Ontvangen 11 april 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 51a, eerste lid, onder b, na «tot en met de vierde graad» ingevoegd: , de personen die met een slachtoffer een gezin vormen of hebben gevormd en in een nauwe persoonlijke betrekking tot dat slachtoffer staan,.
Dit amendement regelt dat de stieffamilie van slachtoffers dezelfde rechten worden toegekend als bloedverwante familie.
Steeds meer kinderen groeien op in een samengesteld gezin. Soms worden kinderen al van jongs af aan opgevoed door ouders die geen bloedverwanten zijn, maar wel een nauwe band met het kind hebben en het kind verzorgen en opvoeden: de stieffamilie. Met het onderliggende wetsvoorstel stelt de regering voor de kring van gerechtigden voor het spreekrecht van slachtoffers en voor de andere rechten gelijk te trekken. Er worden nieuwe definities opgenomen omtrent wie als slachtoffer wordt aangemerkt. Hiermee wordt de kring van slachtoffers uitgebreid met familieleden van slachtoffers.
In het wetsvoorstel is echter geen duidelijke definitie opgenomen van familie en wordt met name niet duidelijk of deze in het wetsvoorstel toegekende rechten ook aan niet-bloedverwante familieleden, de stieffamilie, toekomen. Met dit amendement wordt deze duidelijkheid wel geboden. Wetstechnisch is dit amendement vormgegeven door aanvulling van de definitie van «familieleden» in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering. Hieronder vallen alle personen die een nauwe persoonlijke betrekking hebben met het slachtoffer en die met het slachtoffer in een (samengesteld) gezin leven of hebben geleefd, maar inmiddels een eigen huishouden zijn gaan vormen. Dit geldt voor stiefkinderen, ongeacht of deze al dan niet minderjarig zijn, stiefouders en stiefbroers of zussen. Voor de definitie van stieffamilie is zoveel mogelijk aangesloten bij de definitie van stief- en pleegouders in de bepalingen over het spreekrecht in artikel 51e, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Swinkels Bergkamp