Gepubliceerd: 24 april 2015
Indiener(s): Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34178-5.html
ID: 34178-5

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 april 2015

Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie inzake dit voorstel van wet. Ik dank de leden van de verschillende fracties voor hun vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel. De vragen worden in het hierna volgende mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord. Omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid is ervoor gekozen de vragen in het algemeen deel aan de hand van enkele thema’s te beantwoorden.

Algemeen

Het doet mij deugd dat de leden van de VVD-fractie met een positieve grondhouding het onderhavige verdrag en het daarbij horende wetsvoorstel hebben bestudeerd. Met hen waardeer ook ik de in het verdrag uitgewerkte bijzondere vorm van samenwerking tussen Nederland en Noorwegen als zeer positief.

Met de leden van de PvdA-fractie ben ik blij dat op deze wijze voor een bepaalde periode werkgelegenheid behouden blijft binnen het gevangeniswezen.

De leden van de SP-fractie, de CDA-fractie, de PVV-fractie en de SGP-fractie hebben met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Met de antwoorden die hierna worden gegeven op de door deze leden gestelde vragen hoop ik ook hen tot een positief oordeel over het wetsvoorstel te kunnen bewegen.

Criteria voor plaatsing en dagprogramma

De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat voor soort gedetineerden in Norgerhaven zullen worden geplaatst. Zij vragen in dit verband om een toelichting wat onder een normaal gevangenisregime wordt verstaan. De leden van de PVV-fractie vragen wat onder een «vergelijkbare beveiligingscategorie» moet worden verstaan.

Graag verduidelijk ik aan deze leden dat in Norgerhaven thans sprake is van een normaal beveiligingsniveau (als bedoeld in artikel 13 van de Penitentiaire beginselenwet). Dit betekent dat in Norgerhaven Noorse gedetineerden kunnen worden geplaatst met een normaal maatschappelijk risico en vluchtrisico. De combinatie van de criteria «vluchtrisico» en «maatschappelijk risico» voorkomt dat gedetineerden worden geplaatst, waarvan het verblijf in Norgerhaven in Nederland tot maatschappelijke onrust zou leiden.

Het beveiligingsniveau wijzigt niet met de ingebruikname van Norgerhaven door Noorwegen. Het Noorse gevangeniswezen kent een onderscheid tussen «open» en «gesloten» gevangenissen en binnen de categorie «gesloten» wordt ook nog een aparte categorie met een «bijzonder hoog» beveiligingsniveau onderscheiden. Gedetineerden die onder deze laatste categorie vallen, zullen niet in Norgerhaven worden geplaatst. Het ontvluchtingsgevaar van de in Norgerhaven te plaatsen Noorse gedetineerden mag dus niet groter zijn dan van de Nederlandse gedetineerden die tot nu toe hun straf hebben uitgezeten in Norgerhaven. Bij de selectie van gedetineerden voor de plaatsing in Norgerhaven door de Noorse autoriteiten zal de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) hier strak de hand aan houden. Artikel 8 van het verdrag biedt de DJI hiervoor het handvat. Voor het treffen van aanvullende maatregelen met betrekking tot het ontvluchtingsgevaar – waar de leden van de VVD-fractie naar hebben gevraagd – zie ik in het licht van het voorgaande geen aanleiding.

Ook vragen deze leden of een niet-limitatieve opsomming kan worden gegeven van de delicten die personen die in aanmerking komen voor opsluiting in Norgerhaven, kunnen hebben gepleegd. Ook de leden van de PVV-fractie vragen voor welke strafbare feiten de Noorse gedetineerden in Noorwegen zijn veroordeeld.

De populatie van de in Norgerhaven door Noorwegen te plaatsen gedetineerden zal naar verwachting veel overeenkomsten vertonen met de doorsnee populatie in een Nederlandse normaal beveiligde gevangenis. Het gaat dan om personen die zijn veroordeeld voor allerlei soorten misdrijven, zoals bijvoorbeeld inbraak, diefstal, drugsdelicten, zedenmisdrijven, geweldsmisdrijven, oplichting en fraude.

De leden van de SP-fractie vragen of gedetineerden alleen in Norgerhaven mogen worden geplaatst indien zij óók in Noorwegen (nog) niet in aanmerking zouden komen voor verlof of andere resocialisatietrajecten.

In antwoord op deze vraag zou ik in de eerste plaats willen benadrukken dat de plaatsing van gedetineerden een Noorse verantwoordelijkheid is. Mij is gebleken dat in het Noorse gevangeniswezen veel waarde wordt gehecht aan een goede voorbereiding van gedetineerden op de terugkeer in de maatschappij. Dit betekent dat Noorse gedetineerden in Norgerhaven ook tijdig zullen moeten terugkeren in Noorwegen, zodat die goede voorbereiding, indien aangewezen, kan plaatsvinden. Gedetineerden die gaan beginnen met een resocialisatietraject dat mede bestaat uit verblijf buiten de gevangenis, bijvoorbeeld bij wijze van verlof, zullen niet voor plaatsing in Norgerhaven in aanmerking komen. Op grond van de regeling in het verdrag is immers geen verlof in Nederland mogelijk.

Wat betreft het onderhouden van contact met familie en vrienden, waar deze leden naar vragen, kan ik het volgende opmerken. In Norgerhaven zal worden voorzien in ruime mogelijkheden voor bezoek van familie- en gezinsleden en vrienden. Daarbij hoort ook de mogelijkheid dat een gedetineerde meerdere dagen achter elkaar bezoek ontvangt van familie en vrienden. Ook zullen in Norgerhaven meer mogelijkheden zijn voor video-bellen dan wat gebruikelijk is in Noorse gevangenissen.

De Noorse autoriteiten zullen bij de plaatsing van gedetineerden verder zo veel mogelijk rekening houden met de familie- en gezinssituatie. De Noorse autoriteiten hebben de intentie om gedetineerden zo veel mogelijk op basis van vrijwilligheid in Norgerhaven te plaatsen. De Noorse autoriteiten hebben mij laten weten dat gedetineerden met kinderen die hen ook regelmatig bezoeken in detentie, in beginsel niet in aanmerking komen voor overplaatsing naar Norgerhaven. In het kader van de selectie van gedetineerden voor Norgerhaven zullen de Noorse autoriteiten dus ook met name kijken naar gedetineerden die in Noorwegen ook reeds weinig of geen bezoek ontvangen, bijvoorbeeld omdat ze geen contact onderhouden met familie en vrienden of omdat de familie en vrienden zich niet in Noorwegen bevinden.

De leden van de SP-fractie vragen of er een maximale en een minimale periode is waarin een Noorse veroordeelde in Norgerhaven gedetineerd mag zijn.

In het verdrag is op zich geen minimale of maximale duur van het verblijf in Norgerhaven afgesproken. Wel is het zo – en deze leden hebben daar ook op gewezen – dat de Noorse gedetineerden twee maanden voor het einde van hun straf terugkeren naar Noorwegen. Dat zal van invloed zijn op het plaatsingsbeleid van de Noorse autoriteiten. Noorse gedetineerden die zich gaan voorbereiden op de terugkeer in de (Noorse) samenleving zullen naar verwachting ruim voor het einde van de detentie naar Noorwegen terugkeren en niet pas twee maanden voor dat einde.

De termijn van twee maanden in het verdrag heeft niets te maken met de duur van resocialisatietrajecten in Noorwegen. Deze termijn is gekozen om te voorkomen dat incidenten die zich tegen het einde van de detentie zouden kunnen voordoen, ertoe zouden kunnen leiden dat de overbrenging naar Noorwegen vóór het einde van de straf niet meer mogelijk is. Als de Noorse gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd, bestaat immers geen titel meer om Noorse gedetineerden in Norgerhaven vast te houden. Als een gedetineerde bijvoorbeeld vlak voor het einde van de detentie nog in Norgerhaven zou zijn en in een Nederlands ziekenhuis moet worden opgenomen, kan tijdens het verblijf in dat ziekenhuis de Noorse detentietitel aflopen. Dat is een situatie die door een termijn van twee maanden te hanteren zo veel mogelijk kan worden voorkomen.

Voor het antwoord op de vraag van deze leden op welke wijze resocialisatie in Noorwegen verloopt verwijs ik graag naar de korte introductie tot het Noorse gevangeniswezen op de website van de Noorse DJI: www.kriminalomsorgen.no/information-in-english.265199.no.html. Belangrijke elementen van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in Noorwegen zijn het normalisatiebeginsel, fasering van de detentie gericht op de terugkeer in de samenleving en het import-model, dat inhoudt dat belangrijke diensten in de gevangenis, zoals medische zorg, onderwijs, arbeidsbemiddeling en geestelijke verzorging, worden geleverd door lokale en provinciale autoriteiten.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de plaatsing in Norgerhaven van vreemdelingen zonder verblijfsrecht in het verdrag niet categorisch is uitgesloten, gelet op de mogelijke complicaties die in Nederland kunnen optreden en mogelijke verzoeken om internationale bescherming. Ook de leden van de PVV-fractie vragen naar de verblijfstatus van Noorse gedetineerden.

In Noorse gevangenissen zit, net als in Nederlandse gevangenissen, een substantieel aantal buitenlandse gedetineerden. Het gaat daarbij deels om burgers van lidstaten van de EU (met name Polen, Litouwen en Roemenië), maar ook om burgers van derde landen. Voor Noorwegen is het een belangrijke overweging om ook gedetineerden afkomstig uit deze landen in Norgerhaven te kunnen plaatsen, juist ook omdat veel van deze gedetineerden niet over familie in Noorwegen beschikken en een eventueel verblijf in Norgerhaven de contacten met die familie dus niet compliceert. In die zin zou het categorisch uitsluiten van vreemdelingen zonder verblijfsrecht in Noorwegen de mogelijkheid om de volledige capaciteit van Norgerhaven te benutten negatief beïnvloeden.

De mening van de leden van de CDA-fractie dat de verblijfsrechtelijke status van mogelijk in Norgerhaven te plaatsen gedetineerden een aandachtspunt is, deel ik zeker. Ik wijs er in dit verband op dat vreemdelingen die door Nederland ongewenst zijn verklaard of die als niet toe te laten staan gesignaleerd, zijn uitgesloten van plaatsing in Norgerhaven. Voor de overige vreemdelingen zonder verblijfsrecht in Noorwegen geldt dat zij in beginsel wel in Norgerhaven hun Noorse straf kunnen ondergaan. Met het oog op de komst van Noorse gedetineerden zonder verblijfsrecht die eventueel in Nederland een asielverzoek zouden kunnen doen, zijn in het verdrag enkele bepalingen opgenomen die dat risico beheersbaar maken:

  • In artikel 8 lid 4 is geregeld dat Nederland in individuele gevallen de plaatsing van een gedetineerde kan weigeren of om de terugkeer van een gedetineerde kan verzoeken. Mocht blijken dat Noorse gedetineerden uit bepaalde landen in Nederland asielverzoeken indienen, dan kan Nederland op grond van dit artikel de verdere plaatsing van gedetineerden uit die landen weigeren.

  • In artikel 9 lid 2 is vastgelegd dat Noorse gedetineerden tijdig, dat wil zeggen twee maanden voor het einde van hun straf, terugkeren naar Noorwegen. In het voorgaande ben ik hier al op ingegaan. Deze termijn stelt Nederland in staat om een eventueel asielverzoek dat vlak voor de geplande terugkeer naar Noorwegen wordt gedaan, zo veel mogelijk tijdig af te handelen, zodat die terugkeer naar Noorwegen niet wordt doorkruist.

Verder verdient in dit verband nog vermelding dat in een samenwerkingsovereenkomst (die uitvoering geeft aan het verdrag) is vastgelegd dat Noorwegen de kosten vergoedt voor de afhandeling van een eventueel asielverzoek in Nederland.

Ik hecht eraan te benadrukken dat het mij onwaarschijnlijk voorkomt dat een asielverzoek van een Noorse gedetineerde in Nederland zou worden gehonoreerd. Noorwegen is immers een land waar betrokkene veilig naar kan terugkeren en dat zich heeft gebonden aan alle in dit verband relevante internationale verplichtingen.

De vraag van de leden van de PVV-fractie hoeveel gedetineerden naast de Noorse nationaliteit ook een andere nationaliteit hebben, kan ik niet beantwoorden, omdat ook voor Noorwegen nog niet bekend is wie voor daadwerkelijke plaatsing in Norgerhaven in aanmerking komt. Het selecteren van gedetineerden zal naar verwachting in de zomer gaan plaatsvinden en de eerste plaatsingen zullen vanaf 1 september worden geëffectueerd, mits op die datum het onderhavige verdrag in werking is getreden.

Ook vragen deze leden hoe lang Noorse gedetineerden in een Noorse gevangenis hebben verbleven voordat zij naar Nederland komen. Dat zal in ieder individueel geval verschillend zijn. Voor een deel van de gedetineerden geldt dat zij reeds geruime tijd in een Noorse justitiële inrichting hebben verbleven. De plaatsing in Norgerhaven is namelijk alleen toegestaan als een veroordeling tot gevangenisstraf onherroepelijk is. Voor degenen die tot aan hun definitieve veroordeling in voorlopige hechtenis hebben gezeten, kan dus sprake zijn van een min of meer langdurig verblijf in detentie voordat overplaatsing naar Norgerhaven aan de orde is.

Voor een ander deel van de gedetineerden kan het zo zijn dat zij de opgelegde gevangenisstraf nog volledig moeten ondergaan. Zij zullen dan door de Noorse autoriteiten worden opgeroepen om hun straf uit te zitten en zullen via de Ullersmo gevangenis kunnen worden overgebracht naar Norgerhaven. Hoe lang het verblijf in de Noorse gevangenis zal duren voordat betrokkene wordt overgebracht naar Norgerhaven zal afhangen van de individuele omstandigheden van de gedetineerde. Ten minste zal het verblijf lang genoeg moeten zijn om een goed beeld te hebben van de gezondheidstoestand van de gedetineerde. Gedetineerden die medische of andere zorg nodig hebben die in Norgerhaven niet beschikbaar is, komen niet in aanmerking voor plaatsing in Norgerhaven.

De leden van de SGP-fractie vragen of kan worden aangegeven op welke punten het Noorse dagprogramma verschilt van het programma in Nederlandse gevangenissen en of deze programma’s gelijkwaardig zijn.

Het Noorse dagprogramma verschilt inhoudelijk niet wezenlijk van het programma in Nederlandse gevangenissen. De Noorse gedetineerden worden evenals de Nederlandse gedetineerden in de gelegenheid gesteld arbeid te verrichten, aan hen worden ontspannende activiteiten en onderwijs aangeboden en zij worden gelucht. Het programma is wel wat ruimer van opzet. Zo kent een Noorse programma een dagelijks avondprogramma tot 20.00 uur (in het weekend tot 19.00 uur) en worden de Noorse gedetineerden dagelijks minimaal twee uur gelucht in plaats van één uur in de Nederlandse situatie. Mijn conclusie is daarom dat sprake is van inhoudelijk gelijkwaardige programma's, waarbij het Noorse programma op sommige punten wel iets ruimer van opzet is.

Overplaatsing van de huidige gevangenen in Norgerhaven

De leden van de PvdA-fractie en van de SP-fractie stellen enkele vragen over de overplaatsing van de huidige gevangenen in Norgerhaven, onder wie de vier levenslanggestraften.

Naast de PI Veenhuizen, locatie Norgerhaven, zijn er nog twee andere inrichtingen aangewezen voor het huisvesten van afdelingen voor levenslanggestraften. Het doel van de aanwijzing van die afdelingen is te voorkomen dat levenslanggestraften die dat niet willen, samen met kortgestraften op een afdeling moeten verblijven. Er is op de betreffende afdelingen geen sprake van een apart regime. Plaatsing op een van deze afdelingen gebeurt op basis van vrijwilligheid. De vier in Norgerhaven verblijvende levenslanggestraften hebben aangegeven bij voorkeur niet naar één van deze twee andere inrichtingen te worden overgeplaatst. Na overleg met deze gedetineerden is tot overplaatsing naar de PI Heerhugowaard besloten, waar nu ook al levenslanggestrafte gedetineerden verblijven. De kortgedingrechter heeft op 6 maart jl. uitspraak gedaan in een procedure die was aangespannen door een groep van vier levenslang gestraften en veertien langgestraften. Daarbij zijn hun vorderingen om in Norgerhaven te blijven dan wel als gehele groep te worden overgeplaatst, afgewezen. De vier levenslanggestraften en twee langgestraften zijn in appel gegaan. Deze procedure loopt nog. Inmiddels hebben de vier levenslang gestraften het besluit tot overplaatsing naar PI Heerhugowaard ontvangen. Uitgangspunt daarbij is dat zij zo veel mogelijk op hetzelfde moment worden overgeplaatst. Het moment van feitelijke opname aldaar wordt echter bepaald aan de hand van de beschikbaarheid van ruimte in deze inrichting.

De overige gedetineerden zullen ook worden overgeplaatst. Dit gebeurt op individuele basis. Daarbij wordt goed gekeken naar de individuele omstandigheden van de betreffende gedetineerde om te bepalen waar de gedetineerde het best naartoe kan worden overgeplaatst. Gelet op het grote aantal gedetineerden dat wordt overgeplaatst, zal sprake zijn van spreiding over verschillende inrichtingen in het land. In verband met de beoogde startdatum van de plaatsing van Noorse gedetineerden, 1 september 2015, vindt de overplaatsing uiterlijk op 1 juli 2015 plaats. Gelet op de ruime periode die daarmee beschikbaar is voor de overplaatsingen, vinden deze plaats via het reguliere plaatsingsproces. De ontvangende inrichtingen hoeven hier niet op te worden voorbereid.

Behoud van werkgelegenheid; looptijd van het verdrag

De leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de PVV-fractie vragen naar de gevolgen van het sluiten van het verdrag met Noorwegen voor de werkgelegenheid.

Door de gevangenis Norgerhaven aan Noorwegen ter beschikking te stellen, is 239 f.t.e. DJI-personeel in de regio Noord-Oost, waar de werkgelegenheidsperspectieven niet rooskleurig zijn, voor de duur van het verdrag gegarandeerd. Overigens maakt de PI Veenhuizen, waartoe Norgerhaven behoort, geen deel uit van de lijst van te sluiten inrichtingen uit het Masterplan DJI 2013–2018. Daarom is er geen relatie met het DJI-personeel dat in het kader van het Masterplan van werk naar werk begeleid dient te worden.

De vraag van de leden van de SP-fractie om nogmaals te bevestigen dat zowel de PI Norgerhaven als de PI Tilburg na het opzeggen van de verdragen met beide landen niet gesloten zullen worden, moet op een misverstand berusten. Een dergelijke bevestiging heb ik niet gegeven. De PI Tilburg zal in het kader van de uitvoering van het Masterplan, na het vertrek van de Belgische gedetineerden, worden gesloten. Wat betreft de PI Veenhuizen kan ik bevestigen dat die inrichting, zoals ik hierboven al opmerkte, niet in het kader van het Masterplan is aangewezen om gesloten te worden.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de Noorse regering verwacht dat de wachtlijsten zijn weggewerkt en of hier inmiddels meer duidelijkheid over is als het gaat om België in verband met de PI Tilburg. Ook de leden van de CDA-fractie vragen naar de looptijd van de overeenkomst met België en dientengevolge naar de toekomstperspectieven voor de betrokken medewerkers van de DJI.

Bij de totstandkoming van het verdrag met Noorwegen is van Noorse zijde aangegeven dat het streven erop is gericht om de wachtlijsten, die de aanleiding voor het sluiten van het verdrag vormden, gedurende de looptijd van het verdrag (drie jaar) weg te werken. Tegelijkertijd wordt van Noorse zijde niet uitgesloten dat een verlenging van de looptijd nodig zou kunnen zijn. Daarom is ook in een mogelijkheid van verlenging in het verdrag voorzien (artikel 31).

Wat betreft de PI Tilburg zal de Belgische Minister van Justitie voor 1 juli aanstaande moeten beslissen of hij ook in 2016 van de inrichting gebruik zal willen maken. Vooralsnog ga ik ervan uit dat dat het geval zal zijn, maar een officieel Belgisch verzoek dienaangaande heb ik nog niet ontvangen. Voor een mogelijke verhuur na 2016 zou een nieuw verlengingsverdrag met België moeten worden gesloten.

De vraag van de leden van de VVD-fractie of het verdrag automatisch ten einde loopt, indien niet wordt overgegaan tot verlenging ervan, kan ik bevestigend beantwoorden. Norgerhaven wordt in beginsel ter beschikking gesteld aan Noorwegen voor een termijn van drie jaar. De Ministers van Justitie van beide landen kunnen overeenkomen deze termijn met (ten minste) een jaar te verlengen. Als de Ministers dit niet overeenkomen, loopt het verdrag op grond van artikel 36 lid 2 ten einde.

Ervaringen in de PI Tilburg

De leden van de CDA-fractie vragen wat de belangrijkste ervaringen met betrekking tot veiligheidssituaties en/of aansprakelijkheidsgeschillen bij de overplaatsing van Belgische gedetineerden zijn die (mogelijk) geleid hebben tot een aanpassing van de regeling in het verdrag met Noorwegen. Deze leden vragen ook of zich in de afgelopen jaren met betrekking tot de plaatsing van Belgische gedetineerden in Tilburg noemenswaardige incidenten hebben voorgedaan die zijn te herleiden tot verschillen tussen Nederland en België ten aanzien van de rechtspraktijk of relevante regelgeving tussen beide landen.

Er zijn in de afgelopen jaren geen ervaringen of incidenten geweest met betrekking tot veiligheidssituaties of aansprakelijkheidsgeschillen bij de overplaatsing van Belgische gedetineerden die hebben geleid tot een aanpassing van de regeling in het verdrag met Noorwegen. Evenmin is er in de afgelopen jaren sprake van noemenswaardige incidenten in de PI Tilburg die te herleiden zijn tot verschillen tussen Nederland en België ten aanzien van de rechtspraktijk of relevante regelgeving. In dit opzicht hebben de met België gemaakte afspraken bewezen een adequaat kader te bieden voor deze bijzondere vorm van samenwerking.

Wel hebben de onderhandelingen met Noorwegen op een aantal punten tot een enigszins gewijzigde regeling in het verdrag geleid in vergelijking met het met België gesloten verdrag. Die punten zijn in de memorie van toelichting benoemd (blz. 2) en toegelicht.

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre er sprake is van een evaluatie van de uitvoering van het verdrag met België en of de toepassing van Belgisch recht in Nederland nog problemen heeft opgeleverd in de uitvoering.

De Nederlands-Belgische samenwerking in de PI Tilburg wordt halfjaarlijks besproken en geëvalueerd tussen de betrokken autoriteiten. Dat levert uiteraard wel aandachtspunten op voor de uitvoering, maar van problemen met betrekking tot de toepassing van Belgisch recht is niet gebleken.

Voorts zijn in opdracht van het WODC door de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit Brussel de ervaringen met het Belgische detentieregime in de PI Tilburg onderzocht. Het onderzoeksrapport heeft mijn ambtsvoorganger op 1 maart 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 24 587, nr. 487).

Ook vragen deze leden of er voorbeelden bekend zijn van andere Europese landen waar cellen gebruikt worden door andere landen. De Nederlands-Belgische samenwerking in de PI Tilburg is naar mijn stellige indruk uniek in de wereld. Samenwerking tussen andere landen die vergelijkbaar is met de Nederlands-Belgische samenwerking in de PI Tilburg, is mij niet bekend.

De leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de SP-fractie hebben enkele vragen gesteld over het voorkomen van communicatieproblemen tussen Noorse leidinggevenden, Nederlandse penitentiaire medewerkers en Noorse gevangenen.

De communicatie tussen Nederlandse medewerkers en Noorse gedetineerden en tussen Nederlandse medewerkers en de Noorse directeur is vanzelfsprekend een belangrijk punt van aandacht geweest in de onderhandelingen met Noorwegen en is dat thans bij de voorbereidingen op de komst van de Noorse gedetineerden, na de parlementaire goedkeuring van het verdrag. Met goede communicatie kan in een gevangenis veel worden bereikt en kunnen problemen en spanningen worden voorkomen. Nederland en Noorwegen zijn met elkaar overeengekomen dat met gedetineerden wordt gecommuniceerd in een voor hen begrijpelijke taal. Dat kan Engels zijn, maar ook een andere taal. DJI-personeel is gewend met verschillende nationaliteiten te werken en te communiceren. De communicatie tussen de Noorse directie en de Nederlandse directie is in het Engels. De afspraak met Noorwegen is dat er per dienst altijd voldoende personeel beschikbaar is dat Engels spreekt. Alle personeelsleden zullen een cursus Engels volgen.

Ook zullen de medewerkers van Norgerhaven worden onderwezen in het Noorse penitentiaire recht en de Noorse penitentiaire praktijk. Deze opleiding zal naar verwachting in augustus kunnen starten en zal worden verzorgd door het opleidingsinstituut van het Noorse gevangeniswezen (Krus).

De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat, overeenkomstig de situatie in de PI Tilburg, in Norgerhaven sprake zal zijn van zowel een Nederlandse directie als een Noorse directie.

Graag verduidelijk ik dat de directie van Norgerhaven zal bestaan uit Noorse en Nederlandse leden, te weten de Noorse directeur en zijn of haar plaatsvervangers en de Nederlandse beheersfunctionaris en zijn plaatsvervanger. De algemene leiding van Norgerhaven berust bij de Noorse directeur. Dit betekent dat de Noorse directeur enerzijds verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van straffen en de bejegening van de Noorse gedetineerden en anderzijds voor het beheer van Norgerhaven. Hij maakt hierbij gebruik van het door Nederland beschikbaar gestelde personeel, dat in het algemeen ook nu al werkzaam is in Norgerhaven. Wel zal het personeel voortaan onder de leiding staan van de Noorse directeur voor wat betreft de zorg voor de tenuitvoerlegging van straffen en de bejegening van de gedetineerden. De beheersmatige aspecten van het functioneren van Norgerhaven besteedt de Noorse directeur in de praktijk uit aan de Nederlandse beheersfunctionaris, afkomstig van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Die ambtenaar draagt zorg voor het beheer overeenkomstig de afspraken die in een samenwerkingsovereenkomst zijn vastgelegd. Rechtspositionele beslissingen met betrekking tot het personeel worden door de Nederlandse functionaris genomen, in voorkomend geval op basis van informatie van de Noorse directeur.

Toepasselijk recht

Van de gelegenheid die de door de leden van de VVD-fractie gestelde vragen over de verhouding tussen de toepassing van Nederlands recht en Noors recht in Norgerhaven mij daartoe bieden, maak ik graag gebruik om dit onderwerp nader toe te lichten.

De gevangenis Norgerhaven staat in Nederland. Dit betekent dat Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing is. Om deze reden is in het verdrag uitdrukkelijk vastgelegd dat waar het gaat om het detineren van veroordeelden door de Noorse autoriteiten en de tenuitvoerlegging van Noorse vonnissen in Norgerhaven, de toepassing van de Nederlandse wet- en regelgeving op dit terrein is uitgesloten. Een dergelijke uitsluiting is noodzakelijk, omdat Nederland met dit verdrag niet de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van Noorse vonnissen op zich neemt. Die verantwoordelijkheid blijft Noors.

Voor zover dus in Norgerhaven de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een Noorse straf die is opgelegd voor een in Noorwegen gepleegd strafbaar feit, geschiedt dit volgens Noors recht en niet volgens Nederlands recht. Voor zover een Noorse gedetineerde na aankomst in Norgerhaven een strafbaar feit pleegt, is er sprake van het plegen van een strafbaar feit op Nederlands grondgebied en is daarom de Nederlandse strafwet van toepassing. Uitsluitend de Nederlandse politie en het Nederlandse openbaar ministerie zijn bevoegd onderzoek in te stellen naar strafbare feiten gepleegd in Norgerhaven en te beslissen over de gevolgen die daaraan moeten worden verbonden. Daarbij is het overigens zeer wel denkbaar dat indien de verdachte een Noorse gedetineerde is en het geen feit betreft waardoor de Nederlandse rechtsorde is geschokt, de strafvervolging na een kort onderzoek wordt overgedragen aan de Noorse autoriteiten.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het strafproces van de Noorse gedetineerde naar aanleiding van een eventueel gepleegd misdrijf in Nederland zich verhoudt met de nog uit te zitten straf waarvoor de Noorse gedetineerde in Nederland was en op welk moment en waar de opgelegde straf volgens het Nederlandse recht zal worden uitgezeten.

In het geval dat in Nederland wordt overgegaan tot strafvervolging en de Noorse gedetineerde in verband daarmee in voorlopige hechtenis wordt genomen (en dan zal worden overgebracht van Norgerhaven naar een huis van bewaring in Nederland) zal de tenuitvoerlegging van de Nederlandse straf plaatsvinden na veroordeling, zodra de straf onherroepelijk is geworden. Wanneer de straf is uitgezeten, zal betrokkene worden uitgeleverd aan Noorwegen, alwaar hij het restant van zijn Noorse straf verder zal moeten ondergaan.

In het geval dat in Nederland wordt overgegaan tot strafvervolging, maar de Noorse gedetineerde niet meer in Norgerhaven verblijft, zal Nederland aan Noorwegen om de uitlevering van betrokkene kunnen vragen.

De vraag van de leden van de PVV-fractie of het klopt dat in het geval van klachten van Noorse gedetineerden betreffende het handelen van een medische zorgverlener het klachtrecht zoals neergelegd in de Penitentiaire beginselenwet van toepassing is, kan ik ontkennend beantwoorden. De toepassing van het klachtrecht in de Penitentiaire beginselenwet is in het verdrag uitgesloten, ook waar het het medisch klachtrecht betreft, dat thans nog opgenomen is in de Penitentiaire maatregel. Het betreffende klachtrecht vormt een onderdeel van het Nederlandse penitentiaire recht. De tenuitvoerlegging van Noorse gevangenisstraffen vindt in Norgerhaven echter plaats op basis van het Noorse recht.

Op medische behandelingen in Nederland blijft wel de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van toepassing. Conform die wet kan eenieder – en dus ook een Noorse gedetineerde – die een medische behandeling heeft ondergaan en daarover een klacht heeft, zich wenden tot de bevoegde klacht- en tuchtrechtelijke instanties, alsmede eventueel ook de Nederlandse rechter.

De leden van de SGP-fractie vragen of er sprake kan zijn van strijdigheid tussen het Noorse en Nederlandse recht waar het gaat om overtredingen van het gevangenisregime door de gedetineerden.

Ik zie die strijdigheid niet. De tenuitvoerlegging van Noorse straffen in Norgerhaven wordt beheerst door het Noorse recht. In opdracht en onder de verantwoordelijkheid van de Noorse directeur zal het Nederlandse personeel optreden tegen overtredingen van het gevangenisregime door de gedetineerden, conform het Noorse recht, inclusief de mogelijkheid van disciplinaire bestraffing. Op grond van het Nederlands recht zijn medewerkers van de DJI reeds gewend aan het werken binnen uiteenlopende juridische kaders. Ik verwacht derhalve dat de DJI-medewerkers, na bijscholing in het Noorse recht, in staat zullen zijn om zorg te dragen voor de tenuitvoerlegging van Noorse vonnissen in overeenstemming met het Noorse recht.

De rechtspositionele status van het Nederlandse personeel blijft beheerst door het Nederlandse recht. Voor zover de Noorse directeur zou vinden dat een Nederlandse medewerker van Norgerhaven in strijd met de Noorse regels zou hebben gehandeld ten aanzien van een gedetineerde, kan hij dit aan de orde stellen bij de Nederlandse beheersfunctionaris. Die kan zo nodig rechtspositionele maatregelen treffen. Dit wijkt niet af van de huidige situatie waarin een medewerker van Norgerhaven in strijd met de Nederlandse regels zou hebben gehandeld.

Voorts vragen deze leden of het opleggen van (disciplinaire) straffen in Norgerhaven wordt beheerst door het Noorse recht of dat hierbij het Nederlandse recht wordt gehanteerd omdat er mogelijk tevens sprake is van het begaan van strafbare feiten binnen de inrichting.

In het door deze leden aan de orde gestelde geval dat sprake is van het plegen van een strafbaar feit door een gedetineerde is tevens sprake van handelen dat onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting of met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op basis daarvan kan de Noorse directeur van Norgerhaven aan de gedetineerde een disciplinaire straf opleggen, zoals bijvoorbeeld het verlies van dagloon of andere verworven rechten, op grond van het Noorse recht en kan het Nederlandse openbaar ministerie tot vervolging overgaan op grond van het Nederlandse recht. Voor de medewerkers van Norgerhaven lijkt mij dit een goed werkbare situatie. Ook in de huidige situatie waarin alleen Nederlands recht van toepassing is, kan bepaald gedrag van gedetineerden aanleiding geven tot zowel disciplinaire bestraffing op grond van de Penitentiaire beginselenwet, als strafvervolging op grond van het Wetboek van Strafrecht.

Detentiecapaciteit

De leden van de SP-fractie stellen enkele vragen over het aanbieden van overblijvende gevangeniscapaciteit in relatie tot meerpersoonscelgebruik en alternatieve straffen, zoals taakstraffen en voorwaardelijke straffen. Zij vragen of het niet lucratief wordt om gevangeniscapaciteit te verhuren door het niet of onvoldoende respecteren van rechten van eigen gevangenen en eigen gevangenispersoneel door steeds meer mensen op één cel te zetten.

Bij de beantwoording van deze vraag ga ik er zonder meer van uit dat de leden van de SP-fractie niet ter discussie stellen de inzet van de regering gericht op het bevorderen van de toepassing van voorwaardelijke straffen, zoals neergelegd in een wetsvoorstel dat in 2011 met algehele stemmen door de Eerste en Tweede Kamer is aanvaard (Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, Stb. 545). Zoals bij de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel aan de orde is gekomen, kan met een pakket aan bijzondere voorwaarden in combinatie met reclasseringstoezicht in daarvoor in aanmerking komende gevallen worden voorkomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de rechter wordt opgelegd. Dat er ook daardoor minder behoefte is aan detentiecapaciteit is een consequentie die de leden van de SP-fractie toen en nu ongetwijfeld aanvaarden.

De vraag van deze leden geeft blijk van afkeuring van meerpersoonscelgebruik. Dit standpunt deel ik in het geheel niet. Meerpersoonscelgebruik is inmiddels algemeen aanvaard, zoals reeds in het themaonderzoek naar meerpersoonscelgebruik van de toenmalige Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) van april 2011 is vastgesteld. Het besluit om het gebruik van meerpersoonscellen uit te breiden, is genomen in het kader van het Masterplan DJI 2013–2018 waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd.

Ten slotte is van perverse financiële prikkels voor het ter beschikking stellen van detentiecapaciteit geen sprake. Nederland stelt Norgerhaven tegen kostprijs ter beschikking van Noorwegen. Nederland verdient daar niets aan. Wel is het zo dat door dit te doen werkgelegenheid in het gevangeniswezen kan worden behouden. Daar ben ik vanzelfsprekend verheugd over.

De leden van de CDA-fractie vragen of de dalende tendens in de vraag naar detentiecapaciteit ook nog met andere redenen kan worden onderbouwd dan door te verwijzen naar de veronderstelde sterk dalende criminaliteit in Nederland.

In zijn brief van 24 juni 2014 over de voortgang van de implementatie van het Masterplan DJI (Kamerstuk 24 587, nr. 578) heeft mijn ambtsvoorganger uitvoerig stilgestaan bij de oorzaken van de dalende tendens in de vraag naar detentiecapaciteit. Er zijn verschillende factoren van invloed op de bezetting van het gevangeniswezen. De belangrijkste hiervan zijn:

  • de ontwikkeling in de criminaliteit;

  • de mate waarin delicten ter kennis komen van de politie (door melding, aangifte, eigen opsporing);

  • de mate waarin de delicten worden opgehelderd en doorgezonden worden ter vervolging;

  • de mate waarin dit leidt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf;

  • de duur van die opgelegde gevangenisstraf;

  • het percentage van het aantal opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen dat daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd.

Uit de analyse die destijds is uitgevoerd bleek inderdaad dat de fluctuaties in de vraag naar detentiecapaciteit grotendeels zijn veroorzaakt door een daling van de door de politie geregistreerde criminaliteit met ca. 30%. De daling van de benodigde celcapaciteit bleek niet het gevolg van substantiële veranderingen in de aangiftebereidheid of het aantal niet-geëxecuteerde vrijheidsstraffen. Deze percentages bleven namelijk redelijk stabiel. Fluctuaties in het ophelderingpercentage deden zich wel voor, maar bleken minder van invloed op de vraag naar celcapaciteit. En hoewel de gemiddelde duur van de vrijheidsstraf vanaf 2003 stelselmatig opliep en in 2014 ca. 10% hoger lag dan in 2003, is deze stijging niet dusdanig dat deze de daling van de criminaliteit compenseerde. Ten slotte bleek uit de analyse dat het percentage zaken dat ten uitvoer werd gelegd tamelijk stabiel was. Van deze factor ging dus geen corrigerende werking uit op de daling van de celbezetting ten gevolge van daling in criminaliteit.

De leden van de SGP-fractie vragen om een nadere duiding van de achtergrond van het verdrag. Zij vragen in dit verband of er in Noorwegen sprake is van minder celcapaciteit per hoofd van de bevolking of dat er sprake is van meer onveiligheid of hogere straffen.

Blijkens de cijfers in Criminaliteit en rechtshandhaving 2013 van het WODC blijkt dat in 2012 het aantal gedetineerden per 100.000 inwoners in Noorwegen 71 bedroeg. In Nederland was het dat jaar 68. Voor de volledigheid geef ik hierbij de hele tabel weer op blz. 483 van het WODC-rapport, voor zover het Nederland en Noorwegen betreft.

Aantal gedetineerden per 100.000 inwoners
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Nederland

125

113

103

99

71

70

68

Noorwegen

68

71

71

68

75

72

71

In hoofdstuk 11 van Criminaliteit en rechtshandhaving 2013 wordt criminaliteit in Nederland onder meer vergeleken met de criminaliteit in een aantal Noord- en West-Europese landen (te weten: België, Denemarken, Duitsland, Engeland en Wales, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Noord-Ierland, Noorwegen, Oostenrijk, Schotland, IJsland, Zweden en Zwitserland). Een aantal bevindingen en conclusies van deze vergelijking noem ik hier. Voor een volledig beeld verwijs ik naar het voornoemde rapport.

  • Nederland doet mee met de dalende trend in de geregistreerde criminaliteit in Noord- en West-Europese landen in de periode 2002–2011.

  • Het aantal verdachten per geregistreerd misdrijf (vergelijkbaar met het ophelderingspercentage) is in Nederland, in tegenstelling tot andere Europese landen, in de periode 2001–2006 sterk gestegen, maar daarna weer gedaald naar het gemiddelde niveau van Noord-/West-Europa.

  • Nederland kent in vergelijking met andere West- en Noord-Europese landen een streng strafklimaat. Het aantal gevangenen per veroordeelde (als maat voor het strafklimaat) is in Nederland hoog vergeleken met andere Noord- en West-Europese landen, waarbij het verschil sinds 1994 zelfs groter wordt.

  • Bij de geregistreerde criminaliteit loopt de langetermijnontwikkeling in Nederland vrijwel parallel aan die in Noord-/West-Europa. Zowel het aantal geregistreerde misdrijven per 100.000 inwoners in Nederland als de ontwikkeling daarin valt nauw samen met het (gewogen) gemiddelde van andere landen in Noord-/West-Europa. De daling die zich vanaf 2002 voordoet, is in Nederland iets sterker dan in de andere landen.

Op basis van het voorgaande kan in antwoord op de vragen van de leden van de SGP-fractie derhalve worden geconcludeerd dat er in Noorwegen geen sprake is van minder celcapaciteit per hoofd van de bevolking en dat er in Noorwegen geen sprake is van meer onveiligheid of hogere straffen. Uit navraag bij het Noorse Ministerie van Justitie en Openbare Veiligheid is mij gebleken dat in de laatste jaren wel sprake is van een toename van georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit en dat de gemiddelde duur van gevangenisstraffen aan het toenemen is.

Rechten van de mens

De leden van de SP-fractie en van de CDA-fractie vragen om in te gaan op de aandachtspunten die het College van de Rechten van de Mens bij brief van 3 april 2015 heeft doen toekomen aan de Tweede Kamer ten aanzien van het onderhavige wetsvoorstel.

Op de door het College voor de Rechten van de Mens opgebrachte punten zal ik inderdaad graag ingaan. In de eerste plaats heeft het College geadviseerd om het monitoren van de detentieomstandigheden in Norgerhaven door het Nederlandse Nationaal Preventief Mechanisme (NPM), bedoeld in het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering, te laten plaatsvinden. In Norgerhaven zal sprake zal zijn van tenuitvoerlegging van Noorse vonnissen overeenkomstig het Noorse recht. In de gevangenis is Noors penitentiair en executierecht van toepassing. In het verdrag is geregeld dat Nederland niet de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging overneemt. Die verantwoordelijkheid blijft dus uitdrukkelijk Noors. De algemene leiding van de gevangenis berust ook bij een Noorse directeur. Onder zijn leiding en verantwoordelijkheid zal Nederlands personeel zorgdragen voor de feitelijke uitvoering van de Noorse straffen. Uiteraard is het zo dat de tenuitvoerlegging van Noorse strafvonnissen in Nederland slechts dan kan worden toegestaan als gegarandeerd is dat daarbij fundamentele rechten van de mens worden gerespecteerd en voorts dat is voorzien in toereikend toezicht op de tenuitvoerlegging. Dat is het geval. Noorwegen is partij bij alle relevante mensenrechtenverdragen en mensenrechten zijn in Noorwegen ook grondwettelijk beschermd. In het toezicht op de tenuitvoerlegging van Noorse straffen in Norgerhaven zal door Noorwegen worden voorzien. Het Noorse NPM is bevoegd om in Norgerhaven toezicht te houden op de wijze waarop de tenuitvoerlegging plaatsvindt. Deze bevoegdheid garandeert ook dat eventuele adviezen en aanbevelingen van het Noorse NPM – die uit de aard der zaak zullen zijn gericht aan de Noorse autoriteiten – door die autoriteiten zullen kunnen worden opgevolgd. Het Nederlandse NPM is vanzelfsprekend niet bevoegd om adviezen en aanbevelingen aan de Noorse autoriteiten te richten.

In het licht van het voorgaande zie ik geen reden om het toezicht in Norgerhaven door het Nederlandse NPM te laten plaatsvinden. Daar is ook geen noodzaak voor omdat in het door het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering voorgeschreven nationaal preventief mechanisme wordt voorzien door Noorwegen. Na de ingebruikname van Norgerhaven door Noorwegen vindt detentie aldaar plaats op Noorse titel en onder Noorse verantwoordelijkheid in de zin van artikel 4 lid 1 van het Facultatief Protocol.

Voorts heeft het College aangedrongen op gezamenlijk Nederlands-Noors toezicht, vergelijkbaar met de Nederlandse commissie van toezicht, waarbij direct contact bestaat met de gedetineerden, en die een laagdrempelige mogelijkheid biedt voor gedetineerden om klachten over behandeling aan de orde te stellen. In het door het College genoemde toezicht zal door Noorwegen worden voorzien. Het inrichten van Nederlands toezicht op de tenuitvoerlegging van Noorse straffen is niet verenigbaar met de regeling, zoals neergelegd in het verdrag.

De algemene vraag van het College hoe Noorse gedetineerden in staat worden gesteld om hun contacten met familie- of gezinsleden te onderhouden kan ik goed plaatsen in het licht van de afstand tussen Noorwegen en Nederland. Tegelijkertijd is enige relativering van die afstand wel op zijn plaats. Nogal wat plaatsen in Noorwegen liggen, zowel hemelsbreed als over de grond gemeten, op grotere afstand van Oslo dan Veenhuizen. In Norgerhaven zal verder worden voorzien in ruime mogelijkheden voor bezoek van familie- en gezinsleden. Daarbij zal ook worden voorzien in de mogelijkheid van bezoek op meerdere, achtereenvolgende dagen. Bovendien zal Noorwegen bij de plaatsing van gedetineerden zo veel mogelijk rekening houden met de familie- en gezinssituatie. Hierboven, aan het begin van deze nota, ben ik hier al op ingegaan.

De leden van de SP-fractie stellen voorts enkele vragen over hoe wat zij het exporteren van gevangenen noemen zich verhoudt met het recht van een staat mensen op haar grondgebied gevangen te zetten. Zij vragen in hoeverre de terbeschikkingstelling van de PI Tilburg niet was bedoeld als uitzondering en of er nu een regel dreigt te ontstaan dat staten bij elkaar gevangenen kunnen stallen. Ook vragen zij naar het risico dat het Mensenrechtenhof in Straatsburg hierover negatief zal kunnen oordelen.

Ter beantwoording van deze vragen zou ik in de eerste plaats willen benadrukken dat de samenwerking tussen België en Nederland in de PI Tilburg en de beoogde samenwerking tussen Noorwegen en Nederland in Norgerhaven voor zover mij bekend uniek zijn in de wereld. De stelling van deze leden dat er sprake zou zijn van een regel dat staten bij elkaar gedetineerden onderbrengen, kan ik in dit licht niet onderschrijven. Tegelijkertijd proef ik in de door deze leden gestelde vragen een mate van gereserveerdheid ten aanzien van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen buiten het eigen grondgebied van een staat, die ik niet helemaal goed kan plaatsen. Met deze leden ben ik het graag eens dat staten verantwoordelijk zijn voor de adequate en menswaardige tenuitvoerlegging van de in hun eigen land opgelegde gevangenisstraffen. Het verzoek van België om de PI Tilburg te mogen gebruiken is destijds ingegeven door de overbevolking in Belgische penitentiaire inrichtingen die een humane opvang van gedetineerden in de weg stond. Vanuit een oogpunt van de eerbiediging van mensenrechten moet de Belgische strafexecutie in de PI Tilburg naar mijn oordeel dus positief worden beoordeeld. Dit neemt uiteraard niet weg dat België ervoor moet zorgen dat een humane tenuitvoerlegging in België mogelijk is. Daar werken de Belgische Minister van Justitie en het Belgische gevangeniswezen ook hard aan.

De situatie in Noorwegen ligt anders. In Noorwegen is geen sprake van overbevolking van gevangenissen, maar is wel sprake van een tekort aan detentiecapaciteit die (mede) wordt veroorzaakt door de noodzaak om oude gebouwen te renoveren. Noorwegen beschikt over een relatief groot aantal, maar relatief kleine gevangenissen. De Noorse capaciteit van ongeveer 3900 cellen is verspreid over 43 gevangenissen op 61 locaties. Dit maakt dat bij het renoveren van gebouwen al snel de volledige capaciteit op die locatie wegvalt. Naast het vaker toepassen van meerpersoonscelgebruik en het bouwen van tijdelijke voorzieningen, ziet de Noorse regering het huren van een gevangenis in Nederland als een oplossing die kan voorkomen dat lange wachtlijsten ontstaan voor het ondergaan van een opgelegde gevangenisstraf. Zoals ik hierboven al heb aangegeven, verwacht de Noorse regering dat de capaciteitsproblematiek in drie jaar voldoende is opgelost, zodat het gebruik van Norgerhaven daarna niet langer nodig is. Niettemin sluit de Noorse regering een verlenging van het gebruik niet uit, zoals ik hierboven eveneens aangaf.

De plaatsing van Noorse gedetineerden in Norgerhaven zal zo veel mogelijk op basis van vrijwilligheid geschieden. Verder is voor de Noorse autoriteiten een belangrijk uitgangspunt dat de overplaatsing naar Norgerhaven geen gevolgen heeft voor de rechtspositie van gedetineerden en dat zij in Norgerhaven over dezelfde voorzieningen en hetzelfde programma kunnen beschikken als in een Noorse gevangenis.

In het licht van het voorgaande heb ik geen aanleiding om te veronderstellen dat er tegen het verblijf van Noorse gedetineerden in Norgerhaven belangrijke mensenrechtelijke bezwaren zijn in te brengen. Het risico dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg hierover negatief zal oordelen, schat ik dan ook laag in.

De leden van de SP-fractie vragen wat er waar is van mededelingen van de voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat hij ook in onderhandeling was met Zwitserland.

Tijdens gesprekken van mijn ambtsvoorganger met Zwitserse autoriteiten is in verkennende zin gesproken over de plaatsing van Zwitserse gedetineerden in een Nederlandse gevangenis. Een verzoek om hier verder over te spreken is tot op heden uitgebleven en van onderhandelingen is dus ook geen sprake.

Vervoer en ontvluchting

De leden van de PVV-fractie stellen de vraag wie de beslissing neemt om aan Noorse gedetineerden vrijheidsbeperkende middelen op te leggen gedurende het vervoer.

De verantwoordelijkheid voor het vervoer van Noorse gedetineerden over Nederlands grondgebied ligt bij Nederlandse ambtenaren, te weten de ambtenaren van de DV&O. Op grond van de artikelen 11 lid 2 van het verdrag en 3 lid 2 van het onderhavige wetsvoorstel hebben deze ambtenaren een eigenstandige bevoegdheid om te beslissen over de toepassing van vrijheidsbeperkende middelen tijdens het vervoer. Zij zijn op dit punt dus niet afhankelijk van een beslissing van de Noorse directeur.

Ook vragen deze leden of het klopt dat een gedetineerde die ontsnapt of een poging daartoe doet alleen aangehouden mag worden op Nederlands grondgebied indien er sprake is van visueel contact tussen een Nederlands personeelslid en de betreffende Noorse gedetineerde.

Medewerkers van de DJI zijn bevoegd om te voorkomen dat een Noorse gedetineerde ontvlucht. Als een ontvluchting eenmaal is gelukt, waarmee ik bedoel dat een Noorse gedetineerde zich aan het toezicht van de DJI heeft onttrokken, zal dit aan de politie worden gemeld. De politie zal vervolgens zorgdragen voor de opsporing van betrokkene en hem aanhouden met het oog op de vrijwillige terugkeer naar Norgerhaven dan wel de uitlevering aan Noorwegen.

In antwoord op de vraag van deze leden waarom in het verdrag niet is voorzien in een titel om Noorse gedetineerden tegen hun wil in terug te brengen naar Norgerhaven in geval van een ontvluchting, kan ik het volgende opmerken. Uitgangspunt van de regeling in het verdrag is dat bestaande internationale afspraken tussen Noorwegen en Nederland onverminderd van kracht blijven. In artikel 18 lid 1 van het verdrag is dit vastgelegd voor het geval dat een Noorse gedetineerden zich aan de tenuitvoerlegging van de Noorse gevangenisstraf heeft onttrokken en ergens in Nederland wordt aangetroffen. Een ontvluchte Noorse gedetineerde wordt voor de toepassing van de Uitleveringswet niet anders behandeld dan ieder andere persoon die in Nederland wordt aangetroffen en van wie de uitlevering wordt gevraagd. Hier komt nog bij dat in het geval dat een Noorse gedetineerde is ontvlucht uit Norgerhaven en daar ook niet wil terugkeren, het beter is dat betrokkene zijn straf verder in Noorwegen uitzit. Het risico dat betrokkene opnieuw zal proberen uit Norgerhaven te ontvluchten is immers door de eerdere ontvluchting niet afgenomen.

De leden van de PVV-fractie vragen wat wordt verstaan onder een vergelijkbaar niveau van bescherming van persoonsgegevens, zoals genoemd in toelichting op artikel 5 van het verdrag. Hiermee bedoel ik dat zowel voor Noorwegen als Nederland geldt dat zij partij zijn bij relevante internationale verdragen op het terrein van de bescherming van persoonsgegevens en dat er in beide landen adequate wetgeving is ter bescherming van persoonsgegevens.

Kosten

De leden van de VVD-fractie vragen wie de kosten zal dragen die gepaard gaan met ontvluchting van Noorse gevangenen uit Norgerhaven, zoals bijvoorbeeld de kosten voor de opsporing.

De kosten die Nederlandse autoriteiten, zoals de politie, maken voor de opsporing van een Noorse gedetineerde zijn voor rekening van Nederland. Als een Noorse gedetineerde echter niet binnen een korte periode in Nederland wordt aangetroffen, dan zal de Nederlandse politie verder geen specifieke opsporingsactiviteiten meer ondernemen. Het is dan aan de Noorse politie om voor de opsporing van betrokkene zorg te dragen. In de afgelopen jaren is in Nederland slechts een zeer beperkt aantal gedetineerden ontvlucht uit een gesloten inrichting (zie hiervoor de publicatie Gevangeniswezen in getal 2009–2013 op de website van de DJI, blz. 49). In Norgerhaven zijn in de afgelopen vijf jaar geen ontvluchtingen geweest. Ik heb dus geen reden om te verwachten dat er kosten zullen zijn voor de opsporing van ontvluchte Noorse gedetineerden. Zoals ik aan het begin van deze nota heb opgemerkt, mag immers het ontvluchtingsgevaar van de in Norgerhaven te plaatsen Noorse gedetineerden niet groter zijn dan van de Nederlandse gedetineerden die tot nu toe hun straf hebben uitgezeten in Norgerhaven.

De bij de leden van de PVV-fractie levende indruk dat de Nederlandse staat de kosten draagt voor het vliegvervoer van Noorse gedetineerden naar Noorwegen indien zij aldaar bijvoorbeeld gehoord worden, is niet juist. Alle kosten voor het vervoer van Noorse gedetineerden per vliegtuig zijn voor rekening van Noorwegen.

De leden van de PVV-fractie en de SGP-fractie vragen om een toelichting op de kostendekkendheid van het verdrag met Noorwegen.

Het bedrag dat Noorwegen betaalt is kostendekkend. Dit houdt in de onderhouds- en instandhoudingskosten van de gevangenis, het volledige personeel, de huur en de materiële kosten. Gedurende de looptijd van het verdrag draagt Nederland niet bij aan de kosten van de instandhouding van deze gevangenis.

De Noorse autoriteiten organiseren en betalen zelf de transporten van hun gedetineerden van en naar Noorwegen, zoals ik hierboven al aangaf. Het vervoer op Nederlands grondgebied wordt verzorgd door Nederlandse ambtenaren, maar in rekening gebracht bij Noorwegen. Nederland maakt dus geen kosten voor het vervoer van Noorse gedetineerden.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre conform de samenwerkingsovereenkomst Noorwegen gehouden is gebruik te maken van Nederlandse aanbieders ten aanzien van kosten van vervoer van gedetineerden alsmede kosten van medische zorg op Nederlands grondgebied.

In het verdrag en de samenwerkingsovereenkomst zijn de belangrijkste afspraken vastgelegd die Nederland en Noorwegen met elkaar hebben gemaakt over deze bijzondere vorm van samenwerking. Als onderdeel daarvan is afgesproken dat Noorwegen aan Nederland de kosten vergoedt die worden gemaakt voor het vervoer van Noorse gedetineerden over Nederlands grondgebied en voor medische zorg. Het staat derhalve Noorwegen niet vrij om ten aanzien van deze onderwerpen andere afspraken te maken.

Artikel 8

De leden van de CDA-fractie vragen of de Noorse gevangenen eerst enige tijd van hun opgelegde straf moeten uitzitten in een Noorse gevangenis of dat zij enkel enige tijd in een Noorse gevangenis moeten verblijven ter controle van hun gezondheidstoestand. Indien dat laatste het geval is, vragen deze leden in hoeverre er zicht is op risicovol gedrag van Noorse gedetineerden op grond waarvan zij niet in aanmerking zou moeten komen voor plaatsing in Norgerhaven.

Hierboven heb ik, in antwoord op een vraag van de leden van de PVV-fractie, aangegeven dat de tijd dat een deel van de straf al in Noorwegen is uitgezeten in ieder individueel geval zal verschillen. Er kan sprake zijn van langdurig verblijf in een Noorse gevangenis voordat overplaatsing naar Norgerhaven aan de orde is, maar dat verblijf kan ook kort zijn geweest. Het verblijf zal ten minste lang genoeg moeten zijn om een goed beeld te hebben van de gezondheidstoestand van de gedetineerde. Een kort verblijf in detentie kan op zich al informatie opleveren over eventueel risicovol gedrag van een gedetineerde, maar zal doorgaans geen volledig beeld geven. Bij de plaatsing van gedetineerden zullen de Noorse autoriteiten een samenvatting sturen van het penitentiair dossier, zodat bij aanvang van het verblijf in Norgerhaven de informatie over het gedrag van de gedetineerde die beschikbaar is, door de betrokken medewerkers van Norgerhaven kan worden ingezien. Mocht tijdens het verblijf in Norgerhaven alsnog blijken van gedrag van een gedetineerde dat onverenigbaar is met het aldaar aanwezige beveiligingsniveau of van een zorgbehoefte die de mogelijkheden van Norgerhaven overstijgt, dan zal betrokkene zo snel mogelijk terugkeren naar een gevangenis in Noorwegen.

Artikel 9

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op verlofaanvragen die betrekking hebben op een verzoek om op Nederlandse grondgebied te mogen verblijven. Zij denken daarbij aan een Noorse gedetineerde met zowel de Nederlandse als de Noorse nationaliteit. Indien deze mogelijkheid tot verlof bestaat, vragen deze leden naar de aansprakelijkheid van de Nederlandse Staat en haar ambtenaren ten aanzien van mogelijke complicaties die kunnen optreden tijdens een dergelijk verlof.

In artikel 9 van het verdrag is vastgelegd dat Noorse gedetineerden niet in Nederland de gevangenis kunnen verlaten bij wijze van verlof. Als aan een gedetineerde verlof is verleend, zal hij eerst naar Noorwegen moeten worden teruggebracht voordat het verlof kan ingaan. Het door deze leden geschetste geval dat een Noorse gedetineerde ook de Nederlandse nationaliteit heeft, kan zich niet voordoen, omdat de plaatsing in Norgerhaven van gedetineerden met de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 8 lid 2 onder a van het verdrag is uitgesloten.

Artikel 10

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre adequate rechtsbijstand is gewaarborgd bij eventuele klachten en rechtsvorderingen van gedetineerden conform het Noorse recht.

Noorse advocaten en overige rechtsbijstandsverleners zijn volledig bevoegd om in Norgerhaven hun taken uit te oefenen. Zij kunnen dit doen door zich naar Norgerhaven te begeven, maar van Noorse zijde is ook aangegeven dat, naast telefonisch contact, gebruik zal kunnen worden gemaakt van videoconferentie. Daarvoor zijn in Norgerhaven voorzieningen aanwezig.

Artikel 11

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de reikwijdte van de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid ten aanzien van Nederlandse ambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning van de DJI bij de begeleiding van de Noorse gedetineerden.

De Nederlandse ambtenaren van de DV&O zullen het vervoer verzorgen van de Noorse gedetineerden van de Nederlandse luchthaven naar Norgerhaven en terug. Op de luchthaven draagt de Koninklijke Marechaussee – zoals gebruikelijk op Nederlandse luchthavens – de verantwoordelijkheid voor de overbrenging van de gedetineerden van het vliegtuig naar de transportbussen van de DV&O en vice versa. Zodra de gedetineerden zich in het (Noorse) vliegtuig bevinden, geldt de verantwoordelijkheid van de Noorse autoriteiten.

Ook vragen deze leden naar de reikwijdte van de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de Nederlandse Staat wanneer zich tijdens de vlucht van en naar Noorwegen calamiteiten voordoen, al niet dan niet veroorzaakt door de Noorse gedetineerden.

Voor het vervoer van Noorse gedetineerden per vliegtuig draagt Nederland geen verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid ligt bij Noorwegen. Daarmee ligt ook de aansprakelijkheid voor eventuele calamiteiten tijdens de vlucht bij Noorwegen.

Artikel 12

De leden van de SP-fractie vragen wat er met Noorse gedetineerden gebeurt die – als het om Nederlandse gedetineerden zou zijn gegaan – naar een PPC zouden worden overgebracht.

Het uitgangspunt is inderdaad, zoals deze leden opmerken, dat een dergelijke gedetineerde wordt teruggebracht naar Noorwegen, als die overbrenging medisch verantwoord is. De situatie – waar deze leden naar verwijzen – dat overbrenging nog steeds niet medisch verantwoord is wanneer de straf (bijna) is afgelopen, zullen Noorwegen en Nederland zo veel mogelijk proberen te vermijden. In de samenwerking met België in de PI Tilburg heeft een dergelijke casus zich tot nu toe niet voorgedaan. Mocht de Noorse detentietitel verlopen, dan is er geen basis meer om betrokkene vast te houden in Norgerhaven. In geval van ernstige psychiatrische problematiek kan betrokkene dan in een psychiatrisch ziekenhuis worden geplaatst in Nederland totdat de overbrenging naar Noorwegen wel medisch verantwoord is.

Ook willen deze leden weten of een zieke gedetineerde die uiteindelijk is overgebracht, bij genezing niet alsnog teruggestuurd kan worden naar Norgerhaven wegens plaatsgebrek in Noorwegen.

Met deze leden ben ik het graag eens dat teveel verhuisbewegingen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Dat is ook een Noors belang. Het ligt niet erg voor de hand dat de door deze leden genoemde gedetineerde opnieuw in Norgerhaven wordt geplaatst. Het verdrag sluit dit echter niet uit. Wel is het zo dat Nederland op basis van artikel 8 lid 4 van het verdrag met het oog op het medische verleden van betrokkene, de (hernieuwde) plaatsing zou kunnen weigeren.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de reikwijdte van de aansprakelijkheid van (Nederlandse) medische centra die Noorse gedetineerden noodgedwongen dienen te behandelen. Zij vragen of Noorse gedetineerden zich tot de Nederlandse rechter kunnen wenden of uitsluitend naar Noors recht een klachtenprocedure/rechtsgang starten, indien deze gedetineerden menen onheus te zijn behandeld en/of complicaties te hebben opgelopen waaruit aansprakelijkheid voortvloeit.

Ten aanzien van de behandeling in een Nederlands medisch centrum is Nederlands recht van toepassing. Daar verandert het eventuele verblijf van een Noorse gedetineerde in dat centrum niets aan. Op de medische behandeling blijft dus de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de overige relevante Nederlandse regelgeving van toepassing. Conform die regelgeving kan eenieder – en dus ook een Noorse gedetineerde – die een medische behandeling heeft ondergaan en daarover een klacht heeft, zich wenden tot de bevoegde instanties, waaronder eventueel ook de Nederlandse rechter.

Deze leden vragen ook naar de situatie dat medische centra juridische stappen willen ondernemen tegen de Noorse gedetineerden die zich tijdens het verblijf in een Nederlands medisch centrum misdragen. Voor eventueel aangerichte schade kan de Noorse gedetineerde aansprakelijk worden gesteld. Het verdient echter de voorkeur dat de DJI eventueel door de gedetineerde veroorzaakte schade in rekening brengt bij het Noorse gevangeniswezen. Het Noorse gevangeniswezen kan dan de schade van het medische centrum vergoeden en vervolgens deze kosten op de gedetineerde proberen te verhalen.

Artikel 13

De leden van de CDA-fractie stellen enkele vragen over de signalering door de Noorse autoriteiten in het Schengen-informatiesysteem in verband met het plegen van strafbare feiten in Nederland.

Ter voorkoming van misverstanden zou ik willen verduidelijken dat in het geval dat een Noorse gedetineerde is ontsnapt en in Nederland een of meer strafbare feiten heeft gepleegd, er uiteraard een bevoegdheid is voor Nederland om betrokkene aan te houden en in preventieve hechtenis te nemen met het oog op strafvervolging. In het geval dat een Noorse gedetineerde is ontsnapt, maar geen strafbare feiten in Nederland heeft gepleegd, en op Nederlands grondgebied wordt aangetroffen, zal hij worden uitgeleverd aan Noorwegen. Met Noorwegen is afgesproken dat in geval van ontsnapping zo snel mogelijk een signalering plaatsvindt in het Schengen-informatiesysteem en dat, als betrokkene is gevonden, om de uitlevering zal worden verzocht. Op basis van de signalering in het Schengen-informatiesysteem kunnen Nederlandse autoriteiten betrokkene aanhouden. In het onderhavige verdrag met Noorwegen is daarnaast nog geregeld dat betrokkene kan worden aangehouden in afwachting van die signalering. Mocht zich derhalve de situatie voordoen dat een Noorse gedetineerde binnen enkele uren na zijn ontsnapping in Nederland wordt aangetroffen en Noorwegen betrokkene nog niet heeft gesignaleerd in het Schengen-informatiesysteem, dan kan betrokkene niettemin op basis van artikel 18 lid 2 van het verdrag worden aangehouden en vastgehouden. Ik deel de mening van deze leden dat snelheid hierbij is geboden en meen dat met de aanvullende regeling van artikel 18 is voorzien in de door deze leden genoemde mogelijkheid voor de Nederlandse politie om de gedetineerde vast te houden tot aan het moment van signalering. Die signalering vormt vervolgens, zoals ik hierboven al aangaf, de vereiste grondslag voor de verdere detentie, in afwachting van de uitkomst van de uitleveringsprocedure.

Deze leden vragen voorts welke verplichting voor de Nederlandse overheid bestaat om bij aanhouding van een Noorse gedetineerde te voorzien in rechtsbijstand middels een raadsman.

Voor eenieder die in Nederland wordt aangehouden als verdachte of ter fine van uitlevering geldt dat hij of zij in aanmerking komt voor toevoeging van een raadsman, indien hij of zij niet reeds over een raadsman beschikt. Dit geldt dus ook voor een Noorse gedetineerde die in Nederland wordt aangehouden.

Artikel 21

Op de vraag van de leden van de SP-fractie naar toegang tot Norgerhaven van de Noorse inspectie, ben ik hierboven al ingegaan bij de beantwoording van de vraag om te reageren op de brief van het College voor de Rechten van de Mens.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de regel geldt dat Nederlandse inspecties en autoriteiten niet bevoegd zijn het terrein van Norgerhaven te betreden en daar werkzaamheden uit te voeren in geval weliswaar geen sprake is van calamiteiten, maar wel sterke aanwijzingen plaatsvinden dat (al dan niet met medeweten van de directie) ongeoorloofde activiteiten plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld handel in wapens en drugsgebruik.

Graag ga ik op de door deze leden aan de orde gestelde toegang tot het terrein van Norgerhaven in. De in artikel 21 van het verdrag vastgelegde onschendbaarheid van het terrein van Norgerhaven vloeit voort uit het gegeven dat Nederland binnen de kaders van het verdrag Noorwegen toestaat om in Norgerhaven een publieke taak uit te voeren, namelijk de tenuitvoerlegging van Noorse strafvonnissen en de daarmee gepaard gaande vrijheidsbeneming van Noorse veroordeelden op basis van het Noorse recht. Het logische gevolg hiervan is dat voor de toegang tot Norgerhaven de toestemming van de Noorse directeur nodig is. In het derde lid van artikel 21 is bepaald dat de betrokken Nederlandse en Noorse autoriteiten afspraken maken over het toelaten van vertegenwoordigers van (Nederlandse) publieke diensten en inspecties tot Norgerhaven. In de memorie van toelichting zijn in dit verband het energiebedrijf dat toegang moet hebben om onderhoud te verrichten, de brandweer ten behoeve van de controle op de brandveiligheid en de inspectie volksgezondheid genoemd. Nederlandse inspecties die bevoegd zijn op het terrein van de tenuitvoerlegging van straffen zullen in de regel geen toegang hebben tot Norgerhaven, omdat de tenuitvoerlegging van straffen op grond van het verdrag een Noorse aangelegenheid is en wordt beheerst door het Noorse recht.

Tegen handel in wapens en drugsgebruik – waar deze leden naar vragen – zal vanzelfsprekend worden opgetreden. Dat is in een Nederlandse gevangenis zo en dat is in een Noorse gevangenis niet anders. Het is in Nederland gebruikelijk om periodiek, maar onaangekondigd in gevangenissen controles te houden op de aanwezigheid van verboden voorwerpen, zoals wapens, telefoons en drugs. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid. Met Noorwegen is afgesproken dat dit niet anders zal zijn als Norgerhaven eenmaal door Noorwegen in gebruik is genomen. In overleg tussen de Noorse directeur en de Nederlandse beheersfunctionaris zal worden afgesproken wanneer een dergelijke controle aan de orde is.

De vraag van deze leden of het de Nederlandse pers alsmede andere belangstellenden vrij staat contact op te nemen met de directie van Norgerhaven om informatie op te vragen dan wel een bezoek en/of rondleidingen overeen te komen, kan ik bevestigend beantwoorden. Het is aan de Noorse directeur om op dit soort verzoeken te beslissen. Uiteraard staat het de Noorse directeur en het Nederlandse personeel niet vrij om vertrouwelijke informatie met de pers of anderen delen.

Ook vragen deze leden naar bereidheid van de Noorse regering om transparant te communiceren over het reilen en zeilen binnen de inrichting. Van Noorse zijde is mij bevestigd dat de Noorse regering hiertoe vanzelfsprekend bereid is. Ik hecht er in dit verband wel aan te benadrukken dat de Noorse directeur verantwoording schuldig is aan de bevoegde Noorse autoriteiten en niet aan Nederlandse autoriteiten. Een vermeende inbreuk op de onschendbaarheid van het terrein – waar deze leden naar vragen – zal de Noorse directeur in de eerste plaats aan de orde kunnen stellen in zijn overleg met de Nederlandse beheersfunctionaris. Mocht dat niet tot een bevredigende oplossing leiden, dan kan het overleg op een hoger niveau worden voortgezet. Mocht ook dat niet tot een oplossing leiden, dan zal de vermeende schending op grond van artikel 33 lid 2 van het verdrag aan de Ministers van Justitie van beide landen worden voorgelegd met het oog op het vinden van een bevredigende oplossing.

Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie of de Noorse directeur gehouden zal zijn richting de Noorse regering een jaarverslag uit te brengen, op de wijze waarop men verslaggeving over penitentiaire inrichtingen gebruikelijk is vorm te geven.

In Noorwegen zijn gevangenissen verplicht een jaarverslag in te zenden aan het Directoraat van het Noorse gevangeniswezen (de Noorse DJI). Het Directoraat van het Noorse gevangeniswezen publiceert op basis daarvan een jaarverslag dat het gehele Noorse gevangeniswezen omvat.

Artikelen 26 tot en met 29

De leden van de SP-fractie willen weten waarom Nederland zelf de kosten moet betalen van de externe beveiliging van de inrichting en wat daarvan de geschatte kosten zijn.

De kosten voor externe beveiliging van Norgerhaven zijn de kosten die voortvloeien uit de reguliere taakuitoefening van de politie in het kader van de handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving. Artikel 15 van het verdrag verplicht Nederland de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor het ongestoord kunnen functioneren van Norgerhaven en zo nodig maatregelen te nemen om verstoring van de openbare orde in de omgeving van Norgerhaven te voorkomen. Kosten voor de politie vloeien alleen uit dit artikel voort indien er bijvoorbeeld aanwijzingen zijn van externe bedreigingen aan het adres van de inrichting of personeelsleden of indien in de omgeving van de inrichting een verstoring van de openbare orde dreigt. Een schatting van de kosten kan ik niet geven omdat dit afhankelijk is van de aard en omvang van de politie-inzet die in dergelijke gevallen nodig zou zijn.

Voorts vragen deze leden of zij het goed begrijpen dat Noorwegen zelf betaalt voor de transporten van hun gedetineerden van en naar Noorwegen. Dat is inderdaad het geval, zoals ik hierboven heb aangegeven. Het vervoer van Noorse gedetineerden over Nederlands grondgebied wordt door Nederlandse ambtenaren verzorgd, maar de kosten daarvoor worden bij Noorwegen in rekening gebracht.

Artikel 36

De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de mogelijkheid om ingeval van veronderstelde grove schending van gemaakte afspraken, bijvoorbeeld over de wijze waarop de inrichting wordt geleid en/of andere onvoorziene situaties die de samenwerking onherstelbaar beschadigen, het verdrag eenzijdig en per onmiddellijke ingang op te zeggen en de maatregelen te nemen ten aanzien van Norgerhaven die de regering daartoe noodzakelijk acht.

In het onderhavige verdrag is geen regeling getroffen voor opzegging of beëindiging van het verdrag door een partij. Wanneer de door deze leden geschetste situatie zich zou voordoen – waar ik uiteraard niet van uitga, omdat de Nederlandse relatie met Noorwegen daar geen enkele aanleiding toe geeft – zal er sprake zijn van een materiële schending. Volkenrechtelijk heeft Nederland vervolgens het recht om deze schending aan te voeren als grond voor het beëindigen van het verdrag (artikel 60, lid 1, van het Weens Verdragenverdrag). Hiervoor gelden wel enige procedurele vereisten zoals beschreven in de artikelen 60 tot en met 68 van het Weens Verdragenverdrag, zoals bijvoorbeeld een kennisgeving waarin aangegeven wordt welke maatregel tegen het verdrag wordt beoogd en de redenen daarvoor. Als echter Noorwegen hiertegen bezwaar maakt dan dienen de partijen een oplossing te zoeken met behulp van andere middelen. In dit verband biedt het onderhavige verdrag de mogelijkheid van een geschillenbeslechtingsprocedure op grond van artikel 33 van het verdrag, of op grond van artikel 34 de mogelijkheid om het verdrag te wijzigen met wederzijdse instemming. Voor de volledigheid, volkenrechtelijk is opzegging van

een verdrag alleen mogelijk overeenkomstig de bepalingen van het verdrag zelf of bij overeenstemming tussen alle partijen (artikelen 54 en 56 van het Weens verdragenverdrag). Dat wil zeggen dat als een verdrag niet voorziet in opzegging het alleen kan worden opgezegd met instemming van de partijen. De Grondwet bepaalt dat verdragen niet (met enkele uitzonderingen) mogen worden opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff