Ontvangen 15 juni 2016
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel III komt te luiden:
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Kamerstukken 34 011) tot wet is of wordt verheven en die wet tegelijk of later in werking treedt dan deze wet, dan wordt in artikel I van die wet in artikel 106a lid 1, onder schrapping van «of» aan het slot van onderdeel d en onder vervanging van de punt door «; of» aan het slot van onderdeel e, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. sprake is geweest van een aanwijzing van een beoogd curator als bedoeld in artikel 363, eerste lid, en tijdens de periode dat die aanwijzing duurde of in het faillissement dat daarop is gevolgd, blijkt dat de bestuurder bij zijn verzoek om die aanwijzing onjuiste informatie heeft verschaft over de meerwaarde van de voorbereiding van het faillissement met het oogmerk het voorbereidingstraject op oneigenlijke gronden te gebruiken.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Kamerstukken 34 011) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt in artikel I van deze wet na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 106a, eerste lid, wordt onder schrapping van «of» aan het slot van onderdeel d en onder vervanging van de punt door «; of» in onderdeel e, een lid toegevoegd, luidende:
f. sprake is geweest van een aanwijzing van een beoogd curator als bedoeld in artikel 363, eerste lid, en tijdens de periode dat die aanwijzing duurde of in het faillissement dat daarop is gevolgd, blijkt dat de bestuurder bij zijn verzoek om die aanwijzing onjuiste informatie heeft verschaft over de meerwaarde van de voorbereiding van het faillissement met het oogmerk het voorbereidingstraject op oneigenlijke gronden te gebruiken.
Artikel III geeft een regeling voor samenloop met de Wet civielrechtelijk bestuursverbod (Kamerstukken 34 011). De bepaling wordt aangevuld met een regeling voor het geval dat de Wet civielrechtelijk bestuursverbod eerder in werking treedt dat het onderhavige wetsvoorstel. Tot dusver regelde de bepaling alleen het geval dat de inwerkingtreding van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod zou plaatsvinden ná de inwerkingtreding van de onderhavige regeling en het geval dat de beide regelingen tegelijkertijd in werking zouden treden.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur