Gepubliceerd: 21 mei 2015
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34160-6.html
ID: 34160-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 mei 2015

Deze nota naar aanleiding van het verslag wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Graag dank ik de leden van de verschillende fracties voor hun bijdrage aan het voorliggende wetsvoorstel. Alvorens in te gaan op de vragen van de leden wil ik graag enkele inleidende opmerkingen maken.

De centrale opgave is: het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) goed «bij de tijd te houden» en «mee te laten ademen» met ontwikkelingen en innovaties op de arbeidsmarkt, in het vervolgonderwijs en in de samenleving.

Inmiddels hebben de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven op basis van het gehanteerde nieuwe model 168 herziene kwalificatiedossiers met in totaal 465 kwalificaties opgeleverd. Dat is een reductie van respectievelijk circa 25% en circa 20% ten opzichte van de bestaande kwalificatiestructuur. Tevens zijn inmiddels 458 keuzedelen in ontwikkeling.

Van de herziening van de kwalificatiestructuur mbo is de invoering van keuzedelen het meest opvallende element. Het onderhavige wetsvoorstel legt de formele grondslag voor de verplichte invoering van keuzedelen in het mbo.

Ongeveer de helft van de instellingen wil al op vrijwillige basis met één of meer nieuwe opleidingen starten in het studiejaar 2015–2016. De keuzedelen kunnen dan alleen in de vrije ruimte worden aangeboden. De beoogde invoeringsdatum van de verplichte start van de nieuwe opleidingen inclusief keuzedelen is 1 augustus 2016. De instellingen worden ondersteund bij de voorbereiding van de invoering.

Uit de door u ingediende vragen blijken zorgen omtrent:

  • de beleidsruimte die instellingen hebben voor de (inhoudelijke) inrichting van opleidingsprogramma’s, maatwerk, profilering en levensbeschouwelijke aspecten;

  • de noodzaak van koppeling van keuzedelen aan kwalificaties;

  • de verwachte inzet die instellingen en deelnemers voor de keuzedelen zullen leveren vanwege het niet meetellen van het behalen van keuzedelen voor het diploma.

Met de beantwoording van uw vragen in deze nota naar aanleiding van het verslag en met de in de nota van wijzing van het onderhavige wetsvoorstel opgenomen afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting (waarmee op verzoek van een deelnemer ook keuzedelen die niet zijn gekoppeld aan de kwalificatie van de opleiding kunnen worden opgenomen in de opleiding) hoop ik een aantal van uw zorgen weg te hebben genomen. De instellingen behouden hun ruimte om eigen invullingen van onderwijsprogramma’s, profilering en maatwerk te realiseren. De rijksbekostiging is bestemd voor het ordentelijk verzorgen van beroepsopleidingen, met alles wat daar naar het oordeel van de instelling voor nodig is. Daarbij is veel mogelijk. Met de keuzedelen ontstaat er voor de studenten ruimte om een eigen, gerichte keuze te maken. Ik verwacht dat deze nieuwe mogelijkheid met de daarbij behorende meerwaarde op de arbeidsmarkt en in het vervolgonderwijs de studenten zal motiveren om een serieuze inspanning te doen om het keuzedeel te behalen, ondanks het feit dat dit niet direct invloed heeft op het behalen van het diploma. De koppeling van de keuzedelen aan de kwalificaties zorgt dat deze voldoende civiel effect kunnen krijgen, door de gewaarborgde relatie met de beroepsuitoefening of vervolgopleidingen.

Inhoud

blz.

   

ALGEMEEN

2

1. Inleiding

4

1.1. Context

4

1.2. Kern van het wetsvoorstel

15

1.3. Het doel van de herziening van de kwalificatiestructuur

17

1.4. Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en van de daarop gebaseerde nieuwe opleidingen

19

1.5. Vrijwillige start in het schooljaar 2015–2016

20

2. Herziene kwalificatiestructuur

20

2.1 Basisdelen, profieldelen en keuzedelen

24

3. Procedure totstandkoming kwalificatiedossiers en keuzedelen

30

4. Vormgeving van een nieuwe opleiding

35

5. Afronding beroepsopleiding

39

5.1. Examinering en diplomering

39

6. Administratieve lasten

40

7. Draagvlak en gevoerd overleg met de mbo-sector

41

ARTIKELSGEWIJS

42

Artikel I, onderdelen I en J

42

Artikel I, onderdeel M

42

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie vragen of de vormgeving van de keuzedelen niet gewoon aan de instellingen over gelaten had kunnen worden, eventueel op inhoud en kwaliteit gecontroleerd door een regionale accreditatiecommissie of door de Inspectie van het Onderwijs. Waarom kiest de regering bij het vaststellen van de kwalificaties en de keuzedelen voor een gecentraliseerde aanpak via het landelijk georganiseerd overleg in plaats van een meer regionale invulling, zo vragen zij. Ook vragen de leden de regering om binnen het wetsvoorstel experimenteerruimte te creëren voor pilots waarbij keuzedelen niet via het SBB door de Minister worden vastgesteld, maar op basis van regionale accreditatie. Een regionale onafhankelijke commissie met in ieder geval deelnemers uit het bedrijfsleven zou zo – aan de hand van de landelijke kwaliteitscriteria – maatwerk kunnen bieden bij de vormgeving van een keuzedeel. Zo kan direct recht gedaan worden aan de lokale wensen. Graag ontvangen de genoemde leden een reactie van de regering.

Bij de totstandkoming en vormgeving van de keuzedelen is veel ruimte om te voldoen aan lokale wensen en betrokkenheid van de instellingen. Met de VVD fractie ben ik van mening dat dergelijke ruimte een belangrijke bijdrage levert aan het realiseren van het potentieel van de keuzedelen en daarmee aan het succes van de herziene kwalificatiestructuur. Dergelijke ruimte behoeft omwille van effectiviteit en efficiency ook kaders. Om deze reden is er bewust voor gekozen om de keuzedelen onderdeel te laten zijn van de kwalificatiestructuur, met bijbehorende kwaliteitswaarborgen, in lijn met het advies van de adviescommissie Kwalificeren en Examineren (c.q. de commissie Hermans/van Zijl). Daarmee zijn de keuzedelen onderdeel van het diplomagerichte onderwijs. Op deze wijze is de betrokkenheid van zowel bedrijfsleven als het onderwijsveld hierbij goed geborgd. Iedereen (een deelnemer, docent, instelling, bedrijf enz.) kan het initiatief nemen om een keuzedeel te ontwikkelen. Tijdens het ontwikkelproces kan al afstemming plaatsvinden met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Deze afstemming zorgt ervoor dat direct feedback kan worden gegeven op een initiatief. Deze feedback maakt het ontwikkelproces effectiever en sneller: er kan worden aangegeven dat gelijksoortige ontwikkelingen reeds zijn gestart, dubbelingen (en daarmee onnodig werk) kunnen worden voorkomen en het toetsingsproces kan adequaat worden voorbereid.

Om de doelmatige inzet van de keuzedelen te bewerkstelligen hebben initiatieven waarbijer sprake is van een directe samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs de voorkeur. Zo wordt er geborgd dat de keuzedelen het gewenste civiel effect hebben, dat instellingen dergelijke keuzedelen in het onderwijsprogramma opnemen, dat het bedrijfsleven stageplekken beschikbaar stelt en dat de student bij het betreden van de arbeidsmarkt een streepje voor heeft indien hij een keuzedeel heeft behaald.

Op basis van het toetsingsproces worden vier keer per jaar de nieuwe keuzedelen vastgesteld en waar relevant worden bestaande keuzedelen beëindigd. Zo kan snel worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen, innovaties en regionale behoeften.

Bij de kwalificatiestructuur toetst de Toetsingskamer SBB de kwaliteit van ontwikkelde keuzedelen en van de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties, aan de hand van de kwaliteitscriteria uit het Toetsingskader. Dat is analoog aan de toetsing van de kwaliteit van kwalificatiedossiers en de indeling van kwalificatiedossiers in opleidingsdomeinen.

In het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie over het proces van totstandkoming van keuzedelen in paragraaf 3 is een nadere toelichting gegeven op de gehele procedure van ontwikkeling, toetsing en vaststelling van keuzedelen en kwalificatiedossiers, inclusief enkele voorbeelden.

Toetsing door de Toetsingskamer SBB heeft de voorkeur boven toetsing door een regionale accreditatiecommissie of door de Inspectie van het Onderwijs, want de toetsing van de kwaliteit van de kwalificatiedossiers, de keuzedelen, de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties en de gehele kwalificatiestructuur, ligt hierdoor in één hand en bij een organisatie die alle keuzedelen en alle kwalificaties kan overzien (dat is nodig om bovengenoemde overlap te vermijden). Daarbij kan SBB vanuit deze positieve een waardevolle bijdrage leveren aan het ontwikkelproces.

Het ontwikkelen en vaststellen van de keuzedelen kan niet geheel aan de instellingen worden overgelaten. De ervaringen hoe instellingen bij bestaande opleidingen met de vrije ruimte omgaan, laat zien dat er weinig gebruik van de vrije ruimte wordt gemaakt voor verbreding of verdieping van de opleiding en waar dat wel gebeurt, is de invulling vaak vrijblijvend, weinig transparant en kent weinig kwaliteitswaarborgen.

1. Inleiding

1.1. Context

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt vastgesteld of er nog steeds voldoende keuzedelen beschikbaar zijn voor de deelnemers. Hoe wordt vastgesteld of dat inderdaad steeds het geval is?

Kenniscentra (straks SBB) moeten zorgen voor de ontwikkeling van voldoende keuzedelen per kwalificatie, opdat instellingen kunnen voldoen aan hun aanbodverplichting voor keuzedelen bij opleidingen.

De Toetsingskamer, die onderdeel is van SBB, controleert of aan elke kwalificatie voldoende keuzedelen zijn gekoppeld. Als dat niet het geval is, zal een nieuw ingediende kwalificatie niet worden vastgesteld.

Deze leden willen weten of de student alle keuzedelen mag kiezen die op het eigen roc1 en op andere scholen worden aangeboden, of alleen de keuzedelen mag kiezen die door de SBB aan het kwalificatiedossier zijn gekoppeld. Beperkt dit studenten niet in de keuze die zij hebben om hun eigen unieke profiel op te stellen, waarbij zij zich kunnen onderscheiden op de arbeidsmarkt, zo vragen zij.

Keuzedelen krijgen een formele positie in het mbo, zodat de toegevoegde waarde die zij bieden op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs ook formeel kan worden vastgesteld.

De Minister, en niet SBB, stelt keuzedelen vast en daarmee ook de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties (overigens worden keuzedelen niet gekoppeld aan kwalificatiedossiers). De Minister doet dat op voorstel van kenniscentra (straks SBB) en op voorwaarde van een positief oordeel van de Toetsingskamer dat voldaan is aan de kwaliteitscriteria. Deze koppeling van keuzedelen aan kwalificaties heeft tot doel dat het keuzedeel toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de kwalificatie waaraan het keuzedeel wordt gekoppeld, door de gewaarborgde relatie met de beroepsuitoefening of vervolgopleidingen. Het voorkomt dat keuzedelen te weinig civiel effect hebben en dat er wildgroei aan keuzedelen ontstaat.

De deelnemer kan kiezen uit het actuele aanbod van keuzedelen van de instelling. Om te voldoen aan de keuzedeelverplichting – voor de betreffende soort beroepsopleiding waarvoor de deelnemer is ingeschreven – betreft dat de keuzedelen die gekoppeld zijn aan de kwalificatie waarop de opleiding is gebaseerd. Dat betekent inderdaad dat deelnemers niet vrijuit kunnen kiezen uit het totale centrale register van keuzedelen. Het totale aantal keuzedelen is voor deelnemers niet te overzien en het is voor instellingen niet mogelijk en evenmin wenselijk om deze allemaal aan te bieden. Bovendien zitten daar keuzedelen tussen die overlappen met de kwalificatie waarop de opleiding is gebaseerd die ze al volgen. Die overlap is niet toegestaan; keuzedelen moeten immers een verrijking leveren ten opzichte van de kwalificatie. Het verwijderen van overlap tussen kwalificaties en daarmee de vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur is een hoofddoel van de herziening.

Er kan bij individuele deelnemers soms ook behoefte zijn aan het volgen van een keuzedeel dat niet aan de kwalificatie van de opleiding is gekoppeld, bijvoorbeeld als een deelnemer dat vanwege de beoogde verdere loopbaan wenselijk acht. In de nota van wijziging van het onderhavige wetsvoorstel is daarom een afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting opgenomen die inhoudt dat de instelling op verzoek van een deelnemer ook keuzedelen die niet zijn gekoppeld aan de kwalificatie van de opleiding kan opnemen in de opleiding. Dat kan alleen als een bij de kwalificatie aangeboden niet-gekoppeld keuzedeel niet samenvalt met een of meer onderdelen van de kwalificatie. Zo kan sneller en beter worden ingespeeld op de behoefte van de individuele deelnemer en van bedrijven.

Voorbeeld: In het kwalificatiedossier Pedagogisch Werk is opgenomen de kwalificatie Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker op niveau 4. Aan deze kwalificatie zijn (op dit moment) gekoppeld de keuzedelen:

Een deelnemer aan deze opleiding zou, gebruik makend van de afwijkingsmogelijkheid, bijvoorbeeld een keuzedeel Mode en textiel kunnen kiezen dat gekoppeld is aan een andere kwalificatie. Dit kan de deelnemer bijvoorbeeld gebruiken bij handvaardigheidsactiviteiten in de kinderopvang of bij haar verdere loopbaan.

Als een niet gekoppeld keuzedeel relatief veel wordt gevolgd bij een kwalificatie, kan besloten worden om het keuzedeel alsnog te koppelen aan die kwalificatie. Voor het volgen van dat keuzedeel bij die kwalificatie hoeft dan niet meer gebruik te worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid. De verwachting is dat met het verstrijken van de tijd zal blijken dat bepaalde keuzedelen relevant zijn voor steeds meer kwalificaties.

Bovendien kan een deelnemer in goed overleg met zijn eigen instelling, een keuzedeel volgen bij een andere instelling die dit keuzedeel wel aanbiedt. Een instelling kan daarover afspraken maken met een andere instelling; ze zijn daar niet toe verplicht. De eerstgenoemde instelling maakt daar dan vervolgens afspraken met de deelnemer over.

Als een deelnemer één of meer keuzedelen wil volgen bovenop de al in de beroepsopleiding opgenomen benodigde keuzedelen, dan kan de instelling daar afspraken met de deelnemer over maken. Deze extra keuzedelen hoeven niet gekoppeld te zijn aan de betreffende kwalificatie, omdat betreffende deelnemer reeds aan de keuzedeelverplichting heeft voldaan.

Daarnaast vragen de leden op basis van welke criteria keuzedelen worden gekoppeld aan kwalificatiedossiers.

De kwalificatie, bestaande uit het basis- en profieldeel, bereidt deelnemers voor op de uitoefening van een bepaald beroep op de arbeidsmarkt. Keuzedelen vormen een verrijking ten opzichte van de kwalificatie. Als deelnemers een bepaald keuzedeel niet behalen, moeten ze wel in staat zijn om het beroep waarop hun kwalificatie zich richt uit te oefenen en een belangrijk criterium voor koppeling is daarom dat het keuzedeel niet voorwaardelijk is voor de uitoefening van het beroep waar de deelnemer voor wordt opgeleid. Voorbeeld: Het keuzedeel Technische restauratie oldtimers is gekoppeld aan de kwalificatie Autohersteller. Het diploma Autohersteller heeft voldoende civiele waarde, ook wanneer het keuzedeel niet is behaald.

Het tweede criterium is dat de inhoud van het keuzedeel evenmin mag overlappen met de kwalificatie waaraan het gekoppeld is. Bij een voorstel voor koppeling aan één of meerdere kwalificaties wordt van de initiatiefnemers gevraagd dat zij de toegevoegde waarde van het keuzedeel bij de betreffende kwalificatie(s) motiveren. Dat kan een beroepsgerichte verbreding of verdieping zijn, of relevantie voor de doorstroom naar een vervolgopleiding. Enkel voor entreeopleidingen mag een keuzedeel ook remediërende elementen bevatten.

Het derde criterium heeft betrekking op het draagvlak voor de koppeling bij bedrijfsleven en/of vervolgonderwijs. Bij een voorstel voor koppeling moet dat draagvlak gewaarborgd zijn.

Het vierde criterium heeft betrekking op de omvang van het keuzedeel. Die moet een omvang hebben van 240 klokuren of een veelvoud daarvan (te weten 480, 720 of 960 klokuren) en de omvang moet passen in de keuzedeelverplichting van de kwalificatie(s) waaraan het gekoppeld moet worden. (Zo kan bijvoorbeeld een keuzedeel van 720 uur niet worden gekoppeld aan een mbo niveau 2 kwalificatie, omdat voor de basisberoepsopleidingen op niveau 2 een keuzedeelverplichting met een omvang van 480 uur gaat gelden.)

Deze criteria zijn beschreven in de instructie bij ontwikkeling van een keuzedeel en in de handleiding bij het meldformulier voor koppeling van keuzedelen. Beide zijn te vinden op de website www.kwalificatiesmbo.nl van SBB.

Wie van de partners van het georganiseerd overleg heeft aangedrongen op deze koppeling van keuzedelen aan kwalificatiedossiers en waarom, zo vragen deze leden.

De koppeling van keuzedelen aan kwalificaties was een onderdeel van het advies van het bestuur SBB (waarin vertegenwoordigers van zowel het bedrijfsleven als het onderwijs zitting hebben) over de herziening van de kwalificatiestructuur. Het doel van keuzedelen is aan deelnemers een verrijking te leveren bovenop van de kwalificaties waaraan ze zijn gekoppeld. Het gaat dan om een verbreding of verdieping ten opzichte van de kwalificatie (bijvoorbeeld het verbredende keuzedeel Assisteren bij facilitaire diensten bij de kwalificatie Helpende zorg en welzijn en het verdiepende keuzedeel Gevelonderhoud bij de kwalificatie Schoonmaak en glazenwassen) of een extra toerusting voor een vervolgopleiding (bijvoorbeeld het keuzedeel Instroom pabo aardrijkskunde bij de kwalificatie Gespecialiseerd pedagogisch medewerker). Deelnemers worden met keuzedelen beter voorbereid voor de arbeidsmarkt en voor vervolgonderwijs. Voor een nadere toelichting van het belang van keuzedelen vanuit het perspectief van de deelnemers, met de aanduiding van de te verwachten effecten voor deelnemers, verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie hierover in deze paragraaf.

Een goede inhoudelijke aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt dat uitvoerbaar is voor instellingen bij de inrichting van opleidingen is voor beide partijen het oogmerk. De flexibiliteit bij het traject van totstandkoming van keuzedelen is eveneens een belangrijk aandachtspunt in het overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven. Om houvast te hebben bij de kwaliteitsbewaking van keuzedelen zijn kwaliteitscriteria opgesteld en vastgelegd in het Toetsingskader, op grond waarvan een paritaire commissie (straks sectorkamer van SBB) tot een afgewogen oordeel kan komen over koppelingen. De Toetsingskamer beoordeelt de koppeling en geeft daarover advies aan SBB en de Minister van OCW.

Keuzedelen worden gekoppeld aan kwalificaties, niet aan kwalificatiedossiers.

Het koppelen van keuzedelen aan kwalificaties is ingegeven door het feit dat deze procedure onder andere de nodige waarborgen biedt voor de kwaliteit en voor betrokkenheid van het bedrijfsleven en voorkomt dat er een wildgroei aan keuzedelen kan ontstaan.

Voorbeelden van afgewezen koppelingen:

  • Voorgesteld werd om aan de kwalificatie Grimeur het keuzedeel Engels A2 te koppelen. Omdat het hier om een kwalificatie op mbo niveau 4 gaat is Engels al een generieke eis. Deze koppeling heeft geen meerwaarde en het verzoek is daarom afgewezen.

  • Voorgesteld werd om aan de kwalificatie Ondernemend meubelmaker / (scheeps)interieurbouwer het keuzedeel Oriëntatie op ondernemerschap te koppelen. In deze kwalificatie komt ondernemerschap echter al uitgebreid aan de orde. De koppeling heeft geen meerwaarde en het verzoek is daarom afgewezen.

Om het proces van toevoeging van keuzedelen aan de kwalificatiestructuur via de paritaire commissie snel én zorgvuldig te organiseren, zijn de kwaliteitscriteria voor ontwikkeling en koppeling openbaar en ziet de Toetsingskamer SBB erop toe dat keuzedelen aan de kwaliteitscriteria voldoen en van meerwaarde zijn in relatie tot de kwalificatie en daarmee voor de deelnemer. Het traject tussen ingangstoets en vaststelling van een keuzedeel duurt maximaal drie maanden.

Met de nota van wijziging van het onderhavige wetsvoorstel introduceer ik een afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting, waarmee de instelling op verzoek van een deelnemer ook keuzedelen die niet zijn gekoppeld aan de kwalificatie van de opleiding kan opnemen in de opleiding. Dat kan alleen als een bij de kwalificatie aangeboden niet-gekoppeld keuzedeel niet samenvalt met een of meer onderdelen van die kwalificatie.

De leden van de VVD-fractie vragen verder of er belemmeringen zijn wanneer de deelnemer meer keuzedelen wil volgen dan noodzakelijk is voor het behalen van het diploma en op welke gronden het aanbieden van een extra keuzedeel kan worden geweigerd.

Als een deelnemer één of meer extra keuzedelen wil volgen naast de al in de beroepsopleiding opgenomen benodigde keuzedelen, dan kan de deelnemer dit aan de instelling vragen en daar afspraken met de instelling over maken. De deelnemer kan daarbij kiezen uit het actuele aanbod van keuzedelen van de instelling. Ook kan de deelnemer de instelling vragen om een extra keuzedeel te volgen bij een andere instelling. Dat vereist afspraken tussen de betreffende instellingen. In dat geval maakt de deelnemer daar vervolgens ook afspraken over met de instelling waar hij voor de opleiding is ingeschreven. Wat een instelling aan extra keuzemogelijkheden biedt, hangt natuurlijk niet alleen af van wat deelnemers willen, maar ook af van wat er organiseerbaar is.

Bekostigde instellingen mogen alle door de Minister vastgestelde keuzedelen als extra keuzedelen aanbieden. Voor een niet-bekostigde instelling geldt, dat zij slechts die keuzedelen als extra keuzedelen mag aanbieden voor zover deze behoren bij een opleiding waarvoor zij een diplomaerkenning heeft.

Gesteld wordt dat de keuzedelen bijdragen aan een betere doorstroming naar het vervolgonderwijs. Waar is dat op gebaseerd, zo vragen deze leden.

De verrijking van de kwalificatie, die keuzedelen bieden, kan gericht zijn op een nadere specialisatie of verbreding van het vakmanschap, maar ook op een extra voorbereiding op vervolgonderwijs. In dat geval bevatten keuzedelen onderdelen die relevant zijn voor doorstroming. Dat kunnen bijvoorbeeld inhoudelijke elementen zijn, die samenvallen of overlappen met onderdelen van een volgende opleiding in het mbo of hbo. Door vakinhoudelijke voorbereiding kunnen studenten een vliegende start maken in een vervolgstudie. Behaalde keuzedelen kunnen bovendien leiden tot vrijstellingen voor betreffende onderdelen van de vervolgopleiding in het mbo of hbo en op die manier de doorstroom aantrekkelijk maken.

Een doorstroomgericht keuzedeel kan ook gericht zijn op algemene vaardigheden voor studie of rapportage, of op het beheersen van een moderne vreemde taal.

Voorbeelden van doorstroomgerichte keuzedelen zijn:

een keuzedeel gericht op een hogere beheersing van taal- of rekeneisen, het keuzedeel Instroom pabo aardrijkskunde bij de kwalificatie Gespecialiseerd pedagogisch medewerker, het keuzedeel Voorbereiding op gezel stukadoor bij de kwalificatie Stukadoor, Voorbereiding op gezel dekvloerenlegger, Voorbereiding op Signspecialist, Voorbereiding HBO Automotive, Voorbereiding HBO Wiskunde voor de techniek, Voorbereiding HBO kunstonderwijs, Doorstroom naar HBO Gezondheidszorg.

Uit de voorbeelden blijkt dat de invoering van keuzedelen een prima kans biedt om in samenwerking tussen mbo- en hbo-instellingen te werken aan keuzedelen die de doorstroom bevorderen.

Voor de leden van de PvdA-fractie staan de deelnemers in het mbo centraal en hun toekomst op de arbeidsmarkt. In dit verband moet de inhoudelijke aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt en op het vervolgonderwijs de toetssteen vormen voor de inrichting van het beroepsonderwijs. Deze leden vragen in hoeverre de verplichte invoering van één of meer keuzedelen recht doet aan deze overweging.

De kwalificatiestructuur in het mbo dient voor de inhoudelijke aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt en op het vervolgonderwijs. Dat geldt zowel voor de kwalificaties/-dossiers als de keuzedelen. Met het oog op het civiel effect van keuzedelen is er bewust voor gekozen dat de keuzedelen onderdeel zijn van de (herziene) kwalificatiestructuur met bijbehorende kwaliteitswaarborgen (zie ook het antwoord op eerste vraag van de leden van de VVD-fractie in de paragraaf Algemeen). De invoering van keuzedelen en de herziene kwalificatiedossiers maken betere, meer flexibele en doelmatiger opleidingen mogelijk die deelnemers beter toerusten voor de (steeds dynamischer wordende) arbeidsmarkt en voor vervolgonderwijs. Met keuzedelen kan sneller en beter worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen en innovaties in het beroepenveld en in de regio. Keuzedelen hebben tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding te leveren voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor een vervolgopleiding.

Voorbeelden van innovatieve keuzedelen zijn:

  • Keuzedeel «Zorginnovaties en technologie» is zowel verdiepend als verbredend. In dit keuzedeel komen onderwerpen aan bod zoals E-health en domotica, technologische ontwikkelingen die de zorgtaak ondersteunen, zowel in een verplegende omgeving (bijv. ziekenhuis) als ook in de thuissituatie (thuiszorg).

  • «Geavanceerde technische installaties Tuinbouw» is een keuzedeel dat in samenwerking met het Centrum voor innovatief vakmanschap is ontwikkeld. Het richt zich op het werken in moderne kassen waarbij met hightech teelttoepassingen gewerkt moet worden. De student leert over de toepassing van de meest recente innovatieve technieken in het kader van de kassenteelt. Het is een verdiepend keuzedeel t.o.v. de technische toepassingen in de moderne glasteelt.

  • «Inspelen op innovaties geschikt voor niveau 2» gaat over het onderkennen van innovaties (binnen het beroep dan wel de werkcontext) en deze verwerken in de beroepsuitoefening. Dit is een verbredend keuzedeel.

  • «Geo ICT» is een keuzedeel dat handelt over de nieuwste technologische ontwikkelingen in het verzamelen, analyseren en het omzetten van data naar informatie welke past bij de vraag van de klant. Het gaat om zowel administratieve data en locatiedata (infrastructuur zoals wegen en gebouwen). De toenemende vraag naar het beschikbaar stellen van dit soort (meta) data is de aanzet tot een innovatieve werkwijze om de beschikbare data te verzamelen, te bewerken en beschikbaar te stellen. Dit is een verdiepend keuzedeel.

  • Duurzaam stukadoren, een keuzedeel waarbij de meest recente technologieën en nieuwe toepassingen van materialen centraal staan, gericht op het veranderen van de techniek van het stukadoorswerk.

  • Gebogen plafond- en wandconstructies, verbonden aan de kwalificatie Plafond- en wandmonteur. Dit is een verdiepend keuzedeel.

Keuzedelen kunnen, zoals uit enkele voorbeelden blijkt, ook sector- of brancheoverschrijdend zijn (zoals een technisch keuzedeel bij een kwalificatie voor de zorgsector of bij een kwalificatie voor de groene sector).

Door keuzedelen op te nemen in aparte documenten, naast de kwalificatiedossiers, is het mogelijk om snel en flexibel keuzedelen te ontwikkelen en vast te stellen. De invoering van keuzedelen voorkomt een groei van het aantal kwalificaties. De keuzedelen worden vastgesteld door de Minister, inclusief de koppeling ervan aan kwalificaties. In een keuzedeeldocument staat aangegeven wat een deelnemer moet kennen en kunnen voor het behalen van het betreffende keuzedeel.

Verder vragen deze leden of de regering nader kan toelichten hoe zij de verplichte invoering van keuzedelen bij alle mbo-opleidingen plaatst in het perspectief van het belang van de deelnemers in het mbo.

Alle deelnemers krijgen met keuzedelen een verrijking bovenop de kwalificatie. In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om de verplichte invoering van keuzedelen te laten gelden voor alle opleidingen. De nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen hebben naar verwachting de volgende effecten voor deelnemers:

Verwachte effecten voor de deelnemers

Wordt mogelijk door:

Grotere kans op werk

Bredere opleidingen op basis van brede kwalificatiedossiers (mogelijk voor meer verschillende verwante beroepen) naast smallere vakopleidingen

Meer inhoudelijke uitdaging

Keuze uit meerdere keuzedelen ter verdieping en verbreding

Meer onderscheidend voor het bedrijfsleven

Mogelijkheid om te kiezen tussen keuzedelen gericht op specialisatie, regionale invulling/wensen, state of the art vraagstukken en/of doorstroom

Betere doorstroming naar vervolgonderwijs

Doorstroomgerichte keuzedelen (aansluitend bij verschillende kwalificaties) bieden de student meer mogelijkheden om aan te sluiten op het vervolgonderwijs

Verder vragen deze leden of de regering ook nader kan toelichten hoe juist de verplichting voor instellingen om één of meer keuzedelen aan te bieden ruimte laat voormaatwerk, die zonder zo’n keuzedeel niet zou bestaan.

Keuzedelen hebben tot doel een verrijking te leveren bovenop de kwalificatie. De verplichting voor instellingen om bij een beroepsopleiding één of meer keuzedelen aan te bieden, maakt het mogelijk voor deelnemers om keuzedelen te volgen en te behalen en zich daardoor beter te laten toerusten voor de arbeidsmarkt of voor een vervolgopleiding. Die verplichting laat instellingen ruimte voor maatwerk, voor profilering en voor de vertaalslag van de kwalificatie- en keuzedeeleisen naar opleidingsprogramma’s. De verplichte invoering van keuzedelen biedt op een andere manier ruimte voor instellingen dan in de huidige situatie zonder verplichte keuzedelen.

Deze ruimte voor de keuzedelen betreft:

  • de mogelijkheid een initiatief te nemen om keuzedelen te ontwikkelen;

  • de afweging welke keuzedelen op te nemen in het aanbod van de instelling aan de studenten (met de selectie van aan te bieden keuzedelen kan de instelling zich beter profileren);

  • de afweging studenten de mogelijkheid te geven extra keuzedelen te volgen;

  • de mogelijkheid studenten te laten kiezen uit niet aan de kwalificatie van de opleiding gekoppelde keuzedelen;

  • de eigen invulling van het onderwijs voor elk keuzedeel dat de instelling verzorgt (c.q. de vertaalslag van de globaal geformuleerde keuzedeel-eisen naar het concrete onderwijsprogramma) en de wijze waarop dat wordt uitgevoerd.

De leden van de D66-fractie constateren dat een deelnemer kan slagen voor het diploma ook als er een onvoldoende wordt behaald voor het keuzedeel. De genoemde leden vragen de regering de reden hiervan toe te lichten.

Net als bij de bestaande beroepsopleidingen is ook bij de nieuwe opleidingen het behalen van het diploma afhankelijk van het behalen van de betreffende kwalificatie. Om de volgende redenen is ervoor gekozen dat het diploma kan worden behaald zonder dat het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding na examinering met ten minste een voldoende zijn afgesloten:

  • Het doel van een keuzedeel is het leveren van een verrijking ten opzichte van de kwalificatie. De kwalificatie is nodig om het betreffende beroep te kunnen uitoefenen op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar; en het keuzedeel niet. Het niet behalen van een keuzedeel mag het behalen van de kwalificatie, en daarmee het behalen van het diploma – niet in de weg zitten. Het keuzedeel heeft immers een andere positie, functie en status dan de kwalificatie.

  • Het is niet wenselijk dat bijvoorbeeld een bekwame beginnend beroepsbeoefenaar niet het mbo-diploma kan behalen, omdat hij een keuzedeel niet heeft behaald. Bijvoorbeeld dat een goede aankomend kapper zakt op het keuzedeel Nagelstyling, of een goede aankomend timmerman in Nijmegen zakt op het keuzedeel Duits, of een goede aankomend autohersteller zakt op het keuzedeel Technische restauratie oldtimers. Want zonder diploma wordt de toegang tot geschoolde beroepen op mbo-niveau op de arbeidsmarkt namelijk moeilijk tot onmogelijk en dat geldt ook voor de doorstroom naar een vervolgopleiding op een hoger mbo- of hbo-niveau. Genoemde keuzedelen kunnen echter wel voordelen op de arbeidsmarkt opleveren voor die opgeleide kapper en timmerman.

  • De «lat» en de uitdaging voor deelnemers gaat met de invoering van keuzedelen omhoog. Na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel is een nieuwe opleiding namelijk niet alleen gericht op het behalen van een kwalificatie, maar ook op het behalen van één of meer keuzedelen. Door er voor te zorgen dat het behalen van het keuzedeel niet voorwaardelijk is voor het behalen van het diploma, wordt extra ongediplomeerde uitval en voortijdig schoolverlaten voorkomen als gevolg van de invoering van keuzedelen. Als het behalen van het keuzedeel wel voorwaardelijk zou zijn, dan zou bij het behalen van de kwalificatie en het niet behalen van een keuzedeel de deelnemer zonder diploma uitstromen en dat zou leiden tot minder doorstroom naar beoogde geschoolde beroepen en naar beoogde vervolgopleidingen. Dan zou de invoering van keuzedelen voor die deelnemers leiden tot een verzwakking in plaats van een versterking van de arbeidsmarktpositie en de kans op succesvolle doorstroom naar vervolgonderwijs.

Om bovengenoemde risico’s te vermijden, weegt het examenresultaat (bijvoorbeeld een 7 c.q. «ruim voldoende», of een 4 c.q. «onvoldoende») voor een keuzedeel niet mee voor de slaag-/zakbeslissing voor het behalen voor het diploma. Het diploma kan dus worden behaald zonder dat de keuzedelen van de beroepsopleiding zijn behaald. Een deelnemer kan met een onvoldoende voor een keuzedeel toch het diploma krijgen als de kwalificatie is behaald en aan de aanvullende diplomavoorwaarden is voldaan.

Maar dat levert vervolgens wel een ander risico op, namelijk dat deelnemers en instellingen zich mogelijk onvoldoende inspannen voor het behalen van keuzedelen. Om dat te voorkomen, is onder andere voorzien in de volgende maatregelen:

  • de aanwezigheid van een examenresultaat voor het keuzedeel of de keuzedelen is een aanvullende diplomavoorwaarde, en

  • behaalde keuzedelen moeten door de instelling worden vermeld op het diploma en het examenresultaat van zowel behaalde als gevolgde maar niet-behaalde keuzedelen moeten worden vermeld op de resultatenlijst bij het diploma.

In de bestaande situatie geldt eveneens dat zaken die de instelling in de vrije ruimte aanbiedt, niet behaald hoeven te worden om het diploma te behalen. Maar in de bestaande situatie gelden niet de bovengenoemde twee maatregelen. Ten opzichte van de bestaande situatie biedt de beoogde nieuwe situatie dus een aanscherping.

We verwachten dat deelnemers een onvoldoende op de resultatenlijst bij hun diploma willen voorkomen en zich – gelet op de meerwaarde van behaalde keuzedelen voor de arbeidsmarkt en voor vervolgonderwijs – terdege in zullen spannen voor het behalen van keuzedelen.

Tevens vragen deze leden of dit ook betekent dat het keuzedeel bovenop het reguliere onderwijsprogramma komt, waar wel gewoon een examen met goed gevolg moet worden afgelegd. Of betekent dit in feite dat de lat lager wordt gelegd, nu voor een deel van het onderwijsprogramma geen voldoende meer hoeft worden gehaald?

Door invoering van de herziene kwalificatiestructuur is een mbo-opleiding gericht op het behalen van een kwalificatie en van één of meer keuzedelen (die aan de betreffende kwalificatie zijn gekoppeld; en indien gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting kan op verzoek van een deelnemer bij een opleiding ook sprake zijn van een niet aan de kwalificatie van de opleiding gekoppeld keuzedeel). Die keuzedelen maken dan deel uit van het reguliere onderwijsprogramma en komen daar dan niet bovenop. Een instelling bepaalt, met inachtneming van de formele kaders, zelf op welke wijze een mbo-opleiding wordt ingericht en uitgevoerd.

Keuzedelen leveren een verrijking ten opzichte van de kwalificatie om deelnemers beter toe te rusten voor de arbeidsmarkt of voor het vervolgonderwijs. Met de verplichte invoering van keuzedelen wordt de lat dus hoger gelegd ten opzichte van de bestaande situatie, waarbij opleidingen alleen gericht zijn op een kwalificatie en waarbij sprake kan zijn van invulling van de vrije ruimte en de gerealiseerde invulling van de vrije ruimte vaak vrijblijvendheid en weinig transparant is en weinig kwaliteitswaarborgen kent.

Om het diploma te behalen, moet de deelnemer met goed gevolg examen hebben afgelegd in de kwalificatie (dat is net zoals op dit moment), examen hebben afgelegd in het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding en de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling hebben voltooid. Er moet voor het keuzedelen of de keuzedelen dus wel examen zijn afgelegd, maar dat examen hoeft niet met goed gevolg te zijn afgelegd.

In de bestaande situatie geldt eveneens dat extra zaken, die de instelling in de vrije ruimte aanbiedt naast de kwalificatie, niet behaald hoeven te worden om het diploma te behalen. In de nieuwe situatie geldt daarenboven dat de deelnemer wel examen moet doen voor het keuzedeel. Ook moet de instelling behaalde keuzedelen vermelden op het diploma en de examenresultaten van zowel behaalde als gevolgde maar niet behaalde keuzedelen vermelden op de resultatenlijst bij het diploma. Ook op het punt van de examinering en diplomering wordt de lat dus niet lager, maar hoger gelegd.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten of zij van mening is dat dit wetsvoorstel de ruimte voor opleidingen om een eigen invulling te geven aan het programma verruimt of beperkt. Wil de regering daarbij de kritiek van de Raad van State op dit punt meenemen in haar uitleg, zo vragen zij.

Met de verplichte invoering van keuzedelen wordt de ruimte voor instellingen om zelf invulling te geven aan het programma niet verruimd, maar meer ingekaderd, omdat de instelling naast de kwalificatie ook keuzedelen moet aanbieden bij een mbo-opleiding. Dat dient deelnemers met keuzedelen een toegevoegde waarde te leveren voor de arbeidsmarkt en vervolgonderwijs. Met de keuzedeelverplichting behouden instellingen overigens ruimte voor maatwerk, voor profilering en voor de vertaalslag naar opleidingsprogramma’s. Instellingen bepalen zelf welke opleidingen ze aanbieden c.q. op welke keuzedelen en welke kwalificaties die zijn gebaseerd en hoe die opleidingen worden ingericht, zowel wat betreft de kwalificatie als de keuzedelen.

De Afdeling Wetgeving van de Raad van State heeft in dit verband gewezen op het belang voor een onderwijsinstelling om de eigen identiteit en het eigen onderwijsleerproces te waarborgen. Naar aanleiding hiervan is in het nader rapport aangegeven dat instellingen voldoende mogelijkheden houden om zich bij de opleidingen te profileren en invulling te geven aan de eigen identiteit, zowel op het vlak van de leerdoelen en onderwijsinhoud als op het vlak van het leerproces en de werkwijze, waaronder bijvoorbeeld de pedagogisch didactische aanpak. Verder is vermeld dat de instellingen zelf de vertaalslag maken van de globaal geformuleerde kwalificatie- en keuzedeeleisen naar de concrete opleidingsprogramma's en zelf de gewenste inkleuring kunnen geven aan deze programma's.

Voorbeeld:

Een instelling kan zich profileren met het aanbieden van het keuzedeel Diversiteit bij zorgopleidingen of het keuzedeel Duurzaamheid in het beroep bij techniekopleidingen, evenals bij de inrichting van deze keuzedelen. Zo kan de instelling invulling van de eigen identiteit realiseren bij de inhoudelijk inrichting van het opleidingsprogramma voor deze keuzedelen, bijvoorbeeld bij de vertaalslag van de globaal geformuleerde leerdoelen zoals «Bijdragen aan het omgaan met diversiteit binnen de organisatie» en «Kan zorgvuldig handelen bij vermoedens van discriminatie» naar concrete leeractiviteiten voor deelnemers. Daar kan de instelling passende werkvormen bij aanbieden (zoals probleemgestuurde opdrachten, interview afnemen bij beroepskracht in een organisatie, bespreken van concrete casus, het analyseren van een klachtenprocedure) en een passende pedagogische aanpak (bijvoorbeeld deelnemers confronteren met eigen vooroordelen).

Aangegeven is dat instellingen extra onderdelen die zij momenteel aanbieden bij bestaande opleidingen in de zogenoemde vrije ruimte desgewenst ook kunnen opnemen in nieuwe opleidingen. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van extra elementen die geen onderdeel uitmaken van de landelijke kwalificatiestructuur. Ook kan de instelling die extra onderdelen voordragen als keuzedeel en na vaststelling door de Minister opnemen als keuzedeel of extra keuzedeel in de opleiding.

Ten slotte wordt erop gewezen dat de in de WEB opgenomen voorschriften over begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming minimumnormen zijn en dat het de instelling vrij staat om meer onderwijstijd te programmeren.

Voor een uitvoeriger toelichting verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie over profilering in onderstaande paragraaf 2.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering erkent dat het mbo ook veel kleine opleidingen kent die wel heel relevant zijn voor de arbeidsmarkt en aansluiten op de regionale situatie. Zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat ook succesvolle kleine opleidingen gaan verdwijnen, zo willen zij weten.

Ik ben het ermee eens dat er ook veel kleine opleidingen zijn die voor de arbeidsmarkt relevant en waardevol zijn en aansluiten op de regionale situatie. Ook na invoering van dit wetsvoorstel blijft er nadrukkelijk ruimte voor dergelijke opleidingen. De herziene kwalificatiestructuur is onder andere gericht op het waar mogelijk ontwikkelen van bredere en flexibelere kwalificatiedossiers en op het verminderen van de overlap in de kwalificatiestructuur. De nieuwe indeling van een kwalificatiedossier (met een basisdeel en één of meer profieldelen) en aanvullend op de kwalificaties ook keuzedelen is daar een gevolg van. Via deze structuur is het mogelijk om op basis van een apart kwalificatiedossier aangevuld met één of meer keuzedelen kleine opleidingen met arbeidsmarktrelevantie te blijven uitvoeren. Ook verwijs ik u naar de maatregelen die ik ga treffen op grond van de wet macrodoelmatigheid (Staatsblad 2015, nr. 56), zoals het anderhalf jaar van tevoren verplicht melden bij DUO van het (starten en) stoppen van opleidingen. (De melding geldt niet voor het starten/stoppen van keuzedelen.) Dit zorgt ervoor dat kleine opleidingen niet ongemerkt kunnen verdwijnen. Daarnaast heb ik om de kleinschalige specialistische mbo opleidingen te behouden in mijn brief van 26 maart 2015 (Kamerstuk 31 524, nr. 237) een extra waarborg als sluitstuk geïntroduceerd: indien een laatste mbo-instelling besluit te stoppen met het aanbieden van een kleine, unieke opleiding en het gesprek tussen onderwijsveld en bedrijfsleven niet tot een passende oplossing heeft geleid, dan wordt de casus voorgelegd aan de adviescommissie macrodoelmatigheid. Als de commissie oordeelt dat de opleiding behouden moet blijven, onderzoekt de commissie de mogelijkheden daarvoor. De commissie adviseert mij over de meest geschikte oplossing, bijvoorbeeld dat een licentie aan één of meer instellingen wordt toegekend of de prijsfactor van de opleiding verhogen. Met de bovengenoemde maatregelen ga ik er vanuit voldoende waarborgen voor het behoud van kleinschalige specialistische opleidingen te hebben getroffen.

De leden van de SGP-fractie vragen om een nadere onderbouwing van de aangevoerde problematiek, waaronder aantallen instellingen die tekort zouden schieten en de criteria die hiervoor worden gehanteerd.

De adviescommissie Kwalificeren en Examineren (c.q. de commissie Hermans/Van Zijl) heeft in haar advies «Naar meer doelmatigheid in het mbo» kritische kanttekeningen geplaatst bij de benutting van de vrije ruimte door instellingen en geadviseerd om aan de vrije ruimte een heldere doelbestemming te geven, zoals onder andere nadere specialisatie bovenop de branchegerichte uitstroom, verdieping gerelateerd aan regionale arbeidsmarktbehoefte of extra hbo-voorbereiding.

De problematiek ten aanzien van de vrije ruimte is niet kwantitatief te onderbouwen. Een van de kenmerken van de problematiek van de vrije ruimte is namelijk de geringe transparantie. Een instelling hoeft de vrije ruimte niet te benutten en kan de vrije ruimte geheel of gedeeltelijk invullen met extra zaken of met onderdelen van de kwalificatie. Er gelden ook geen verplichtingen betreffende gegevenslevering aan DUO over de invulling van de vrije ruimte en evenmin over de bereikte resultaten van extra aangeboden zaken en er vindt dus ook geen registratie van plaats in het Basisregister Onderwijs (BRON) en in het diplomaregister. Instellingen moeten evenmin informatie over extra zaken verstrekken op diploma’s en resultatenlijsten bij diploma’s. De geringe transparantie en het gebrek aan kwaliteitswaarborgen hebben hun weerslag op de civiele waarde van extra onderdelen die in de vrije ruimte zijn gevolgd. De voordelen van de vrije ruimte hebben dus ook een keerzijde (geringe transparantie, weinig kwaliteitswaarborgen en mate van vrijblijvendheid).

Deze leden vragen eveneens hoe de regering zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat bepaalde instellingen wel op goede wijze gebruik maken van de vrije ruimte en welke ruimte hun geboden wordt om hun werkwijze voort te zetten.

Zoals in het antwoord op bovenstaande vraag is aangegeven is er geen transparant beeld van welke invullingen instellingen geven aan de vrije ruimte, wat de resultaten daarvan zijn. Dat geldt ook voor de kwaliteit ervan.

Instellingen kunnen extra onderdelen die zij momenteel in de vrije ruimte aanbieden bij bestaande opleidingen (gebaseerd op de bestaande kwalificatiestructuur) desgewenst ook opnemen in nieuwe opleidingen (gebaseerd op de herziene kwalificatiestructuur).

  • Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van extra elementen die geen onderdeel uitmaken van de landelijke kwalificatiestructuur.

  • Ook kan de instelling die extra onderdelen voordragen als keuzedeel en na vaststelling door de Minister aanbieden als keuzedeel of extra keuzedeel in de opleiding. Een instelling kan niet zelf een keuzedeel vaststellen.

Het is dus niet zo dat met de invoering van de herziene kwalificatiestructuur (met basis-, profiel- en keuzedelen) instellingen niet meer de ruimte hebben om extra inhoudelijke zaken aan te bieden naast de kwalificatie en de keuzedelen van de keuzedeelverplichting. Uiteraard is het zaak dat opleidingsprogramma’s ordentelijk worden ingericht opdat deelnemers de kwalificatie en de keuzedelen van de opleiding kunnen behalen en eventuele extra zaken dat niet in de weg staan.

Bovendien kunnen instellingen allerlei inhoudelijke zaken inbrengen binnen de vertaalslag van de globaal geformuleerde leerdoelen (in de kwalificatiedossier en keuzedeel-documenten) naar de concrete opleidingsprogramma’s. Zo biedt bijvoorbeeld het generieke kwalificatieonderdeel loopbaan en burgerschap veel mogelijkheden voor instellingen om hun eigen profilering mee te geven aan deelnemers.

De leden van de SGP-fractie constateren voorts dat de regering wetswijziging noodzakelijk acht, aangezien zij de keuzedelen niet als onderdeel van de kwalificatie wil positioneren. Deze leden vragen waarom de regering het niet nodig acht om met deze keuzedelen ook de positie van het basisdeel en het profieldeel duidelijk een plaats te geven in de wet. Zij vragen waarom het niet wenselijk is om de door de regering benoemde en gewenste drieslag van basisdeel, profieldeel en keuzedeel te verankeren in de wet.

Er is geen wetswijziging nodig voor het vaststellen van onderdelen van een kwalificatie zoals basis- en profieldelen: de WEB biedt hiervoor al een basis in artikel 7.2.4, tweede lid. Voor keuzedelen is daarentegen wel wetswijziging noodzakelijk, omdat die geen onderdeel van de kwalificatie zijn. Overigens wordt de indeling van de kwalificatie in een basisdeel en een profieldeel verankerd in het bij ministeriële regeling vast te stellen model kwalificatiedossier en het Toetsingskader voor kwalificatiedossiers.

1.2. Kern van het wetsvoorstel

Kan de regering, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, nader toelichten hoe deelnemers een keuze kunnen maken die past bij hun persoonlijke uitstroomwensen als de onderwijsinstelling heeft voldaan aan de verplichting door slechts bepaalde keuzedelen aan te bieden.

De deelnemer krijgt met keuzedelen een verrijking ten opzichte van de kwalificatie, te weten een verbreding of verdieping voor de toerusting voor de arbeidsmarkt, extra toerusting voor een vervolgopleiding en algemene vorming. Voor een nadere toelichting op het belang van keuzedelen vanuit het perspectief van de deelnemers verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie hierover in paragraaf 1.1.

Een deelnemer kan kiezen uit het actuele aanbod van keuzedelen door de instelling. De instelling bepaalt welke opleidingen zij aanbiedt, c.q. op welke kwalificaties en welke (aan kwalificaties gekoppelde) keuzedelen die zijn gericht. De instelling hoort het aanbod van opleidingen, zowel wat betreft kwalificaties als keuzedelen, af te stemmen op de behoefte van deelnemers, afnemend bedrijfsleven en instellingen voor vervolgonderwijs en op de eigen mogelijkheden (onder andere wat betreft geld, menskracht, huisvesting, te leveren kwaliteit, doelmatig aanbod). Met het keuzedelenaanbod kan de instelling zich profileren richting deelnemers, bedrijfsleven en instellingen voor vervolgonderwijs. En daarmee kan het van invloed zijn op de keuze van een deelnemer voor een instelling.

Een deelnemer kiest voor zijn opleiding dus niet uit alle in de landelijke kwalificatiestructuur opgenomen keuzedelen, want dat zijn er honderden en dat is voor deelnemers niet te overzien.

Een instelling hoeft niet alle aan een kwalificatie gekoppelde keuzedelen aan te bieden, maar alleen die waaraan daadwerkelijk behoefte is en die de instelling ook naar behoren kan uitvoeren. Deelnemers en andere bovengenoemde betrokkenen in de regio kunnen dus hun behoeften kenbaar maken om het aanbod van instellingen te beïnvloeden. Door zo goed mogelijk aan te sluiten op de behoeften aan keuzedelen bij de selectie van daadwerkelijk aan te bieden keuzedelen bevordert de instelling het civiel effect van keuzedelen. De deelnemer kan ook in staat worden gesteld om bij een andere instelling een gewenst keuzedeel te volgen, op basis van onderlinge afspraken tussen betrokkenen.

Op verzoek van een deelnemer kan bij het voldoen aan de keuzedeelverplichting bij de opleiding ook sprake zijn van niet aan de kwalificatie van de opleiding gekoppelde keuzedelen. Dat kan door gebruik te maken van de desbetreffende afwijkingsmogelijkheid van de koppelingsvereiste. Een niet gekoppeld keuzedeel mag niet overlappen met een of meer onderdelen van de kwalificatie van de opleiding.

Kan de regering ook toelichten in hoeverre sectorale, regionale of landelijke afspraken eraan kunnen bijdragen dat de keuzes die deelnemers maken, aansluiten op de ontwikkelingen in sector of branches en zo het effect van de kwalificatie extra versterken, zo vragen deze leden.

Onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven kunnen het initiatief nemen voor keuzedelen als zich ontwikkelingen voordoen op het desbetreffende vakgebied. Dat kunnen landelijke ontwikkelingen zijn, zoals digitale technieken in de grafische industrie, die tot verschillende keuzedelen, zoals Digital painting, hebben geleid. Maar ook regionale ontwikkelingen dan wel sectorale ontwikkelingen zoals in de Noord-Hollandse Seed Valley, waaruit keuzedelen over Veredeling zijn ontstaan.

Het is vervolgens de taak van de studiebegeleiders om samen met de deelnemers ervoor te zorgen dat de deelnemers de best mogelijke keuze maken.

Voor het behalen van het diploma wordt het niet noodzakelijk dat het examen met betrekking tot het keuzedeel is afgelegd met goed gevolg. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering uit te leggen op welke wijze zij gaat stimuleren dat instellingen en mbo’ers de keuzedelen serieus zullen en moeten nemen nu zij deze ook kunnen afsluiten met een onvoldoende.

Dat het behalen van een keuzedeel niet noodzakelijk is voor het behalen van het diploma voorkomt enerzijds een aantal risico’s (zoals aangegeven in het antwoord op de eerstgenoemde vraag van de leden van de D66-fractie in paragraaf 1.1), maar levert anderzijds ook een ander risico op, namelijk dat deelnemers en instellingen zich mogelijk onvoldoende inspannen voor het behalen van keuzedelen. Om dat risico te voorkomen, is voorzien in onder andere de volgende stimulansen en beheersmaatregelen:

  • Er wordt gestuurd op een zodanig breed aanbod van keuzedelen dat de student een keuze kan maken die past bij zijn ambitie. Dat kan een ambitie zijn die direct gerelateerd is aan het vinden van een baan, daarvoor zijn beroepsspecifieke keuzedelen beschikbaar. En het kan ook gaan over een ambitie verder te studeren, daarvoor zijn keuzedelen ontwikkelt die de doorstroom van de student faciliteert.

  • Van belang is tevens dat de behaalde keuzedelen op het diploma worden vermeld. De examenresultaten van zowel behaalde als gevolgde maar niet behaalde keuzedelen zijn terug te vinden op de resultatenlijst van de deelnemer bij het diploma en daarmee ook zichtbaar voor een toekomstige werkgever. Daarmee wordt de waarde van het keuzedeel benadrukt.

  • Ik heb een aanvullende diplomavoorwaarde in het wetsvoorstel opgenomen: deelnemers moeten examen doen in de keuzedelen van de opleiding en een examenresultaat laten zien om hun diploma te kunnen halen.

  • Het volgen van het keuzedeel is onderdeel van de opleiding en daarmee hebben alle formele afspraken die betrekking hebben op de opleiding ook betrekking op het keuzedeel. Denk hierbij aan afspraken in het kader van de onderwijsovereenkomst, de beroepspraktijkvormingsovereenkomst maar ook aan het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs op de opleiding.

Met de introductie van de keuzedelen vindt een verrijking van het onderwijsaanbod plaats. Vanaf 2015 start een breed, extern belegd monitoringsprogramma om vast te stellen of de beoogde doelstellingen van de herziening van de kwalificatiestructuur daadwerkelijk behaald worden. De uitkomsten van dit monitoringsprogramma geven inzicht in de successen en aandachtspunten bij de inzet van de keuzedelen.

Ik sluit niet uit dat op basis van deze inzichten over het feitelijke functioneren van keuzedelen een volgende stap gezet kan worden in de ontwikkeling van het mbo door op termijn ook het behalen van keuzedelen voorwaardelijk te maken aan het behalen van een mbo-diploma.

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom de voorschriften betreffende keuzedelen in lagere regelgeving worden uitgewerkt.

Bepaald is, dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het aanbod van keuzedelen en de omvang van het keuzedeel of de keuzedelen die deel uitmaken van de beroepsopleiding. Op deze wijze kúnnen de wettelijke voorschriften over keuzedelen in lagere regelgeving worden uitgewerkt, maar kan er ook voor worden gekozen om eerst te bezien of dit in de praktijk nodig is. Bovendien heeft deze constructie als voordeel, dat de voorschriften gemakkelijker kunnen worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen.

Het is mijn bedoeling om de in de memorie van toelichting aangegeven omvang van de keuzedelen vast te leggen in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Het ontwerpbesluit waarin dit wordt geregeld, is op 15 april 2015 opengesteld voor internetconsultatie. In het ontwerpbesluit zijn geen voorschriften opgenomen voor het aanbod van keuzedelen. Op dit gebied wordt vooralsnog volstaan met de zorgplicht in artikel I, onderdeel E, van het wetsvoorstel (Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de instelling voldoende keuzedelen verzorgt waar deelnemers uit kunnen kiezen in het kader van hun beroepsopleiding).

1.3. Het doel van de herziening van de kwalificatiestructuur

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening deelt dat de responsiviteit – het vermogen om snel te veranderen als de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt daarom vraagt – niet alleen van belang is voor de keuzedelen, maar ook voor de kwalificaties van de basis- en profieldelen en in de kwalificatiedossiers.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de kwalificatiedossiers responsiever moeten worden. Zij vragen of de regering daartoe bereid is.

De regering deelt deze mening. De eis van responsiviteit geldt ook voor kwalificaties. Voorwaarde is namelijk dat de kwalificatie-eisen aansluiten op de actuele vraag van werkgevers en van instellingen voor vervolgonderwijs en anticiperen op hun toekomstige vraag. Elk kwalificatiedossier geeft een actuele en relevante beschrijving van de beroepshandelingen van een beginnend beroepsbeoefenaar, rekening houdend met te verwachten ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De nu voorliggende afspraken en procedures maken het mogelijk om de kwalificaties jaarlijks bij te stellen. Ontwikkelingen en innovaties op de arbeidsmarkt en het gezamenlijk oordeel van onderwijs en bedrijfsleven bepalen in welke frequentie aanpassingen worden doorgevoerd. Het is de verwachting dat jaarlijks circa 20% van de kwalificatiedossiers geactualiseerd wordt op basis van ontwikkelingen in het onderwijs en/of de arbeidsmarkt.

Met de invoering van keuzedelen wordt de responsiviteit van het onderwijs op ontwikkelingen en innovaties op de arbeidsmarkt nog meer vergroot. Als dergelijke innovaties na enige tijd succesvol zijn en steeds brede toepassing krijgen in de beroepsuitoefening kunnen ze vervolgens – in plaats van als keuzedeel (dus aanvullend op een kwalificatie) – worden ingebouwd in bestaande kwalificaties.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts op welke wijze de inhoud van de keuzedelen wordt getoetst aan de regionale behoeftes. De keuzedelen worden namelijk landelijk vastgesteld door de Minister na advisering door de SBB, maar hoe stelt de SBB zich op de hoogte van de wensen bij het regionale bedrijfsleven?

Het initiatief voor ontwikkeling of koppeling kan voortkomen uit regionaal overleg tussen onderwijsinstellingen en/of het regionale dan wel sectorale bedrijfsleven. Voorbeelden daarvan zijn de wens vanuit de Euregio ten aanzien van een keuzedeel Duits, het West-Brabantse samenwerkingsinitiatief op het gebied van keuzedelen Duurzaamheid en de ontwikkeling van een keuzedeel in Friesland gericht op regionaal toerisme. Voorwaarde voor regionale initiatieven is een gedeeld draagvlak bij onderwijs en bedrijfsleven in die regio. Het voorstel wordt daarop getoetst. Voor de toelichting van de gehele procedure van ontwikkeling, toetsing en vaststelling van keuzedelen zie het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie in de paragraaf Algemeen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader te motiveren wat de toegevoegde waarde is van dit wetsvoorstel. Instellingen hebben immers al ruimte voor een eigen invulling om zo aan te sluiten bij de wensen van de arbeidsmarkt. Wat zijn de knelpunten bij het huidige beleid? Wat kan straks wel wat nu niet kan?

Op de knelpunten bij de invulling van de zogenoemde vrije ruimte is in paragraaf 1.1. al ingegaan naar aanleiding van vragen van de leden van de SGP-fractie.

Bij bestaande opleidingen hebben instellingen naast de mogelijkheid van invulling van de vrije ruimte nog diverse overige mogelijkheden voor eigen invulling. Zo biedt bijvoorbeeld de doorvertaling van het kwalificatiedossier naar het onderwijsprogramma bijvoorbeeld ruimte voor eigen invulling en inkleuring. Met de verplichte invoering van keuzedelen blijven die mogelijkheden gewoon bestaan. Eén van de mogelijkheden van instellingen is om extra zaken die zij nu aanbieden in de vrije ruimte voor te dragen als keuzedeel. Na vaststelling door de Minister kan de instelling het betreffende keuzedeel aanbieden bij de kwalificaties waaraan het keuzedeel is gekoppeld (of indien op verzoek van een deelnemer gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting ook bij de kwalificatie van de opleiding van die deelnemer waar het keuzedeel niet aan is gekoppeld).

Het voordeel van keuzedelen ten opzichte van bestaande invullingen binnen de vrije ruimte is: meer kwaliteitswaarborgen, meer transparantie (van het aanbod en van de resultaten), meer civiel effect, meer innovatiegericht, meer betrokkenheid van het bedrijfsleven en van instellingen voor vervolgonderwijs en minder vrijblijvendheid.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat opleidingen ook een belangrijke vormende taak hebben. Deze leden vrezen dat met dit wetsvoorstel deze vormende taak wordt ingeperkt, ten gunste van een meer economische benadering van onderwijs. Deze leden onderschrijven dat opleidingen moeten opleiden voor de (regionale) arbeidsmarkt en dat hierbij de regionale werkgevers een belangrijke rol spelen, maar welk probleem lossen we hiermee op, zo vragen zij.

Mbo-opleidingen hebben inderdaad ook een vormende taak. Dat betreft onder andere de beroepspraktijkvorming, burgerschapsvorming en toerusting om zelf grip te houden op en verder vorm te geven aan de eigen loopbaanontwikkeling. Dat zijn verplichte elementen van elke mbo-opleiding. De vormende taak is dus ook nodig voor de beroepsvoorbereiding, bijvoorbeeld op het vlak van de beroepshouding en het om kunnen gaan met beroepsdilemma’s c.q. kritische beroepssituaties. Loopbaan- en burgerschapseisen staan naast de eisen die aan deelnemers worden gesteld om in een bepaald beroep aan de slag te gaan en betreft algemene vorming noodzakelijk voor een volwaardige deelname aan de samenleving. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft namelijk een drievoudige kwalificatieopdracht: kwalificeren voor de arbeidsmarkt, voor het vervolgonderwijs en voor de samenleving. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 29 april 2015 ben ik ingaan op verdere versterking van burgerschapsvorming in het onderwijs. Ik ben voornemens het Examen- en kwalificatiebesluit aan te scherpen wat betreft kritische denkvaardigheden en het kunnen voeren van een dialoog over complexe thema’s als discriminatie, democratische waarden, racisme, radicalisering, vrijheid van meningsuiting en religie. Studenten worden hierdoor uiteindelijk weerbaarder en kunnen beter omgaan met verschillende opvattingen in de samenleving. Voor de ondersteuning van burgerschapsonderwijs in de onderwijspraktijk zijn methoden en instrumenten beschikbaar. Ik ben in gesprek met de MBO Raad om te verkennen waar nog de behoefte van docenten voor verdere ondersteuning ligt en hoe deze het beste ingevuld kan worden.

De vormende taak van mbo-opleidingen wordt met de herziene kwalificatiestructuur, de verplichte invoering van keuzedelen en bovengenoemde maatregel betreffende burgerschapsvorming niet ingeperkt, maar versterkt. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie over het thema burgerschap bij paragraaf 2.

Het wetsvoorstel voert de verplichting in dat bij mbo-opleidingen keuzedelen worden ingevoerd om daarmee deelnemers een betere toerusting te geven voor de arbeidsmarkt en vervolgonderwijs. Met keuzedelen houden we mbo-opleidingen nog beter «bij de tijd» en laten ze meer «mee ademen» met actuele ontwikkelingen en innovaties op de arbeidsmarkt en in het vervolgonderwijs. De invoering van keuzedelen is een oplossing voor het probleem dat instellingen op dit moment weinig gebruik maken van de vrije ruimte binnen opleidingen voor (regionale) verbreding en/of verdieping van de opleiding. En waar dat wel gebeurt, is de invulling vaak vrijblijvend, weinig transparant en kent weinig kwaliteitswaarborgen.

De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de constatering dat sommige instellingen door het wetsvoorstel juist belemmerd worden om leerlingen die keuzemogelijkheden te bieden waaraan zij behoefte hebben. Deze leden wijzen bijvoorbeeld op de positie van levensbeschouwelijk onderwijs en vragen of de regering hierover overleg heeft gevoerd met het onderwijsveld. Zij vragen of de regering bereid is te zoeken naar oplossingen die de keuzedelen voor alle instellingen en leerlingen tot maatwerkoplossing maken.

De door het Ministerie van OCW aangestelde regisseur voor de implementatie van de herziene kwalificatiestructuur bewaakt de voortgang van alle onderdelen van het invoeringstraject, draagt zorg voor de informatievoorziening en houdt de vinger aan de pols bij de voorbereiding van nieuwe opleidingen door de instellingen. De regisseur heeft, mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, overleg gevoerd met vertegenwoordigers van bestuur en directie van ROC Hoornbeeck en ROC Menso Alting. Tijdens dit overleg is bevestigd dat de instellingen nog altijd alle ruimte hebben om een eigen «kleur» te geven aan het onderwijs dat zij aan hun deelnemers aanbieden. Door het bestuur van ROC Hoornbeeck is aangegeven dat zij graag een wettelijke borging zien van de mogelijkheid om het levensbeschouwelijke deel van het onderwijs te kunnen voortzetten. De regering is van mening dat extra wetgeving niet nodig is, omdat het huidige wetsvoorstel de instellingen voldoende ruimte biedt om onderwijs op levensbeschouwelijke basis aan te bieden. Ik verwijs hierbij tevens naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de eigen invulling van opleidingsprogramma’s in paragraaf 1.1.

Keuzedelen zijn onderdelen van de kwalificatiestructuur die bij uitstek geschikt zijn om verschillende vormen van flexibiliteit en daarmee ook maatwerk te realiseren. In de opmaat naar de verplichte implementatie van de herziene kwalificatiestructuur vanaf de beoogde datum van 1 augustus 2016 zal door de regisseur de beschikbaarheid van voldoende keuzedelen worden gemonitord. Dergelijke beschikbaarheid levert een belangrijke bijdrage aan het mogelijk maken van maatwerkoplossingen.

1.4. Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en van de daarop gebaseerde nieuwe opleidingen

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom wordt gesteld dat onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland wellicht wat meer tijd nodig hebben om de herziene kwalificatiestructuur in te voeren. Evenzo vragen deze leden waarom de herziene kwalificatiestructuur wellicht pas in 2018 wordt ingevoerd in Caribisch Nederland.

Na de transitie in 2010 zijn in Caribisch Nederland (CN) enkele mbo-opleidingen gestart op Saba en St. Eustatius, terwijl op Bonaire – waar het aantal mbo-studenten is toegenomen van circa 200 naar meer dan 600 in 2014 – sprake is geweest van een aanzienlijke groei van het opleidingenaanbod. In totaal zijn in CN nu 38 mbo-opleidingen erkend die bekostigd worden aangeboden. De sterke groei van het aantal mbo-opleidingen bij de Scholengemeenschap Bonaire (SGB) baart zorgen en behoeft wellicht nadere overweging, omdat uit opeenvolgende inspectierapportages blijkt dat geen van de opleidingen al voldoet aan de voor CN in 2016 nagestreefde «basiskwaliteit»; vooral de examinering laat nog te wensen over. Tijdens een werkbezoek van SBB in augustus 2014 is met mijn instemming afgesproken systematisch te werken aan verbeterde opleidingsplannen en hun uitvoering, waarbij om te beginnen nieuwe of sterk verouderde opleidingen worden gebaseerd op de herziene kwalificatiedossiers en dat daarna geleidelijk de rest van de opleidingen volgt. De SGB heeft niet de capaciteit om alle opleidingen in één keer om te zetten per 2016. In het licht van de gewenste kwaliteitsverbetering is het beter af te wachten in hoeverre de ambities uit de Onderwijsagenda CN voor 2016 gerealiseerd kunnen worden en voor de wettelijk voorgeschreven invoering van de herziene kwalificatiestructuur, inclusief de invoering van keuzedelen, wat meer tijd te nemen, bijvoorbeeld tot 2017 of 2018. Overigens is op de eilanden de bereidheid om over te gaan op de herziene kwalificatiedossiers groot.

1.5. Vrijwillige start in het schooljaar 2015–2016

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre mbo-instellingen op vrijwillige basis keuzedelen zullen opnemen in de vrije ruimte van de opleiding.

De beoogde startdatum voor de verplichte implementatie van de herziene kwalificatiestructuur is 1 augustus 2016. Maar instellingen wordt de gelegenheid geboden om al op vrijwillige basis te starten met de implementatie in het studiejaar 2015–2016. Dat betreft dan het aanbieden van één of meer nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen kunnen dan alleen in de vrije ruimte worden aangeboden.

Uit een recente inventarisatie is gebleken dat ongeveer de helft van de bekostigde mbo-instellingen op vrijwillige basis wil starten met één of meer nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers. Op de site www.ihks.nl van het servicepunt invoering herziene kwalificatiestructuur staat een overzicht van de instellingen en de nieuwe opleidingen die zij willen starten in het studiejaar 2015–2016. De voorbereiding van de onderwijsprogramma’s van deze nieuwe opleidingen is door deze instellingen nog maar net gestart. Op dit moment is er dan ook nog geen inzicht in de mate waarin keuzedelen al zullen worden geprogrammeerd. Het is de intentie om voor de zomer van 2015 de betrokken instellingen te bevragen over hun intenties inzake de inzet van keuzedelen. Wel is uit recente contacten met de instellingen gebleken dat een aantal instellingen inderdaad voornemens is keuzedelen te programmeren. Van belang is dat de ict-systemen binnen de betreffende instellingen de inzet van keuzedelen met ingang van augustus 2015 kunnen faciliteren.

2. Herziene kwalificatiestructuur

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering het verdwijnen van de vrije ruimte acceptabel acht, mede in het licht van de door de regering gewenste profilering van instellingen. Zij vragen waarom wettelijke waarborgen en uitzonderingen achterwege blijven, nu de 20% vrije ruimte in de praktijk verdwijnt.

Door de verplichte invoering van keuzedelen wordt de ruimte voor instellingen om zelf invulling te geven aan een deel van het programma meer ingekaderd om meer civiel effect, meer kwaliteit en meer transparantie te realiseren. De invoering van keuzedelen heeft niet tot gevolg dat de instelling geen ruimte meer heeft voor eigen profilering of om extra zaken aan te bieden. De «vrije ruimte» betreft maximaal 20% van de totale studielast van de gehele opleiding. De verplichte keuzedelen omvatten circa 15% van de totale studielast van de gehele opleiding. Bovendien moet de instelling zelf de vertaalslag maken van globaal geformuleerde leerdoelen (die in de kwalificatiedossiers en de keuzedeeldocumenten staan) naar concrete opleidingsprogramma’s. De instelling kan meerdere mogelijkheden benutten om zich te profileren en maatwerk te leveren. Extra wettelijke waarborgen of uitzonderingen zijn daarbij niet nodig.

Instellingen hebben en houden voldoende mogelijkheden om zich bij de opleidingen te profileren en invulling te geven aan de eigen identiteit, bijvoorbeeld op levensbeschouwelijk vlak.

Dat kan bij:

  • het opleidingenaanbod

    De keuze van de kwalificaties en de keuzedelen die de instelling wil aanbieden (zo kan een instelling in de grensstreek zich bijvoorbeeld profileren met het aanbieden van het keuzedeel Duits en kan een instelling de eigen identiteit en levensbeschouwelijke visie tot uiting laten komen bij het keuzedeel Diversiteit).

  • de vertaalslag naar opleidingsprogramma’s

  • Bij de inhoudelijke inrichting van de opleiding maakt de instelling een vertaalslag van de kwalificatie(-eisen) en keuzedeel(eisen) naar het opleidingsprogramma, inclusief de beroepspraktijkvorming (bpv), en het examen. Dat is de vertaalslag van leerdoelen naar onderwijsinhoud, resulterend in bijvoorbeeld leerplannen, leermiddelen, bpv-opdrachten en examens. Bij deze vertaalslag kan de instelling zelf de gewenste inkleuring geven. Dat kan temeer omdat kwalificatie- en keuzedeeleisen niet gedetailleerd maar op een meer of minder geabstraheerde wijze beschreven zijn (de mate is afhankelijk van de aard van de branche en het niveau van de beroepsuitoefening), waardoor de instelling zelf de gewenste nadere invulling kan geven. Dat kan voor elke kwalificatie en elk keuzedeel.

    Bij elk beroep worden deelnemers geconfronteerd met ethische vraagstukken en de instelling kan bij het onderwijs hierbij de eigen identiteit en levensbeschouwing tot uitdrukking brengen. Bij de hele opleiding tot bijvoorbeeld verpleegkundige – zowel bij het basis- en profieldeel als de keuzedelen – zal dat tot verschillende inkleuringen kunnen leiden.

    Zo kan de instelling bijvoorbeeld bij het generieke kwalificatieonderdeel loopbaan en burgerschap zelf nadere invulling geven aan het leerdoel «de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen levensstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer». Dit biedt instellingen ruimte om wat betreft de inhoudelijk inrichting van elke opleiding ook zelf goed, snel en flexibel in te spelen op regionale ontwikkelingen en wensen van het (regionale) bedrijfsleven en van instellingen voor vervolgonderwijs en op behoeften van deelnemers. Samen met de herziening van de kwalificatiestructuur maakt dit het mogelijk om mbo-opleidingen goed «bij de tijd» te houden.

  • het eventueel aanbieden van extra inhoudelijke zaken

  • Dat zijn elementen die geen onderdeel uitmaken van de kwalificatie en evenmin van het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding in het kader van de keuzedeelverplichting bij de betreffende soort opleiding), zoals:

    • extra keuzedelen,

    • extra onderdelen van een andere kwalificatie,

    • of door de instelling zelf vastgestelde extra elementen die géén onderdeel zijn van de landelijke kwalificatiestructuur.

  • de werkwijze

    Een instelling kan zich ook profileren en invulling geven aan de eigen identiteit door de organisatorische inrichting van opleidingen en de wijze van uitvoering ervan. Dat kan door de wijze van vormgeving van bijvoorbeeld: het leerproces, de didactische aanpak, de pedagogische aanpak, het leerklimaat, de groeperingswijze, het rooster, de hoeveelheid onderwijstijd, de keuze van in te schakelen leerbedrijven bij het beroepspraktijkvormende deel van de opleiding en de wijze van examinering. De kwalificatiestructuur bevat alleen inhoudelijke eisen, die aangeven wat geleerd, onderwezen en geëxamineerd moet worden voor het behalen van het bijbehorende diploma. De kwalificatiestructuur regelt niet de wijze waarop geleerd, onderwezen en geëxamineerd moet worden. De kwalificatie- en keuzedeel-eisen bevatten geen eisen betreffende bijvoorbeeld de pedagogisch didactische aanpak. De instelling bepaalt de pedagogisch didactische aanpak en kan die variëren per opleiding en/of in de tijd.

    De instelling moet er onder andere zorg voor dragen dat beroepsopleidingen zodanig zijn ingericht dat deelnemers de kwalificatie en de daarbij behorende keuzedelen binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat. De in de WEB opgenomen voorschriften over begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming zijn minimumnormen. Het staat de instelling vrij om in het onderwijsprogramma meer onderwijstijd te programmeren (bijvoorbeeld meer lesuren voor een extra onderdeel).

Instellingen kunnen extra onderdelen die zij momenteel in de zogenoemde vrije ruimte aanbieden bij bestaande opleidingen (gebaseerd op de bestaande kwalificatiestructuur) desgewenst ook opnemen in nieuwe opleidingen (gebaseerd op de herziene kwalificatiestructuur). Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van extra elementen die geen onderdeel uitmaken van de landelijke kwalificatiestructuur. Ook kan de instelling die extra onderdelen voordragen als keuzedeel en na vaststelling door de Minister opnemen als keuzedeel of extra keuzedeel in de opleiding. Een instelling kan niet zelf een keuzedeel vaststellen.

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre ook algemeen vormende vakken een zelfstandig keuzedeel kunnen vormen.

Beroepsonderwijs is primair gericht op de toerusting voor de beroepsuitoefening als beginnend beroepsbeoefenaar, maar er is altijd sprake van een drievoudige kwalificering voor respectievelijk het beroep, vervolgonderwijs en burgerschap.

Keuzedelen leveren een verrijking ten opzichte van de kwalificatie: ze leveren een verdieping, of een verbreding, of een extra voorbereiding voor vervolgonderwijs. Algemeen vormende «vakken» kunnen ook een keuzedeel zijn. Bijvoorbeeld keuzedelen Duits, Engels, Spaans, aardrijkskunde en keuzedelen gericht op een hogere beheersing van de Nederlandse taal- of rekeneisen.

Eveneens vragen zij hoe de regering waarborgt dat voor het mbo belangrijke thema’s als burgerschap en levensbeschouwing niet alleen een wezenlijke plaats kunnen innemen binnen de kwalificaties, maar ook binnen de keuzedelen.

Het generieke onderdeel loopbaan en burgerschap is een verplicht onderdeel van alle kwalificaties en moet dus in alle mbo-opleidingen voorkomen. De kwalificatie-eisen betreffende loopbaan en burgerschap zijn aangegeven in bijlage 1 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. In elk kwalificatiedossier staat bij elke kwalificatie een verwijzing naar deze kwalificatie-eisen. Voor versterking van burgerschap verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de vormende taak in paragraaf 1.3.

Er kan geen sprake zijn van een keuzedeel burgerschap. Keuzedelen mogen niet overlappen met de kwalificatie waarop de opleiding is gebaseerd.

Levensbeschouwing is niet een voorgeschreven kwalificatieonderdeel. Instellingen kunnen het thema levensbeschouwing aan de orde laten komen bij het generieke onderdeel loopbaan en burgerschap evenals bij andere kwalificatieonderdelen, keuzedelen of in een extra onderdeel van de opleiding.

De leden vragen waarom het, volgens de regering, noodzakelijk is om de keuzedelen naast de kwalificaties te positioneren in plaats van als onderdeel van de kwalificaties. Deze leden vragen hierbij in te gaan op de overwegingen dat het bij keuzedelen ook om kwalificerende elementen gaat, dat de keuzedelen vaak nauw verband zullen houden met de kwalificaties en dat keuzedelen als onderdeel van kwalificaties ook eenvoudig bij ministeriële regeling te wijzigen zouden zijn. Zij vragen bovendien in hoeverre het risico bestaat dat de status van het diploma als geheel onder druk kan komen te staan wanneer het keuzedeel niet langer integraal onderdeel vormt van de kwalificatie, maar als afzonderlijke, verrijkende bonus beschouwd wordt.

Keuzedelen staan inderdaad naast kwalificaties, zijn gekoppeld aan een of meer kwalificaties en leveren een verrijking ten opzichte van de kwalificatie. Keuzedelen hebben een toegevoegde waarde ten opzichte van de kwalificatie en hebben veelal betrekking op actuele, innovatieve of regionale ontwikkelingen op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs. Keuzedelen zijn dus geen onderdeel van de kwalificaties waaraan ze zijn gekoppeld. Wat een deelnemer aan het eind van een beroepsopleiding moet kennen en kunnen, staat in een kwalificatiedossier per kwalificatie beschreven. De kwalificatie is nodig om het beroep of groep van beroepen als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen uitoefenen en het keuzedeel niet. Keuzedelen hebben tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding te leveren bij de toerusting voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor een vervolgopleiding. Met keuzedelen kan sneller en beter worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen en innovaties in het beroepenveld en in de regio. Door keuzedelen op te nemen in aparte documenten, naast de kwalificatiedossiers, is het mogelijk om snel en flexibel keuzedelen te ontwikkelen en vast te stellen. De keuzedelen worden vastgesteld door de Minister, inclusief de koppeling aan kwalificaties. In een keuzedeeldocument staat aangegeven wat een deelnemer moet kennen en kunnen voor het behalen van het betreffende keuzedeel.

In de bestaande kwalificatiestructuur is geen sprake van verplichte keuzedelen.

Er kan sprake zijn van extra onderdelen in de vrije ruimte; het behalen van die extra onderdelen is geen voorwaarde voor het behalen van het diploma. En bij de herziene kwalificatiestructuur is het behalen van een keuzedeel geen voorwaarde voor het behalen van het diploma. Er is geen risico dat de status van het diploma (c.q. het civiel effect van het diploma) onder druk komt te staan wanneer het keuzedeel geen deel is van de kwalificatie. Dat risico ontstaat daarentegen wel als een keuzedeel onderdeel zou zijn van de kwalificatie waaraan het keuzedeel is gekoppeld en/of als het behalen van een keuzedeel wel een voorwaarde voor het behalen van het diploma zou zijn.

De leden van de SGP-fractie vragen voorts waarom de voorgestelde omvang van de keuzedelen niet wettelijk wordt verankerd, mede in het licht van de regeling inzake de beroepspraktijkvorming.

Zoals hiervoor in het antwoord op een vraag van de leden van de D66-fractie aan het eind van paragraaf 1.2 is aangegeven, is het mijn bedoeling om de in de memorie van toelichting aangegeven omvang van de keuzedelen, die deel moeten uitmaken van de betreffende soort beroepsopleiding, vast te leggen in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Hiermee zal sprake zijn van een wettelijke verankering, zij het niet van een verankering in de wet in formele zin. Voor de redenen om deze normen op te nemen in lagere regelgeving verwijs ik u naar het antwoord op bovengenoemde vraag van de leden van de D66-fractie.

2.1 Basisdelen, profieldelen en keuzedelen

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het voorbeeld, dat geschetst wordt, staat dat het toekomstige kwalificatiedossier haarverzorging is aangevuld met een aantal keuzedelen. Zijn de genoemde keuzedelen slechts een voorbeeld, of is dit een limitatieve lijst? Kan een student bijvoorbeeld bij de opleiding tot kapper ook een keuzedeel horeca volgen? Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.

De in de memorie van toelichting genoemde voorbeelden van keuzedelen bij het toekomstige kwalificatiedossier Haarverzorging vormen geen limitatieve lijst. Op dit moment zijn aan de kwalificaties in dit dossier zeventien keuzedelen gekoppeld, zowel gericht op verdieping (bijvoorbeeld Black en Mixed Hair) of verbreding (bijvoorbeeld Nagelstyling) als op doorstroom (bijvoorbeeld Voorbereiding hbo). Daarnaast zijn nog enkele keuzedelen in ontwikkeling, zoals het keuzedeel Barbier, en ook in de toekomst kunnen nieuwe keuzedelen worden toegevoegd.

Mogelijkheden worden verkend om keuzedelen verbonden met de horecasector te koppelen aan de opleiding tot kapper om in de beroepsuitoefening meer aandacht te geven aan het optreden als gastheer/-vrouw. Er zijn momenteel geen horeca-keuzedelen ontwikkeld voor de opleiding tot kapper. Om een keuzedeel uit een andere sector, zoals horeca, te koppelen aan kwalificaties in de haarverzorging, is het een voorwaarde dat de betreffende sectoroverstijging een relevante meerwaarde biedt voor de kwalificatie, die erkend wordt door de paritaire commissie van het betreffende kenniscentrum (straks de betreffende sectorkamer van SBB).

Op verzoek van een deelnemer kan bij het voldoen aan de keuzedeelverplichting bij de opleiding ook sprake zijn van niet aan de kwalificatie van de opleiding gekoppelde keuzedelen. Dat kan door gebruik te maken van de desbetreffende afwijkingsmogelijkheid van de koppelingsvereiste, die in de nota van wijziging is opgenomen. Een niet gekoppeld keuzedeel mag niet overlappen met een of meer onderdelen van de kwalificatie van de opleiding.

Het met goed gevolg afronden van een keuzedeel is niet noodzakelijk om een diploma te behalen. Daar hebben de leden hun ernstige bedenkingen bij. In het bijzonder in het geval van remediërende keuzedelen bedoeld voor deelnemers aan entreeopleidingen. Deze keuzedelen zijn bedoeld om achterstanden weg te werken en derhalve achten de leden dat de achterstanden na het volgen van het keuzedeel ook daadwerkelijk zijn weggewerkt, juist in het belang van de deelnemer. Deze leden vragen of de regering nader kan ingaan op dit standpunt en haar redenering kan toelichten.

Het met goed gevolg afronden van een keuzedeel is niet noodzakelijk om een diploma te behalen, maar het examen afleggen (en daarmee het beschikbaar hebben van een examenresultaat) voor een keuzedeel is wel een aanvullende diplomavoorwaarde. In paragraaf 1.1 is naar aanleiding van een vraag van de leden van de D66-fractie uitgebreid ingegaan op de redenen voor deze keuze en de maatregelen die moeten voorkomen dat deelnemers zich onvoldoende inspannen. Op de stimulansen en beheersmaatregelen is vervolgens in paragraaf 1.2. uitgebreider ingegaan naar aanleiding van de vraag van de PvdA-fractie hierover.

Uitsluitend voor entreeopleidingen is – naast de drie typen keuzedelen – ook sprake van remediërende keuzedelen. Voor sommige deelnemers aan de entreeopleidingen is het nodig om deze keuzedeeltijd te gebruiken om bijvoorbeeld op taal en rekenen achterstanden te kunnen inhalen. Voor remediërende keuzedelen geldt – in tegenstelling tot de overige keuzedelen – dat ze overlap vertonen met de kwalificatie. Voor het behalen van de kwalificatie is het uiteraard wel nodig dat de vereiste kwalificatie-onderdelen met ten minste een voldoende zijn afgesloten. Achterstanden bij de kwalificatie moeten dus daadwerkelijk zijn weggewerkt (ongeacht of daar remediërende keuzedelen voor worden ingezet of andere onderdelen van het onderwijsprogramma). Remediërende keuzedelen kunnen daaraan bijdragen.

De keuzedelen moeten voldoen aan specifieke kwaliteitscriteria die bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Kan de regering aangeven welke specifieke kwaliteitscriteria zij voor ogen heeft en hoe de specifieke kwaliteitscriteria ruimte bieden aan de regionale behoeftes, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Voor keuzedelen geldt, net als voor kwalificatiedossiers en kwalificaties, dat zij worden ontwikkeld volgens het door OCW en EZ vastgestelde model en de daarbij behorende instructie. Kwalificatiedossiers, kwalificaties en keuzedelen moeten voldoen aan kwaliteitscriteria die zijn beschreven in het Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo.

Op dit moment is de positie van keuzedelen in de kwalificatiestructuur nog niet wettelijk geregeld. Wel ontwikkelen de kenniscentra keuzedelen die de instellingen in het zogeheten vrijwillige jaar kunnen aanbieden in de vrije ruimte. In het huidige Toetsingskader zijn daarom al criteria opgenomen waarin wordt verwezen naar het keuzedeel. Op die manier wordt gewaarborgd dat door de kenniscentra voorgestelde keuzedelen na toetsing voldoen aan de genoemde kwaliteitscriteria en zonder belemmering hun plaats kunnen krijgen in de kwalificatiestructuur. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal de Minister het Toetsingskader inclusief de kwaliteitscriteria voor de keuzedelen vaststellen bij ministeriële regeling.

In het Toetsingskader zijn de criteria ten aanzien van doelmatigheid, uitvoerbaarheid, herkenbaarheid, transparantie, flexibiliteit en duurzaamheid toegelicht voor keuzedelen. Specifiek voor keuzedelen zijn bijvoorbeeld criteria ten aanzien van de koppeling tussen keuzedelen en kwalificatie(s) (zie het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie in paragraaf 1.1 hierover) en ten aanzien van de studielast van keuzedelen.

De afstemming van keuzedelen en kwalificaties op de (regionale) vraag en aanbod maakt eveneens deel uit van de kwaliteitscriteria.

De onafhankelijke toetsing, uitgevoerd door de Toetsingskamer SBB, waarborgt een transparante en heldere beoordeling van de inhoud van keuzedelen en van de koppeling tussen keuzedeel en kwalificatie.

Wanneer kan de ministeriële regeling verwacht worden en is de regering bereid deze aan de Kamer voor te leggen, zo vragen zij.

Na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zal ik de kwaliteitscriteria voor de keuzedelen vaststellen bij ministeriële regeling. Beoogd wordt dat ik in januari 2016 bij ministeriële regeling het Toetsingskader met de kwaliteitscriteria zal vaststellen. Ik zal het aangepaste Toetsingskader aan de Tweede Kamer sturen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat dit wetsvoorstel in de praktijk betekent voor het bestaande curriculum. Worden aan sommige vakken minder uren besteed om ruimte te maken voor de verplichte keuzeonderdelen?

Het wetsvoorstel regelt dat een beroepsopleiding niet alleen gebaseerd moet zijn op een kwalificatie, maar ook op één of meer keuzedelen. Dat betekent dat het curriculum niet alleen gericht moet zijn op het behalen van de kwalificatie-eisen die in het herziene kwalificatiedossier zijn aangegeven voor de betreffende kwalificatie, maar ook op het behalen van het keuzedeel of de keuzedelen die deel uitmaken van de opleiding.

Het wetsvoorstel leidt in principe niet tot minder ruimte voor het curriculum voor het behalen van de kwalificatie. De instelling bepaalt zelf de inrichting van de opleiding, waaronder het curriculum en de tijd die aan onderdelen van de kwalificatie en aan keuzedelen wordt besteed, met inachtneming van de formele kaders zoals bijvoorbeeld de kwalificatie- en keuzedeel-eisen en voorschriften betreffende de studieduur voor onderscheiden soorten beroepsopleidingen, de urennormen voor het opleidingsprogramma en de examinering. De urennormen zijn minimumnormen.

De instelling bepaalt ook of binnen de opleiding – naast de kwalificatie en keuzedelen om te voldoen aan de keuzedeelverplichting – nog extra zaken (zoals extra keuzedelen of andere zaken) worden aangeboden en hoeveel tijd daarvoor wordt ingeruimd wat betreft begeleide onderwijstijd, bpv-tijd en huiswerk.

Het verschil in curriculum van een bestaande en nieuwe opleiding bij een instelling is onder andere afhankelijk van:

  • de mate van herziening van het kwalificatiedossier,

  • de verplichte invoering van keuzedelen, de eventuele invulling van de vrije ruimte binnen bestaande opleidingen,

  • de eventuele extra zaken die de instelling aanbiedt bij nieuwe opleidingen

  • en de mogelijkheid voor instellingen om extra zaken bij bestaande opleidingen (die in de vrije ruimte worden aangeboden) voor te dragen bij kenniscentra (straks SBB) als keuzedeel; na vaststelling van het keuzedeel en de koppeling aan de kwalificatie door de Minister kan de instelling die dan aanbieden als keuzedeel binnen de opleiding.

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering te motiveren waarom zij niet het voorstel wil overnemen van de Raad van State om gemotiveerd te kunnen afwijken van de verplichte keuze-onderdelen. Immers, ook als de regering van mening is dat er ruimte overblijft voor de instelling voor een eigen invulling, is het mogelijk dat de instelling een goede reden heeft om af te wijken van het verplichte keuze-onderdeel.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is in de paragrafen 2.1 en 4 van de memorie van toelichting van het wetsvoorstel en in het nader rapport uitgelegd dat de ruimte voor onderwijsinstellingen om anders dan via keuzedelen elementen aan te bieden die het onderwijsprogramma ondersteunen, niet vervalt. Dit is ook toegelicht aan het begin van paragraaf 2 naar aanleiding van een vraag van de leden van de SGP-fractie over de vrije ruimte.

Op grond van de in deze paragraaf gegeven redenen is het advies van de Raad van State – om het mogelijk te maken dat gemotiveerd wordt afgeweken van de verplichte keuzedelen – niet opgevolgd.

Voorts vragen deze leden of de regering kan aangeven of bij aanname van dit wetsvoorstel de verwachting is dat veel opleidingen hiernaast nog eigen aanbod zullen creëren, zeker gezien het feit dat hier geen extra bekostiging voor wordt gegeven.

De herziene kwalificatiestructuur biedt instellingen alle ruimte voor het aanbieden van extra aanbod. We verwachten dat een deel van de instellingen hier gebruik van zal maken. In combinatie met de kwaliteitsafspraken (en de daarbij beschikbaar gestelde financiële middelen) is de verwachting dat er bovenop de keuzedeelverplichting ook extra keuzedelen zullen worden aangeboden aan deelnemers. In de uitwerking van de excellent vakmanschap programma’s wordt al op verschillende plaatsen een verbinding gemaakt met het aanbod van extra keuzedelen voor studenten die deelnemen aan dergelijke programma’s.

Daarnaast hebben instellingen ruimte om bij opleidingen andere extra zaken aan te bieden aan deelnemers.

Deze leden vragen tevens of het met dit wetsvoorstel ook mogelijk wordt om keuzeonderdelen op een hoger niveau te volgen en hier een certificaat voor te krijgen.

Het is mogelijk een keuzedeel te volgen op een hoger niveau. Een keuzedeel kan bijvoorbeeld gericht zijn op een hogere beheersing van taal- of rekeneisen, waarmee de instroom in een opleiding op een hoger mbo-niveau gemakkelijker wordt. Een keuzedeel kan ook betrekking hebben op een kwalificatieonderdeel van een verwante vervolgopleiding op een hoger mbo-niveau. Bijvoorbeeld: het keuzedeel Voorbereiding op Gezel Dekvloerenleggen bevat twee onderdelen (Legt complexere dekvloeren, Maakt een eenvoudige calculatie) van de kwalificatie Gezel Dekvloerenlegger.

Na de beoogde inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, dat de formele basis legt voor keuzedelen, wordt – in het verlengde van de brief Leven Lang Leren van 31 oktober 2014 – in een wijzigingsbesluit van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB een grondslag opgenomen voor het bij ministeriële regeling verbinden van certificaten aan keuzedelen en aan onderdelen van kwalificaties.

De leden van de CDA-fractie vrezen een verdere uniformering van het beroepsonderwijs nu er landelijk vastgestelde kaders komen voor de keuzeonderdelen, terwijl voorheen instellingen vrij waren de vrije ruimte naar eigen inzicht in te vullen. Is de regering met deze leden van mening dat hiermee wederom de greep van de overheid op het onderwijs wordt verstevigd, terwijl naar mening van deze leden juist meer vertrouwen getoond zou moeten worden in het onderwijs en meer ruime om naar eigen inzicht te handelen. Graag ontvangen zij een reactie.

Net als de CDA-fractie hecht ik zeer aan de eigen verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen. Vanuit deze verantwoordelijkheid hebben indertijd de instellingen in goede samenwerking met het bedrijfsleven het initiatief genomen tot herziening van de kwalificatiestructuur. Met de realisatie van de herziening van de kwalificatiestructuur krijgen de instellingen nu ook de ruimte om snel en doelmatig in te spelen op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, wensen van regionaal bedrijfsleven en ambities van studenten. Daarmee wordt een belangrijk stap gezet in het verder verbeteren van de responsiviteit van het mbo onderwijs. De herziene kwalificatiestructuur faciliteert deze verbetering en is geenszins bedoeld om de greep van de overheid op het onderwijs te verstevigen. Met het faciliteren van deze ruimte spreek ik mijn vertrouwen uit in de ambitie van het mbo om op adequate wijze gebruik te maken van de geboden ruimte.

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten of er met de keuzedelen nieuwe urennormen worden ingevoerd in het beroepsonderwijs.

Met dit wetsvoorstel worden geen nieuwe urennormen ingevoerd in het beroepsonderwijs.

Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel zal – na de beoogde inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, dat de formele basis legt voor keuzedelen en de keuzedeelverplichting – in een wijzigingsbesluit van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB (EKB WEB) de omvang van de keuzedeelverplichting worden vastgelegd. De verplichte omvang zal verschillen per soort beroepsopleiding. Dit betreft een ander soort norm dan de bestaande minimum urennormen die voor het totale onderwijsprogramma gelden (die zijn aangegeven in artikel 7.2.7, derde, vierde, zevende en achtste lid, van de WEB). De urennormen betreffen begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming. De in het wijzigingsbesluit van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB op te nemen normen over de omvang van de keuzedeelverplichting betreffen de totale studielast van de keuzedelen die deel moeten uitmaken van de betreffende soort beroepsopleiding. Bij het inrichten van een beroepsopleiding gebruiken de instellingen de keuzedelen die samen aan de betreffende norm voldoen.

De hierboven genoemde minimum urennormen betreffen de totale opleiding, inclusief de keuzedelen. De afwijkingsmogelijkheid voor de urennormen geldt ook voor de nieuwe opleidingen, waarbij sprake is van keuzedelen. Het onderwijs dat gebaseerd is op keuzedelen maakt op dezelfde manier deel uit van het onderwijsprogramma als het onderwijs gebaseerd op de kwalificatie en telt dus mee voor het voldoen aan de urennormen die voor het totale onderwijsprogramma gelden.

Is het bij de keuzedelen ook mogelijk af te wijken van de strikt voorgeschreven norm, mits de opleiding van aantoonbaar voldoende kwaliteit is, zoals ook nu staat in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, artikel 7.2.7, derde en vierde lid, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Voor de bestaande minimum urennormen die voor het onderwijsprogramma gelden (die zijn aangegeven in artikel 7.2.7, derde, vierde, zevende en achtste lid, van de WEB) geldt wel een afwijkingsmogelijkheid. Dat betreft een ander soort norm; zie het bovenstaande antwoord op de vorige vraag van deze leden.

In het wijzigingsbesluit van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB zal geen mogelijkheid worden opgenomen om af te wijken van de omvang van de keuzedeelverplichting voor de betreffende soort beroepsopleiding. De omvang van de keuzedeelverplichting wordt namelijk gereguleerd om te grote verschillen te voorkomen.

Indien de omvang van het keuzedeel of de keuzedelen van een opleiding te klein is ten opzichte van het deel van de opleiding dat gebaseerd is op de kwalificatie, dan is sprake van te weinig verrijking c.q. te weinig aansluiting op (regionale) arbeidsmarktontwik-kelingen en biedt het ook minder ruimte om opleidingen flexibel in te richten.

Indien – omgekeerd – de omvang van het keuzedeel/de keuzedelen in de opleiding te groot is ten opzichte van het deel dat gebaseerd is op de kwalificatie, dan bestaat de kans dat dit ten koste gaat van het behalen van de kwalificatie en de toetreding als gediplomeerd beginnend beroepsbeoefenaar tot de arbeidsmarkt, en daarmee ten koste van het civiel effect van de opleiding.

Te grote verschillen in omvang dragen tevens risico’s met zich mee op het vlak van de mogelijkheden voor deelnemers om keuzedelen te volgen, de transparantie van opleidingen en daarmee ook voor het civiel effect van opleidingen. Daarom is het belangrijk dat er een goede balans is tussen het deel van de beroepsopleiding dat gebaseerd is op de kwalificatie en het deel dat gebaseerd is op het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding en dat de instellingen daar op dezelfde manier mee omgaan. De bepaling van de omvang van de keuzedeelverplichting betekent dat alle instellingen hieraan gebonden zijn bij de inrichting van opleidingen, maar die bepaling geeft geen belemmering voor de eigen beleidsruimte van de instelling betreffende de inhoudelijke inrichting van opleidingen. Dit geeft de beste borging voor gelijkwaardigheid, transparantie, herkenbaarheid en civiel effect van beroepsopleidingen voor deelnemers, vervolgonderwijs en afnemend bedrijfsleven.

Wat betreft de afwijking van de urennorm, zie mijn antwoord op vraag van de leden van de D66-fractie in deze paragraaf.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke manier de regionale component van het mbo wordt versterkt, wanneer instellingen verplicht worden te kiezen uit landelijke keuzedelen. Waarom is de ruimte van instellingen tot de landelijk vastgestelde lijst keuzedelen beperkt, terwijl instellingen regionaal afstemmen met het bedrijfsleven over de inrichting van het vrije keuzedeel, zo vragen zij.

Een goede regionale aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt en op vervolgonderwijs is van groot belang voor deelnemers, het afnemend bedrijfsleven en instellingen voor vervolgonderwijs. Deelnemers krijgen met keuzedelen – die een verrijking leveren bovenop de kwalificatie – een betere toerusting voor de arbeidsmarkt en voor vervolgonderwijs. Landelijk is sprake van veel en gevarieerde keuzedelen (bijna 500). Instellingen hebben de ruimte om daaruit de voor de regio relevante keuzedelen te kiezen, gelet op de behoeftes van deelnemers, afnemende bedrijven en afnemende instellingen voor vervolgonderwijs. Als een gewenst onderdeel nog niet als keuzedeel in de kwalificatiestructuur zit, dan kan de instelling en/of andere betrokkenen een voorstel voor een nieuw keuzedeel indienen bij een kenniscentrum (straks SBB). e Instellingen kunnen echter niet zelf een keuzedeel vaststellen. Keuzedelen worden vastgesteld door de Minister als onderdeel van de landelijke kwalificatiestructuur mbo. Dat biedt de nodige waarborgen voor de kwaliteit, transparantie, civiel effect en betrokkenheid van het bedrijfsleven en onderwijsveld.

Die vastgestelde keuzedelen kunnen instellingen aanbieden bij de kwalificaties waaraan ze gekoppeld zijn (of indien op verzoek van een deelnemer gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting ook bij de kwalificatie van de opleiding van die deelnemer waar het keuzedeel niet aan is gekoppeld). Instellingen hoeven niet alle door de Minister vastgestelde keuzedelen aan te bieden die gekoppeld zijn aan een kwalificatie. Ze moeten wel voldoende keuzedelen aanbieden gelet op de omvang van de keuzedeelverplichting per soort beroepsopleiding en de aanbodverplichting dat deelnemers daadwerkelijk iets te kiezen moeten hebben uit het keuzedelenaanbod van de instelling per opleiding.

Dat keuzedelen worden vastgesteld door de Minister, wil niet zeggen dat alle keuzedelen op veel plaatsen in het land worden aangeboden. Er kan sprake zijn van keuzedelen die zijn voorgedragen door een instelling op basis van een specifieke regionale behoefte van bedrijven in de regio of van een instelling voor vervolgonderwijs in de regio, of vanwege een specifieke innovatie in de regio en waarbij die keuzedelen om die reden ook alleen in die regio zullen worden aangeboden en uitgevoerd. Andere instellingen mogen door de Minister vastgestelde keuzedelen uiteraard ook aanbieden.

In de herziene kwalificatiestructuur is geen sprake van een «vrij keuzedeel». Wel kan de instelling met de deelnemer afspraken maken over het opnemen van extra keuzedelen in de opleiding bovenop de keuzedelen van de keuzedeelverplichting.

Instellingen kunnen op diverse manieren de regionale component van het mbo versterken en de regionale aansluiting wil ik ook bevorderen. Dat kan een instelling bijvoorbeeld realiseren door het voordragen van op de regio afgestemde keuzedelen, de wijze van vormgeving van het beroepspraktijkvormende deel van de opleiding (zowel wat betreft de kwalificatie als de keuzedelen), de wijze van betrokkenheid van bedrijven en van instellingen voor vervolgonderwijs bij de inrichting, uitvoering en evaluatie van de opleiding en de afspraken die daarover onderling worden gemaakt.

Deze leden vragen waarom de regering kiest voor het volledig vullen van de vrije ruimte van instellingen met landelijk vastgestelde keuzedelen, aangezien er goede voorbeelden zijn van instellingen die de vrije ruimte goed benutten. De genoemde leden wijzen op de suggestie van de Raad van State om instellingen de ruimte te bieden gemotiveerd af te wijken van het wettelijke stramien.

Voor een reactie verwijs ik naar de antwoorden op een vraag van de leden van de SGP-fractie over de vrije ruimte in paragraaf 2 en een vraag van de leden van de CDA-fractie over de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel in paragraaf 1.3.

Deze leden informeren voorts naar de noodzaak om de Toetsingskamer de zelf vormgegeven keuzedelen van instellingen te laten toetsen. Waarom kiest de regering voor deze inmenging in de vrijheid van instellingen om de onderwijsinhoud vorm te geven, zo vragen zij.

Keuzedelen krijgen een formele positie in het mbo, zodat de toegevoegde waarde die zij bieden op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs ook formeel kan worden vastgesteld. Keuzedelen maken verplicht onderdeel uit van opleidingen en wanneer ze worden behaald, komen ze op het mbo-diploma te staan. Daarom is het belangrijk dat alle keuzedelen, ook wanneer ze door een onderwijsinstelling ontwikkeld zijn, aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen en landelijk getoetst wordt of een keuzedeel daaraan voldoet.

De vormgeving van het onderwijs op basis van een keuzedeel is uiteraard de verantwoordelijkheid van de instelling.

3. Procedure totstandkoming kwalificatiedossiers en keuzedelen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe de keuzedelen zich verhouden tot de deelnemers die kiezen voor een bbl2-traject. Welke gevolgen heeft de invoering van de keuzedelen voor leerwerkbedrijven en bestaat er flexibiliteit om keuzedelen zo in te richting dat er rekening gehouden kan worden met seizoensarbeid of werktijden, zo vragen zij.

De verplichte invoering van keuzedelen geldt voor alle opleidingen, ongeacht leerweg. Die verplichting geldt dus ook voor opleidingen in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).

Het is inderdaad zo dat het onderhavige wetsvoorstel in artikel 6.1.2 onder meer regelt dat de onderwijsinstelling het aanbod van keuzedelen bij een opleiding zo moet samenstellen, dat de deelnemer ook daadwerkelijk iets te kiezen heeft uit de aangeboden keuzedelen bij de opleiding. Anders gezegd: de onderwijsinstelling moet ervoor zorgen dat elke deelnemer daadwerkelijk een keuze heeft uit de hem aangeboden keuzedelen. De instelling mag zich niet beperken tot het aanbieden van alleen zoveel keuzedelen dat daarmee de keuzedeelverplichting is ingevuld.

Met het georganiseerde onderwijs en SBB is gesproken over een zorgvuldige invoering van keuzedelen. Daarom zal gedurende het schooljaar 2015–2016 de vrijwillige invoering van keuzedelen worden gemonitord bij de onderwijsinstellingen die op vrijwillige basis alvast starten met het aanbieden van één of meer nieuwe opleidingen die zijn gebaseerd op de herziene kwalificatiedossiers en – in de vrije ruimte – keuzedelen. Hierbij zal specifieke aandacht zijn voor de keuzedelen voor de bbl-opleidingen, de entreeopleidingen en de specialistenopleidingen. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid bij koninklijk besluit de verplichtingen ten aanzien van de keuzedelen voor onderscheidenlijk de beroepsbegeleidende leerweg, de entree- en de specialistenopleidingen op een later tijdstip van kracht te laten worden dan de beoogde datum van 1 augustus 2016.

Bij een opleiding moet wat betreft de kwalificatie sprake zijn van beroeps-praktijkvorming. Wat betreft de keuzedelen van opleidingen kán sprake zijn van beroepspraktijkvorming, maar dat móet niet. Voor een keuzedeel kan dat in principe bij elk erkend leerbedrijf. In de beroepspraktijkvormingsovereenkomst legt de instelling de afspraken met het leerbedrijf en de deelnemer vast die de rechten en verplichtingen van partijen aangeven. De overeenkomst geeft onder andere aan het deel van de kwalificatie, het keuzedeel of keuzedelen of het deel daarvan dat de beroepspraktijkvorming omvat en de wijze van beoordeling van de beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag bepaalt of de deelnemer de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling heeft voltooid, en betrekt daarbij het oordeel van het leerbedrijf.

De inrichting van de eventuele bpv bij een keuzedeel gebeurt altijd in samenspraak tussen de instelling en het leerbedrijf in de regio. En deze samenspraak geldt ook voor de in de vraagstelling genoemde seizoensarbeid en werktijden. De instelling kan daar dus bij de inrichting rekening mee houden. De keuzedelen bieden juist die flexibiliteit en deze kan door middel van samenwerkingsafspraken in de regio tot stand worden gebracht.

De landelijk vastgestelde keuzedelen bevatten immers alleen inhoudelijke eisen voor het onderwijs en het examen, maar geen eisen voor bijvoorbeeld de organisatorische inrichting.

Zijn er daarnaast gronden waarop instellingen een beperkter aanbod mogen aanbieden, bijvoorbeeld door de omvang van de instelling, zo vragen zij.

De keuzedeelverplichting is voor alle instellingen een gelijkwaardige verplichting die de instellingen op hun eigen wijze kunnen invullen in het onderwijsprogramma van de betrokken opleiding. Afwijking van deze keuzedeelverplichting vanwege de omvang van de instelling is daardoor niet nodig.

Elke instelling bepaalt zelf hoe zij zich met keuzedelen wil profileren en welke en hoeveel keuzedelen ze aanbiedt bij de aangeboden opleidingen, met inachtneming van de formele kaders. De verwachting is dat kleine instellingen een kleiner aantal keuzedelen aanbieden dan grote instellingen en/of samenwerking met andere instellingen zullen organiseren om tot een breder aanbod van keuzedelen te komen. Een dergelijke samenwerking juich ik toe.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nader kan verhelderen hoe zij voorkomt dat de registratieprocedure van eenmaal bestaande keuzedelen bij DUO3 in het Crebo4 star wordt door teveel bureaucratie.

Keuzedelen worden evenals kwalificaties en kwalificatiedossiers, na vaststelling door de Minister, geregistreerd door DUO in het Centraal register beroepsonderwijs (Crebo), met elk een unieke identificatiecode. Het wetsvoorstel legt de grondslag hiervoor in de wijziging van artikel 6.4.1. De registratie door DUO veroorzaakt geen administratieve lasten voor instellingen. De instellingen hebben verzocht om deze unieke identificatiecode, omdat deze de administratieve afhandeling van keuzedelen vergemakkelijkt.

Instellingen moeten de identificatiecode van een keuzedeel hanteren voor de gegevenslevering betreffende keuzedelen aan DUO ten behoeve van de registratie in BRON en het Diplomaregister.

Hoe snel kan men keuzedelen actualiseren op grond van wijzigingen op de arbeidsmarkt en in de techniek, zo vragen zij.

Het proces van indiening tot vaststelling van een keuzedeel is flexibel en laagdrempelig ingericht. Tijdens het ontwikkelproces kan al afstemming plaatsvinden met kenniscentra (straks SBB). Deze afstemming zorgt ervoor dat direct feedback kan worden gegeven op een initiatief. Deze feedback maakt het ontwikkelproces effectiever en efficiënter: er kan worden aangegeven dat gelijksoortige ontwikkelingen reeds zijn gestart, dubbelingen (en daarmee onnodig werk) kunnen worden voorkomen en het toetsingsproces kan adequaat worden voorbereid. Het toetsingsproces (van start tot vaststelling door de Minister) duurt maximaal drie maanden. Vaststelling van keuzedelen (bij ministeriële regeling) kanvier keer per jaar plaatsvinden: op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.

Dankzij keuzedelen kan het mbo snel aansluiten op ontwikkelingen en zijn innovaties snel op te nemen in het beroepsonderwijs. Als zo'n ontwikkeling zich bestendigt, dan kan het opgenomen worden als vast onderdeel van een kwalificatie.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering van mening is dat «alle betrokkenen», te weten mbo-instellingen, hbo-instellingen, bedrijven in de regio en brancheorganisaties, suggesties kunnen aandragen voor keuzedelen. De genoemde leden vragen een nadere toelichting van de regering op welke wijze dit in het wetsvoorstel, of in lagere regelgeving hieruit voortvloeiende, officieel wordt vastgelegd, teneinde te bewerkstelligen dat de suggesties van «alle betrokkenen» ook daadwerkelijk kunnen worden omgezet in keuzedelen.

Gelet op de aard en de doelen van keuzedelen is het van belang dat alle betrokkenen voorstellen kunnen aandragen voor keuzedelen. Voor alle betrokkenen is op de website www.kwalificatiesmbo.nl een meldformulier met bijbehorende handleiding beschikbaar. Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (straks SBB) zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur c.q. kwalificatiedossiers en keuzedelen, maar dat wil uiteraard niet zeggen dat zij zich niet open hoeven te stellen voor suggesties van betrokkenen. Juist voor keuzedelen is dat van groot belang, omdat die snel en goed moeten inspelen op actuele ontwikkelingen, op innovaties op de arbeidsmarkt en in het vervolgonderwijs, en op regionale behoeften. Regionale initiatieven voor het ontwikkelen van nieuwe keuzedelen kunnen er zo voor zorgen dat het beroepsonderwijs overal goed bij de tijd blijft.

Voorbeeld: ROC Noorderpoort kijkt samen met het bedrijfsleven naar gewenste keuzedelen. De ontwikkeling van het keuzedeel Onderhoud aan windturbines is daar al een concreet resultaat van. Vanuit een vraag van bedrijven uit de regio is in samenwerking met het kenniscentrum Kenteq dit keuzedeel tot stand gekomen. Bij Nordex, de Duitse fabrikant van de windturbines die geplaatst zijn in het windpark in Noord-Delfzijl, kunnen voor dit keuzedeel de eerste stageplaatsen door Noorderpoorters worden ingevuld.

De procedure voor de totstandkoming van keuzedelen voorziet in de mogelijkheid dat alle betrokkenen voorstellen voor keuzedelen kunnen doen. Het model keuzedeel en het Toetsingskader voorzien daar ook in en ik zal die documenten vaststellen na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Deze documenten worden nu al toegepast bij het opstellen van de keuzedelen die in de vrije ruimte kunnen worden aangeboden bij de nieuwe opleidingen die instellingen op vrijwillige basis kunnen starten in het studiejaar 2015–2016.

De genoemde leden vragen de regering eveneens toe te lichten of ook, in het kader van de doorlopende leerlijnen vmbo5-mbo, middelbare scholen zulke suggesties kunnen doen.

Alle betrokkenen kunnen voorstellen voor keuzedelen in het mbo indienen en dat betreft ook scholen voor voortgezet onderwijs.

Tevens vragen de genoemde leden toe te lichten of er ook in enige vorm een rol is weggelegd voor suggesties van studenten en docenten.

Zowel de deelnemersraad als de ondernemingsraad kunnen door het bevoegd gezag worden betrokken bij het aanbod van keuzedelen door de instelling. Het bevoegd gezag stelt de deelnemersraad ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de instelling met hem te bespreken (artikel 8a.2.1, eerste lid, van de WEB). Ook kan de deelnemersraad het bevoegd gezag, onder opgave van redenen, verzoeken om een overleg. In dat overleg kan de deelnemersraad, evenals nu het geval is voor het aanbod van beroepsopleidingen, het aanbod van keuzedelen van de instelling met het bevoegd gezag bespreken.

Voor de ondernemingsraad gelden de bevoegdheden zoals neergelegd in de Wet op de ondernemingsraden. Op grond van die wet komen de ondernemer en de ondernemingsraad met elkaar bijeen binnen twee weken nadat één van de partijen daarom onder opgaven van redenen heeft verzocht (artikel 23 van deze wet). Daarnaast bevat het professioneel statuut mbo een bijzondere adviesbevoegdheid voor de ondernemingsraad inzake het aanbod van opleidingen van de instelling. Hoewel invulling van deze adviesbevoegdheid een zaak is van werkgever en werknemer, gaat ondergetekende er van uit dat het aanbod van keuzedelen tot onderdeel maakt van deze bevoegdheid. Door inwerkingtreding van dit wetsvoorstel gaan keuzedelen immers onderdeel vormen van de beroepsopleiding.

De leden van de SGP-fractie lezen dat alle betrokken suggesties kunnen aanleveren ten aanzien van keuzedelen. Zij ontvangen graag een concreter toelichting op dit proces. In hoeverre kunnen instellingen bijvoorbeeld zelf een opzet voor een keuzedeel voordragen en in hoeverre is de Toetsingskamer dan gehouden hier een oordeel over te geven, zo vragen zij.

In de bovenstaande antwoorden op de vragen van de leden van de fractie van D66 in deze paragraaf is aangegeven dat alle betrokkenen – waaronder deelnemers, mbo- en hbo-instellingen, docenten en scholen voor voorgezet onderwijs – voorstellen kunnen aandragen voor keuzedelen.

Instellingen kunnen niet alleen een suggestie doen voor een te ontwikkelen nieuw keuzedeel, maar desgewenst ook op eigen initiatief een geheel ontwikkeld nieuw keuzedeel aandragen bij kenniscentra (straks SBB).

Tijdens het ontwikkelproces kan al afstemming plaatsvinden met SBB. Deze afstemming zorgt ervoor dat direct feedback kan worden gegeven op een initiatief. Deze feedback maakt het ontwikkelproces effectiever en sneller; er kan worden aangegeven dat gelijksoortige ontwikkelingen reeds zijn gestart, dubbelingen (en daarmee onnodig werk) kunnen worden voorkomen en het toetsingsproces adequaat kan worden voorbereid. Om ook het administratieve proces te stroomlijnen is voor alle betrokkenen is op de website www.kwalificatiesmbo.nl een meldformulier met bijbehorende handleiding beschikbaar. Door deze werkwijze wordt geborgd dat keuzedelen voldoen aan de kwaliteitscriteria die zijn opgenomen in het Toetsingskader.

De Toetsingskamer is gehouden de aangedragen keuzedelen (inclusief de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties) op deze kwaliteitscriteria te toetsen.

Het gehele proces van totstandkoming van keuzedelen en kwalificatiedossiers ziet er als volgt uit.

Ontwikkeling van kwalificatiedossiers en keuzedelen

Kwalificatiedossiers (met kwalificaties) en keuzedelen worden ontwikkeld door de kenniscentra (naar verwachting per 1 augustus 2015 SBB, indien deze wordt aangewezen als Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven na inwerkingtreding van de wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven). Binnen kenniscentra opereren paritaire commissies die bestaan uit vertegenwoordigers van enerzijds het bedrijfsleven in een bepaalde sector of branche en anderzijds van de onderwijsinstellingen (straks is binnen SBB sprake van sectorkamers). Bovendien worden gebruikers geraadpleegd, bijvoorbeeld via een gebruikerspanel en een gebruikerstest. Een voorstel aan de Minister betreffende een keuzedeel gaat vergezeld van een voorstel aan welke kwalificatie(s) het keuzedeel wordt gekoppeld.

Iedereen (een deelnemer, een instelling, een docent, een bedrijf enz.) kan een voorstel voor een keuzedeel indienen bij de kenniscentra (straks SBB). En vier keer per jaar kunnen nieuwe keuzedelen worden vastgesteld en bestaande keuzedelen worden beëindigd. Zo kan snel worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen, innovaties en regionale behoeften.

Bij het indienen en koppelen van een keuzedeel geldt als voorwaarde dat het voorstel gedragen wordt door zowel het onderwijs als het (regionale) bedrijfsleven, of door hbo-instellingen voor keuzedelen gericht op doorstroom naar hbo-opleidingen. De Toetsingskamer SBB vraagt van initiatiefnemers dat zij draagvlak waarborgen, en aangeven op welke manier het keuzedeel aansluit bij behoeftes van het bedrijfsleven en het onderwijs. De partijen moeten gezamenlijk onderschrijven dat het keuzedeel een toegevoegde waarde heeft voor de (regionale) arbeidsmarkt of doorstroming bij de betreffende kwalificatie(s). Dit criterium maakt deel uit van het Toetsingskader.

Voorbeelden van keuzedelen die op initiatief van een instelling of bedrijf zijn ontwikkeld:

  • Bouwkundig advies bij onderhoud, verbouw en renovatie van vastgoed: Nimeto in samenwerking met Savantis

  • Corporate design: Cibap, Nimeto, SintLucas en Savantis

  • Duits in de beroepscontext A2: ECABO en Kenwerk in opdracht van en in samenwerking met De lerende Euregio

  • Verdieping techniek en materialenkennis: ROC van Twente en Savantis; dit keuzedeel bij de kwalificatie Stand- en decorbouw

Toetsingsprocedure en vaststellingsprocedure

De kwalificatiedossiers en keuzedelen moeten elk, inclusief de separate verantwoordingsinformatie, voldoen aan de daarop betrekking hebbende kwaliteitscriteria van het – bij ministeriële regeling vast te stellen – Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo. De partijen die de kwalificatiedossiers en keuzedelen ontwikkelen dienen daar zelf zorg voor te dragen. De Toetsingskamer van SBB beoordeelt de kwaliteit van de voorgestelde kwalificatiedossiers en keuzedelen aan de hand van de kwaliteitscriteria uit het Toetsingskader. Bij deze kwaliteitscriteria gaat het dan om doelmatigheid, uitvoerbaarheid, herkenbaarheid, transparantie, flexibiliteit en duurzaamheid. Tevens toetst de Toetsingskamer de voorgestelde koppeling tussen keuzedeel en kwalificatie(s), waarbij een belangrijk onderdeel bij de toets de controle is of de keuzedeeleisen niet overlappen met de kwalificatie-eisen van de kwalificatie(s) waar het betreffende keuzedeel aan is gekoppeld. Het keuzedeel moet immers een verrijking zijn ten opzichte van de gekoppelde kwalificatie.

Als kwalificaties/kwalificatiedossiers en keuzedelen voldoen aan de kwaliteitscriteria zal het bestuur SBB ze aanbieden aan de Minister van OCW dan wel de Minister van EZ ter formele vaststelling. Daarbij zit ook het advies van de Toetsingskamer betreffende het kwalificatiedossier en/of kwalificatie, het keuzedeel en de voorgestelde koppeling tussen keuzedeel en kwalificatie(s). SBB kan desgewenst gemotiveerd afwijken van het advies van de Toetsingskamer om een kwalificatiedossier of keuzedeel al dan niet aan te bieden aan de Minister ter formele vaststelling.

De Minister van OCW – en de Minister van EZ voor beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel – stelt de kwalificatiedossiers en de keuzedelen bij ministeriële regeling vast. Een kwalificatiedossier wordt vastgesteld inclusief de daarin opgenomen kwalificaties, de kwalificatie-eisen en de koppeling aan een opleidingsdomein. De keuzedelen worden vastgesteld inclusief de daarbij aangegeven keuzedeel-eisen en de koppeling aan de vastgestelde kwalificatie(s).

Om beter in te spelen op de ontwikkelingen en behoeften van de (regionale) arbeidsmarkt of van het vervolgonderwijs, kunnen keuzedelen meerdere keren per jaar worden ingediend, getoetst en vastgesteld. De toets- en vaststellingsprocedure van nieuwe keuzedelen duurt maximaal 3 maanden.

Na vaststelling door de Minister maakt het kwalificatiedossier (met de daarin beschreven kwalificaties), of het keuzedeel (inclusief de daarin opgenomen koppeling aan kwalificaties), onderdeel uit van de kwalificatiestructuur en wordt het door DUO geregistreerd in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo). Vanaf de datum van inwerkingtreding kunnen instellingen vervolgens een nieuwe opleiding daarop baseren.

4. Vormgeving van een nieuwe opleiding

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom zij voornemens is onderwijsinstellingen een minimaal aantal uren en aantal keuzedelen per soort opleiding voor te schrijven. Wat is daarvan de beweegreden en meerwaarde, zo vragen deze leden. Waarom wordt dit niet aan onderwijsinstellingen zelf overgelaten?

Voorgeschreven wordt niet het aantal keuzedelen, maar het aantal uren van het totaal van de keuzedelen om te voldoen aan de minimaal vereiste omvang van de keuzedeelverplichting van de soort beroepsopleiding. In het antwoord dat in paragraaf 2.1. is gegeven op een vraag van de leden van de D66-fractie over artikel 7.2.7, derde en vierde lid, zijn de beweegredenen aangegeven waarom dat wordt voorgeschreven en niet wordt overgelaten aan onderwijsinstellingen en is ook de meerwaarde aangegeven.

De omvang van de keuzedeelverplichting betreft niet een voorschrift voor de onderwijstijd die instellingen aan keuzedelen moeten besteden. Naast de in te voeren keuzedeelverplichting is sprake van de reeds bestaande minimum urennormen voor het onderwijsprogramma van de gehele beroepsopleiding (inclusief de keuzedelen betreffenden de keuzedeelverplichting en eventuele extra zaken, waaronder extra keuzedelen binnen de opleiding).

Deze leden ontvangen graag een toelichting op het feit dat er ten aanzien van het aantal aan te bieden extra keuzedelen een onderscheid wordt gemaakt tussen bekostigde en niet-bekostigde instellingen.

Bekostigde instellingen mogen alle keuzedelen als extra keuzedelen aanbieden. Voor een niet-bekostigde instelling geldt, dat zij slechts die keuzedelen als extra keuzedelen mag aanbieden voor zover deze behoren bij een opleiding waarvoor zij een diploma-erkenning heeft. Die begrenzing voor niet-bekostigde instellingen is van toepassing vanwege de reikwijdte van de diploma-erkenning van een niet-bekostigde instelling. De erkenning van een voor een beroepsopleiding afgegeven diploma door een niet-bekostigde instelling (op grond van artikel 1.4.1 van de wet) strekt zich tevens uit tot de keuzedelen die behoren tot de kwalificatie van deze beroepsopleiding.

Die begrenzing dient ter waarborging van het civiel effect van behaalde keuzedelen.

De leden van de D66-fractie merken op de Raad van State de regering heeft aanbevolen om onderwijsinstellingen de mogelijkheid te geven om gemotiveerd af te wijken van de verplichte keuzedelen en deze afwijkingsmogelijkheid in de wet vast te leggen. Op die manier zou er meer recht worden gedaan aan de vrijheid van onderwijs en de mogelijkheid voor onderwijsinstellingen om zich te kunnen blijven profileren. De genoemde leden vragen de regering om, in aanvulling op hetgeen al wordt voorgesteld in het wetsvoorstel, uit een te zetten op welke wijze zij met dit wetsvoorstel recht wil doen aan de vrijheid van onderwijs, zoals gesteld in de Grondwet (artikel 23).

Uit het nader rapport en de na het advies van de Raad van State in paragraaf 4 van de memorie van toelichting opgenomen passages blijkt, dat instellingen voldoende mogelijkheden behouden om zich met de opleidingen te profileren en invulling te geven aan de eigen identiteit. De mogelijkheden voor invulling van de eigen beleidsruimte betreffende de onderwijsinhoud doen recht aan de specifieke context van het mbo en verschillen van de mogelijkheden van scholen voor voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs (wetsvoorstel invoering profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, Kamerstukken II 2014/15, 34 1840) is gekozen voor een regeling waarbij de scholen expliciet de ruimte hebben om in het vrije deel van elk profiel naast de beroepsgerichte keuzevakken door de school zelf vast te stellen vakken en programmaonderdelen op te nemen. In het onderhavige wetsvoorstel wordt die ruimte niet expliciet vermeld maar bestaat zij wel.

De instellingen maken onder andere zelf de vertaalslag van kwalificatie- en keuzedeeleisen naar opleidingsprogramma's en kunnen zelf de gewenste inkleuring geven aan deze programma's. Voor de toelichting van de diverse mogelijkheden die instellingen hebben ten aanzien van de inrichting van mbo-opleidingen verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie aan het begin van paragraaf 2. Gezien de eigen beleidsruimte van instellingen voor de inrichting van opleidingen, doet dit wetsvoorstel recht aan de vrijheid van onderwijs.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom gekozen wordt om de keuzedelen volledig te richten op de arbeidsmarkt, terwijl opleidingen ook een vormende functie hebben. Waarom wordt ervoor gekozen om de ruimte voor vormende opleidingen weg te nemen? Is het realistisch om te stellen dat instellingen aanvullend op de wettelijke onderwijstijd profilerende onderdelen aanbieden, aangezien zij daar geen bekostiging voor ontvangen? Wat is de visie van de regering op de vormende taak van het mbo en de eigen invulling aan de vormende taak, zo vragen deze leden.

Ik ben het eens met het belang van de vormende functie van mbo-opleidingen, bij alle onderdelen (basis-, profiel- en keuzedelen). Keuzedelen nemen niet de vormende functie weg: zie het in paragraaf 1.3 opgenomen antwoord op een vraag van de leden van de CDA-fractie over de vormende taak van opleidingen. In dat antwoord staat ook de visie van de regering op de vormende functie van mbo-opleidingen. Keuzedelen zijn niet per definitie gericht op de arbeidsmarkt. Er kan ook sprake zijn van doorstroomgerichte keuzedelen ten behoeve van het vervolgonderwijs, zoals bijvoorbeeld algemeen vormende verdiepende vakken. Tevens verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie over algemeen vormende vakken in paragraaf 2.

De rijksbekostiging is niet één op één gekoppeld aan de wettelijke onderwijstijd (dat zijn immers slechts minimumnormen), maar is bestemd voor het ordentelijk verzorgen van beroepsopleidingen, met alles wat daar naar het oordeel van de instelling voor nodig is. Daarbij is veel mogelijk. Zie ook artikel 7.2.7, vijfde lid, van de WEB, waarin onder meer is aangegeven dat het onderwijsprogramma alle onderwijsactiviteiten omvat, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding.

Deze leden vragen waarom de regering kiest voor het uniformeren van opleidingen in het mbo, terwijl het beroepsonderwijs zich ook zou moeten profileren en divers zou moeten zijn. Leidt voorliggend wetsvoorstel niet juist tot een minder divers aanbod, minder profilering en meer uniformering, zo vragen zij.

De regering kiest niet voor uniformeren, maar voor profileren. Zie het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie over profilering in paragraaf 2. Door invoering van keuzedelen bovenop kwalificaties zal het aanbod van opleidingen in het mbo gevarieerder worden in plaats van uniformer. Er valt immers wat te kiezen, zowel door de instelling als de deelnemer. Per kwalificatie zal namelijk sprake zijn van een meer of minder breed scala aan gekoppelde keuzedelen en instellingen kunnen zich profileren met het aanbod van keuzedelen en kwalificaties.

Een vergelijking van de beschikbare set keuzedelen met de bestaande invullingen van de vrije ruimte is niet mogelijk. Enerzijds is er nog volop sprake van ontwikkeling van keuzedelen en anderzijds is het bestaande aanbod van invullingen van de vrije ruimte niet transparant.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering instellingen in het mbo minder ruimte voor invulling van de eigen beleidsruimte wil bieden dan scholen in het voortgezet onderwijs. Deze leden vragen een toelichting op de opmerking in het nader rapport dat de eigen beleidsruimte ten aanzien van de onderwijsinhoud in het mbo zou verschillen van het funderend onderwijs en dat het voorstel recht doet aan het specifieke karakter van het mbo. Zij vragen welk specifiek karakter en welk wezenlijk onderscheid ten aanzien van dit punt bedoeld is.

Mbo instellingen hebben in vergelijking met scholen voor voortgezet onderwijs niet minder beleidsruimte voor het inrichten van opleidingsprogramma’s. De mogelijkheden voor invulling van de eigen beleidsruimte betreffende de onderwijsinhoud doen recht aan de specifieke context van het mbo en verschillen van de mogelijkheden van scholen voor voortgezet onderwijs.

  • In het voortgezet onderwijs (wetsvoorstel invoering profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, Kamerstukken II 2014/15, 34 1840) is gekozen voor een regeling waarbij de scholen expliciet de ruimte hebben om in het vrije deel van elk profiel naast de beroepsgerichte keuzevakken door de school zelf vast te stellen vakken en programmaonderdelen op te nemen.

  • Wat betreft het mbo wordt in het onderhavige wetsvoorstel die ruimte niet expliciet vermeld maar bestaat zij wel. De instellingen maken onder andere zelf de vertaalslag van kwalificatie- en keuzedeeleisen naar opleidingsprogramma's en kunnen daarmee zelf de gewenste inkleuring geven aan deze programma's. Instellingen kunnen extra onderdelen opnemen in nieuwe opleidingen (gebaseerd op de herziene kwalificatiestructuur). Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van extra elementen die geen onderdeel uitmaken van de landelijke kwalificatiestructuur. Ook kan de instelling die extra onderdelen voordragen als keuzedeel en na vaststelling door de Minister opnemen als keuzedeel of extra keuzedeel in de opleiding.

Deze leden vragen waarom de regering het organiseren van extra vakken en programmaonderdelen die nauw verband houden met het profiel of de identiteit van de instelling enkel mogelijk acht buiten de kwalificaties en keuzedelen en dus ook buiten de wettelijke onderwijstijd waarvoor de instelling bekostiging ontvangt. Zij vragen of voldoende rekening wordt gehouden met het recht van instellingen om deze vakken binnen het reguliere programma vorm te geven, zoals tot nog toe het geval is. Waarom verlaat de regering dit uitgangspunt, zo vragen zij.

De bekostiging is voor meer bedoeld dan louter voor de wettelijke onderwijstijd c.q. voor het voldoen aan de minimum urennormen. Zie het antwoord op de eerstgenoemde vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie in deze paragraaf.

Instellingen kunnen zowel binnen een kwalificatie als binnen een keuzedeel vorm en inhoud geven aan de eigen profilering of de eigen identiteit van de instelling. En dat kan bovendien met extra zaken die niet binnen een kwalificatie of binnen een keuzedeel vallen. Die mogelijkheid blijft ook onder de herziene kwalificatiestructuur voor instellingen bestaan. Dit is ook aangegeven in het antwoord aan het begin van paragraaf 2 op een vraag van de leden van de SGP-fractie. Die extra zaken kunnen worden opgenomen in opleidingsprogramma van de opleiding.

Ook vragen zij waarom de regering niet gekozen heeft voor de mogelijkheid van specifieke, gemotiveerde alternatieven voor keuzedelen, teneinde tot maximaal maatwerk te komen.

Het zijn de partijen die verantwoordelijk zijn voor de kwalificatiestructuur (c.q. voor de opstelling van kwalificatiedossiers en keuzedelen) die zelf het voorstel hebben aangedragen voor de verplichte invoering van keuzedelen. Daar is breed draagvlak voor.

Instellingen hebben diverse mogelijkheden om allerlei soorten maatwerk te leveren. De invoering van keuzedelen beperkt niet de mogelijkheden om maatwerk te leveren. Met de invoering van keuzedelen komen daar nieuwe mogelijkheden bij. Zo heeft de instelling bijvoorbeeld meer ruimte om de beroepspraktijkvorming bij keuzedelen te organiseren bij leerbedrijven (dat kan in principe bij elk erkend leerbedrijf). Met de programmering van keuzedelen zal bijvoorbeeld het indelen van deelnemers in groepen tijdens de opleiding gevarieerder worden, omdat meestal niet alle deelnemers van een opleiding dezelfde keuzedelen zullen kiezen. Maatwerk kan plaatsvinden door variatie aan te brengen in

bijvoorbeeld de indeling in groepen, de didactische aanpak, de pedagogische benadering, de begeleiding, het lesmateriaal, de lesuren, de inrichting van de beroepspraktijkvorming, het huiswerk.

Instellingen behouden ook mogelijkheden om extra zaken aan te bieden wat betreft de inhoud van opleidingsprogramma’s.

5. Afronding beroepsopleiding

5.1. Examinering en diplomering

De leden van de VVD-fractie zijn nog niet overtuigd door de argumentatie van de regering dat voor het behalen van het diploma het keuzedeel niet met een voldoende hoeft te worden afgesloten. De vrijblijvendheid van de «vrije ruimte» was nu juist de reden om de keuzedelen in te voeren. Dit valt, volgens de leden, echter niet te rijmen met het voorstel om de keuzedelen niet mee te laten tellen bij de beslissing of een student zijn mbo-diploma haalt. Graag ontvangen zij een reactie van de regering.

In het bovenstaande antwoord in paragraaf 1.1. op een vraag van de leden van de D66-fractie over het behalen van een onvoldoende voor een keuzedeel zijn de redenen aangegeven waarom het behalen van een keuzedeel niet meetelt voor het diploma, maar wel de beschikbaarheid van het examenresultaat van een keuzedeel. Samengevat zijn de redenen:

Het is niet wenselijk is dat een bekwame beginnend beroepsbeoefenaar (bijvoorbeeld een aankomend timmerman) zou zakken en geen diploma zou krijgen, omdat hij een keuzedeel (bijvoorbeeld het keuzedeel Duits) niet heeft gehaald. Want zonder diploma wordt de toegang tot geschoolde beroepen op mbo-niveau op de arbeidsmarkt moeilijk tot onmogelijk en dat geldt ook voor de doorstroom naar een vervolgopleiding op een hoger mbo- of hbo-niveau. De genoemde bepaling voorkomt toename van het aantal voortijdige uitvallers en voortijdig schoolverlaters.

En in het daarvoor opgenomen antwoord op een vraag van de leden van de PvdA-fractie is aangegeven welke stimulansen en beheersmaatregelen worden getroffen om het risico op te weinig inspanning van instellingen en deelnemers voor keuzedelen te voorkomen. Onder andere de maatregelen dat de beschikbaarheid van het examenresultaat voor een keuzedeel wel een voorwaarde is voor het behalen van diploma en dat op het diploma behaalde keuzedelen moeten worden vermeld en op de resultatenlijst bij het diploma de examenresultaten van alle keuzedelen van de opleiding (ook als een keuzedeel wel gevolgd maar niet behaald is, waarmee ook onvoldoende resultaten zichtbaar worden).

De invoering van keuzedelen in beroepsopleidingen betekent een hele opgave voor instellingen en deelnemers. Daarmee gaat de lat omhoog en wordt een opleiding zwaarder. Ik sluit overigens niet uit dat te zijner tijd op basis van de inzichten over het feitelijke functioneren van keuzedelen een volgende stap gezet kan worden in de ontwikkeling van het mbo door op termijn ook het behalen van keuzedelen voorwaardelijk te maken aan het behalen van een mbo-diploma.

De leden van de VVD-fractie geven aan dat de keuzedelen ook lijken te worden gezien als een centrale oplossing om de aansluiting van opleidingen op de regionale arbeidsmarkt te versterken. Als dit inderdaad het geval is, waarom wordt dit dan niet zwaarder meegewogen bij de beslissing of een student zijn diploma haalt? Als de keuzedelen zo belangrijk zijn, waarom tellen ze dan niet mee? Deze leden vinden dat de keuzedelen wel mee moeten tellen voor het behalen van het diploma en vragen de regering te schetsen welke aanpassingen aan het wetsvoorstel gedaan moeten worden om dat te bereiken.

De verplichte invoering van keuzedelen is één van de maatregelen om de aansluiting van opleiding op de (regionale) arbeidsmarkt en op het vervolgonderwijs te versterken. De herziening van de kwalificatiedossiers is daar ook op gericht. Instellingen hebben diverse mogelijkheden om die aansluiting te versterken, waaronder het eventueel aanbieden van extra zaken en de vormgeving van de beroepspraktijkvorming samen met leerbedrijven.

In het antwoord op de vorige vraag zijn de redenen aangegeven waarom het behalen van een keuzedeel niet meetelt voor het diploma en is aangegeven welke stimulansen en beheersmaatregelen worden getroffen om het risico op te weinig inspanning van instellingen en deelnemers voor keuzedelen te voorkomen.

Het behalen van een keuzedeel is geen voorwaarde voor het behalen van het diploma. Maar het afleggen van het examen voor de keuzedelen van de opleiding (en daarmee de beschikbaarheid van examenresultaten voor de keuzedelen van de opleiding) is wel een aanvullende diplomavoorwaarde.

De vraag welke aanpassing van het wetsvoorstel nodig zou zijn om te bereiken dat het behalen van een keuzedeel wel een voorwaarde wordt voor het behalen van het diploma kan als volgt worden beantwoord: dan moet de in artikel 7.4.6 opgenomen passage «examen is afgelegd in het keuzedeel of de keuzedelen» veranderd worden in: «in het keuzedeel of de keuzedelen». Daarmee zou het nieuw ingevoegde tweede lid van artikel 7.4.6 komen te luiden: De opleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer met goed gevolg examen is afgelegd in de kwalificatie, het keuzedeel of de keuzedelen en de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling is voltooid. (In plaats van: De opleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer met goed gevolg examen is afgelegd in de kwalificatie, examen is afgelegd in het keuzedeel of de keuzedelen en de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling is voltooid.)

Een dergelijke wijzing heeft evenwel tot gevolg dat het niet behalen van een keuzedeel leidt tot het niet behalen van het diploma ook als de deelnemer wel de kwalificatie heeft behaald en daarmee de toegang tot geschoolde beroepen op mbo-niveau op de arbeidsmarkt moeilijk tot onmogelijk wordt. (Zo kan bijvoorbeeld een goede aankomend kapper geen kapper worden, omdat het keuzedeel nagelstyling niet met goed gevolg is afgesloten.) Dat geldt ook voor de doorstroom naar een vervolgopleiding op een hoger mbo- of hbo-niveau. Dat verhoogt het aantal voortijdige uitvallers en voortijdig schoolverlaters. En het kan ook leiden tot ongewenst gedrag van scholen zoals gemakkelijk aan te bieden keuzedelen in plaats van de regionaal meest gewenste of «het niet te nauw nemen» met de kwaliteit van examens voor keuzedelen. De impact van bovengenoemde risico’s is groot en de kans dat ze de eerstkomende jaren optreden eveneens. Instellingen hebben immers nog weinig ervaring hebben met het werken met keuzedelen en de uitvoering van keuzedelen is een stevige logistieke opgave voor instellingen. Om die risico’s te vermijden heeft de regering ervoor gekozen om niet het behalen van een keuzedeel, maar wel de beschikbaarheid van het examenresultaat voor een keuzedeel mee te laten tellen voor het diploma. Keuzedelen zijn bedoeld om de beroepsuitoefening of de doorstroom naar vervolgonderwijs te verbeteren en de uitwerking van de invoering van keuzedelen moet niet zodanig zijn dat die de beroepsuitoefening of de doorstroom in de weg staat.

6. Administratieve lasten

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of er ook is onderzocht of de invoering van keuzedelen in het beroepsonderwijs eventueel leidt tot extra werkdruk voor de Inspectie van het Onderwijs. Zo niet, is de regering alsnog bereid te inventariseren dan wel een schatting te geven van de extra werkdruk voor de Inspectie van het Onderwijs als gevolg van de invoering van keuzedelen, zo vragen deze leden.

Toezicht op keuzedelen wordt ingepast in het reguliere onderzoek naar de staat van de instelling en is daarmee voor de inspectie uitvoerbaar.

7. Draagvlak en gevoerd overleg met de mbo-sector

De leden van de PvdA-fractie merken op dat inzake het draagvlak melding wordt gemaakt van overleg met het Ministerie van Economische Zaken, DUO, Inspectie van het Onderwijs, MBO-Raad, NRTO6, SBB en saMBO-ICT7. De leden vragen om een toelichting waarom in dit rijtje de organisatie van mbo’ers JOB8 ontbreekt. Wat kan de regering melden over het draagvlak onder de deelnemers, zo vragen de leden.

Het ontbreken van de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) in genoemde rij van organisaties is een omissie. Over de herziening van de kwalificatiestructuur in het algemeen en de impact van deze herziening op de studenten vindt regelmatig overleg plaats met JOB. Gemeld kan worden dat JOB positief is over de mogelijkheden die de herziene kwalificatiestructuur biedt voor de studenten. Het feit dat de student nu op basis van eigen belangstelling en motivatie een keuze kan maken uit de keuzedelen bij een opleiding is een belangrijke stap vooruit. Daarbij is onderkend dat de mogelijkheid van het volgen van extra keuzedelen wellicht een interessante invulling is van de voorgenomen excellentieprogramma’s.

De leden van de D66-fractie constateren dat met een groot aantal partijen is gesproken over het voorliggende wetsvoorstel, de herziening van de kwalificatiestructuur en de introductie van de keuzedelen. De genoemde leden zijn benieuwd of er ook is gevraagd naar de mening van docenten en studenten, bijvoorbeeld via de medezeggenschapsraden (ondernemingsraden en deelnemersraden).

Door de regisseur herziening kwalificatiestructuur wordt aan iedere instelling een zogenoemd «werkatelier» aangeboden. Gedurende 2 dagen worden vertegenwoordigers van de instelling gedetailleerd op de hoogte gebracht van alle wetenswaardigheden van de herziene kwalificatiestructuur. Tevens wordt de impact van de herziening op de processen en organisatie van de instelling verkend. Er zijn tot 1 mei ongeveer 25 werkateliers gehouden. Docenten nemen deel aan deze werkateliers als onderdeel van de vertegenwoordiging van de instellingen. Daarnaast zijn in het najaar van 2014 regiobijeenkomsten gehouden om met het veld over de herziene kwalificatiestructuur van gedachten te wisselen. Aan deze bijeenkomsten hebben ongeveer 500 vertegenwoordigers van instellingen deelgenomen waaronder ook docenten.

Het conceptwetsvoorstel is opengesteld voor internetconsultatie. Er zijn 51 reacties binnengekomen, waaronder reacties van docenten. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel is in paragraaf 18 een uitzetting gegeven van de reacties op de acht vragen van de internconsultatie en van mijn reactie op die reacties. Er is positief gereageerd op de invoering van keuzedelen en er zijn ook kanttekeningen geplaatst bij de uitwerking. De reacties hebben niet geleid tot wijziging van het voor de internetconsultatie aangeboden conceptwetsvoorstel, maar wel van het algemeen deel van de memorie van toelichting. Zo is onder andere een schema opgenomen met door respondenten aangedragen suggesties om de invoering van nieuwe opleidingen met keuzedelen te vergemakkelijken en met een samenvattend overzicht van maatregelen.

Zoals hiervoor al is aangeven, is de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) positief over de mogelijkheden die de herziene kwalificatiestructuur, in het bijzonder de invoering van keuzedelen, biedt voor de deelnemers.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdelen I en J

Naar aanleiding van de desbetreffende opmerkingen van de SGP-fractie is de begripsomschrijving van het keuzedeel vervangen door een verwijzing naar het nieuwe tweede lid van artikel 7.1.3 WEB en is het keuzedeel vermeld in het opschrift van dat artikel. De passage «Het keuzedeel dat deel uitmaakt van de beroepsopleiding» is gehandhaafd omdat het niet gaat om een willekeurig keuzedeel, maar om een keuzedeel dat deel uitmaakt van een bepaalde beroepsopleiding.

Artikel I, onderdeel M

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ten aanzien van de keuzedelen voorstelt nadere regels mogelijk te maken met betrekking tot de omvang, terwijl ten aanzien van de kwalificatiedossiers reeds nadere regels kunnen worden gesteld aan de inhoud.

De keuzedelen zijn geen onderdeel van een kwalificatiedossier. Daarom kunnen op grond van artikel 7.2.4, vijfde lid, WEB (mogelijkheid om nadere voorschriften te geven voor de inhoud van een kwalificatiedossier) geen eisen worden gesteld aan keuzedelen.

Deze leden vragen waarom ongelijksoortige grondslagen ten aanzien van keuzedelen en kwalificatiedossiers nodig zijn en waarom de nadere voorschriften voor keuzedelen op een lager niveau kunnen worden vastgesteld dan die voor kwalificatiedossiers.

Het is niet nodig om bij AMvB inhoudelijke eisen vast te stellen voor keuzedelen.

Wel kan het nodig zijn om nadere eisen te stellen aan het aanbod of de omvang van keuzedelen (voorgesteld artikel 7.2.9, negende lid, WEB). Deze eisen kunnen op een lager niveau worden vastgesteld dan de voorschriften voor de inhoud van kwalificatiedossiers, omdat het een uitwerking op een beperkt gebied betreft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker