Ontvangen 8 april 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel III, onderdeel H, wordt aan artikel 7.4.0 een lid toegevoegd, luidende:
6. Het ontwerp voor een krachtens het vierde lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.
II
Aan artikel XXXIX wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid treedt het in artikel III, onderdeel H, opgenomen zesde lid van artikel 7.4.0 op 1 januari 2017 in werking, of op een bij koninklijk besluit te bepalen eerder tijdstip.
Dit amendement regelt dat de ministeriële regeling die op grond van artikel 7.4.0, vierde lid, van de Jeugdwet zal worden vastgesteld, voorafgaand aan de vaststelling wordt overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal.
In de ministeriële regeling wordt in ieder geval uitgewerkt welke persoonsgegevens – waaronder ook het burgerservicenummer en andere (bijzondere) persoonsgegevens – ten behoeve van de bekostiging, de controle en de fraudebestrijding aan gemeenten mogen worden vermeld. De indieners zijn van mening dat de invulling van deze regeling mogelijk verstrekkende gevolgen kan hebben voor de privacy van jeugdigen. Daarom beogen zij met dit amendement een voorhangprocedure voor deze regeling op te nemen. De bedoeling is dat dit nieuwe lid (waarin de lichte voorhang is geregeld) op nader te bepalen moment in werking treedt, doch uiterlijk op 1 januari 2017.
Keijzer Bergkamp