Ontvangen 11 juni 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt «157, eerste tot en met vijfde lid,» vervangen door «157, eerste tot en met zesde lid,».
B
In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 156 als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De rechter kan bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde lid tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij de vaststelling van de uitkering kan de rechter rekening houden met de behoefte aan een voorziening in het levensonderhoud voor het geval van overlijden van degene die tot de uitkering is gehouden.
3. Het vierde lid en vijfde lid (nieuw) vervallen.
C
Artikel I, onderdeel D, vervalt.
D
In artikel I, onderdeel E, wordt artikel 157 als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «waarop de kinderen van de echtgenoten» vervangen door «waarop de uit het huwelijk van de echtgenoten geboren kinderen».
2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Bij samenloop van de omstandigheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, geldt de langste termijn.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt in de eerste zin «stelt de rechter op diens verzoek alsnog een verlenging van deze termijn vast» vervangen door «kan de rechter op diens verzoek alsnog een termijn vaststellen» en komt de derde zin te luiden «De rechter bepaalt bij de uitspraak of verlenging van de termijn na ommekomst daarvan al dan niet mogelijk is».
E
In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 158 wordt «artikel 157, vierde tot en met zesde lid,» vervangen door «artikel 157, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid,».
F
Artikel I, onderdeel I, vervalt.
G
Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:
J
In artikel 169, tweede lid, wordt «de termijnen, bedoeld in artikel 157, derde tot en met zesde lid» vervangen door «de termijnen, bedoeld in artikel 156, derde lid, en artikel 157, eerste tot en met vijfde lid».
H
Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:
K
In artikel 182 wordt «157 tot en met 160» vervangen door «156 tot en met 160» en wordt «de in artikel 157, derde tot en met zesde lid, bedoelde termijnen» vervangen door «de in de artikelen 156, derde lid, en 157, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid, bedoelde termijnen».
I
Artikel I, onderdeel N, vervalt.
J
Artikel I, onderdeel O, komt te luiden:
O
Artikel 401 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede zin, wordt «voorafgaande» vervangen door «voorgaande» en wordt «op grond van artikel 157 of die is opgenomen in een overeenkomst als bedoeld in artikel 158» vervangen door «op grond van artikel 156, derde lid, of artikel 157, zevende lid».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt «het derde of vijfde lid dan wel zesde lid, tweede zin van artikel 157» vervangen door «artikel 156, derde lid, of artikel 157, zevende lid,».
b. In de tweede zin wordt «artikel 157, vijfde lid,» vervangen door «artikel 157, zevende lid,».
c. In de derde zin wordt «het vijfde lid, tweede en derde zin, van artikel 157» vervangen door «artikel 157, zevende lid, tweede en derde zin,».
K
Artikel I, onderdeel P, vervalt.
L
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 805 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij beschikkingen betreffende het verstrekken van levensonderhoud verstrekt de griffier aan de verzoeker en aan de in de procedure verschenen belanghebbenden de berekeningen van de behoefte en de draagkracht die mede aan de beschikking ten grondslag liggen.
2. In artikel 826, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 157», vervangen door «artikel 156».
M
In artikel III wordt «de artikelen 156 en 401» vervangen door «artikel 401».
NF
Artikel IV komt te luiden:
ARTIKEL IV
Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
O
In artikel V vervallen het derde en vierde lid onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid.
Inleiding
Het wetsvoorstel wordt sterk vereenvoudigd en beperkt zich tot de duur van de partneralimentatie. Het wetsvoorstel regelt dat de duur van de partneralimentatie de helft bedraagt van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Daarop zijn twee wettelijke uitzonderingen: langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen. Bij huwelijken langer dan vijftien jaar, waarbij de leeftijd van de alimentatiegerechtigde ten hoogste tien jaar lager is dan de AOW-leeftijd, is de duur maximaal tien jaar. Bij huwelijken met kinderen, die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, is de duur maximaal twaalf jaar. Voorts eindigt de alimentatieplicht als de onderhoudsplichtige gewezen echtgenoot de AOW-leeftijd heeft bereikt. Ook regelt het wetsvoorstel een hardheidsclausule voor schrijnende gevallen en voorziet het in overgangsrecht. Tot slot wordt bepaald dat de berekeningen van de behoefte en draagkracht, die aan de beschikking betreffende het verstrekken van levensonderhoud ten grondslag liggen, worden verstrekt aan de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden en krijgt het wetsvoorstel een evaluatiebepaling. Alle overige bepalingen uit de eerdere versies van het wetsvoorstel (zoals de nieuwe grondslag, de rol van nieuwe partners, de berekeningssystematiek, het maken van afspraken in huwelijkse voorwaarden, de indexering en het vervallen van nietigheid van een beding tot uitsluiting van partneralimentatie) zijn geschrapt.
Onderdeel A
In artikel 80d (artikel 1, onder A) wordt een verwijzing aangepast.
Onderdeel B
Het eerste lid wordt aangepast in verband met het vervallen van de artikelen 156a en 156b (zie hierna onderdeel C).
Er wordt een nieuw tweede lid opgenomen waarin, evenals in het huidige tweede lid van artikel 157, wordt bepaald dat de rechter rekening kan houden met de behoefte aan een voorziening in levensonderhoud in geval van overlijden van de alimentatieplichtige. Nu het wetsvoorstel alleen op duurverkorting ziet, bestaat er geen reden meer voor het schrappen van deze bepaling.
Daarnaast worden het eerdere derde en vierde lid (door de invoeging van het tweede lid vernummerd tot vierde en vijfde lid) van artikel 156 geschrapt. Deze leden betreffen de algemene maatregel van bestuur over de hoogte van de alimentatie-uitkering en de hardheidsclausule. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, hebben de initiatiefnemers besloten de berekening van de hoogte van de alimentatie via forfaitaire bedragen opgenomen in een algemene maatregel van bestuur te laten vervallen.
Onderdeel C
De in artikel I, onderdeel D, opgenomen artikelen 156a en 156b, die verwijzen naar het alimentatie-inkomen van artikel 400a, eerste lid, en een definitie geven voor de bepaling van de behoefte en de draagkracht, bedoeld in artikel 397, worden geschrapt. Het huidige systeem van behoefte- en draagkrachtbepaling, zoals uitgewerkt in het rapport Alimentatienormen, wordt gehandhaafd.
Onderdeel D
Het in artikel I, onder E, opgenomen artikel 157 wordt op enkele punten gewijzigd.
In het derde lid wordt verduidelijkt dat het gaat om de kinderen die geboren zijn uit het huwelijk van de echtgenoten. Ook het huidige recht houdt rekening met kinderen die uit het huwelijk geboren zijn (artikel 157, zesde lid).
Mogelijk is dat de omstandigheden bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van artikel 157 samenlopen. Het kan zijn dat een partner die levensonderhoud verstrekt de AOW-leeftijd bereikt, terwijl er nog een kind uit het huwelijk van de echtgenoten is dat de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt heeft. In een nieuw vijfde lid wordt bepaald dat in een dergelijk geval de langste termijn geldt.
Het zevende lid (nieuw) van artikel 157 wordt in technische zin aangepast en op een lijn gebracht met het vergelijkbare huidige artikel 157, vijfde lid. Zo is in het huidige artikel 157, vijfde lid, opgenomen dat de rechter een termijn kan vaststellen in plaats van dat de rechter deze vaststelt. Verduidelijkt wordt voorts dat het gaat om een verlenging na ommekomst van de termijn.
Onderdeel E
In artikel 158 wordt een verwijzing naar artikelleden gewijzigd.
Onderdeel F
Onderdeel I vervalt. Het huidige artikel 160 wordt zonder de eerder voorgestelde wijzigingen gehandhaafd.
Onderdelen G en H
In de artikelen 169 en 182 (artikel I, onderdelen J en K) worden enkele technische aanpassingen aangebracht.
Onderdeel I
Zoals in de inleiding bij deze nota van wijziging en in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, hebben de initiatiefnemers besloten niet meer een nieuwe berekeningssystematiek voor te stellen. Het wetsvoorstel regelt, kort gezegd, de verkorting van de alimentatieduur van twaalf naar vijf jaar inclusief twee wettelijke uitzonderingsgevallen. Het in onderdeel N opgenomen artikel 400a over het alimentatie-inkomen wordt daarom geschrapt.
Onderdeel J
Artikel 401 (artikel I, onderdeel O) wordt in technische zin (verwijzingen naar artikelen) aangepast. In het eerste lid zijn de verwijzingen naar de artikelen 157 en 158 vervangen, waarmee wordt aangesloten bij de huidige wettekst. Artikel 401 ziet daardoor weer op alle vormen van levensonderhoud in plaats van alleen partneralimentatie.
Onderdeel K
De mogelijkheid partneralimentatie vast te stellen op een som ineens, opgenomen in het voorgestelde artikel 402, tweede lid (artikel I, onderdeel P), wordt geschrapt. De huidige regelgeving betreffende het betalen van een som ineens, inclusief de bestaande contractsvrijheid tussen partijen, blijft ongewijzigd.
Onderdeel L
Naar aanleiding van de suggestie van de SP-fractie wordt in artikel II in artikel 805 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een nieuw derde lid opgenomen dat bepaalt dat de griffier bij beschikkingen betreffende levensonderhoud de berekeningen van de behoefte en de draagkracht verstrekt aan de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden. Zie in dit kader het arrest van de Hoge Raad van 4 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3478) en in het bijzonder rechtsoverweging 4.5.
Voorts wordt in artikel 826, eerste lid, onderdeel c, Rv de verwijzing naar artikel 157 vervangen door artikel 156.
Onderdeel M
In artikel III wordt de verwijzing in artikel 62e, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet aangepast.
Onderdeel N
Het huidige artikel IV kan vervallen. De in dit artikel genoemde artikelen van het wetsvoorstel worden in deze nota van wijziging geschrapt, waardoor een regeling van de samenhang met het wetsvoorstel herziening kinderalimentatie niet meer aan de orde is.
Naar aanleiding van de suggestie van de CDA-fractie is in een nieuw artikel IV een evaluatiebepaling opgenomen. De Minister voor Rechtsbescherming zal binnen 5 jaar na inwerkingtreding van deze wet verslag uitbrengen over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Onderdeel O
In artikel V worden met betrekking tot het overgangsrecht het derde en vierde lid geschrapt. De in het derde lid genoemde artikelen worden in deze nota van wijziging geschrapt en het in het vierde lid genoemde artikel 160 blijft ongewijzigd gehandhaafd. De in beide leden opgenomen overgangsregeling is niet langer nodig.
Van Oosten Kuiken Groothuizen