Gepubliceerd: 4 mei 2015
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34198-2.html
ID: 34198-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om bescherming te regelen van derivatenbeleggers tegen het faillissement van hun tussenpersoon, de effectiviteit van de interventiebevoegdheden van de Nederlandsche Bank en de Minister van Financiën te versterken, alsmede enige andere wijzigingen en verbeteringen in de wetgeving op het terrein van de financiële markten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de definitie van afwikkeldiensten wordt in onderdeel a «verzoeken die betrekking hebben op de goedkeuring van betaalopdrachten» vervangen door: door betalers langs elektronische weg gedane verzoeken aan hun betaaldienstverleners om onmiddellijke bevestiging dat de door de betalers geïnitieerde betaalopdrachten aan de door de betaaldienstverleners gestelde voorwaarden voldoen;.

2. In de definitie van financieel instrument wordt in onderdeel f na «grondstoffen» de komma vervangen door: en dat.

3. In de definitie van in aanmerking komende tegenpartij wordt in onderdeel d na «beleggingsinstelling» ingevoegd: of icbe.

B

Artikel 1:104 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel k, vervalt «of».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel l, door «; of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. de vergunninghouder niet voldoet aan de verplichting tot betaling van een heffing als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht.

C

In artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel 8, wordt voor «die worden beheerd» ingevoegd, «waarmee een overeenkomst in de zin van artikel 4:37f, tweede lid is afgesloten of» en wordt «beheerder die het beheer over hen voert» vervangen door: betreffende beheerder.

D

Artikel 2:3.0d, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel e wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

2. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. artikel 3:57, eerste tot en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit;.

3. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met k tot j tot en met m, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • h. artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van diensten;

  • i. artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudent beleggingsbeleid;.

E

Artikel 2:3.0i wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. in onderdeel a, wordt «van de in dat artikel bedoelde personen» vervangen door: van de personen die het dagelijks beleid van het in Nederland gelegen bijkantoor bepalen.

b. in onderdeel b, wordt «de in dat artikel genoemde personen» vervangen door: de personen die het beleid van het in Nederland gelegen bijkantoor bepalen.

c. in onderdeel c wordt na «bedrijfsuitoefening» ingevoegd: van de afwikkelonderneming.

d. onder verlettering van de onderdelen f tot en met i tot k tot en met n worden de onderdelen d en e vervangen door:

  • d. artikel 3:15, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal personen die het dagelijkse beleid van de afwikkelonderneming bepalen;

  • e. artikel 3:16, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

  • f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;

  • g. artikel 3:24aa, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;

  • h. artikel 3:57, eerste en tweede lid met betrekking tot solvabiliteit;

  • i. artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van diensten;

  • j. artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudentieel beleggingsbeleid;.

2. In het vierde lid wordt «c of d» vervangen door: c, d, e of h.

F

Artikel 2:3.0m, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel d vervalt: en tweede.

2. In onderdeel e wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

3. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. artikel 3:57, eerste tot en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit;.

4. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met k tot j tot en met m, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • h. artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van diensten;

  • i. artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudent beleggingsbeleid;.

G

Artikel 2:5, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel i vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. artikel 3:33c met betrekking tot de administratie van het derivatenvermogen.

H

In artikel 2:12, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen i tot en met k tot j tot en met l een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • i. artikel 3:33c met betrekking tot de administratie van het derivatenvermogen;.

I

Onder vernummering van artikel 2:69c tot 2:69d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:69c

  • 1. Een beheerder van een icbe met een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b verricht naast het beheer van icbe’s geen andere activiteiten dan het beheer van beleggingsinstellingen waarvoor aan hem een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 is verleend. Een maatschappij voor collectieve belegging in effecten die geen aparte beheerder heeft, verricht geen andere bedrijfsmatige activiteiten dan het beheer van de icbe.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de Autoriteit Financiële Markten een beheerder van een icbe met een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b, aanhef en onderdeel a, toestaan om de volgende activiteiten te verrichten of diensten te verlenen:

    • a. het beheren van een individueel vermogen;

    • b. het in de uitoefening van beroep of bedrijf adviseren over financiële instrumenten; en

    • c. bewaring en administratie van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen en icbe’s.

  • 3. Het is een beheerder van een icbe niet toegestaan om:

    • a. alleen de activiteiten te verrichten of diensten te verlenen, bedoeld in het tweede lid; of

    • b. naast de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend de activiteiten te verrichten of diensten te verlenen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of c.

J

Aan artikel 2:99, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. artikel 4:87a met betrekking tot de administratie van het derivatenvermogen.

K

Na artikel 2:121c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:121ca

  • 1. Een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling met een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 mag alleen rechten van deelneming aanbieden in een niet-Europese beleggingsinstelling indien:

    • a. de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger staat; en

    • b. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de staat waar de niet-Europese beleggingsinstelling is gevestigd een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet uit te voeren.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerkingsovereenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

L

In artikel 3:13 vervalt «van afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat,».

M

Na artikel 3:13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:13a

  • 1. De artikelen 3:8 en 3:9 zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

  • 2. Artikel 3:10 is van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren dan wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

N

Artikel 3:24.0b vervalt.

O

In paragraaf 3.3.3.3 wordt voor artikel 3:24b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:24aa

  • 1. De artikelen 3:15, eerste en derde lid, en 3:16, eerste en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

  • 2. De artikelen 3:15 en 3:16, eerste en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

P

Na artikel 3:24c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:25

De artikelen 3:17 en 3:18 zijn van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat die het bedrijf uitoefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

Q

Na artikel 3:33b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:33c

  • 1. Een bank of clearinginstelling die optreedt als tussenpersoon in de zin van hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer draagt zorg voor een adequate administratie van het derivatenvermogen, zodanig dat aan artikel 49g, tweede lid van die wet wordt voldaan.

  • 2. Ter voldoening van het eerste lid wordt de administratie op zodanige wijze gevoerd en worden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze bewaard dat in elk geval te allen tijde op eenvoudige wijze de rechten en verplichtingen die deel uitmaken van het derivatenvermogen en van de daarmee samenhangende cliëntposities kunnen worden gekend.

R

In artikel 3:49 wordt «2:3.0d, tweede lid» vervangen door: 2:3.0i, eerste lid, 2:3.0m, eerste lid.

S

In artikel 3:61 wordt telkens na «van overeenkomstige toepassing op» ingevoegd: afwikkelondernemingen,.

T

In artikel 3:73b, eerste lid, wordt na «afwikkelonderneming» ingevoegd: met zetel in Nederland.

U

Na artikel 3:84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:84a

De artikelen 3:71, 3:72, 3:73a en 3:73b zijn van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat en op in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

V

In artikel 3:86, eerste lid, vervalt na «bijkantoren»: afwikkelondernemingen en.

W

Paragraaf 3.3.9.5 vervalt.

X

In artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a, wordt na «afwikkelonderneming» ingevoegd: met zetel in Nederland.

Y

In artikel 3:110, vierde lid, wordt onder verlettering van onderdelen f en g tot g en h een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. artikel 3:33c met betrekking tot de administratie van het derivatenvermogen;.

Z

In artikel 3:111, tweede lid, wordt na «3:29» ingevoegd: , 3:33c.

AA

In artikel 3:159a, onderdeel h, wordt voor de punt ingevoegd:

of een moedermaatschappij van een verzekeraar ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de situatie, bedoeld in artikel 3:159c, tweede lid, zich voordoet.

BB

In artikel 3:159b wordt na «een bank of verzekeraar met zetel in Nederland» ingevoegd: of een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar met zetel in Nederland.

CC

Artikel 3:159c wordt gewijzigd als volgt:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De Nederlandsche Bank kan een overdrachtsplan voorbereiden met betrekking tot een moedermaatschappij van een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid, indien zich ten aanzien van die verzekeraar een situatie als bedoeld in het eerste lid voordoet en de Nederlandsche Bank oordeelt dat:

    • a. er ten aanzien van de moedermaatschappij tekenen zijn van een gevaarlijke ontwikkeling met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit, en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren, of dat de situatie waarin de verzekeraar verkeert, een bedreiging vormt voor de groep waartoe deze behoort; en

    • b. voor de afwikkeling van de verzekeraar of de groep waartoe de verzekeraar behoort een overdracht van activa of passiva van de moedermaatschappij of door de moedermaatschappij uitgegeven aandelen nodig is.

2. In het derde lid (nieuw), onderdeel b, wordt na «verzekeraar» ingevoegd: of een moedermaatschappij van een verzekeraar.

DD

In artikel 3:159w, tweede lid, wordt «artikel 3:159c, eerste lid» vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

EE

In artikel 3:159x, eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 3:159c, eerste lid» vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

FF

In artikel 3:159ij, eerste lid, wordt «artikel 3:159c, eerste lid» vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

GG

In artikel 3:159ag, derde lid, wordt «3:159c, tweede lid» vervangen door: 3:159c, derde lid.

HH

In artikel 3:161 wordt «artikel 3:159c, onderdelen a en b» vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, onderdelen a en b.

II

In artikel 3:162c, tweede lid, wordt «artikel 3:159c, tweede lid, onderdeel a of b» vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, onderdeel a of b.

JJ

In artikel 3:174b, tweede lid, wordt «3:159c, tweede lid» vervangen door: 3:159c, derde lid.

KK

Artikel 3:176, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de verplichtingen die voortvloeien uit corresponderende posities en daarmee samenhangende cliëntposities als bedoeld in hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer, alsmede de verplichtingen met betrekking tot het stellen van zekerheid in verband met de betreffende derivatenposities, voor wat betreft de verplichtingen jegens cliënten beperkt tot de verplichtingen die kunnen worden voldaan uit het derivatenvermogen, bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van die wet.

LL

Na het opschrift van Afdeling 3.5.6A wordt ingevoegd:

§ 3.5.6A.1 Afwikkelondernemingen met zetel in Nederland

MM

Na §3.5.6A.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.5.6A.2 Afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel 3:267.0b

Artikel 3:267.0a is van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor dan wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

NN

In artikel 3:267e, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 3:159c, eerste lid» vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

OO

In artikel 4:37f, derde lid, wordt «taken van de beheerder» vervangen door: taken van de bewaarder.

PP

Artikel 4:37g, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «of de beheerder» vervangen door: of de deelnemers.

2. In onderdeel a wordt «de beheerder» vervangen door: de deelnemer.

3. In onderdeel b wordt «of de beheerder de derde» vervangen door: of de deelnemers de derde.

QQ

Artikel 4:37p, eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aanvullende regels gesteld met betrekking tot de bedrijfsvoering, de informatie aan beleggers en deelnemers, de bewaarder, informatie aan toezichthoudende instanties, bevoegdheden van toezichthoudende instanties en adequate behandeling van deelnemers. Deze aanvullende regels zijn van toepassing voor zover een beheerder van een beleggingsinstelling rechten van deelneming aanbiedt aan niet-professionele beleggers in Nederland, tenzij de beheerder van een beleggingsinstelling rechten van deelneming aanbiedt:

    • a. die slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100.000 per deelnemer; of

    • b. die een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100.000.

RR

Artikel 4:59, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

SS

Artikel 4:60, derde lid, vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.

TT

Na artikel 4:87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:87a

  • 1. Een beleggingsonderneming die optreedt als tussenpersoon in de zin van hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer draagt zorg voor een adequate administratie van het derivatenvermogen, zodanig dat aan artikel 49g, tweede lid van die wet wordt voldaan.

  • 2. Ter voldoening van het eerste lid wordt de administratie op zodanige wijze gevoerd en worden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze bewaard dat in elk geval te allen tijde op eenvoudige wijze de rechten en verplichtingen die deel uitmaken van het derivatenvermogen en van de daarmee samenhangende cliëntposities kunnen worden gekend.

UU

Aan artikel 5:29, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien binnen de marktexploitant een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de gereglementeerde markt, wordt dit toezicht gehouden door personen die geschikt zijn in verband met de uitoefening van dit toezicht.

VV

Artikel 5:30 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het in het eerste lid, onderdeel f, bepaalde.

WW

In het eerste lid van artikel 5:89 wordt «, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de verordening ratingbureaus, aan» vervangen door: aan die belast is met het toezicht op de naleving van de verordening ratingbureaus.

XX

Artikel 6:2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «onteigening van vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming of onteigening van door of met medewerking van die onderneming uitgegeven effecten» vervangen door: onteigening van vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming, van door of met medewerking van die onderneming uitgegeven effecten of van vorderingen op die onderneming.

2. In het derde en vierde lid wordt «vermogensbestanddelen of effecten» telkens vervangen door: vermogensbestanddelen, effecten of vorderingen.

3. In het zesde lid wordt «onteigend vermogensbestanddeel of effect» vervangen door: onteigend vermogensbestanddeel of effect of onteigende vordering.

YY

In artikel 6:4, tweede lid, wordt «onteigening van vermogensbestanddelen van de moedermaatschappij of onteigening van door of met medewerking van die maatschappij uitgegeven effecten» vervangen door: onteigening van vermogensbestanddelen van de moedermaatschappij, van door of met medewerking van die maatschappij uitgegeven effecten of van vorderingen op die maatschappij.

ZZ

Artikel 6:8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en derde lid wordt «onteigend vermogensbestanddeel of effect» telkens vervangen door: onteigend vermogensbestanddeel of effect of onteigende vordering.

2. In het eerste lid wordt «zijn vermogensbestanddeel of effect» vervangen door: zijn vermogensbestanddeel, effect of vordering.

3. In het tweede lid wordt «het onteigende vermogensbestanddeel of effect» vervangen door: het onteigende vermogensbestanddeel of effect of de onteigende vordering.

AAA

In artikel 6:9, eerste lid, wordt «onteigend vermogensbestanddeel of effect» vervangen door: onteigend vermogensbestanddeel of effect of onteigende vordering.

BBB

De bijlage bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van artikelen in het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

2:69c, eerste en derde lid.

2. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

3:33c

3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt «4:59, eerste en tweede lid» vervangen door «4:59» en wordt «4:60, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: 4:60, eerste tot en met derde lid.

4. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

4:87a

CCC

De bijlage bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van artikelen in het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

2:69c, eerste en derde lid.

2. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

3:33c

3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt «4:59, eerste en tweede lid» vervangen door «4:59» en wordt «4:60, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: 4:60, eerste tot en met derde lid.

4. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

4:87a

ARTIKEL II

De Wet giraal effectenverkeer wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de definitie van aangesloten instelling en van effect wordt «het centraal instituut» telkens vervangen door: een centraal instituut.

2. De definitie van centraal instituut komt te luiden:

centraal instituut:

een centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257).

3. In de definitie van intermediair vervalt: en die in Nederland ten name van cliënten rekeningen in effecten administreert.

B

De artikelen 2, 3 en 4 vervallen.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Indien het een beleggingsonderneming of bank als bedoeld in de definitie van intermediair op grond van de Wet op het financieel toezicht niet langer is toegestaan zijn beroep of bedrijf uit te oefenen, geldt deze wet alsof de beleggingsonderneming of bank nog intermediair in de zin van deze wet is voor zover dit nodig is voor de afwikkeling van de bestaande verzameldepots.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

  • 1. Effecten aan toonder behoren per soort slechts tot een verzameldepot of een girodepot indien zij:

    • a. door middel van een verzamelbewijs in bewaring worden gegeven bij een intermediair onderscheidenlijk een centraal instituut;

    • b. ten name van een intermediair worden bewaard door een instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te administreren of aan te houden;

    • c. ten name van een centraal instituut worden bewaard door een instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te administreren of aan te houden; of

    • d. ten name van een intermediair onderscheidenlijk een centraal instituut worden bewaard door een in het buitenland gevestigd centraal instituut of een instelling in het buitenland met een vergelijkbare functie dat is erkend op grond van artikel 25, vierde tot en met elfde lid, van Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257).

  • 2. In afwijking van het eerste lid zullen indien een buitenlands recht van toepassing is op effecten die behoren tot een verzameldepot en die anders dan door middel van een verzamelbewijs in bewaring worden gegeven, die effecten blijven behoren tot het desbetreffende verzameldepot indien dat buitenlands recht niet voorziet in de mogelijkheid van omzetting.

E

In artikel 8b wordt «Indien effecten op naam zijn geleverd aan een intermediair of aan het centraal instituut» vervangen door: Indien effecten op naam zijn geleverd aan een intermediair of aan een centraal instituut.

F

In artikel 10, onderdeel d, wordt «die berusten onder of bewaard worden voor instellingen in het buitenland» vervangen door: dat wordt aangehouden bij een instelling in het buitenland.

G

Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bewaargeving van effecten aan toonder of levering van effecten op naam door de instelling die de effecten heeft uitgegeven aan een intermediair ter opname van die effecten in een verzameldepot, heeft tot gevolg dat degene ten gunste van wie de effecten worden uitgegeven in het verzameldepot gerechtigd wordt als deelgenoot, gezamenlijk met hen die daarin op dat tijdstip reeds gerechtigd waren.

H

Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Behoort een verzameldepot toe aan twee of meer deelgenoten, dan kan ieder over zijn aandeel daarin, of over een gedeelte van dat aandeel, beschikken. Een deelgenoot kan met instemming van de intermediair ook beschikken over een gedeelte van een effect, met dien verstande dat uitoefening van aan een aandeel, of van aan een gedeelte van dat aandeel verbonden stemrechten niet mogelijk is voor zover dat aandeel onderscheidenlijk dat gedeelte van dat aandeel niet overeenkomt met een of meer effecten.

I

Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25

Beslag onder een intermediair op een ten name van een andere intermediair staand aandeel in een verzameldepot is niet toegelaten.

J

Artikel 26, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Effecten worden uit een verzameldepot slechts uitgeleverd:

    • a. ter opname in een depot van een in het buitenland gevestigd centraal instituut of een buitenlandse instelling met een functie vergelijkbaar met die van een centraal instituut; of

    • b. ter opname in een verzameldepot van een andere intermediair of, indien de instelling die de effecten heeft uitgegeven daarmee heeft ingestemd, een depot van een instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te administreren, indien alle effecten van de desbetreffende soort worden uitgeleverd.

K

Aan artikel 33 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in geval van surseance van betaling of bij toepassing van de noodregeling als bedoeld in afdeling 3.5.4a van de Wet op het financieel toezicht.

L

Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en vijfde lid wordt «het centraal instituut» telkens vervangen door: een centraal instituut.

2. In het tweede en derde lid wordt «een girodepot» telkens vervangen door: een door hem gehouden girodepot.

M

Artikel 35, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het ten name van het centraal instituut staande tegoed terzake van effecten van de betreffende soort, dat wordt aangehouden bij instellingen in het buitenland;

N

Artikel 36, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een centraal instituut is belast met het beheer van de door hem gehouden girodepots.

O

In de artikelen 37, eerste lid, 39, 43, eerste lid, en 44 wordt «het centraal instituut» telkens vervangen door: een centraal instituut.

P

In artikel 38, tweede lid, wordt «Levering van effecten door de instelling die de effecten heeft uitgegeven aan het centraal instituut» vervangen door: Bewaargeving van effecten aan toonder of levering van effecten op naam door de instelling die de effecten heeft uitgegeven aan een centraal instituut.

Q

Artikel 45, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Effecten worden uit een girodepot slechts uitgeleverd:

    • a. ter opname in een depot van een in het buitenland gevestigd centraal instituut of een buitenlandse instelling met een functie vergelijkbaar met die van een centraal instituut; of

    • b. ter opname in een verzameldepot van een intermediair of, indien de instelling die de effecten heeft uitgegeven daarmee heeft ingestemd, een depot van een instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te administreren, indien alle effecten van de desbetreffende soort worden uitgeleverd.

R

In artikel 47 wordt «Levert het centraal instituut» vervangen door: Levert een centraal instituut.

S

In artikel 48 wordt «Het centraal instituut» vervangen door: Een centraal instituut.

T

Artikel 49b, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een uitgevende instelling kan:

    • a. een centraal instituut schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres, en, indien aanwezig, het e-mailadres van iedere aangesloten instelling die als deelgenoot in het girodepot gerechtigd is tot door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter, alsmede van het tegoed van iedere aangesloten instelling luidend in zodanige effecten in dat girodepot;

    • b. een intermediair van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat deze een verzameldepot houdt van door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en, indien aanwezig, het e-mailadres van iedere deelgenoot in dat verzameldepot alsmede van het tegoed van iedere deelgenoot luidend in zodanige effecten in dat verzameldepot;

    • c. een instelling in het buitenland van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat zij, beroepsmatig en anders dan als aandeelhouder, door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter bewaart, administreert of aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres, het tegoed luidend in zodanige effecten en, indien aanwezig, het e-mailadres van iedere cliënt voor wie zij een tegoed luidend in effecten met een aandelenkarakter bewaart, administreert of aanhoudt alsmede van het tegoed van iedere cliënt luidend in zodanige effecten dat bij de instelling wordt aangehouden; of

    • d. een bewaarder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat hij door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter bewaart, administreert of aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en, indien aanwezig, het e-mailadres van de beheerder van die beleggingsinstelling alsmede van het tegoed van de beheerder luidend in zodanige effecten dat bij de bewaarder wordt aangehouden.

U

Na hoofdstuk 3a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3B. DERIVATENVERMOGEN

Artikel 49f

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. centrale tegenpartij:

centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR);

b. cliënt:

degene voor wie een tussenpersoon een derivatenpositie aangaat of beheert;

c. cliëntpositie:

derivatenpositie die een tussenpersoon houdt voor een cliënt;

d. corresponderende positie:

de derivatenpositie die een tussenpersoon met een derde is aangegaan in verband met het aangaan van een cliëntpositie, en die overeenkomt met de betreffende cliëntpositie;

e. derivatenpositie:

de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een financieel instrument als bedoeld in onderdeel d tot en met j van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, voor zover die rechten en verplichtingen betrekking hebben op de bedingen die de kern van de prestaties aangeven;

f. derivatenvermogen:

afgescheiden deel van het vermogen van een tussenpersoon waartoe alle corresponderende posities behoren alsmede alle rechten en verplichtingen met betrekking tot het stellen van zekerheid ten behoeve van corresponderende posities;

g. tussenpersoon:

beleggingsonderneming, bank of clearinginstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met zetel in Nederland waaraan het op grond van die wet is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen onderscheidenlijk het bedrijf van bank of clearinginstelling uit te oefenen, die voor rekening en risico van haar cliënten corresponderende posities aangaat;

h. verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR):

verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad van 4 juli 2012 inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);

i. zekerheid:

goederen die strekken tot waarborg van de verplichtingen voortvloeiend uit derivatenposities, of de goederen die daarvoor in de plaats moeten worden geacht te zijn getreden.

Artikel 49g

  • 1. In afwijking van artikel 276 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek dient het derivatenvermogen uitsluitend tot voldoening van vorderingen die voortvloeien uit de met de corresponderende posities samenhangende cliëntposities, en vorderingen met betrekking tot de in verband met die cliëntposities gestelde zekerheden.

  • 2. Een tussenpersoon legt in zijn administratie vast welke corresponderende posities behoren tot het derivatenvermogen. De tussenpersoon legt voor iedere cliëntpositie vast welke corresponderende positie is aangegaan.

  • 3. Indien zowel een cliëntpositie als de daarmee corresponderende positie gelijktijdig worden beëindigd, wordt een eventuele restvordering die de cliënt na de beëindiging heeft op de tussenpersoon voor zover mogelijk voldaan uit de restvordering die de tussenpersoon heeft uit hoofde van het beëindigen van de corresponderende positie en de in verband daarmee gestelde zekerheden. Voor het niet-voldane gedeelte heeft de cliënt een vordering op de tussenpersoon.

  • 4. Indien een cliëntpositie wordt beëindigd zonder dat de daarmee corresponderende positie wordt beëindigd, maakt de corresponderende positie geen deel meer uit van het derivatenvermogen en is een eventuele restvordering van de cliënt na beëindiging van de cliëntpositie een vordering op de tussenpersoon, waarbij de cliënt een voorrecht heeft op de derivatenpositie die correspondeerde met de beëindigde cliëntpositie en de in verband daarmee gestelde zekerheden.

  • 5. Indien een corresponderende positie wordt beëindigd voordat de daarmee samenhangende cliëntpositie wordt beëindigd, blijven eventuele restvorderingen uit hoofde van die corresponderende positie en de in verband daarmee gestelde zekerheden beschikbaar voor het voldoen van de vorderingen uit hoofde van de daarmee samenhangende cliëntpositie. Indien de vorderingen van de cliënt daarmee niet volledig kunnen worden voldaan, heeft hij voor het niet-voldane gedeelte een vordering op de tussenpersoon.

  • 6. Beslag onder een tussenpersoon op het derivatenvermogen is niet toegelaten. Beslag onder een centrale tegenpartij of een tussenpersoon op cliëntposities die worden aangehouden voor een tussenpersoon onderscheidenlijk een andere tussenpersoon is niet toegelaten, voor zover die cliëntposities samenhangen met posities die behoren tot het derivatenvermogen van laatstbedoelde tussenpersoon.

  • 7. Indien het een tussenpersoon op grond van de Wet op het financieel toezicht niet langer is toegestaan zijn beroep of bedrijf uit te oefenen, blijft het derivatenvermogen bestaan voor zover het reeds bestaande derivatenposities betreft.

Artikel 49h

  • 1. In geval van het faillissement van een tussenpersoon wijst de curator een deskundige aan die onder verantwoordelijkheid van de curator is belast met het beheer van de corresponderende posities, de daarmee samenhangende cliëntposities en de in verband met deze posities gestelde zekerheden. Indien het faillissement een beleggingsonderneming betreft vindt de aanwijzing plaats met instemming van de Stichting Autoriteit Financiële Markten. Indien het faillissement een bank of clearinginstelling betreft vindt de aanwijzing plaats met instemming van De Nederlandsche Bank N.V.

  • 2. De curator verleent zijn medewerking aan de overdracht, bedoeld in artikel 48, vijfde of zesde lid, van verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR), alsmede de overdracht van de daarmee samenhangende cliëntposities en, met inachtneming van het vierde lid, de in verband daarmee gestelde zekerheden.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde overdracht niet slaagt, kan de curator het derivatenvermogen en de daarmee samenhangende cliëntposities en, met inachtneming van het vierde lid, de in verband daarmee gestelde zekerheden, geheel of gedeeltelijk overdragen aan een andere tussenpersoon, of een met een tussenpersoon vergelijkbare instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen, onverminderd het recht van cliënten of de centrale tegenpartijen op voortijdige beëindiging van hun posities.

  • 4. Indien de tussenpersoon in verband met de corresponderende posities bij de centrale tegenpartijen zekerheid heeft gesteld en de waarde daarvan op het tijdstip van faillietverklaring onvoldoende is om de vorderingen tot teruggave van gestelde zekerheden te voldoen uit hoofde van de daarmee samenhangende cliëntposities, worden de rechten van de tussenpersoon jegens de centrale tegenpartijen inzake de terug te geven zekerheden over de betreffende cliënten verdeeld naar rato van de waarde van de door hen gestelde zekerheden, onverminderd het voorrecht bedoeld in artikel 53 lid 3 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. In afwijking van het vorige lid behouden cliënten die vermogensscheiding per individuele cliënt als bedoeld in artikel 39, derde lid, van verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR) hebben bedongen, het recht op volledige teruggave van de zekerheden die zij bij de tussenpersoon hebben gesteld, en die de tussenpersoon in verband met de betreffende corresponderende derivatenposities heeft gesteld bij de centrale tegenpartij.

  • 6. Het tweede tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing indien niet een centrale tegenpartij wederpartij is bij de corresponderende posities, maar een andere tussenpersoon.

  • 7. Indien de vordering van een wederpartij bij een derivatenpositie niet of niet volledig kan worden voldaan uit het derivatenvermogen, kan die wederpartij voor het niet-voldane gedeelte een vordering ter verificatie aanmelden bij de curator.

  • 8. De curator zorgt ervoor dat, uiterlijk op het tijdstip waarop het faillissement van de tussenpersoon is geëindigd, alle derivatenposities die deel uitmaken van het derivatenvermogen en de daarmee samenhangende cliëntposities zijn beëindigd of overgedragen aan een andere tussenpersoon, tenzij het bedrijf van de gefailleerde instelling overeenkomstig artikel 98 van de Faillissementswet wordt voortgezet.

ARTIKEL III

De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 212e wordt «instelling» vervangen door: deelnemer.

B

In artikel 212hc wordt «artikel 3:159c, tweede lid, aanhef en onderdeel a» vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, aanhef en onderdeel a.

C

In artikel 212hk, eerste lid, wordt «artikel 3:159c, tweede lid» vervangen door: artikel 3:159c, derde lid.

D

Artikel 213 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel f komt te luiden:

f. zetel:

de plaats waar een verzekeraar of een moedermaatschappij van een verzekeraar volgens zijn of haar statuten of reglementen is gevestigd of, indien deze geen rechtspersoon is, de plaats waar die verzekeraar of die moedermaatschappij zijn of haar hoofdvestiging heeft;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. moedermaatschappij:

een moedermaatschappij als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

E

In artikel 213ac wordt «artikel 3:159c, tweede lid, aanhef en onderdeel b» vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, aanhef en onderdeel b.

F

Na artikel 213aq wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 213ar

  • 1. Onverminderd artikel 1 kan De Nederlandsche Bank N.V. de rechtbank Amsterdam verzoeken het faillissement uit te spreken ten aanzien van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, indien zich ten aanzien van die verzekeraar een situatie als bedoeld in dat artikel voordoet en De Nederlandsche Bank N.V. oordeelt dat:

    • a. er ten aanzien van de moedermaatschappij tekenen zijn van een gevaarlijke ontwikkeling met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit, onderscheidenlijk de technische voorzieningen, en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren; en

    • b. het faillissement voor de afwikkeling van die verzekeraar of de groep, bedoeld in artikel 3:159a, onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht, waartoe de verzekeraar behoort nodig is.

  • 2. Indien ten aanzien van een verzekeraar en diens moedermaatschappij de situaties, bedoeld in het eerste lid, zich voordoen, kan een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement van de moedermaatschappij niet aanvragen.

  • 3. In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een moedermaatschappij op een verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. als bedoeld in het eerste lid door de rechtbank Amsterdam.

  • 4. Indien een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement verzoekt van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring.

  • 5. De artikelen 213ac tot en met 213ap zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat voor de toepassing van de artikelen 213af en 213ag voor «artikel 213abis, eerste lid,» wordt gelezen: «artikel 213ar, eerste lid,».

G

Artikel 215 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd: Indien de schuldenaar een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar met een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of 2:54a van de Wet op het financieel toezicht is stelt de griffier van de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. terstond in kennis van de neerlegging.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De rechtbank zal dadelijk de gevraagde surseance voorlopig verlenen en een of meer bewindvoerders benoemen, ten einde met de schuldenaar het beheer over diens zaken te voeren. Bovendien beveelt de rechtbank, dat de bekende schuldeisers, benevens de schuldenaar, en indien de schuldenaar een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar met een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of 2:54a van de Wet op het financieel toezicht is, De Nederlandsche Bank N.V., tegen een door de rechtbank op korte termijn bepaalde dag, door de griffier bij brieven worden opgeroepen, ten einde, alvorens beslist wordt omtrent het definitief verlenen van de gevraagde surseance, op het verzoekschrift te worden gehoord. Behalve de dag worden uur en plaats der bijeenkomst daarbij vermeld, alsmede of een ontwerp van akkoord bij het verzoekschrift is gevoegd. Artikel 6, eerste lid, derde zin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 218 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien een aanvrage tot faillietverklaring, niet zijnde een verzoek als bedoeld in artikel 213ar, en een verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het verzoek tot surseance in behandeling. Indien een aanvrage tot faillietverklaring als bedoeld in artikel 213ar en een verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst de aanvrage tot faillietverklaring in behandeling.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van het vijfde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

I

Aan artikel 242 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens de faillietverklaring uit te spreken van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid,.

J

Artikel 246 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «waarop de schuldeisers» ingevoegd: of, indien van toepassing, De Nederlandsche Bank N.V.

2. In het tweede lid wordt na «de schuldeisers» ingevoegd: of, indien van toepassing, De Nederlandsche Bank N.V.

K

Artikel 248, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Gedurende een surseance kan faillietverklaring behoudens de mogelijkheid van artikel 213ar niet rauwelijks worden verzocht.

L

In artikel 272 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

M

In artikel 277 wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

De rechtbank stelt de Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

N

Aan artikel 280 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het tweede lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

ARTIKEL IV

De Wet financiële markten BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2:23 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. in de staat van zetel bevoegd te zijn tot uitoefening van het desbetreffende verzekeringsbedrijf en dit bedrijf daadwerkelijk vanuit een vestiging in die staat uit te oefenen, en in die staat onder prudentieel toezicht te staan.

2. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.

3. In het vierde lid wordt «de artikelen 3:1, 3:15 en 3:17» vervangen door: de artikelen 3:1 en 3:15.

B

In artikel 3:27 wordt «meer dan tien procent van de stemrechten» vervangen door: ten minste tien procent van de stemrechten.

C

Aan artikel 3:28 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van zijn gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden.

  • 5. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend kan op aanvraag worden bepaald dat die verklaring van geen bezwaar geldt voor alle groepsmaatschappijen gezamenlijk.

D

Artikel 4:23 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een deelneming in een andere onderneming te houden, te verwerven of te vergroten die meer bedraagt dan een procent van het balanstotaal van de kredietinstelling;

2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor een handeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van zijn gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden.

  • 5. Indien een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verleend, kan deze betrekking hebben op door de aanvrager:

    • a. via een dochtermaatschappij verworven en nog te verwerven middellijke deelnemingen; of

    • b. verworven dan wel nog te verwerven middellijke deelnemingen, niet zijnde deelnemingen als bedoeld in onderdeel a, voor zover deze deelnemingen buiten de invloedssfeer van de aanvrager zijn verworven dan wel worden verworven.

ARTIKEL V

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 12, onder d, komt te luiden:

  • d. het aan- of verkopen van aandelen in, of het geheel of gedeeltelijk aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen, vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

B

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het negende lid komt te luiden:

  • 9. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het in het eerste, tweede, derde of vierde lid bepaalde. Aan een vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

2. Het tiende lid komt te luiden:

  • 10. Onze Minister van Financiën kan, op verzoek van een instelling, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het in het eerste, tweede, derde, of vierde lid bepaalde. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

C

In artikel 24, eerste lid, wordt «deze wet» vervangen door: de bij en krachtens deze wet gestelde regels.

D

In artikel 37 wordt «artikel 3, zevende lid» vervangen door: artikel 3, tiende lid.

ARTIKEL VI

De Wet op de kansspelen wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 33e wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor zover de kansspelautoriteit op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is belast met het toezicht op de naleving van de bij en krachtens die wet gestelde regels door de instellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 16°, van die wet, wordt de kansspelheffing tevens geheven ter bestrijding en ten hoogste ten bedrage van de geraamde kosten van de kansspelautoriteit in één kalenderjaar van de uitoefening van dat toezicht. Deze aanvullende kansspelheffing wordt geheven van genoemde instellingen, voor zover deze houder van een vergunning op grond van deze wet zijn. Daarbij wordt de grondslag, bedoeld in het tweede lid, voor de desbetreffende categorie vergunninghouder aangehouden.

B

Artikel 33f wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «€ 160 per speeltafel en € 120 per aangekoppelde spelersterminal» vervangen door: € 164 per speeltafel en € 123 per aangekoppelde spelersterminal.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «€ 120 per spelersplaats» vervangen door: € 123 per spelersplaats.

ARTIKEL VII

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel p, onder 2° wordt «de in onderdeel a bedoelde bestuursorganen» vervangen door: de onder 1° bedoelde bestuursorganen.

B

In de artikelen 5.10, eerste lid, en 5.11, eerste lid, wordt «en» na «3.10» vervangen door een komma en wordt na «3.13» ingevoegd: , 4.2 en 4.3.

ARTIKEL VIII

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «4:60, vierde lid» vervangen door: 4:60, derde lid.

ARTIKEL IX

Artikel 68, onderdeel Ba, van de Wet op het accountantsberoep komt te luiden:

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «of».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; of» wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. gedurende een periode van vier jaren volgend op een periode van tien aaneengesloten jaren waarin de accountantsorganisatie de wettelijke controles heeft verricht of een aanmerkelijk deel van de financiële administratie heeft verzorgd of ingericht.

ARTIKEL X

In artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt «zeven» vervangen door: vijf.

ARTIKEL XI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nrs. 1–3) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt aan artikel VI, onderdeel B, van deze wet een subonderdeel toegevoegd, luidende:

3. In het derde lid wordt «2%» telkens gewijzigd in: 2,28%

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nrs. 1–3) tot wet is of wordt verheven en later in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt in artikel I, onderdeel S, subonderdeel 3, van die wet «2%» telkens gewijzigd in: 2,28%

ARTIKEL XII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XIII

Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet financiële markten 2016.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,