Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Burgerlijk Wetboek een regeling op te nemen voor de ontbinding van het huwelijk en van het geregistreerd partnerschap zonder tussenkomst van de rechter, alsmede omtrent de daaraan te stellen wettelijke vereisten, en dat daartoe Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten dienen te worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9, tweede lid, wordt «op de wijze bedoeld in artikel 80c, onder c of d, is beëindigd» vervangen door: is ontbonden.
B
In artikel 17, eerste lid, wordt na «van geregistreerde partnerschappen» ingevoegd: , van door de ambtenaar van de burgerlijke stand uitgesproken echtscheidingen en ontbinding geregistreerde partnerschappen.
C
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: van akten houdende beëindiging van een geregistreerd partnerschap.
2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de echtscheiding of ontbinding van een geregistreerd partnerschap op grond van artikel 152.
D
Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: houdende beëindiging van een geregistreerd partnerschap en van de vermeldingen.
2. In het tweede lid vervalt: bedoelde beëindiging van een geregistreerd partnerschap en de daar.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Wanneer als gevolg van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap, dan wel van de echtscheiding of de ontbinding van het geregistreerd partnerschap een verandering intreedt in de geslachtsnaam van een persoon, wordt hiervan, voor zover zij niet in de huwelijksakte of akte van registratie van het partnerschap is vermeld, aan deze akte een latere vermelding toegevoegd. Tevens wordt daarvan een latere vermelding toegevoegd aan de geboorteakte van de betrokkene en de geboorteakten van diens kinderen, voor zover hun naam eveneens verandert.
E
In artikel 21, eerste lid, vervalt:, dan wel de beëindiging van een geregistreerd partnerschap, bedoeld in artikel 80c, onder c, of de vernietiging daarvan.
F
In artikel 80b wordt «de titels 6, 7 en 8» vervangen door: de titels 6 tot en met 9 met uitzondering van artikel 149, onder d,.
G
De artikelen 80c tot en met 80f vervallen.
H
Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt na «door de rechter» toegevoegd: of de ambtenaar van de burgerlijke stand.
b. Onderdeel e vervalt, onder verlettering van de onderdelen f, g tot onderdelen e, f.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De ontbinding van de gemeenschap door indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, kan aan derden die daarvan onkundig waren, slechts worden tegengeworpen, indien het desbetreffende verzoek was ingeschreven in het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien komt vast te staan dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, niet meer kan leiden tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, dan wel opheffing van de gemeenschap door een beschikking, worden alle gevolgen van de gemeenschap geacht steeds te hebben bestaan alsof er geen verzoek was ingediend, tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het tijdstip van indiening van het verzoek en het tijdstip waarop komt vast te staan dat het verzoek niet meer tot het in de eerste volzin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.
I
Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel e, onder verlettering van de onderdelen f, g en h tot onderdelen e, f en g.
2. In het tweede lid wordt de aanduiding «f» vervangen door: e.
J
Artikel 150 komt te luiden:
1. Echtscheiding tussen echtgenoten die niet van tafel en bed zijn gescheiden, wordt door de rechter uitgesproken op verzoek van één der echtgenoten of op hun gemeenschappelijk verzoek.
2. Onverminderd het eerste lid kan de echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek tevens worden uitgesproken door de ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig het bepaalde in artikel 152, tenzij de echtgenoten:
a. al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer van hun gezamenlijke kinderen;
b. ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag gezamenlijk uitoefenen over een of meer kinderen.
K
Artikel 152 komt te luiden:
1. Zij die hun huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand door echtscheiding willen doen ontbinden, dienen indien het huwelijk in Nederland is voltrokken het verzoek daartoe schriftelijk in bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van één der echtgenoten. Indien het huwelijk buiten Nederland is voltrokken of beide echtgenoten buiten Nederland woonplaats hebben, wordt het verzoek ingediend bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage. Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats van de verzoekers.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek gaat vergezeld van bij algemene maatregel van bestuur voor te schrijven bescheiden.
3. De ambtenaar van de burgerlijke stand bij wie het verzoek tot echtscheiding is ingediend, spreekt de echtscheiding niet uit voor de veertiende dag na de datum waarop het verzoek tot echtscheiding bij hem is ingediend.
4. Alvorens de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding uitspreekt, verklaren beide echtgenoten in persoon ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en dat zij het wensen te beëindigen. Nadat de ambtenaar heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor echtscheiding is voldaan, spreekt hij in tegenwoordigheid van de echtgenoten de echtscheiding uit en maakt hij daarvan onverwijld in het daartoe bestemde register een akte op.
5. Indien de huwelijksakte berust in een andere gemeente dan waarin de echtscheidingsakte is ingeschreven, zendt de ambtenaar van de burgerlijke stand een kennisgeving als bedoeld in artikel 21 Besluit burgerlijke stand 1994 aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de huwelijksakte berust. Laatstgenoemde ambtenaar voegt op de huwelijksakte de latere vermelding van de echtscheiding toe.
6. Wanneer de echtscheiding niet binnen een jaar, te rekenen van de datum waarop het in het eerste lid bedoelde verzoek is ingediend, tot stand is gekomen, wordt de echtscheiding niet door de ambtenaar van de burgerlijke stand uitgesproken voordat een nieuw verzoek is ingediend. Artikel 99, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op het oorspronkelijke verzoek.
L
Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing in geval de echtscheiding tot stand is gekomen op grond van artikel 152.
2. In het zesde lid wordt na «beschikking» ingevoegd: of de akte als bedoeld in artikel 152, vierde lid.
M
Artikel 163 komt te luiden:
1. De echtscheiding komt tot stand door inschrijving van de beschikking of van opmaken van de akte als bedoeld in artikel 152, vierde lid.
2. De inschrijving van de in het vorige lid bedoelde beschikking geschiedt op verzoek van partijen of één van hen.
3. Indien het in het tweede lid bedoelde verzoek tot inschrijving niet is gedaan uiterlijk zes maanden na de dag waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, verliest de beschikking haar kracht.
N
In artikel 166 komt de eerste volzin te luiden:
Indien de gescheiden echtgenoten met elkaar hertrouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan, worden alle gevolgen van het huwelijk geacht steeds te hebben bestaan, alsof er geen echtscheiding had plaatsgehad.
O
In artikel 169, eerste lid, wordt na «Scheiding van tafel en bed kan» ingevoegd: aan de rechter.
P
In artikel 176 komt de eerste volzin van het tweede lid te luiden:
Vanaf het tijdstip van de inschrijving worden alle gevolgen van het huwelijk geacht steeds te hebben bestaan, alsof er geen scheiding van tafel en bed had plaatsgehad.
Artikel 8, tweede lid, onder e, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden:
ontbinding van een geregistreerd partnerschap.
Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 55 komt als volgt te luiden:
B
Aan artikel 56 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing op de echtscheiding die wordt uitgesproken door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
C
Artikel 86 komt te luiden:
D
Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «beëindigd met wederzijds goedvinden of door ontbinding» vervangen door: ontbonden.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het Nederlandse recht bepaalt de wijze waarop de ontbinding van het geregistreerd partnerschap op grond van artikel 152 van Boek 1 of de ontbinding van het buiten Nederland aangegane geregistreerd partnerschap geschiedt.
3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing op de ontbinding van het geregistreerd partnerschap die wordt uitgesproken door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Aan artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Er is een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen recht verschuldigd voor het in behandeling nemen van het verzoek tot echtscheiding of ontbinding geregistreerd partnerschap, zoals bedoeld in artikel 152 in verbinding met artikel 80b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
In artikel 1, onder b, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt «beschikking» vervangen door: beschikking of akte van echtscheiding of akte van ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
Artikel 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na «de rechter» een zinsnede ingevoegd, luidende: , respectievelijk de ambtenaar van de burgerlijke stand op grond van artikel 150, tweede en derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Met betrekking tot het geregistreerd partnerschap is het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het eerste lid bedoelde rechter of ambtenaar van de burgerlijke stand steeds rechtsmacht heeft indien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,