Ontvangen 12 april 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel N twee onderdelen toegevoegd, luidende:
O
Aan artikel 433 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. Van elk ingesteld beroep in cassatie wordt kennisgegeven aan het slachtoffer dat daarom verzoekt, binnen veertien dagen nadat dit beroep is ingesteld. Eveneens wordt van elke intrekking van een beroep in cassatie kennisgegeven aan het slachtoffer dat daarom verzoekt, binnen veertien dagen nadat dit beroep is ingetrokken.
P
Aan artikel 436 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting waar de zaak inhoudelijk wordt behandeld, alsmede van de zitting waar de uitspraak wordt gedaan.
Dit amendement regelt dat, indien in een cassatie aan slachtoffers die daarom verzoeken informatie wordt verstrekt over de plaats, de datum en het tijdstip van een zitting in cassatie. De indieners stellen vast dat het wetsvoorstel niet voorziet in een bepaling waarin het slachtoffer wordt geïnformeerd over een zitting in cassatie. Gelet op de strekking van artikel 6 van de Richtlijn gelezen in samenhang met overweging 31 van diezelfde Richtlijn dat spreekt over «een beroep» dat is ingesteld tegen «een uitspraak» in een zaak, zijn indieners met de Afdeling advisering van de Raad van State van mening dat het recht op informatie over het tijdstip en de plaats van de terechtzitting ook ziet op zittingen in cassatie.
De indieners zijn zich bewust van het feit dat de procedure in cassatie veelal schriftelijk is. Echter, zittingen in cassatie vinden wel plaats. Zo stelt de rolraadsheer, behoudens ingeval de gronden waarop het verzoek steunt ongenoegzaam zijn, of de toelichting schriftelijk is verstrekt, een zitting vast voor het houden van het pleidooi. Ook de uitspraak over een zaak vindt op een openbare zitting plaats. Dit maakt dat de indieners van mening zijn dat het verstrekken van informatie over de zitting in cassatie voor het slachtoffer eveneens van belang kan zijn.
In verband hiermee is het gewenst dat het slachtoffer ook op de hoogte wordt gesteld van het instellen van cassatieberoep en van het eventuele intrekken van cassatieberoep. Dit naar analogie van het instellen en intrekken van hoger beroep bij het gerechtshof, dat in het wetsvoorstel wordt geregeld.
Van Oosten Recourt