Ontvangen 21 januari 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel II, onderdeel C, vervalt het tweede onderdeel.
II
In artikel II vervalt onderdeel G.
III
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1, onderdeel C, vervalt het tweede onderdeel.
2. Onderdeel 2 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste onderdeel vervallen.
Dit amendement regelt dat de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak niet aan gerechtsdeurwaarders worden doorberekend. Toezicht en tuchtrecht bij gerechtsdeurwaarders verschilt van dat bij advocaten en notarissen. Waar bij die laatste twee juridische beroepen zich normaal gesproken slechts twee partijen tot elkaar verhouden, normaal gesproken ook in vrijwilligheid, is dit bij gerechtsdeurwaarders anders. In naam van de Koning staan zij voor hun opdrachtgever bij een schuldenaar op de stoep. De acties van de gerechtsdeurwaarder vloeien voort uit de opdracht van de opdrachtgever. Het overgrote deel van de klachten tegen deurwaarders gaat dan ook niet over de gerechtsdeurwaarderspraktijk, maar kent achterliggende oorzaken in de verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser. Het betreft dan niet de relatie tussen de deurwaarder en de schuldenaar.
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders berekende al dat 92% van de ingediende tuchtklachten niet-ontvankelijk, ongegrond, van onvoldoende gewicht on ongegrond verklaard. Dit allen tezamen maakt dat de kosten van dit rechtsbeschermingsmiddel hoog zijn zonder dat de gerechtsdeurwaarders daar invloed op kunnen uitoefenen via hun handelen. Gegeven de maatschappelijke taak van gerechtsdeurwaarders en het gebrekkige verband tussen ingediende klachten en het optreden van gerechtsdeurwaarders is het dan ook onredelijk gerechtsdeurwaarders elk jaar ruim 5.000 euro te laten betalen voor toezicht en tuchtrecht.
Swinkels