijd van ten hoogste vier weken, die aanvangt de dag nadat de vergunning bedoeld in het eerste lid, onder a, afloopt. Indien dit nodig is om te voorkomen dat de continuïteit van de via de vergunde frequentieruimte verleende diensten in gevaar kan komen kan looptijd van de transitievergunning worden verlengd met vier weken. De vergunning bedoeld in het eerste lid, onder b, vangt aan op de dag nadat de transitievergunning afloopt.
3. Indien dat naar zijn oordeel in het belang is van de continuïteit van de via de vergunde frequentieruimte verleende diensten, legt Onze Minister een partij, bedoeld in het eerste lid, de verplichting op om met andere partijen, bedoeld in het eerste lid, een transitieovereenkomst te sluiten. Onze Minister kan deze partijen in het belang van de continuïteit van dienstverlening aanvullende of andere verplichtingen opleggen. Eventuele met de in dit lid bedoelde verplichtingen verbonden kosten komen voor rekening van de partij op wie de verplichting rust.
4. Onze Minister kan aan de transitievergunning voorschriften en beperkingen verbinden, waaronder het voorschrift uitsluitend frequentieruimte te gebruiken in overeenstemming met de afspraken in de transitieovereenkomst bedoeld in het derde lid.
5. Artikel 3.15 is niet van toepassing.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met vijfde lid.
7. Het eerste tot en met zesde lid is niet van toepassing op vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte door of ten behoeve van commerciële media-instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008. Bij ministeriële regeling kan andere frequentieruimte worden aangewezen waarop het eerste tot en met zesde lid niet van toepassing is.
H
In artikel 3.10, eerste lid, aanhef, wordt artikel «3.6» vervangen door: de artikelen 3.6 en 3.8a.
I
Artikel 3.12 komt te luiden:
1. Onze Minister kan op aanvraag vergunning verlenen voor het gebruik van frequentieruimte:
a. ten behoeve van het doen van experimenten met een looptijd van ten hoogste één jaar,
b. ten behoeve van evenementen voor de duur van het evenement, of
c. ten behoeve van testdoeleinden.
2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt niet gebruikt voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten.
3. Bij de vergunningverlening kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3.13, tweede lid, en 3.18, eerste lid, onder a.
4. Vergunningen als bedoeld in het eerste lid, worden verleend volgens de procedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder a.
J
In artikel 3.13, eerste lid, word «artikel 3.5» vervangen door: de artikelen 3.5 tot en met 3.5b.
K
Artikel 3.17 wordt gewijzigd als volgt:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een vergunning die is verleend met toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder a, wordt na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn van rechtswege telkens voor een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen periode verlengd, tenzij:
a. Onze Minister uiterlijk twee jaar voor het tijdstip waarop de periode waarvoor de vergunning is verleend, onderscheidenlijk is verlengd, is verstreken, besluit dat de vergunning niet wordt verlengd, of
b. de vergunning is verleend voor een bij ministeriële regeling aangewezen gebruik of bij die regeling bepaalde duur.
b. Onder vernummering van het derde en vierde lid, tot vierde en vijfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder b, kan Onze Minister een daar bedoelde vergunning verlengen met een door hem te bepalen termijn.
L
Artikel 4.1, vierde lid, komt te luiden:
4. Het is verboden:
a. voor een bestemming die voorkomt in een nummerplan andere nummers te gebruiken dan de nummers die in dat plan voor die bestemming zijn opgenomen, tenzij in het nummerplan is bepaald dat dit verbod niet van toepassing is, en
b. om een nummer dat voorkomt in een nummerplan voor een andere bestemming te gebruiken dan de bestemming waarvoor dat nummer in dat plan is opgenomen, tenzij het gebruik van dat nummer voor de andere bestemming geen afbreuk doet aan het gebruik van dat nummer voor de bestemming, genoemd in het nummerplan.
M
Artikel 4.2 wordt gewijzigd als volgt:
a. Het tweede tot en met het elfde lid worden vernummerd tot het derde tot en met twaalfde lid.
b. Het eerste en tweede lid (nieuw) komen te luiden:
1. Nummers die in een nummerplan of in een op grond van het vijfde lid vastgestelde aanwijzing zijn opgenomen kunnen op aanvraag door de Autoriteit Consument en Markt worden toegekend, met uitzondering van een nummer dat uitsluitend binnen een bepaald elektronisch communicatienetwerk wordt gebruikt voor toegang tot of identificatie van op dat netwerk aangeslotenen, de netwerkbeheerder, via dat netwerk aangeboden diensten, dat netwerk, netwerkaansluitpunten van dat netwerk of andere elementen van dat netwerk, tenzij in het nummerplan anders is bepaald.
2. Toekenning van nummers kan geschieden aan:
a. een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk ten behoeve van het verzorgen van elektronische communicatiediensten over zijn elektronisch communicatienetwerk;
b. een aanbieder van een elektronische communicatiedienst ten behoeve van het verzorgen van zijn elektronische communicatiedienst, of
c. een natuurlijke persoon of rechtspersoon ten behoeve van het gebruik van een elektronische communicatiedienst.
c. In het vierde lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het tweede lid.
d. In het zevende en tiende lid (nieuw) wordt «het zevende lid» telkens vervangen door: het achtste lid.
e. In het negende lid (nieuw) wordt «het zesde en zevende lid» vervangen door: het zevende en achtste lid.
f. In het elfde lid (nieuw) wordt «zevende en achtste lid» vervangen door: achtste en negende lid.
g. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.
h. Aan het slot van het twaalfde lid wordt toegevoegd: De eerste volzin is niet van toepassing op netwerkinterne nummers tenzij op grond van het nummerplan waarin deze nummers zijn opgenomen toekenning overeenkomstig het eerste lid is vereist.
N
Artikel 5.4, tweede lid, komt te luiden:
2. Burgemeester en wethouders nemen het instemmingsbesluit binnen acht weken na ontvangst van de schriftelijke melding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. De termijn van acht weken kan worden verlengd met ten hoogste acht weken. Zij kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.
O
Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is verplicht op eigen kosten over te gaan tot het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels ten dienste van zijn netwerk, waaronder het verplaatsen van kabels, op verzoek van:
a. degene op wie de gedoogplicht rust,
b. degene die van de rechthebbende een huurrecht, of een recht van erfpacht of opstal, of een gebruiksrecht strekkende tot de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken heeft verkregen,
voor zover deze maatregelen noodzakelijk zijn voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege de in de onderdelen a en b genoemden.
b. In het derde tot en met vijfde lid wordt «degene op wie de gedoogplicht rust» steeds vervangen door: degene, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b,.
c. Het zevende en achtste lid vervallen.
P
Na artikel 5.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is verplicht op verzoek van:
a. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu,
b. de beheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet, of
c. een waterschap,
op eigen kosten over te gaan tot het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels ten dienste van zijn netwerk, waaronder het verplaatsen van kabels, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werken:
1°. waarvoor een ontwerp-tracébesluit als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Tracéwet is vastgesteld,
2°. ten behoeve van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 5.5 van de Waterwet die in beheer zijn bij het Rijk of een waterschap en waarvoor een ontwerp van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet is vastgesteld,
ongeacht dat de beheerder, genoemd in de onderdelen a tot en met c, op het moment van het verzoek geen rechthebbende is op de betrokken gronden.
2. In afwijking van het eerste lid, heeft de aanbieder recht op vergoeding van de door hem gemaakte kosten ter uitvoering van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, indien na verloop van drie jaar nadat dat verzoek is gedaan, de beheerder geen rechthebbende is op de betrokken gronden, noch een huurrecht, of een recht van erfpacht of opstal, of een gebruiksrecht strekkende tot de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken heeft verkregen van degene die rechthebbende is op de betrokken gronden.
3. Artikel 5.8, derde, vierde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Q
In artikel 5.13, vierde lid, wordt «bedoeld in de artikelen 5.2, 5.8 en 5.11,» gewijzigd in: bedoeld in de artikelen 5.2, 5.8, 5.9 en 5.11,.
R
In artikel 6a.1, achtste lid, wordt «als bedoeld in artikel 1.1., onderdeel s» gewijzigd in: als bedoeld in artikel 1.1.
S
Aan artikel 7.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. de criteria voor verstrekking van de compensatie, bedoeld in artikel 7.1a, waaronder in ieder geval de minimale duur van de onderbreking en de minimale vergoeding.
T
Na artikel 7.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij een volledige onderbreking van de levering van een als separate dienst te onderscheiden openbare elektronische communicatiedienst als gevolg van een storing in het netwerk van de aanbieder van die dienst verstrekt de aanbieder uit eigen beweging of op aanvraag van de abonnee, die woonachtig of gevestigd is in het gebied waarin de gevolgen van de storing zich voordoen, een compensatie aan de abonnee, mits de verstoring langer duurt dan een bij ministeriële regeling te bepalen periode.
2. De compensatie bedraagt ten minste een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag per dag. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen overeenkomsten tot levering van een openbare elektronische communicatiedienst waarbij een vaste maandelijkse vergoeding wordt betaald door de abonnee en overeenkomsten waarbij dat niet het geval is.
3. Geen recht op compensatie bestaat indien de storing het gevolg is van een aardbeving, overstroming, terroristische aanslag of oorlog.
U
Artikel 7.2a komt te luiden:
1. De overeenkomst tussen een aanbieder en een eindgebruiker met betrekking tot de levering van een elektronische communicatiedienst of programmadienst kan worden aangegaan voor bepaalde of onbepaalde duur.
2. Een aanbieder biedt een eindgebruiker de mogelijkheid een overeenkomst voor een bepaalde duur met een looptijd van ten hoogste twaalf maanden aan te gaan.
3. De overeenkomst die is aangegaan voor een bepaalde duur, kan na verloop van die duur stilzwijgend worden verlengd of vernieuwd, mits de abonnee de overeenkomst hierna te allen tijde kosteloos kan opzeggen.
4. De overeenkomst die is aangegaan voor een onbepaalde duur, kan door de abonnee te allen tijde kosteloos worden opgezegd.
5. De bij de opzegging door de abonnee in acht te nemen termijn is in alle gevallen niet langer dan een maand.
6. In afwijking van het vijfde lid kunnen de abonnee, niet zijnde een consument, en de aanbieder, op uitdrukkelijk verzoek van die abonnee, een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden overeenkomen.
7. Indien er sprake is van een consument:
a. bedraagt de looptijd van een overeenkomst voor een bepaalde duur ten hoogste 24 maanden;
b. biedt een aanbieder van een openbare telefoondienst hem de mogelijkheid een overeenkomst aan te gaan:
1°. waarbij geen starttarief in rekening wordt gebracht;
2°. waarbij de gespreksduur in seconden in rekening wordt gebracht, en
3°. waarbij, indien de aanbieder ook abonnementen aanbiedt waarbij de gespreksduur niet in seconden in rekening wordt gebracht, het tarief, gezien de overige voorwaarden van de overeenkomst, vergelijkbaar is met het tarief bij de andere door de aanbieder aangeboden abonnementen.
V
Artikel 7.6a wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. Na de puntkomma in onderdeel e vervalt «en»,
2°. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel f door een komma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. voor zover dit noodzakelijk is ter bescherming van de integriteit en de veiligheid van het netwerk en de dienst van de betrokken aanbieder, of het randapparaat van de eindgebruiker, of
h. voor zover dit ten gevolge van het gedrag van de abonnee noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid van een natuurlijk persoon die, al dan niet op grond van een arbeidsovereenkomst, arbeid verricht voor de aanbieder van de internettoegangsdienst.
b. Onder vernummering van het tweede naar het derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. In aanvulling op het eerste lid kan een aanbieder van een internettoegangsdienst de levering van deze dienst met ten hoogste een maand opschorten ter voorkoming van een ongebruikelijk hoge rekening, op voorwaarde dat de internettoegangsaanbieder de abonnee vooraf op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen de levering van de internettoegangsdienst op te schortenen de abonnee daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt binnen een door de aanbieder gestelde redelijke termijn.
c. Na het nieuwe derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Voorafgaand aan het nemen van een maatregel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, doet de aanbieder melding aan de betrokken abonnee, en geeft de abonnee eindgebruiker daarbij de gelegenheid de in dit onderdeel bedoelde bedreiging van de integriteit en veiligheid van netwerk, dienst of randapparaat weg te nemen. Wanneer dit wegens de vereiste spoed niet voorafgaand aan het nemen van de maatregel mogelijk is, doet de aanbieder zo snel mogelijk melding van de maatregel.
W
Artikel 9.1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. gedrukte of elektronische telefoongidsen;
X
In artikel 11.9, eerste lid, onderdeel b, sub 3°, wordt «als bedoeld in artikel 1.1., onderdeel cc, onder 2°» gewijzigd in: als bedoeld in artikel 1.1.
Y
Na artikel 11.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een faciliteit om het nummer van het netwerkaansluitpunt van waaruit een verbinding tot stand wordt gebracht, dan wel het nummer waarmee een individuele gebruiker van dat netwerkaansluitpunt kan worden geïdentificeerd aan het netwerkaansluitpunt waarmee die verbinding tot stand komt te verstrekken, wordt niet gebruikt om de opgeroepen gebruiker onjuiste informatie te verstrekken met betrekking tot dat netwerkaansluitpunt of die individuele gebruiker.
Z
Na artikel 11a.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een aanbieder van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen antenne-opstelpunt als bedoeld in artikel 3.24, vierde lid, draagt zorg voor de opstelling en de uitvoering van een continuïteitsplan dat een beschrijving bevat van de technische en organisatorische maatregelen die de aanbieder neemt om de risico’s voor de veiligheid in en op het opstelpunt te beheersen voor zover van belang voor de continuïteit van de verspreiding van programma's door middel van openbare elektronische communicatienetwerken die worden ondersteund door dat opstelpunt.
2. Onze Minister kan een aanbieder als bedoeld in het eerste lid de verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een veiligheidscontrole te laten uitvoeren door een onafhankelijke deskundige, waarvan de kosten worden gedragen door de aanbieder.
3. Indien het continuïteitsplan naar het oordeel van Onze Minister onvoldoende bijdraagt aan de in het eerste lid bedoelde continuïteit, kan Onze Minister een aanbieder als bedoeld in het eerste lid de verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een technische of organisatorische maatregel te treffen met het oog op de in het eerste lid bedoelde continuïteit.
4. Voor een aangewezen antenne-opstelpunt dragen de in het eerste lid bedoelde aanbieder of aanbieders en de aanbieder of aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken die bestaan uit radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's en die door het aangewezen opstelpunt worden ondersteund, zorg voor de opstelling en de uitvoering van een gezamenlijk continuïteitsplan dat voorziet in onderlinge afstemming van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk de maatregelen bedoeld in artikel 11a.1, eerste lid.
5. Indien de in het vierde lid bedoelde aanbieders geen overeenstemming kunnen bereiken over het gezamenlijke continuïteitsplan, kan Onze Minister voorschriften geven inzake het tot stand brengen van het plan.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in dit artikel.
AA
In artikel 12.1 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding van het eerste lid.
BB
Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt «artikel 3.14» gewijzigd in: artikel 3.23.
b. Onderdeel e komt te luiden:
e. verplichtingen inzake uitzending van programma-aanbod, opgelegd op grond van artikel 8.3;
c. De onderdelen g tot en met k worden geletterd f tot en met j.
d. In onderdeel j wordt de zinsnede «verdere onderwerpen als bedoeld in de artikelen 11a.1, 11a.2, 18.1» gewijzigd in: verdere onderwerpen als bedoeld in de artikelen 11a.1, 11a.2, 11a.3, 12.6».
CC
In artikel 18.14 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding van het eerste lid.
DD
In artikel 20.1 wordt «KPN Telecom B.V.» telkens vervangen door: KPN B.V.
EE
In artikel 20.5, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 1.1., onderdeel aa» gewijzigd in: als bedoeld in artikel 1.1.
Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet te luiden:
Telecommunicatiewet: de artikelen 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.22 en 18.9, eerste en tweede lid
B
In de artikelen 7 en 11 komt de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet te luiden:
a. de artikelen 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.22, 15.2, derde lid, 15.4, vierde lid, en 18.9, eerste en tweede lid
b. alsmede, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt:
1. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
2. de hoofdstukken 6A, 6B en 12
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4
Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 15a, tweede, derde en vijfde lid, van Boek 3 wordt «artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet», «artikel 1.1, onderdeel uu, van de Telecommunicatiewet», en «artikel 1.1, onderdeel vv, van de Telecommunicatiewet» telkens gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
B
In artikel 15b van Boek 3 wordt «artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet» gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
C
In artikel 196b, eerste lid, van Boek 6 wordt «artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet» gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
In artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming achter de Telecommunicatiewet in onderdeel 4°, «18.17, eerste en derde lid» gewijzigd in «18.17».
In artikel 1.1 van de Mediawet 2008 wordt «artikel 1.1, onderdeel e, van de Telecommunicatiewet», «artikel 1.1, onderdeel h, van de Telecommunicatiewet» en «artikel 1.1, onderdeel kk, van de Telecommunicatiewet» telkens gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 25, vierde lid, onderdeel a, en 27, derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 1.1, onderdeel bb, van de Telecommunicatiewet» telkens gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
B
In artikel 28, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikel 1.1, onderdeel t, van de Telecommunicatiewet» gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.
1. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel I, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel BB, van deze wet, komt artikel I, onderdeel BB, sub c en d, te luiden:
c. de onderdelen g tot en met j worden geletterd f tot en met i.
d. In onderdeel i wordt de zinsnede «verdere onderwerpen als bedoeld in de artikelen 11a.1, 11a.2, 18.1» gewijzigd in: verdere onderwerpen als bedoeld in de artikelen 11a.1, 11a.2, 11a.3, 12.6».
2. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel I, van die wet in werking treedt op een later tijdstip dan artikel I, onderdeel BB, sub c en d, van deze wet, komt artikel I, onderdeel I, van die wet te luiden:
Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel g vervalt, onder verlettering van de onderdelen h tot en met j tot g tot en met i;
2. In onderdeel g (nieuw) vervalt «en het bewaren van gegevens».
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 augustus 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU (Kamerstukken II 2014/15, nr. 34 260) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, wordt artikel I, onderdeel A, van deze wet als volgt gewijzigd:
a. Het onderdeel «apparaten: elektrische en elektronische apparaten» wordt gewijzigd in:
elektrische en elektronische apparaten, niet zijnde radioapparaten;
b. Het onderdeel «radiozendapparaten: uitrusting die naar haar aard bestemd is voor het zenden of het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen» wordt gewijzigd in:
een elektrisch of elektronisch product dat:
a. doelbewust radiogolven uitzendt of ontvangt ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie, of
b. moet worden aangevuld met een accessoire om doelbewust radiogolven te kunnen uitzenden en ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie;
c. Het volgende onderdeel vervalt:
a. uitrusting die bestemd is om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten, zodanig dat zij: rechtstreeks op netwerkaansluitpunten kan worden aangesloten, of kan dienen voor interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;
b. Radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten;
c. Uitrusting voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde uitrusting die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienetwerk;»
d. In de alfabetische rangschikking worden de volgende definities ingevoegd:
natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen, niet zijnde de fabrikant of de importeur, die apparaten of radioapparaten op de markt aanbiedt;
natuurlijke persoon of rechtspersoon die apparaten of radioapparaten vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze apparaten of radioapparaten onder zijn naam of merknaam verhandelt;
in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;
het voor het eerst in de Europese Unie op de markt aanbieden van apparaten of radioapparaten;
in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die apparaten of radioapparaten uit een derde land in de Europese Unie in de handel brengt;
het eerste gebruik van radioapparaat in de Europese Unie door de eindgebruiker ervan;
de fabrikant, de gemachtigde, de importeur of de distributeur;
het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van apparaten of radioapparaten met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Europese Unie;
communicatie door middel van radiogolven;
het vaststellen van de positie, snelheid of andere kenmerken van een object of het verkrijgen van informatie over deze parameters door middel van de voortplantingseigenschappen van radiogolven;
elektromagnetische golven met frequenties van lager dan 3000 GHz, die zich in de ruimte voortplanten zonder kunstmatige geleider;
maatregel waarmee wordt beoogd apparaten of radioapparaten te doen terugkeren die al aan de eindgebruiker ter beschikking waren gesteld;
maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat apparaten of radioapparaten die zich in de toeleveringsketen bevinden, op de markt worden aangeboden;
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,