Ontvangen 28 januari 2016
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel I, onderdeel I, wordt in artikel 68a, eerste lid, aan het slot van onderdeel a de punt vervangen door een puntkomma.
B
In artikel I, onderdeel L, komt in artikel 96, tweede lid, de eerste volzin als volgt te luiden: De directeur van de Politieacademie stelt jaarlijks een meerjarenraming vast voor vier op het begrotingsjaar volgende jaren.
C
Artikel IV, onderdeel C, komt te luiden:
C
1. De benoeming van degene die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 76 van de Politiewet 2012 is benoemd tot voorzitter van het college van bestuur, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, wordt van rechtswege gewijzigd in een benoeming als directeur als bedoeld in artikel 73, derde lid, van de Politiewet 2012 voor de resterende duur van diens oorspronkelijke benoeming.
2. Indien op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 76 van de Politiewet 2012 het college van bestuur, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, bestaat uit twee leden, waaronder een voorzitter, wordt, onverminderd onder 1, de benoeming van degene die op dat moment is benoemd als lid, niet zijnde een voorzitter, van rechtswege gewijzigd in een benoeming als plaatsvervanger van de directeur van de Politieacademie als bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de Politiewet 2012 voor de resterende duur van diens oorspronkelijke benoeming.
3. Indien op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 76 van de Politiewet het college van bestuur, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter, worden, onverminderd onder 1, de benoemingen van degenen die op dat moment zijn benoemd als lid, niet zijnde een voorzitter, van rechtswege gewijzigd in een benoeming als plaatsvervangers van de directeur van de Politieacademie voor de resterende duur van hun oorspronkelijke benoeming. De regels bij of krachtens de artikelen 68a, 70, zesde lid, 71, vierde lid, 76, 77 en 95 van de Politiewet 2012 zijn van toepassing op beide plaatsvervangers.
4. De leden van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 8 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, worden eervol ontslagen.
Deze nota van wijziging is mede namens mijn ambtsgenoot voor Wonen en Rijksdienst.
Onderdeel A
Dit onderdeel herstelt een verschrijving in artikel 68, eerste lid, onder a.
Onderdeel B
De wijziging ziet op de meerjarenraming van de Politieacademie, bedoeld in artikel 96, tweede lid. Die wordt, zo wordt voorgesteld, niet voor een periode van drie jaar maar voor een periode van vier jaar volgend op het begrotingsjaar vastgesteld. Daarmee wordt aangesloten bij de periode die is voorgeschreven voor de meerjarenraming van de politie (zie artikel 34 van de Politiewet 2012).
Onderdeel C
In het kader van het EU voorzitterschap van Nederland levert Nederland de voorzitter van de raad van bestuur van de Europese Politieacademie (CEPOL).1 De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de EU-lidstaten, gewoonlijk directeuren van nationale politieopleidingsinstituten. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal een start worden gemaakt met de implementatie van de Verordening (EU) nr. 2015/2219 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en tot vervanging en intrekking van Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (PbEU 2015, L 319). CEPOL zal in deze periode wijzingen ondergaan, zoals een aanpassing van de structuur, een uitbreiding van de doelgroep naar alle rechtshandhavingsambtenaren in de lidstaten en een voorzitterschap van achttien maanden voor meer continuïteit in de aansturing van CEPOL.
Het college van bestuur van de Politieacademie heeft daarom besloten met ingang van 1 januari 2016 om het lid met de onderwijsportefeuille voor een periode van anderhalf jaar volledig vrij te stellen voor het voorzitterschap van CEPOL. Om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen is besloten om voor dezelfde periode tijdelijk het college van bestuur aan te vullen met een derde lid voor de portefeuille Onderwijs.
Het oorspronkelijke overgangsrecht voor de zittende leden van het college van bestuur (artikel IV, onder C, onder 1 en 2) ging uit van de aanname dat het college van bestuur zou bestaan uit twee leden op het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt. Gestreefd wordt om het wetsvoorstel op 1 januari 2017 tot wet te laten verheffen en in werking te laten treden. Om de continuïteit van de Politieacademie en het voorzitterschap van EPA te waarborgen, zal, als de wet op voornoemde datum in werking treedt, het nieuwe, tijdelijke lid ook overgaan. Voor de resterende duur van diens benoeming zal de directeur van de Politieacademie worden bijgestaan door twee plaatsvervangers. De regels bij of krachtens de artikelen 68a, 70, zesde lid, 71, vierde lid, 76, 77 en 95 van de Politiewet 2012 zijn van toepassing op beide plaatsvervangers.
Mocht het wetsvoorstel op een andere datum in werking treden en op de dag voorafgaand aan deze datum het college van bestuur bestaan uit drie leden, dan geldt ook dat alle leden overgaan en er tijdelijk twee plaatsvervangers zijn.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur