ALGEMEEN
Dit wetsvoorstel dient in de eerste plaats ter implementatie van de Omnibus II-richtlijn1. Het wijzigt de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I die beide strekken tot wijzing van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De Omnibus II-richtlijn dient grotendeels op 31 maart 2015 te zijn geïmplementeerd in nationale regelgeving. De bepalingen moeten – evenals de bepalingen van de richtlijn solvabiliteit II – worden toegepast vanaf 1 januari 2016. De periode tussen de inwerkingtredingsdatum van 31 maart 2015 en de datum van 1 januari 2016 vanaf welke datum daadwerkelijk toepassing moet plaatsvinden, moet zowel de sector als de toezichthouder in de gelegenheid stellen waar nodig de organisatie aan te passen aan het nieuwe solvabiliteit II-regime. De Omnibus II-richtlijn brengt de richtlijn solvabiliteit II2 en de richtlijn prospectus3 in lijn met het Verdrag van Lissabon, op een vergelijkbare wijze als waarop door de Omnibus I-richtlijn wijzigingen zijn aangebracht in een aantal andere richtlijnen. Daarnaast wordt door de Omnibus II-richtlijn overgangsrecht ingevoegd in de richtlijn solvabiliteit II en wordt op een paar inhoudelijke punten een versoepeling doorgevoerd. Op hoofdlijnen worden de wijzigingen die voortvloeien uit de Omnibus II-richtlijn hierna toegelicht in paragraaf 3.
Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aan te passen aan de inmiddels door andere wetten reeds gewijzigde Wet op het financieel toezicht. De inwerkingtreding van het merendeel van de artikelen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II was aangehouden omdat de inwerkingtreding van de richtlijn solvabiliteit II enkele malen is uitgesteld. Bovendien is die richtlijn gewijzigd door de Omnibus II-richtlijn. Nu de onderhandelingen over de Omnibus II-richtlijn zijn afgerond en deze richtlijn inmiddels is gepubliceerd, kunnen ook de artikelen uit de richtlijn solvabiliteit II in werking treden. Door het ontstane oponthoud op Europees niveau is het inmiddels wel nodig de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II te actualiseren. Onder meer vervallen in de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II bepalingen over samenwerking tussen toezichthouders. Dit houdt verband met de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft waarin de samenwerkingsbepalingen tussen toezichthouders zijn opgenomen. Daarnaast zijn enkele, uitsluitend technische, verbeteringen en een aanpassing van verwijzingen in de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aangebracht. Wel is er een ingrijpende technische verbetering aangebracht die wordt toegelicht in paragraaf 5.
Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II (artikel I) en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I (artikel II). In deze wijzigingen zijn de implementatie van de richtlijn omnibus II alsook herstel van onvolkomenheden in de oorspronkelijke implementatie van de richtlijn solvabiliteit II vervat.
Hiermee is beoogd te komen tot een volledige implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en de richtlijn financiële conglomeraten I, zoals die zijn komen te luiden na de aanpassingen door de Omnibus II-richtlijn, in de respectievelijke implementatiewetten. Dit komt de inzichtelijkheid van de implementatie van beide richtlijnen ten goede.
Aangezien de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II al enige tijd geleden tot stand is gekomen, zijn enkele wijzigingsopdrachten inmiddels achterhaald door later tot stand gekomen wetten, zoals de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I en de Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten. Hierdoor zijn sommige aanpassingen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II overbodig geworden of zijn de aanpassingen niet meer juist.
In artikel IV van dit wetsvoorstel is overgangsrecht opgenomen. Artikel V regelt de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
De Omnibus II-richtlijn bevat op hoofdlijnen de volgende aanpassingen:
(a) de rol van EIOPA4 in het verzekeringstoezicht en de rol van ESMA5 in het toezicht op (de informatieverstrekking over) effecten6 is nader vormgegeven;
(b) de richtlijn solvabiliteit II en de richtlijn prospectus zijn aangepast aan de besluitvormingsprocedure zoals deze voortvloeit uit het Verdrag van Lissabon7;
(c) in de richtlijn solvabiliteit II zijn enkele overgangsbepalingen opgenomen, ook met betrekking tot derde landen; en
(d) het raamwerk zoals dat voortvloeit uit de richtlijn solvabiliteit II is aangepast met als doel om extreme fluctuaties in de technische voorzieningen te voorkomen en procyclisch investeringsgedrag van verzekeraars tegen te gaan.
Deze wijzigingen worden hierna op hoofdlijnen toegelicht.
(a) Nadere vormgeving rol EIOPA en ESMA
In de eerste plaats zijn in de Omnibus II-richtlijn wijzigingen opgenomen die ervoor moeten zorgen dat EIOPA en ESMA aan hun toezichtstaken handen en voeten kunnen geven. In de verordeningen tot oprichting van EIOPA en ESMA8 is opgenomen dat deze beide toezichthouders voorstellen voor technische normen kunnen uitwerken voor de gebieden die specifiek in de wetgeving zijn vastgelegd. Deze voorstellen voor technische normen moeten vervolgens aan de Europese Commissie worden voorgelegd voor de vaststelling ervan. Dit laatste volgt uit het Verdrag van Lissabon, waarin de besluitvormingsprocedure voor nieuwe wetgeving op Europees niveau is gedemocratiseerd. In de Europese besluitvormingsprocedures rond wetgeving voorafgaande aan de totstandkoming van het Verdrag van Lissabon had de Raad van Ministers in bepaalde besluitvormingsprocedures de bevoegdheid tot het indienen van wijzigingsvoorstellen, terwijl het Europees parlement alleen de bevoegdheid had om wel of niet in te stemmen. Door het Verdrag van Lissabon is de rol van de Raad van Ministers en de rol van het Europees parlement gelijkwaardig geworden. Voor een uitgebreide toelichting op de oprichting van de Europese toezichthouders, het Europese toezichtsraamwerk en de wijze waarop dit in Nederland geïmplementeerd is, wordt verwezen naar het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Wet implementatie Omnibus I-richtlijn9. In de Omnibus I-richtlijn is een aantal richtlijnen al aangepast aan de oprichting van de Europese toezichthouders, waarbij bij de inrichting van de besluitvormingsprocedure rond nieuwe Europese wetgeving rekening is gehouden met de wijzigingen zoals deze zijn aangebracht door het Verdrag van Lissabon. De richtlijn solvabiliteit II en de richtlijn prospectus waren in de Omnibus I-richtlijn nog niet meegenomen. Deze richtlijnen worden nu alsnog gewijzigd door de Omnibus II-richtlijn.
De technische normen die EIOPA en ESMA kunnen vaststellen, kunnen afhankelijk van het onderwerp bestaan uit technische reguleringsnormen en uit technische uitvoeringsnormen. Technische reguleringsnormen hebben tot doel om door Europees parlement en Raad goedgekeurde regelgeving verder te ontwikkelen, te specificeren en (op niet-essentiële onderdelen) aan te vullen. Technische uitvoeringsnormen hebben tot doel meer uniformiteit te brengen in de toepassing van regelgeving.
Naast de mogelijkheid om technische normen vast te stellen, krijgt EIOPA ook de bevoegdheid om waar nodig nationale toezichthouders bij te staan in situaties waarin samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door de nationale toezichthouders van meer dan één lidstaat is vereist. Het gaat daarbij met name over het toezicht op lidstaatoverschrijdende verzekeringsgroepen. Daarbij past ook de bevoegdheid voor EIOPA om waar nodig meningsverschillen tussen toezichthouders in der minne te schikken.
(b) Besluitvormingsprocedure Verdrag van Lissabon
In de tweede plaats amendeert de Omnibus II-richtlijn de richtlijn solvabiliteit II op het punt van de te hanteren besluitvormingsprocedures bij wetgeving. Op gebieden waarop de Europese Commissie volgens de richtlijn solvabiliteit II bevoegd was om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen, is aan de Europese Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen of technische reguleringsnormen vast te stellen. Dit voor zover het om niet-wetgevingshandelingen gaat en de uitvoeringsmaatregelen van algemene strekking zijn ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de richtlijn. Gedelegeerde handelingen worden door de Europese Commissie met name vastgesteld om nadere invulling te geven aan vereisten inzake governance, waardering, rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en publicatie, de vaststelling en indeling van het eigen vermogen, de standaardformule voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste (met inbegrip van eventuele daaruit voortvloeiende wijzigingen wat betreft kapitaalopslagen) en de keuze van methoden en aannames voor de berekening van technische voorzieningen.
(c) Aanvulling overgangsrecht richtlijn solvabiliteit II
In de derde plaats zijn enkele overgangsmaatregelen toegevoegd om verzekeraars soepeler te kunnen laten instromen in het regime dat voortvloeit uit de richtlijn solvabiliteit II. Het betreft de volgende overgangsmaatregelen:
Derde landen hebben mogelijk meer tijd nodig om hun toezichtsregelingen aan te passen om door de Europese Commissie aangewezen te kunnen worden als land waarin een gelijkwaardig regime van toepassing is. Om derde landen hiervoor meer tijd te gunnen, bepaalt de richtlijn dat de Europese Commissie voorwaarden specificeert, waarbij de regelingen van derde landen tijdelijk als gelijkwaardige regeling worden erkend.
Daarnaast worden enkele overgangsmaatregelen ingevoegd in de richtlijn solvabiliteit II die moeten zorgen voor een meer geleidelijke overgang naar het toezichtsregime dat uit die richtlijn voortvloeit. Zo zijn in het solvabiliteit II- regime de criteria voor hybride kapitaalinstrumenten die meegeteld mogen worden bij de berekeningen van de solvabiliteit, aangescherpt. In de Omnibus II-richtlijn is opgenomen dat verzekeraars van wie de hybride kapitaalinstrumenten (nog) niet aan die eisen voldoen onder voorwaarden nog tien jaar deze hybride kapitaalinstrumenten mogen gebruiken voor de berekening van de solvabiliteit. Zonder deze overgangsmaatregel zouden alle verzekeraars vlak voor de inwerkingtreding van de richtlijn solvabiliteit II nieuw hybride kapitaal moeten gaan aantrekken. Verder is het onder restricties toegestaan om bij de inwerkingtreding van de richtlijn solvabiliteit II nog niet meteen te voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
Voornoemde overgangsmaatregelen zijn gericht op het voorkomen van marktverstoring, het beperken van nadelige gevolgen voor bestaande producten en de beschikbaarheid van verzekeringsproducten. De overgangsmaatregelen zijn er op gericht om verzekeraars aan te moedigen zo snel mogelijk te voldoen aan de vereisten van het raamwerk zoals dat wordt neergezet door de richtlijn solvabiliteit II.
(d) Verminderen procycliciteit toezichtsraamwerk richtlijn solvabiliteit II
Tot slot brengt de Omnibus II-richtlijn wijzigingen aan in de richtlijn solvabiliteit II die tot doel hebben om het toezichtsraamwerk minder procyclisch te maken. Het betreft hier allereerst de invoering van de matchingopslag en de volatiliteitsaanpassing. De matchingopslag kan worden toegepast wanneer de kasstromen van de verzekeringsverplichtingen precies worden afgestemd op kasstromen van de bijbehorende activa. Deze activa mogen in dat geval in beginsel niet worden verkocht. Het voordeel van matching is dat bij de bepaling van het eigen vermogen geen rekening hoeft te worden gehouden met de extreme marktschommelingen in de waarde van die activa en passiva. Dit moet kunstmatige volatiliteit van de activa en het eigen vermogen tegengaan en een stimulans zijn voor goed risicobeheer. Verzekeraars en herverzekeraars zijn overigens verplicht om vooraf toestemming te verkrijgen van DNB voor het toepassen van de matchingopslag. Ook moeten zij het effect ervan op hun financiële positie openbaar maken. Daarnaast mogen verzekeraars en herverzekeraars gebruik maken van een volatiliteitsaanpassing. Dit houdt een aanpassing in van de risicovrije rentetermijnstructuur. Bij de berekening van de technische voorzieningen mag de verzekeraar rekenen met de opgehoogde risicovrije rentetermijnstructuur. De volatiliteitsaanpassing heeft eveneens als doel om kunstmatige volatiliteit in het eigen vermogen tegen te gaan en moet procyclisch investeringsgedrag voorkomen. Ook het effect van het gebruik van de volatiliteitsaanpassing op de financiële positie van de verzekeraar moet openbaar gemaakt worden om zo voldoende transparantie te waarborgen.
Daarnaast wordt ingevoerd dat de periode voor herstel van niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt verlengd ingeval sprake is van ongunstige marktomstandigheden. Naast een scherpe daling op de financiële markten kunnen deze omstandigheden na implementatie van de Omnibus II-richtlijn ook bestaan uit een omgeving met een aanhoudende lage rentevoet of een ramp met grote gevolgen. Belangrijk is dat het aan EIOPA is om te verklaren dat er sprake is van een ongunstige omstandigheid.
Nationale beleidsruimte is met name aanwezig op de punten waar een lidstaatoptie in een richtlijn is opgenomen. In de Omnibus II-richtlijn is ernaar gestreefd om zoveel als mogelijk het toezicht op verzekeraars en herverzekeraars op Europees niveau te harmoniseren. Inherent hieraan is dat er weinig lidstaatopties zijn opgenomen. Ten opzichte van de lidstaatopties die al waren opgenomen in de richtlijn solvabiliteit II10 zijn de volgende opties nieuw in de Omnibus II-richtlijn:
Artikel 2, onderdeel |
Inhoud lidstaatoptie |
Keuze NL |
---|---|---|
23 |
Invoegen van artikel 77 quinquies, van de richtlijn solvabiliteit II. De lidstaten mogen bepalen dat de toezichthouder vooraf toestemming moet geven voor toepassing van de volatiliteitsaanpassing. |
Van deze lidstaatoptie maakt Nederland geen gebruik. De volatiliteitsaanpassing heeft als doel om procyclisch investeringsgedrag tegen te gaan. Dit is ook voor Nederlandse verzekeraars van belang. |
80 |
Artikel 308 ter, vijftiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II. Verzekeraars die de IORP1 richtlijn mogen toepassen voor de pensioenverzekeringen kunnen gebruik blijven maken van de kapitaaleisen zoals deze zijn vastgesteld in de Solvabiliteit I richtlijnen. |
Van deze lidstaatoptie maakt Nederland geen gebruik. De lidstaatoptie in de IORP richtlijn is niet overgenomen in de Nederlandse wet en bijgevolg kan de optie in artikel 308 ter, vijftiende lid, niet worden geïmplementeerd. |
80 |
Artikel 308 ter, zestiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II. De lidstaten kunnen de uiteindelijke moeder(her)verzekeraar tot en met 31 maart 2022 toestaan een aanvraag in te dienen voor de goedkeuring van een intern groepsmodel dat van toepassing is op een deel van de groep (onder voorwaarden). |
Van deze lidstaatoptie maakt Nederland gebruik. Dit zal worden uitgewerkt in het Besluit prudentiële regels Wft. |
IORP-richtlijn is richtlijn 2003/41/EG van het Europees parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEU 2003, L 235).
In de Omnibus II-richtlijn zijn geen nieuwe lidstaatopties opgenomen voor de richtlijn prospectus.
(a) Europese context verzekeraars met beperkte risico-omvang
Zoals in paragraaf 3 van de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II is uiteengezet, bestrijkt de richtlijn solvabiliteit II niet alle verzekeraars. Dit omdat het toezichtskader dat door de richtlijn wordt geïntroduceerd te zwaar zou zijn voor kleine verzekeraars (hierna verzekeraars met beperkte risico-omvang). Omdat zij niet onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen, kunnen verzekeraars met beperkte risico-omvang ook geen gebruik maken van het zogenoemde «Europees paspoort». Met een Europees paspoort kunnen verzekeraars die een vergunning hebben verkregen in de lidstaat van hun zetel, activiteiten ontplooien in alle andere lidstaten zonder daar een aparte vergunning te hoeven verkrijgen.
De vraag is nu hoe verzekeraars met beperkte risico-omvang, die dus geen Europees paspoort hebben, met zetel in een andere lidstaat te behandelen indien zij een bijkantoor in Nederland willen openen, dan wel diensten willen verrichten naar Nederland. In eerste instantie werd op grond van artikel 4, vierde lid, laatste alinea, van de richtlijn solvabiliteit II verondersteld dat voor dergelijke verzekeraars grensoverschrijdende activiteit enkel mogelijk was met een vergunning op basis van artikel 14 van die richtlijn (Solvency II vergunning). In de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II is dan ook niet voorzien in een «basic-vergunning»11 voor deze verzekeraars.
Bij nader inzien rees de vraag of deze interpretatie van artikel 4, vierde lid, laatste alinea, van de richtlijn solvabiliteit II wel juist was. Navraag bij de Europese Commissie leerde dat ook verzekeraars met zetel in andere lidstaten die niet onder de richtlijn solvabiliteit II vallen, in Nederland actief moeten kunnen zijn, hetzij via een bijkantoor in Nederland, hetzij via dienstverrichting. Daarbij kunnen zij niet, enkel vanwege het feit dat ze grensoverschrijdende activiteiten willen ontplooien, binnen de werkingssfeer van de richtlijn solvabiliteit II gebracht worden. Immers, de richtlijn sluit deze verzekeraars met beperkte risico-omvang uitdrukkelijk van de werkingsfeer uit.
Thans wordt voorgesteld dat verzekeraars met zetel in een andere lidstaat die niet beschikken over een Solvency II-vergunning (en dus ook niet beschikken over een Europees paspoort) die in Nederland een bijkantoor willen openen een vergunning dienen aan te vragen bij DNB. De vergunningvoorwaarden zijn gelijk aan de voorwaarden die worden gesteld aan verzekeraars met een beperkte risico-omvang met zetel in Nederland (een basic-vergunning).
De vergunningeis vormt een belemmering van het door artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) beschermde recht op een vrij verkeer van vestiging. Op het verbod op een belemmering van het vrij verkeer zijn slechts dan uitzonderingen mogelijk indien is voldaan aan een drietal criteria: de regeling moet gerechtvaardigd worden door een zogenoemde dwingende reden van algemeen belang12, de belemmering moet geschikt zijn om de verwezenlijking van het gestelde doel te realiseren, en de belemmering mag niet verder gaan dan ter bereiking van het doel noodzakelijk is (proportionaliteitsvereiste).
Ten aanzien van het eerste criterium kan worden gewezen op rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin het Hof overwoog dat de handhaving van de goede reputatie van de nationale financiële sector een dwingende reden van algemeen belang kan zijn, die beperkingen op het vrij verkeer kan rechtvaardigen.13 Daarnaast strekt de vergunningeis tot bescherming van consumenten tegen ondeugdelijke verzekeraars. Ook consumentenbescherming is een door het Hof van Justitie erkende dwingende reden van algemeen belang.14
Ten aanzien van het tweede criterium (de maatregel moet geschikt zijn om het doel te realiseren) wordt het volgende opgemerkt. Gelet op het doel van het vergunningstelsel (het beschermen van consumenten en het handhaven van het vertrouwen van de consument in het financiële stelsel en in verzekeraars met beperkte risico-omvang.) past een preventief toezicht door middel van een vergunningeis. De voorschriften verbonden aan de vergunning waarborgen de soliditeit van de verzekeraar en stellen, zoveel als mogelijk, zeker dat de verzekeraar het bedrijf op een deugdelijke wijze kan uitoefenen. Verzekeraars die niet aan de vergunningvoorwaarden voldoen kunnen worden geweerd.
Ten aanzien van het derde criterium (de regeling mag niet verder mag gaan dan ter bereiking van het doel noodzakelijk) wordt het volgende opgemerkt. In de eerste plaats wordt opgemerkt dat repressief toezicht niet op zijn plaats is, immers, controle achteraf zou te laat komen om consumenten tegen ondeugdelijke verzekeraars te beschermen. De vergunningeisen zijn vervolgens, gelijk de vergunningvoorschriften voor verzekeraars met een beperkte risico-omvang met zetel in Nederland, aanmerkelijk minder belastend dan de voorschriften van een Solvency II-vergunning. Het betreft een aantal kernelementen die de deugdelijke bedrijfsvoering en solide bedrijfsuitoefening moeten waarborgen. De voorschriften die worden gegeven gaan overigens niet verder dan thans internationaal gebruikelijk is.
Voorts kan worden opgemerkt dat de vergunningplicht slechts geldt voor verzekeraars met een beperkte risico-omvang met zetel in een staat (daaronder mede begrepen lidstaten van de Europese Unie) die geen aan het Nederlands toezichtgelijkwaardig toezicht uitoefenen op verzekeraars met beperkte risico-omvang. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat onnodig een dubbele, en qua inhoud gelijkwaardige, vergunningplicht wordt opgelegd. In dit verband zij erop gewezen dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot het aanwijzen van staten als staat waar een gelijkwaardig toezicht wordt uitgeoefend op verzekeraars met een beperkte risico-omvang.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het voorgestelde vergunningstelsel voor verzekeraars met een beperkte risico-omvang geen ongerechtvaardigde belemmering van het vrij verkeer van vestiging vormt.
(b) Ingevolge het wetsvoorstel op te nemen criteria voor aanwijzing van staten en de gevolgen daarvan
Voorgesteld wordt in lagere regelgeving nadere regels te stellen met betrekking tot het aanwijzen van staten. Daarmee wordt aangesloten bij de systematiek die in andere artikelen is gevolgd, bijvoorbeeld artikel 2:6, tweede lid, van de Wft.
De in de aan te wijzen staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar met beperkte risico-omvang en het toezicht op de naleving daarvan dienen gelijkwaardig zijn aan bijvoorbeeld de regels met betrekking tot deskundigheid en betrouwbaarheid en de financiële waarborgen.
Voorts kan worden gedacht aan afspraken tussen de toezichthouders (de AFM en DNB) en de toezichthouder of toezichthouders van de desbetreffende staat, inzake informatie-uitwisseling, samenwerking en bevoegdheidsverdeling, zodat de AFM en DNB de belangen die de wet beoogt te beschermen, ook daadwerkelijk in voldoende mate kunnen beschermen. Het bestaan van een Memorandum of Understanding (MoU) wordt in beginsel als voorwaarde gesteld, maar in uitzonderlijke gevallen moet de mogelijkheid bestaan dat een staat wordt aangewezen zonder dat met de toezichthouders daarvan een MoU is gesloten. Welke uitzonderlijke gevallen dat zijn, kan nu nog niet worden gezegd. De Minister van Financiën hoort de AFM en DNB alvorens hij een staat aanwijst. De gevolgen van de aanwijzing van een staat zijn dat basic-verzekeraars met zetel in die staat geen vergunning van DNB behoeven te hebben voor de uitoefening van het verzekeringsbedrijf.
(c) Gevolgen voor de Wft en de Faillissementswet
In de Wft zullen de paragrafen die nu nog alleen betrekking hebben op natura-uitvaartverzekeraars voortaan betrekking hebben op alle verzekeraars met beperkte risico-omvang. Dit noopt tevens tot een groot aantal aanpassingen van de Wft. Zo zal veelal in de desbetreffende artikelen moeten worden aangegeven welke soort verzekeraar het betreft, namelijk verzekeraars met een Solvency II vergunning dan wel verzekeraars met beperkte risico-omvang. De gekozen systematiek betekent dat een aantal aanpassingen vervat in de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II kan vervallen. De artikelen over de vergunningverlening (artikelen 2:27, eerste lid, en 2:40, eerste lid, van de Wft) kunnen deels ongewijzigd blijven. Ook zullen artikelen moeten worden verplaatst zoals de artikelen over de vrijstellingen naar de paragrafen over verzekeraars met beperkte risico-omvang. Verzekeraars die onder de reikwijdte van de richtlijn solvabiliteit II vallen, kunnen geen vrijstelling krijgen. Ook zal een aantal verwijzingen moeten worden aangepast. Bij elkaar betreft het weliswaar een groot aantal wijzingen, die evenwel materieel gezien niet van grote betekenis zijn.
De hiervoor geschetste aanpassingen zullen ook in de Faillissementswet worden opgenomen. Ook hier zullen bijvoorbeeld de paragrafen die nu nog alleen betrekking hebben op natura-uitvaartverzekeraars voortaan betrekking moeten hebben op alle verzekeraars met beperkte risico-omvang.
Uit de implementatie van de Omnibus II-richtlijn vloeien geen administratieve lasten voort. Weliswaar volgt uit de implementatie van de Omnibus II-richtlijn dat verzekeraars op andere wijze moeten gaan rapporteren, maar de administratieve lasten die met deze eenmalige systeemwijziging gepaard gaan, zijn al meegenomen in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2015. In dit laatste besluit is al voorgesorteerd op de volledige invoering van de richtlijn solvabiliteit II, door al de nodige aanpassingen in de bedrijfsvoering voor te stellen die per 1 januari 2015 al ingaan. De bedoeling is namelijk dat verzekeraars die binnen de reikwijdte van de richtlijn solvabiliteit II vallen, al in 2015 gaan «proefdraaien» met hun systemen en met het invullen van de benodigde toezichtstaten op basis van de nieuwe regels. Hierdoor heeft de eenmalige systeemaanpassing die ervoor zorgt dat verzekeraars aan de rapportage-eisen kunnen voldoen, al plaatsgevonden.
Er is slechts een consultatiereactie ontvangen, namelijk die van het Verbond van Verzekeraars15. Naar aanleiding van het verzoek van het Verbond van Verzekeraars over uitleg van het begrip «significant marktaandeel» en «significant aandeel in de verzekeringsactiviteiten» is de toelichting aangepast.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
A, onder 1 (artikel I, onderdeel A, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De in artikel I, onderdeel A, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II inzake artikel 1:1 Wft opgenomen definities «intragroepsovereenkomsten en -posities», «richtlijngroep» en «richtlijngroepslid» zijn reeds met ingang van 1 januari 2014 opgenomen in artikel 1:1 van de Wft door de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I. De definities van «financiële holding», «gemengde financiële holding» en «gemengde holding» zijn reeds in artikel 1:1 opgenomen door de Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten. Deze definities kunnen hier dus vervallen.
Op grond van de definitie van «verzekeringsrichtlijngroep» zoals die nu volgens de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II luidt zou een dergelijke groep niet een verzekeringsrichtlijngroep zijn indien van die groep ook verzekeraars met een beperkte risico-omvang zouden deel uitmaken. Dat is niet de bedoeling en daarom wordt voorgesteld onderdeel b van de definitie te laten vervallen. De definitie verwijst nu naar artikel 213, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de richtlijn solvabiliteit II. Er is sprake van een verzekeringsrichtlijngroep zodra er van die groep één verzekeraar deel uitmaakt die valt onder artikel 13, punt 1 dan wel 4, van de richtlijn solvabiliteit II.
A, onder 2 (artikel I, onderdeel C, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II
De beoogde vrijstellingsregeling blijkt artikel 1:10 Wft niet geheel te kunnen vervangen omdat de reikwijdte van artikel 1:10 niet overeenkomt met die van de vrijstellingsregeling. Daarom wordt voorgesteld om artikel 1:10, met uitzondering van het huidige onderdeel a, te handhaven.
A, onder 3 (artikel I, onderdeel H, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Als gevolg van de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I is artikel 1:54 inmiddels met ingang van 1 januari 2014 vervallen waardoor artikel I, onderdeel H, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II inzake artikel 1:54 Wft overbodig is geworden.
A, onder 4 (artikel I, onderdeel J, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel J, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 1:56 Wft.
Dit onderdeel wijzigt artikel 1:56, eerste lid, van de Wft en voegt drie leden toe. In artikel 1:56, eerste lid, is opgenomen dat een toezichthouder uit een andere lidstaat in Nederland een onderzoek mag verrichten.
In artikel 1:56, achtste lid, is een verwijzing verbeterd.
Op grond van artikel 33 en artikel 38 van de richtlijn solvabiliteit II zoals deze artikelen luiden na wijziging door artikel 2, onderdelen 6 en 9, van de Omnibus II-richtlijn, is het aan EIOPA toegestaan om deel te nemen aan een verificatie van inlichtingen of gegevens of een onderzoek ter plaatse indien deze verificatie of dit onderzoek door twee of meer toezichthouders gezamenlijk wordt uitgevoerd. Dit wordt geïmplementeerd in artikel 1:56, tiende lid.
A, onder 5 (artikel I, onderdeel K, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel K, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 1:57 Wft. De Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I heeft de in onderdeel K aangebrachte wijziging reeds doorgevoerd.
A, onder 6 (artikel I, onderdeel N, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Deze aanpassing vloeit voort uit het ongedaan maken van de wijziging van artikel 2:27, eerste lid, van de Wft.
A, onder 7 (artikel I, onderdelen Sa en Sb, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Met onderdeel Sa, waarbij artikel 1:90 van de Wft wordt gewijzigd, wordt artikel 67 bis van richtlijn solvabiliteit II (nieuw ingevoegd door artikel 2, onderdeel 18 van de Omnibus II-richtlijn) geïmplementeerd. In artikel 67 bis van de Omnibus II-richtlijn is opgenomen dat de geheimhoudingsbepaling (artikel 64 van de richtlijn solvabiliteit II) en de regels voor het gebruik van vertrouwelijke informatie (artikel 67 van de richtlijn solvabiliteit II) niet in de weg staan aan de onderzoeksbevoegdheid die het Europees parlement heeft op grond van artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Onderdeel Sb, dat artikel 1:93 Wft wijzigt, zorgt voor implementatie van artikel 70 van richtlijn solvabiliteit II (zoals gewijzigd door artikel 2, onderdeel 20 van de Omnibus II-richtlijn). Het eerste lid, onderdelen a en b, van artikel 70 van de richtlijn solvabiliteit II wordt geïmplementeerd in het gewijzigde artikel 1:93, eerste lid, onderdeel a. Artikel 70, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn solvabiliteit II is al geïmplementeerd in artikel 1:90, zevende lid, van de Wft.
A, onder 8 (artikel I, onderdelen Ua en Ub, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel Ua, betreft het opschrift van afdeling 1.6.1a. De in het opschrift genoemde artikelen zijn aangevuld met artikel 3:97.
Artikel I, onderdeel Ub, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 1:106a van de Wft. In artikel 1:106a moet ook worden verwezen naar artikel 3:97. In artikel 1:106a is bepaald dat voor de afgifte van een verklaring van geen bezwaar de artikelen 1:102, eerste en tweede lid (wijze waarop de verklaring moet worden aangevraagd en verbinden van voorwaarden aan de verklaring), 1:104 (geheel of gedeeltelijke intrekking van de verklaring) en 1:106 (opschorting aanvragen) van overeenkomstige toepassing zijn. Het opschrift van afdeling 1.6.1a wordt overeenkomstig aangepast.
A, onder 9 (artikel I, onderdeel V, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel V, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 1:107 Wft. Door de Wijzigingswet financiële markten 2015 is in artikel 1:107, tweede lid, een subonderdeel ingevoegd. Als gevolg daarvan moeten de verwijzingen naar de subonderdelen van artikel 1:107, tweede lid, hiermee in overeenstemming worden gebracht.
A, onder 10 (artikel I, onderdelen Wa en Wb, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De wijziging in onderdeel Wa zorgt voor implementatie van artikel 172 van richtlijn solvabiliteit II (zoals gewijzigd door artikel 2, onderdeel 42 van de Omnibus II-richtlijn). De Europese Commissie zal gedelegeerde handelingen vaststellen die criteria bevatten om te bepalen of de solvabiliteitsregeling van een staat die geen lidstaat is gelijkwaardig is aan de regeling in de richtlijn solvabiliteit II. Daardoor is er geen ruimte meer om die criteria bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen en dient in artikel 2:26d, derde lid, Wft de tweede volzin te vervallen.
De wijziging in onderdeel Wb (nieuw) beoogt de gewijzigde reikwijdte van afdeling 2.2.3 duidelijk te maken.
A, onder 11 (artikel I, onderdeel X, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen gedeelte van deze toelichting. Door de gekozen systematiek, waarbij de vergunningverlening voor verzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in Nederland wordt geregeld in artikel 2:48 Wft, kan artikel 2:27, eerste lid, Wft ongewijzigd blijven.
A, onder 12 (artikel I, onderdeel Y, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De aanpassing in onderdeel Y is overbodig geworden omdat artikel 2:27, eerste lid, Wft niet wordt gewijzigd. In plaats daarvan wordt artikel 2:32, eerste lid, Wft gepreciseerd, omdat een schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang geen verzekeringsactiviteiten in de aansprakelijkheidsbranches mag uitoefenen.
A, onder 13 (artikel I, onderdeel Z, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Er kan geen vrijstelling worden verleend aan een verzekeraar met zetel in Nederland die een vergunning ingevolge artikel 14 van de richtlijn solvabiliteit II heeft. Daarom vervalt onderdeel Z.
A, onder 14 (artikel I, onderdeel AB, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Bij nader inzien is de aanpassing van artikel 2:36, eerste en tweede lid, Wft overbodig. Dit artikel handelt over het geval dat een levensverzekeraar of schadeverzekeraar in de lidstaat van zijn zetel niet vergunningplichtig is. Het is dan niet relevant of dat een Sovency II vergunning of een andere vergunning is. Daarom volstaat de huidige tekst en kan onderdeel AB vervallen.
A, onder 15 (artikel I, onderdeel AD, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Als gevolg van de aangepaste systematiek kan de aanpassing van artikel 2:40, eerste lid, achterwege blijven.
Aan artikel 2:40 Wft worden twee leden toegevoegd. Voorgesteld wordt dat ook een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, kan opteren voor een van de twee typen vergunning mits hij voldoet aan de daarvoor geldende eisen. Daarom is, analoog aan artikel 2:27 van de Wft, voorzien in de mogelijkheid om op een later moment alsnog te kunnen kiezen voor een andere vergunning indien de situatie van de betrokken verzekeraar daar aanleiding toe zou geven. Weliswaar geeft de vergunning verleend op grond van artikel 2:40, eerste lid, van de Wft geen recht op een Europees paspoort, maar verwacht mag worden dat een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is eerder in een andere lidstaat zal worden toegelaten indien hij een vergunning als bedoeld in artikel 162 van de richtlijn solvabiliteit II heeft. Ook is denkbaar dat de activiteiten van een verzekeraar in de loop der tijd verminderen en hij daarom in aanmerking kan komen voor een vergunning voor een verzekeraar met beperkte risico-omvang. De aanvulling van artikel 2:40 voorziet daarin.
Het vierde lid stelt met zoveel woorden dat een verzekeraar die niet onder de richtlijn solvabiliteit II valt, niettemin een vergunning als bedoeld in de richtlijn solvabiliteit II kan aanvragen. Dit is conform artikel 4, vijfde lid, van die richtlijn.
A, onder 16 (artikel I, onderdelen ADa tot en met ADc, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor een toelichting op de onderdelen Ada en Adb wordt verwezen naar paragraaf 5 van de algemene toelichting. Opgemerkt wordt nog dat de in artikel 2:48, derde lid, Wft bedoelde vergunning betrekking heeft op zowel een vergunning die recht geeft op een Europees paspoort als op een nationale vergunning.
Nu afdeling 2.2.4. niet meer uitsluitend betrekking zal hebben op het uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar, is het nodig om in artikel 2:49a Wft enkele bepalingen van afdeling 2.2.3. van overeenkomstige toepassing te verklaren.
A, onder 17 (artikel I, onderdeel AE, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De aanpassing ziet op de vernummering van artikel 2:49a van de Wft.
A, onder 18 (artikel I, onderdelen AEa tot en met AEh, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5 van de algemene toelichting.
Ook onderdeel AEd vloeit voort uit het feit dat afdeling 2.2.4. niet meer uitsluitend betrekking zal hebben op het uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar. Daarom zijn via artikel 2:51a van de Wft enkele bepalingen van afdeling 2.2.3. van overeenkomstige toepassing verklaard.
Voor Nederlandse natura-uitvaartverzekeraars en schadeverzekeraars geldt onder voorwaarden dat zij gebruik kunnen maken van een vrijstelling, met dien verstande dat dergelijke verzekeraars met zetel in een andere lidstaat niet ongunstiger mogen worden behandeld dan Nederlandse verzekeraars. Daarom is in onderdeel AEh (artikel 2:54.0a) voorzien in de mogelijkheid van een vrijstelling voor deze verzekeraars.
A, onder 19 (artikel I, onderdeel AF, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor de rechtstreekse werking van de verordening is omzetting in nationale wetgeving van de daarin opgenomen voorschriften van veelal technische aard, niet meer vereist en ook niet meer toegestaan. Daarom vervallen in artikel 2:54b, eerste lid, de onderdelen g en h. Een entiteit voor risico-acceptatie zal moeten voldoen aan de eisen met betrekking tot het minimum eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten zoals die in de verordening zullen worden geregeld. Voorts wordt in de aanhef er mee rekening gehouden dat als gevolg van de verordening wellicht nog meer eisen moeten vervallen.
A, onder 20 tot en met 23 (artikel I, onderdelen AG, AI, AJ en AL van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De huidige onderdelen AG, AI, AJ en AL zijn overbodig geworden door de gekozen systematiek, waarbij de vergunningverlening voor verzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in Nederland wordt geregeld in artikel 2:48 Wft. In plaats daarvan wordt in de onderdelen AG, AI, AJ en AL aangegeven om welke soort verzekeraars het gaat (verzekeraars niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang).
A, onder 24 (artikel I, onderdelen ALa en ALb, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor een toelichting op de onderdelen ALa en ALb wordt verwezen naar paragraaf 5 van de algemene toelichting.
A, onder 25 en 26 (artikel I, onderdelen AP en AQ van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In deze onderdelen is een redactionele verbetering aangebracht en wordt aangegeven om welke soort verzekeraars het gaat (verzekeraars, al dan niet met beperkte risico-omvang).
A, onder 27 en 28 (artikel I, onderdelen AQa, AQb en AR van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In deze onderdelen wordt aangegeven om welke soort verzekeraars het gaat (verzekeraars met een Solvency II vergunning).
A, onder 29 (artikel I, onderdelen ARa tot en met ARj, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In de onderdelen ARa, ARb, ARd, ARe, ARf en ARh wordt aangegeven om welke soort verzekeraars het gaat.
In onderdeel ARc wordt artikel 3:40 wordt opnieuw vastgesteld om rekening te houden met de situatie waarin een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een vergunning heeft die geen recht geeft op een Europees paspoort hier een bijkantoor wil openen. Onderdeel a vormt met de aanhef materieel gezien het huidige artikel 3:40 en onderdeel b is nieuw. Op grond van onderdeel b zullen meer eisen, zoals woonplaats in Nederland, worden gesteld aan de vertegenwoordiger om te bewerkstelligen dat het toezicht op het bijkantoor soepel kan verlopen. Er is immers geen verplichte samenwerking tussen de toezichthouders.
In de onderdelen ARg en ARi is de redactie aangepast, waardoor deze artikelen niet meer uitsluitend betrekking hebben op natura-uitvaartverzekeraars, maar op alle verzekeraars met beperkte risico-omvang.
A, onder 30 en 31 (artikel I, onderdelen AT en AU, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In de artikelen 3:54, eerste en tweede lid, en 3:55, eerste en tweede lid, wordt aangegeven om welke soort verzekeraars het gaat.
A, onder 32 (artikel I, onderdeel AVa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel 3:56 is de reikwijdte uitgebreid tot alle verzekeraars met beperkte risico-omvang.
A, onder 33 (artikel I, onderdeel AX, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel AX, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:57 Wft. Als gevolg van artikel I, onderdeel NN, subonderdelen 1 en 2, van de Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten zijn de wijzigingen in onderdeel AX, subonderdelen 1 en 2, overbodig geworden.
A, onder 34 (artikel I, onderdeel AYa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel 3:58 Wft wordt aangegeven welke soort verzekeraars het betreft. Voorts is het eerste lid ter wille van de leesbaarheid verdeeld in onderdelen.
A, onder 36 (artikel I, onderdeel BA, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel 3:60, eerste lid, Wft wordt aangegeven om welke soort verzekeraars het gaat.
A, onder 37 en 38 (artikel I, onderdelen BB en BC, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Vanwege de rechtstreekse werking van de verordening is omzetting in nationale wetgeving van de daarin opgenomen voorschriften van veelal technische aard niet meer toegestaan. Een entiteit voor risico-acceptatie zal moeten voldoen aan de solvabiliteitsvereisten zoals die in de verordening zullen worden geregeld. Voorts is de reikwijdte van de artikelen uitgebreid, waardoor deze van toepassing worden op alle verzekeraars met beperkte risico-omvang.
A, onder 39 (artikel I, onderdeel BE, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel 319 van de verordening eist dat een entiteit voor risico-acceptatie de nominale verplichtingen volledig gefinancierd heeft. Technische voorzieningen zijn niet toegestaan omdat daarbij wordt uitgegaan van beste schatting van de schade terwijl in dit geval de entiteit beleggingen moet hebben ter hoogte van het bedrag van de maximale schade.
A, onder 40 (artikel I, onderdeel BF, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Deze wijzigingen vloeien voort uit het aangepaste systeem zoals uiteengezet in paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
A, onder 41 (artikel I, onderdeel BG, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor entiteiten voor risico-acceptatie kunnen ten aanzien van de technische voorzieningen geen regels meer worden gesteld.
A, onder 42 (artikel I, onderdeel BH, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Het opschrift van de paragraaf is in overeenstemming gebracht met de nieuwe reikwijdte ervan.
A, onder 43 en 44 (artikel I, onderdelen BI en BK, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De wijzigingen in de artikelen 3:69 en 3:69a vloeien voort uit de aangepaste systematiek.
A, onder 45 (artikel I, onderdeel BO, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Er is als gevolg van de Wijzigingswet financiële markten 2014 een artikel 3:73b ingevoegd, waardoor het onderhavige artikel dient te worden vernummerd.
A, onder 46, 47, 48, 49, en 50 (artikel I, onderdelen BQa, BR, BS, BSa, BT en BU, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De wijzigingen in de artikelen vloeien voort uit de aangepaste systematiek.
A, onder 51 (artikel I, onderdeel BU, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel 3:82a wordt een verwijzing aangepast en wordt aangegeven welke soort verzekeraars het betreft. Kortheidshalve is onderdeel BU opnieuw vastgesteld.
A, onder 52 (artikel I, onderdeel BUa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel 3:83 wordt aangegeven welk soort verzekeraar het artikel betreft.
A, onder 53 (artikel I, onderdeel BV, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel 3:84 zijn de verwijzingen aangevuld en is de reikwijdte aangepast.
A, onder 54, 55, 56 en 57 (artikel I, onderdelen BVa, BW, BX en BXa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De wijzigingen in de artikelen vloeien voort uit de aangepaste systematiek.
A, onder 58 (artikel I, onderdelen BYa, tot en met BYd, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In de onderdelen BYa en BYc wordt in de artikelen 3:91 en 3:93 aangegeven welke soort verzekeraars het betreft.
In de onderdelen BYb en BYd vervallen de artikelen 3:92 en 3:94 als gevolg van het vervallen van artikel 3:89.
A, onder 59 (artikel I, onderdeel BZ, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel BZ, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:104 Wft. De verwijzing naar artikel 3:97 van de Wft is geactualiseerd, nu het tweede lid (en daarmee de indeling in leden) met ingang van 1 januari 2015 zal vervallen als gevolg van de Wijzigingswet financiële markten 2015.
A, onder 60 (artikel I, onderdeel CAa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De wijziging brengt de terminologie van artikel 3:97 in overeenstemming met de richtlijn solvabiliteit II. Ook wordt de dividenduitkering weer in de tekst opgenomen. Op 1 januari 2014 is artikel I, onderdeel CA, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, dat voorzag in de opneming van een nieuw artikel 3:97 in de Wft (wat het eerste lid betreft) al in werking getreden. Dat artikel is toegesneden op de terminologie van richtlijn solvabiliteit II. Aangezien het artikel al voor 1 januari 2016 in werking is getreden, was de gehanteerde terminologie tijdelijk aangepast aan de tot 1 januari 2016 gebruikte terminologie in de Wet op het financieel toezicht16. Ook is daarbij het tweede lid vervallen. Met de volledige inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, wordt de tekst van artikel 3:97 weer in overeenstemming worden gebracht met de terminologie zoals deze met ingang van 1 januari 2016 in de Wet op het financieel toezicht wordt opgenomen.
A, onder 61 (artikel I, onderdeel CBb, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Onderdeel CBb voegt artikel 3:111c in. Teneinde in het geval van een portefeuilleoverdracht de waarborgen voor de polishouder op hetzelfde niveau te houden, is bepaald dat Solvency II verzekeraars portefeuilleoverdrachten alleen aan andere Solvency II verzekeraars kunnen doen. Uit de bestaande bepalingen over de portefeuilleoverdracht blijkt reeds dat bijvoorbeeld een levensverzekeraar zijn portefeuille niet kan overdragen aan een schadeverzekeraar. Dergelijke beperkingen behoeven daarom niet in de onderhavige bepaling te worden opgenomen. Alleen indien het in het belang van polishouders is, kan met instemming van DNB een portefeuille worden overgedragen aan een verzekeraar met beperkte risico-omvang. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn indien de overdragende Solvency II verzekeraar in financiële problemen verkeert en er geen andere Solvency II verzekeraar bereid is de portefeuille over te nemen, maar wel een verzekeraar met beperkte risico-omvang. Laatstbedoelde verzekeraars kunnen hun portefeuille natuurlijk wel overdragen aan een Solvency II verzekeraar.
Tevens is bepaald dat een portefeuille niet mag worden overgedragen aan een vrijgestelde verzekeraar. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de eis dat de betrokken verzekeraar onder prudentieel toezicht staat. Hierdoor kan ook worden overgedragen aan bijvoorbeeld een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een aangewezen staat.
Vanzelfsprekend kan een levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of een schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang zijn rechten en verplichtingen uit verzekering overdragen aan zowel een andere soortgelijke verzekeraar met beperkte risico-omvang als aan een andere soortgelijke verzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang.
A, onder 62 (artikel I, onderdeel CE, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel CE, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:118 Wft. De door de Wijzigingswet financiële markten 2015 aangebrachte aanpassing waarbij het mogelijk wordt dat DNB tegen een voorgenomen portefeuilleoverdracht bedenkingen heeft, wordt nu ook in artikel 3:118, eerste en zesde lid, verwerkt. DNB kan die bedenkingen maken indien bijvoorbeeld bij levensverzekeringen als gevolg van de overdracht de fiscale aftrek zou vervallen, of indien bij schadeverzekeringen het opzeggingsrecht dat polishouders in dat geval hebben als gevolg van de gekozen constructie deels teniet wordt gedaan.
A, onder 63 en 64 (artikel I, onderdelen CEa, CEb, CGa, CGb en CGc, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In de betrokken artikelen wordt aangegeven welke soort verzekeraars het betreft.
A, onder 65 (artikel I, onderdeel CH, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel CH, betreft artikel 3:128 Wft. De aanpassingen beogen de door de Wijzigingswet financiële markten 2015 aangebrachte wijzigingen (zie artikel I, onderdeel MM) te handhaven. Zonder deze aanpassing zouden deze wijzigingen worden overschreven door de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II.
A, onder 66 tot en met 68 (artikel I, onderdelen CHa tot en met CHc, CI en CIa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In onderdeel CHa wordt het soort verzekeraar aangegeven en onderdeel CHb maakt de reikwijdte van de paragraaf duidelijk. Deze paragraaf heeft voortaan ook betrekking op levensverzekeraars en schadeverzekeraars met beperkte risico-omvang. Dit heeft tot gevolg dat deze paragraaf moet worden aangevuld met bepalingen voor een portefeuilleoverdracht door deze verzekeraars.
Onderdeel CHc voorziet in die aanvulling via een bepaling voor een portefeuilleoverdracht door levensverzekeraars met beperkte risico-omvang en onderdeel CIa voorziet in een aanvulling via een bepaling voor een portefeuilleoverdracht door schadeverzekeraars met beperkte risico-omvang. Artikel I, onderdeel CI, betreft artikel 3:131 Wft. De aanpassingen beogen de door de Wijzigingswet financiële markten 2015 aangebrachte wijzigingen (zie artikel I, onderdeel MM) te handhaven. Zonder deze aanpassing zouden deze wijzigingen worden overschreven door de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II.
A, onder 69 (artikel I, onderdeel CK van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In het kader van het verlichte regime op verzekeraars met beperkte risico-omvang wordt het instrument van een kapitaalopslag niet toegepast. De voorgestelde aanpassing voorziet hierin.
A, onder 70 (artikel I, onderdelen CKa tot en met CKc, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Onderdeel CKa geeft aan welke soort verzekeraars het betreft.
In onderdeel CKb is het opschrift in lijn gebracht met de door onderdeel CKc gewijzigde reikwijdte van artikel 3:134.
Voorgesteld wordt de reikwijdte van artikel 3:134 van de Wft te beperken tot herverzekeraars. Immers, in het kader van het verlichte regime voor verzekeraars met beperkte risico-omvang is het instrument van een kapitaalopslag niet passend. De voorgestelde aanpassing voorziet hierin.
A, onderdelen 71 en 72 (artikel I, onderdeel CM, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II
Artikel I, onderdeel CM, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:135 Wft. In het eerste lid wordt aangegeven welke soort verzekeraars het betreft.
Met artikel 2, onderdelen 36 en 37, van de Omnibus II-richtlijn zijn de artikelen 138 (nieuw vierde lid) en 143 van de richtlijn solvabiliteit II gewijzigd.
Naar aanleiding daarvan wordt ook artikel I, onderdeel CM, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aangepast. In onderdeel CM is artikel 3:135 van de Wet op het financieel toezicht opgenomen. Naar aanleiding van het voornoemde artikel 2, onderdelen 36 en 37, is het nodig het vijfde lid van dit artikel aan te passen. De wijziging houdt in dat de uitzonderlijke ongunstige omstandigheden die nader uitstel rechtvaardigen van het op peil brengen door de betrokken verzekeraar van zijn eigen vermogen, zijn uitgebreid. Niet alleen is een onvoorziene en forse koersdaling op de financiële markten zo’n omstandigheid, ook een aanhoudend lage rentevoet of een rampzalige gebeurtenis met grote gevolgen, kan kwalificeren als zo’n uitzonderlijke ongunstige omstandigheid (artikel 138, vierde lid (nieuw) van de richtlijn solvabiliteit II).
EIOPA bepaalt wanneer er sprake is van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden. De Europese Commissie zal gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt aangegeven met welke factoren en criteria hierbij rekening moet worden gehouden. De Commissie kan tevens via de gedelegeerde handelingen de soorten uitzonderlijk ongunstige omstandigheden aanvullen, in aanvulling op de omstandigheden die reeds in de richtlijn genoemd worden. Voor zover nu bekend, wordt geen verdere invulling door EIOPA voorzien van het criterium «significant marktaandeel» dat in artikel 138, vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II wordt gebruikt.
De nationale toezichthouder kan bij EIOPA een verzoek indienen om vast te stellen dat sprake is van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden. Gezien de bedoeling van artikel 138, vierde lid, te weten om in uitzonderlijke ongunstige omstandigheden die naar aard en effect op voorhand niet te voorspellen zijn, hersteltermijnen te verlengen, leent dit artikel zich niet voor verdere concretisering.
A, onder 73 tot en met 77 (artikel I, onderdelen CN, CO, CP, CQ en CR, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In de artikelen 3:140, 3:141 en 3:142 van de Wft wordt aangegeven welke verzekeraars het betreft.
A, onder 78 (artikel I, onderdeel CSa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Het opschrift is in lijn gebracht met de reikwijdte van de in deze paragraaf opgenomen artikelen.
A, onder 79 tot en met 81 (artikel I, onderdelen CT, CU en CV, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In de betrokken artikelen wordt aangegeven welke verzekeraars het betreft.
A, onder 82 en 83 (artikel I, onderdelen CW, CZa tot en met CZc, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De bepalingen over de opvangregeling voor levensverzekeraars moeten worden aangepast en aangevuld om rekening te houden met levensverzekeraars met beperkte risico-omvang.
A, onder 84 en 85 (artikel I, onderdelen DB en DBa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel DB, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:189 Wft. In onderdeel DB is een omissie hersteld.
Onderdeel DBa betreft artikel 3:195 Wft. De tekst van artikel 3:195, vijfde lid, is iets afwijkend van de tekst van de artikelen 3:189, vijfde lid, en 3:194, vijfde lid, en daarom moet de aanpassing van artikel 3:195, vijfde lid, afzonderlijk worden geregeld.
A, onder 86 (artikel I, onderdeel DCa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In het artikel 3:202 wordt aangegeven welke verzekeraars het betreft.
A, onder 87 (artikel I, onderdeel DD, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel 3:203 is inmiddels vervallen, waardoor de aanpassing van dit artikel overbodig is geworden. In plaats daarvan wordt in artikel 3:206, eerste en tweede lid, aangegeven welke verzekeraars het betreft.
A, onder 88 (artikel I, onderdelen DEa tot en met DEn, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De bepalingen over de noodregeling moeten worden aangevuld om rekening te houden met verzekeraars met beperkte risico-omvang.
A, onder 89 (artikel I, onderdeel DG van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel DG, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft het opschrift van hoofdstuk 3.6 Wft. Het woord «financiële» heeft in deze context geen toegevoegde waarde en vervalt daarom.
A, onder 90 (artikel I, onderdeel DJ van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel DJ, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:269, tweede lid. Dit artikel ziet nu nog op alleen herverzekeraars, levensverzekeraars en schadeverzekeraars. De voorgestelde wijziging verruimt dit tot alle verzekeraars.
A, onder 91 (artikel I, onderdeel DK van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdeel DK, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft artikel 3:270 Wft. Als gevolg van het voorstel van implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten (Kamerstukken II, 2013–14, 33 849, nr. 2) is het eerste lid van artikel 3:270 aangepast en het tweede lid vervallen. Bovendien kan de samenwerkingsbepaling zoals opgenomen in artikel 3:270, derde lid, Wft, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel DK, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, worden geïmplementeerd in de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft. Tenslotte is het vierde lid strikt genomen niet nodig, zodat dat lid kan vervallen. Gezien al deze veranderingen is het eenvoudiger artikel 3:270 Wft opnieuw vast te stellen.
A, onder 92 (artikel I, onderdeel DN, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Onderdeel DN, onder a (paragraaf 3.6.3.0) bewerkstelligt dat verzekeraars met beperkte risico-omvang niet worden onderworpen aan het groepstoezicht ingevolge de richtlijn. In plaats daarvan zal het aanvullend toezicht op verzekeraars in een groep, zoals geregeld in de huidige afdeling 3.6.3, worden toegepast. Door de aanpassing van artikel I, onderdeel DN, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II komt duidelijker tot uitdrukking dat de nieuwe paragraaf 3.6.3.0 is geënt op de huidige afdeling 3.6.3. Aangezien het aanvullend toezicht alleen nog geldt voor verzekeraars die niet onder de richtlijn vallen, is het mogelijk te volstaan met minder en hier en daar vereenvoudigde artikelen.
Artikel 3:281 vervangt de huidige artikelen 3:282 en 3:283; artikel 3:281a vervangt het huidige artikel 3:284; en artikel 3:281b vervangt de huidige artikelen 3:285 en 3:286. Bij dit alles past de aantekening dat verzekeraars met beperkte risico-omvang zelden onderdeel zijn van een groep. Dit vloeit voort uit de aard en omvang van deze verzekeraars. Bovendien kwalificeren leven- en schadeverzekeraars die deel uitmaken van een verzekeringsrichtlijngroep alleen al om die reden niet als verzekeraars met beperkte risico-omvang.
Onderdeel DN, onder b, II betreft artikel 3:283 Wft. Dit artikel is vereenvoudigd. Door de verwijzing naar artikel 247, derde tot en met zevende lid, van de richtlijn solvabiliteit II is voorzien in hetgeen nu in het huidige artikel is geregeld.
In onderdeel DN, onder e en m, is verduidelijkt dat de in de artikelen 3:286, eerste lid, en 3:288k, eerste lid, genoemde artikelen alleen van toepassing zijn indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is.
Onderdeel DN, onder i, betreft artikel 3:288b Wft. De aanvulling van het eerste lid is nodig met het oog op volledige implementatie van artikel 238 van de richtlijn solvabiliteit II. Ingevolge dat artikel moet DNB in bepaalde gevallen niet alleen een kapitaalopslag op het sovabiliteitskapitaalvereiste kunnen opleggen, maar ook in uitzonderlijke omstandigheden kunnen eisen dat de verzekeraar zijn solvabiliteitskapitaalvereiste berekent op basis van de standaardformule of een onderset van de parameters die in de standaardformule voor de berekening wordt gebruikt, vervangt door parameters die kenmerkend zijn voor die verzekeraar.
In het derde lid wordt voorgesteld een niet noodzakelijke zinsnede te laten vervallen.
Onderdeel DN, onder k (artikel 3:288i) implementeert artikel 2, onderdeel 72, van de Omnibus II-richtlijn. De in artikel 3:288i, eerste lid, onderdeel b, van de Wft gebruikte term «materieel verbonden ondernemingen» ziet op ondernemingen die geen dochterondernemingen zijn, maar wel volwaardig onderdeel van de groep vormen.
Voorts wordt in artikel 3:288i, vijfde lid (nieuw), verduidelijkt dat de eis van een rapport per verzekeraar over zijn solvabiliteit en financiële positie, opgenomen in artikel 3:73c, eerste lid, van de Wft vervalt indien op groepsniveau een dergelijk rapport wordt verstrekt.
Voorts zijn in onderdeel DN de samenwerkingsbepalingen vervallen. Zie voor een toelichting paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting.
A, onder 93 (artikel I, onderdelen DO, DP, DQ en DS van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdelen DO, DP, DQ en DS van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, betreft de artikelen 3:289, 3:290, 3:295 en 3:299 van de Wft. De wijzigingen die de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aanbrengt, zijn inmiddels achterhaald door artikel II, onderdeel K, van de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I.
A, onder 94 (artikel I, onderdeel DTa, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
De wijzigingen in artikel 5:16 Wft dienen ter implementatie van artikel 1, eerste lid, van de Omnibus II-richtlijn. Het betreft een wijziging van de prospectusrichtlijn. Deze wijzigingen brengen mee dat de AFM de definitieve voorwaarden dient mee te delen aan ESMA en dat de AFM – en niet langer de uitgevende instelling – de definitieve voorwaarden deponeert bij de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten.
A, onder 95 en 96 (artikel I, onderdelen DU en DV, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel I, onderdelen DU en DV, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II betreft de bijlage bij de artikelen 1:79 en 1:80 Wft. In de onderdelen DU en DV worden enkele verwijzingen verbeterd.
Artikel I, onderdeel B (artikel VIIIA van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Deze wijzigingen behelzen geen materiële aanpassingen. Levensverzekeraars en schadeverzekeraars met beperkte risico-omvang zullen voortaan worden ondergebracht bij natura-uitvaartverzekeraars, maar met betrekking tot de kostentoedeling verandert er niets en worden zij dus niet gelijkgeschakeld met natura-uitvaartverzekeraars.
Artikel I, onderdeel D (artikel XI van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
In artikel XI, eerste, tweede en vijfde lid, is een verwijzing aangepast.
Ter wille van de duidelijkheid is in het nieuwe derde lid het huidige derde en vierde lid opgenomen, waarbij de volgorde is omgedraaid. Voorts is in het derde lid bepaald dat de verklaring als een vergunning geldt, waarbij de betrokken verzekeraar dient aan te geven welke vergunning(en) (de vergunning, bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, of artikel 2:80, eerste lid, of beide) hij wenst.
Artikel I, onderdeel E (artikel XII van de implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Artikel 4, vierde lid, laatste volzin, van de richtlijn eist dat een levensverzekeraar of schadeverzekeraar onder de reikwijdte van de richtlijn blijft vallen indien hij op het moment van inwerkingtreding van de richtlijn een bijkantoor heeft in een andere lidstaat of daarnaar diensten verricht op basis van het Europese paspoort. De opsomming in het eerste lid, onderdeel a, is met deze eis aangevuld. Voorts zijn enkele verwijzingen aangepast.
Het nieuwe tweede lid bevat de zogenoemde opt-in mogelijkheid en is een uitzondering op de omzetting zoals bepaald in artikel XII, eerste lid, onderdeel b, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Levens- en schadeverzekeraars die voldoen aan de eisen van artikel XII, eerste lid, onderdeel b, en die hun werkzaamheden willen voortzetten met een vergunning als bedoeld in artikel 14 of artikel 162 van de richtlijn solvabiliteit II (Solvency II-vergunning) moeten dit vóór 1 januari 2016 aan de Nederlandsche Bank meedelen. Hun bestaande vergunning wordt dan niet omgezet in een vergunning voor verzekeraars met beperkte risico-omvang, maar in een Solvency II-vergunning.
Het derde lid (tweede lid oud) kan alleen betrekking hebben op schadeverzekeraars, omdat levensverzekeraars geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling. Daarom wordt het tweede lid beperkt tot schadeverzekeraars. Voorts wordt bij de verwijzingen nu ook rekening gehouden met schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is.
Voorgesteld wordt het derde lid (oud) te laten vervallen, omdat er bij een van rechtswege omzetting geen kosten zijn.
Artikel I, onderdeel F (artikel XIII van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)
Voor natura-uitvaartverzekeraars die gebruik willen maken van de vrijstelling van prudentieel toezicht wordt in het eerste lid voorzien in eenzelfde overgangsregeling als voor schadeverzekeraars die een beroep op deze vrijstelling willen doen.
Voorts biedt het nieuwe tweede lid natura-uitvaartverzekeraars eenzelfde mogelijkheid als artikel XII, tweede lid, van de implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Door het aanvragen van een vergunning voor het levensverzekeringsbedrijf worden de betrokken natura-uitvaartverzekeraars wel aangemerkt als levensverzekeraars.
Artikel II (Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I)
Artikel IV, onderdeel C, van de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I betreft artikel 3:285 Wft. De wijziging strekt ertoe de onjuiste verwijzing naar «artikel 3:289, onderdeel d» te laten vervallen.
Artikel III (Faillissementswet)
In de Faillissementswet dienen in afdeling 11B (Van het faillissement van een verzekeraar) de bepalingen te worden aangepast aan verzekeraars met beperkte risico-omvang. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemene deel van deze toelichting.
A
De wijziging in artikel 213, onderdeel a, bewerkstelligt dat de definitie van «verzekeraar» alleen nog ziet op verzekeraars die vallen onder de richtlijn solvabiliteit II.
D
De aanpassing van artikel 213ff zorgt ervoor dat de paragraaf van toepassing wordt op verzekeraars met beperkte risico-omvang.
G
De aanvulling van artikel 213kk beoogt ook een rangregeling te geven voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars met beperkte risico-omvang.
Artikel IV (overgangsrecht)
Dit artikel implementeert artikel 308 ter, eerste, tweede, derde, veertiende en zeventiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II, zoals deze artikelen zijn gewijzigd met artikel 2, onderdeel 80, van de Omnibus II-richtlijn.
Artikel 308 ter, eerste lid tot en met derde lid, voorziet in een termijn enerzijds voor verzekeraars die op het moment van inwerkingtreding van de richtlijn solvabiliteit II hun bedrijf aan het afwikkelen zijn en dat voor 1 januari 2019 hebben voltooid en anderzijds voor verzekeraars die onderworpen zijn aan saneringsmaatregelen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk II, van de richtlijn solvabiliteit II. Zij moeten dan wel aan de voorwaarden bedoeld in artikel 308 ter, tweede en derde lid voldoen. Indien dat niet het geval is, zullen de eisen van de richtlijn solvabiliteit II van kracht zijn.
Artikel 308 ter, vierde lid, zal worden geïmplementeerd in de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft.
Artikel 308 ter, dertiende lid, wordt geïmplementeerd in het besluit prudentiële regels Wft. Dit betreft een overgangsmaatregel om de kapitaalseis op beleggingen in aandelen tijdelijk te verlagen.
Artikel 308 ter, veertiende lid, wordt geïmplementeerd door het derde lid. Dit artikel geeft een overgangstermijn wanneer een verzekeraar niet aan de SCR kan voldoen.
Artikel 308 ter vijftiende lid wordt niet geïmplementeerd in de Wft. De overgangsmaatregel in het vijftiende lid, die regelt dat verzekeraars die de IORP richtlijn mogen toepassen voor de pensioenverzekeringen gebruik kunnen blijven maken van de kapitaalseisen zoals deze zijn vastgesteld in de Solvabiliteit I richtlijnen is niet relevant omdat we deze lidstaatoptie in de IORP richtlijn niet hebben overgenomen in de Nederlandse wet.
Artikel 308 ter, vijfde tot en met twaalfde en zestiende en zeventiende lid, eerste alinea, wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld. Deze leden behelzen de volgende overgangsmaatregelen:
Artikel 308 ter, vijfde tot en met achtste lid, bepaalt dat de beschikbare termijnen voor indiening van informatie telkens worden verkort. Hierdoor wordt verzekeraars de tijd gegund hun systemen op orde te krijgen.
Artikel 308 ter, negende en tiende lid, behelst een overgangsmaatregel van maximaal 10 jaar voor het hybride kapitaal dat onder de huidige Wft is aangetrokken en straks niet meer voldoet aan de eisen onder de richtlijn solvabiliteit II.
Artikel 308 ter, elfde lid, is een overgangsmaatregel voor het beleggen in securitisaties zoals verpakte Nederlandse hypotheken. Dit omdat onder de richtlijn solvabiliteit II, evenals onder de richtlijn kapitaalvereisten voor banken, eisen zijn gesteld aan de kwaliteit van dergelijke beleggingen. Het twaalfde geeft een tijdelijke verlichting in de kapitaalseisen in de standaardformule voor de berekening van het concentratierisico in de SCR.
Het zestiende lid betreft de lidstaatoptie om tot maart 2022 toe te staan dat een intern model onder voorwaarden ook kan bestaan uit een deel van de groep indien zowel de verzekeraar als de uiteindelijke moederonderneming in dezelfde lidstaat is gevestigd.
Het zeventiende lid bepaalt welke overgangsbepalingen ook van toepassing zullen zijn op het niveau van de verzekeringsrichtlijngroep. De tweede alinea van het zeventiende lid is geïmplementeerd in artikel IV, vierde lid.
De artikelen 308 quater en 308 quinquies betreffen overgangsmaatregelen die gericht zijn op een versoepeling van de te gebruiken risicovrije rentetermijnstructuur bij de berekening van de technische voorzieningen. In artikel 308 quater gaat het via een middeling van de risicovrije rentetermijnstructuur die in een lidstaat gebruikt werd vóór de invoering van de richtlijn solvabiliteit II en de risicovrije rentetermijnstructuur zoals die gepubliceerd gaat worden door EIOPA onder genoemde richtlijn. De verwachting is dat geen enkele Nederlandse verzekeraar van deze overgangsmaatregel gebruik gaat maken, omdat onder de Wft in de toereikendheidstoets een risicovrije rentetermijnstructuur gebruikt moet worden die prudenter is dan die straks onder de richtlijn solvabiliteit II gebruikt moet worden. Daarom wordt dit artikel vooralsnog niet geïmplementeerd in het Besluit prudentiële regels Wft.
Artikel 308 quinquies regelt de versoepeling van de risicovrije termijnstructuur via twee berekeningen van de technische voorzieningen. De verwachting is dat ook deze overgangsmaatregel niet gebruikt gaat worden door Nederlandse verzekeraars. Dit betekent dat ook artikel 308 sexies waarin aanvullende publicatieverplichtingen worden geëist wanneer gebruik gemaakt wordt van artikel 308 quater of artikel 308 quinquies niet relevant is voor Nederlandse verzekeraars en niet geïmplementeerd hoeft te worden.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Artikel |
Inhoud |
In wet, besluit of regeling |
---|---|---|
Artikel 1, onderdeel 1 |
Artikel 5:16 Wft |
|
2 t/m 6 |
Gi |
|
Artikel 2, onderdeel |
||
1 |
Wijziging van artikel 13 (definities): de definitie van «gekwalificeerde centrale tegenpartij» en de definitie van «externe kredietbeoordelingsinstelling» of «EKBI» worden toegevoegd. |
Lagere regelgeving |
2 |
Opdracht aan EC |
Behoeft geen implementatie (Gi) |
3 |
Artikel 25bis wordt ingevoegd: kennisgeving en bekendmaking aan EIOPA van vergunningen of intrekking van vergunningen. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft.1 |
4 |
Opdracht aan EC/EIOPA |
Gi |
5 |
Opdracht aan EC |
Gi |
6 |
Artikel 33 (toezicht op bijkantoren in andere lidstaten gevestigd). Toezichthouder mag verificaties ter plaatse doen. Als dat geweigerd wordt, mag bijstand gevraagd worden van EIOPA. |
Min regeling |
7 |
Artikel 35 (verzekeringsondernemingen moeten voor toezicht relevante info indienen bij toezichthouders), eerste lid, inleiding, wordt gewijzigd: rekening moet worden gehouden met de doelstellingen van het toezicht genoemd in de artikelen 27 en 28. Het zesde lid wordt vervangen door 6–11 (nieuw)(gaat over rapportageverplichting; toezichthouder mag aantal keren rapportage onder voorwaarden beperken tbv onderneming). |
1:74 Wft, 1:25 Wft en Bpr. |
8 |
Wijziging van artikel 37 (kapitaalopslag op het solvabiliteitskapitaalvereiste). Aanpassing van de voorwaarden waaronder de toezichthouder een kapitaalopslag (capital add-on) mag opleggen. |
3:132 Wft + Bpr |
9 |
In artikel 38, tweede lid, van RL SII wordt een vergelijkbare alinea opgenomen als hiervoor is toegelicht bij 6 (bij onenigheid over «on-site» inspectie kan EIOPA uitkomst bieden). |
1:56, eerste en tiende lid en regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. |
10 |
Wijziging van artikel 44 (risk management). Aanpassing van dit artikel aan de matchingsopslag en volatiliteitsaanpassing. |
Bpr |
11 |
Wijziging van artikel 45 (beoordeling door de onderneming van het eigen risico en de solvabiliteit). Bij toepassing van matchingsopslag, volatiliteitsaanpassing of overgangsmaatregelen moet de beoordeling gemaakt worden mét en zònder deze aanpassingen. |
Bpr |
12 |
Opdracht aan de EC/EIOPA |
Gi |
13 |
Aan artikel 51, wordt een nieuw lid toegevoegd, waarin is bepaald wat er moet worden gerapporteerd indien de matchingsopslag of de volatiliteitsaanpassing wordt toegepast. |
Bpr |
In het tweede lid, derde alinea, van richtlijn solvabiliteit II wordt de datum van 31 oktober 2017 vervangen door 31 december 2020. Dit artikel gaat over de inhoud van de rapportageverplichting. Lidstaten mogen het aan verzekeraars toestaan om gedurende een bepaalde overgangstermijn een evt. toegepaste kapitaalopslag (capital add-on) of de impact van het gebruik van bepaalde parameters, niet bekend te maken. |
Bpr |
|
14 |
Wijz. van artikel 52 (infoverstrekking door toezichthoudende instanties van lidstaten aan EIOPA). Wijziging van EAVB in EIOPA + toevoeging van aantal te rapporteren gegevens. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. |
15 |
Opdracht aan EC/EIOPA |
Gi |
16 |
Opdracht aan EC/EIOPA |
Gi |
17 |
Invoeging van artikel 65bis (Samenwerking met EIOPA). Toezichthouders van lidstaten moeten samenwerken met EIOPA. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. |
18 |
Invoeging van artikel 67bis (Onderzoeksbevoegdheden Europees parlement). |
Artikel 1:90, achtste lid |
19 |
In artikel 69 (bekendmaking van informatie aan overheidsdiensten die met financiële wetgeving zijn belast) wordt de tweede alinea vervangen; betreft aanpassing van verwijzing. |
Gi |
20 |
Artikel 70 wordt vervangen/uitgebreid: overdracht van info niet alleen aan centrale banken en monetaire autoriteiten maar ook aan toezichthouders van betalingssystemen en het Europees Comité voor systeemrisico’s. |
Artikel 1:93, eerste lid Wft. |
21 |
Artikel 71 (convergentie van het toezicht), tweede lid, wordt vervangen: EAVB is vervangen door EIOPA en richtsnoeren van EIOPA. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
22 |
Artikel 75 (waardering van activa en passiva) vervanging van tweede lid (opdracht aan EC) en invoeging nieuw derde lid (opdracht aan EIOPA). |
Gi |
23 |
Invoegen van zes nieuwe artikelen: 77bis-77septies over extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, matchingsopslag ivm de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, berekening van de matchingsopslag, volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, technische info verstrekt door EIOPA en herziening van langetermijngarantiemaatregelen en maatregelen met betrekking tot het aandelenrisico. |
Bpr |
Verzekeraars moeten vooraf toestemming vragen voor gebruik van de matchingsopslag. |
3:67 en uitwerking in Bpr |
|
24 |
Vervanging van artikel 86 (gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen); toevoegen van aantal nieuwe onderdelen. Opdracht aan de EC en aan EIOPA. |
Gi |
25 |
Wijziging van artikel 92 (gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen). Opdracht aan EC/EIOPA. |
Gi |
26 |
Wijziging van artikel 97 (gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen. Opdracht aan EC/EIOPA. |
Gi |
27 |
Wijziging van artikel 99 (gedelegeerde handelingen met betrekking tot in aanmerking komend eigen vermogen). Opdracht aan EC. |
Gi |
28 |
Invoeging van artikel 109bis (geharmoniseerde technische input voor de standaardformule). Opdracht aan het Gemengd Comité, EIOPA en aan EC. |
Gi |
29 |
Wijziging van artikel 111 (gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de artikelen 103 tot en met 109). Opdracht aan de EC. |
Gi |
30 |
Wijziging van artikel 114 (gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen mbt de interne modellen voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste). Opdracht aan EC en EIOPA |
Gi |
31 |
Wijziging van artikel 127 (gedelegeerde handelingen mbt de artikelen 120 tot en met 126). Opdracht aan EC. |
Gi |
32 |
In artikel 129 van RL SII (berekening van het minimumkapitaalvereiste) a. Worden de bedragen in het eerste lid, punt d, subparagrafen (i), (ii) en (iii) vervangen (absolute minimumbedragen aan kapitaal zijn verhoogd). b. Wordt de datum van 31 oktober 2014 in de tweede alinea in het derde lid vervangen door 31 december 2017. c. Het vierde lid wordt aangevuld met de zin dat voor de berekening van de limieten in het derde lid, de ondernemingen niet verplicht zijn om het solvabiliteitskapitaalvereiste te berekenen op kwartaalbasis. d. Het vijfde lid, eerste alinea wordt vervangen: EC is verplicht aan EP en Raad te rapporteren voor 31-12-2020. |
Bpr |
33 |
Wijziging van artikel 130 (gedelegeerde handelingen die nader invulling moeten geven aan de berekening van het minimumkapitaalvereiste). Opdracht aan EC. |
Gi/Bpr |
34 |
In artikel 131 (overgangsregeling voor de naleving van het minimumkapitaalvereiste) worden de data «31 oktober 2012» en «31 oktober 2013» vervangen door «31 december 2015» en «31 december 2016». |
Bpr |
35 |
Wijziging van artikel 135 (gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen mbt kwalitatieve vereisten). Opdracht aan EC en (nieuw) EIOPA |
Gi |
36 |
Wijziging van vierde lid van artikel 138 (niet naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste). Verzekeringsonderneming moet saneringsplan indienen en moet kapitaalvereiste binnen zes maanden weer op orde hebben. |
3:135 + Bpr |
Toezichthouder mag deze periode bij uitzonderlijk ongunstige omstandigheden met zeven jaar (was: passende periode) verlengen. |
3:135 |
|
Plus rol van EIOPA wordt vergroot. |
Gi |
|
37 |
Wijziging van artikel 143 (gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen mbt artikel 138, lid 4). Opdracht aan EC/EIOPA |
Gi (3:135, tweede lid Wft(artikel 143, tweede lid (nieuw)) en 3:135, vierde lid, Wft (artikel 143, eerste lid (nieuw)). |
38 |
Aanpassing van verwijzing in artikel 149 (wijzigingen in de aard van de risico’s of verbintenissen); 145 wordt 147. |
Gi |
39 |
Wijziging van artikel 155 (verzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen). Als de lidstaat van herkomst onvoldoende maatregelen treft, mag de lidstaat van ontvangst passende maatregelen treffen. Toegevoegd wordt dat de toezichthouders van beide lidstaten ook de hulp van EIOPA mogen inroepen. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
In het negende lid wordt voorts toegevoegd dat niet alleen aan de EC, maar ook aan EIOPA info verstrekt moet worden. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
|
40 |
Wijziging van artikel 158 (herverzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen), lid 2: vergelijkbare bepaling als onder 39 wordt ingevoegd. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
41 |
Wijziging van artikel 159 (statistische informatie over grensoverschrijdende werkzaamheden). Opdracht aan verzekeringsonderneming om de toezichthouder van het land van herkomst op de hoogte te stellen van transacties ikv vrije vestiging en transacties ikv vrij verrichten van diensten. |
3:74 Wft en Bpr |
Toezichthouder lidstaat van herkomst moet de info aan toezichthouders andere betrokken lidstaten verstrekken in geaggregeerde vorm. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
|
42 |
Wijziging van artikel 172 (gelijkwaardigheid mbt herverzekeringsondernemingen). EC kan bij gedelegeerde handeling vaststellen dat toezichtsregime in een derdeland voldoet (opdracht aan EC). EC kan ook een regime als «tijdelijk gelijkwaardig» (uiterlijk tot 31 december 2020) aanmerken indien niet volledig aan alle vereisten is voldaan. Lidstaten moeten herverzekeringsondernemingen vallend onder een (tijdelijk) gelijkwaardig regime hetzelfde behandelen als herverzekeringsondernemingen waaraan overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend. |
2:26d, derde lid, van de Wft |
43 |
Wijziging van artikel 176 (informatieverstrekking door de lidstaten aan de Commissie en nieuw: EIOPA). |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
44 |
Artikel 177 (Behandeling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap door derde landen). Lidstaten moet niet alleen aan de EC informatie verstrekken over moeilijkheden die zij ondervinden, maar ook aan EIOPA. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
45 |
Artikel 210 (finite herverzekering), tweede lid, wordt gewijzigd. Vaststellen van gedelegeerde handelingen door EC. |
Gi |
46 |
Wijziging van artikel 211, leden 2 en 3 (vaststellen van gedelegeerde handelingen tot nadere invulling van de criteria voor het verlenen van goedkeuring door de toezichthouder) en invoegen leden 2 bis en 2 ter. |
Bpr |
Aanpassen datum in overgangsrecht entiteiten voor risico-acceptatie. |
Artikel II, onderdeel B (wijziging van artikel X Implementatie-wet solvabiliteit II) |
|
47 |
Wijziging van artikel 212 (definitie college van toezichthouders). |
Gi |
48 |
Wijziging van artikel 216 (uiteindelijke moederonderneming op nationaal niveau), leden 1, 4 en 7. Besluit over de inrichting van het toezicht moet ook worden medegedeeld aan het college van toezichthouders. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
49 |
In artikel 217 (moederonderneming die meerdere lidstaten bestrijkt), eerste lid, wordt gewijzigd dat de informatie over een overeenkomst tussen toezichthouders over de uitoefening van groepstoezicht op ondergroepen, wordt verstrekt aan de groepstoezichthouder en aan de uiteindelijke moederonderneming op het niveau van de Unie. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders in kennis. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft 3:288, eerste lid. Lid 3: gi. |
50 |
Artikel 227 (verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen) wordt gewijzigd: EIOPA krijgt een rol bij de verificatie of de regeling van het derde land ten minste gelijkwaardig is (tweede lid). Verder worden twee nieuwe leden ingevoegd (6 en 7) met nadere regels over de (duur van de) gelijkwaardigheid. |
3:288a, eerste en tweede lid. Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
51 |
In artikel 231 (intern model van een groep) is een samenwerkingsprocedure toegevoegd. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
52 |
De inleiding van artikel 232 (groepsopslagfactor van het kapitaalvereiste) wordt gewijzigd (typefout hersteld). |
3:288b, derde lid |
53 |
De derde alinea van artikel 232 wordt gewijzigd: de verwijzing naar artikel 37 is aangepast. (Niet alleen wordt verwezen naar lid 6, maar ook naar de nieuwe leden 6 bis en 6 ter die gaan over de vaststelling van gedelegeerde handelingen door e EC en de vaststelling van technische uitvoeringsnormen door EIOPA). |
Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
54 |
In artikel 233 (methode 2, alternatieve methode, aftrek en aggregatie), zesde lid, is de verwijzing naar artikel 37 aangepast. (Niet alleen wordt verwezen naar lid 6, maar ook naar de nieuwe leden 6 bis en 6 ter die gaan over de vaststelling van gedelegeerde handelingen door de EC en de vaststelling van technische uitvoeringsnormen door EIOPA). |
Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
55 |
Artikel 234 (gedelegeerde handelingen mbt de artikelen 220 tot en met 229 en 230 tot en met 233). Opdracht aan de EC. |
Gi |
56 |
Wijziging van artikel 237 (dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming; besluit over de aanvraag). Rol EIOPA. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
57 |
Wijziging van artikel 238 (dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: vaststelling van het solvabiliteitskapitaalvereiste), vierde lid; op grond van artikel 238 kan de toezichthouder voorstellen het solvabiliteitskapitaalvereiste op andere wijze te berekenen dan via de standaardformule. Dit moet de toezichthouder overleggen met het college van toezichthouders. In het vierde lid wordt een schrijffout hersteld en wordt aangevuld dat de overeenkomst tussen het college en de toezichthouder als definitief wordt erkend en door alle betrokken toezichthouders wordt toegepast. |
Bpr. Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
58 |
Wijziging van artikel 238 (zie hiervoor onder 57), vijfde lid. Als de toezichthouder en het college van toezichthouders het oneens zijn, dan kunnen zij de zaak naar EIOPA doorverwijzen. EIOPA neemt dan een besluit (eerder was sprake van advies). De toezichthouder moet haar besluit overeen laten stemmen met het besluit van EIOPA (deze verplichting is nieuw). |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. Bpr. |
59 |
Aan artikel 239 (dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: niet-naleving van het solvabiliteits- en minimumkapitaalvereiste) wordt een lid toegevoegd. Als een dochteronderneming niet voldoet moet de toezichthouder aan het college van toezichthouders het saneringsplan en eventueel financieel kortetermijnplan overleggen. College beslist in beginsel over saneringsplan (als geen akkoord, dan beslist de toezichthouder van de dochteronderneming). In het nieuwe vierde lid is opgenomen dat de toezichthouder of de groepstoezichthouder de zaak onder voorwaarden naar EIOPA kan doorverwijzen en haar om bijstand kan verzoeken. De toezichthouder schort haar besluit op totdat EIOPA haar besluit heeft genomen (besluiten moeten overeenstemmen). |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. Bpr. |
60 |
Artikel 241 (dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: gedelegeerde handelingen). Opdracht aan EC. |
Gi |
61 |
Aanpassing evaluatiebepaling artikel 242, eerste lid; opdracht aan EC. |
Gi |
62 |
Vervanging in artikel 242, tweede lid, van de datum van 31 oktober 2015 door 31 december 2018 (uiterste datum evaluatie versterking van het groepstoezicht). Opdracht aan de EC. |
Gi |
63 |
Wijziging van artikel 244 (toezicht op risicoconcentratie), vierde lid; uitwerking gedelegeerde handelingen EC en bevoegdheden EIOPA. |
Gi |
64 |
Wijziging van artikel 245 (toezicht op intragroeptransacties), vierde lid; uitwerking gedelegeerde handelingen EC en bevoegdheden EIOPA. |
Gi |
65 |
Wijziging van artikel 247 (groepstoezichthouder), leden 3 tot en met 7. Dit artikel gaat over de aanwijzing van de groepstoezichthouder. Gewijzigd wordt dat, indien de toezichthouders er niet uitkomen, de zaak kan worden doorverwezen naar EIOPA, dat vervolgens een besluit neemt. Het gezamenlijk door de toezichthouders te nemen besluit moet met dat besluit overeen stemmen. |
3:283 Wft. Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
66 |
Wijziging van artikel 248 (rechten en plichten van de groepstoezichthouder en de andere toezichthouders-Colleges van toezichthouders). Aan het tweede lid wordt een alinea toegevoegd waarin is bepaald dat indien de groepstoezichthouder haar taken niet goed uitvoert of de leden van het college van toezichthouders niet samenwerken, de zaak naar EIOPA mag worden doorverwezen. Een vergelijkbare bepaling wordt in het vierde lid opgenomen; in het derde en vijfde lid wordt EIOPA ingevoegd in een opsomming. Op grond van het zesde lid stelt EIOPA richtsnoeren vast en op grond van het zevende lid stelt EIOPA technische reguleringsnormen vast. De EC stelt op grond van het achtste lid gedelegeerde handelingen vast. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. Leden 6, 7 en 8: gi. |
67 |
Wijziging van artikel 249 (samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten). In het eerste lid is de zinsnede dat info wordt uitgewisseld zodra deze beschikbaar is, aangevuld met de zinsnede «of zij wisselen informatie uit op verzoek «. Een nieuw lid wordt ingevoegd waarin is opgenomen dat indien door een toezichthouder niet tijdig informatie wordt verstrekt aan de andere toezichthouders, de zaak kan worden doorverwezen naar EIOPA. In het derde lid wordt opgenomen dat EIOPA technische reguleringnormen kan opstellen. In het vierde lid is opgenomen dat EIOPA technische uitvoeringsnormen moet opstellen die vervolgens door de EC moeten worden vastgesteld. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
68 |
Wijziging van artikel 250 (overleg tussen toezichthoudende autoriteiten). Dit artikel gaat over het verplicht overleg dat gevoerd moet worden tussen de betrokken toezichthouders alvorens één van hen een besluit neemt op met name genoemde punten. Een nieuw ingevoegd punt is een besluit over de verlenging van de herstelperiode overeenkomstig artikel 138, leden 3 en 4. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. |
69 |
Wijziging van artikel 254 (toegang tot informatie). In het tweede lid, eerste alinea, is de verwijzing naar artikel 35 aangepast in verband met de invoeging van twee nieuwe leden in dat artikel. |
3:288h, eerste lid |
70 |
In artikel 255 (verificatie van informatie), worden in het tweede lid twee alinea’s toegevoegd waardoor het voor de verzoekende toezichthouder mogelijk wordt de zaak naar EIOPA door te verwijzen. Nieuw is voorts dat EIOPA gerechtigd is deel te nemen aan inspecties ter plaatse. |
Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft |
71 |
Wijziging van artikel 256 (verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand van de groep), vierde lid; nadere invulling van de bevoegdheid van de EC om gedelegeerde handelingen vast te stellen plus toevoeging vijfde lid met bevoegdheden voor EIOPA en EC. |
Gi |
72 |
Artikel 256bis (groepsstructuur) wordt ingevoegd: ondernemingen en holdings moeten jaarlijks op het niveau van de groep hun juridische structuur en governance- en organisatiestructuur publiekelijk bekendmaken. |
3:288i, eerste lid sub b |
73 |
Wijziging van artikel 258 (handhavingsmaatregelen) lid 3. Opdracht aan EC om gedelegeerde handelingen vast te stellen. |
Gi |
74 |
Artikel 259 (rapportage door EIOPA). Opdracht aan EIOPA. |
Gi |
75 |
Artikel 260 (moederonderneming buiten de Unie: verificatie van gelijkwaardigheid wordt gewijzigd). |
3:288j, eerste lid |
76 |
In artikel 262 (moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: ontbreken van gelijkwaardigheid), wordt in het eerste lid, de eerste alinea gewijzigd. Deze bepaling gaat over de bepalingen die een lidstaat moet toepassen indien gelijkwaardig toezicht ontbreekt. Gewijzigd wordt dat voor toepassing van deze bepaling ook geen sprake mag zijn van tijdelijke gelijkwaardigheid. |
3:288k, eerste lid |
77 |
In artikel 300 (herziening van in euro luidende bedragen) wordt de datum «31 oktober 2012» in de eerste alinea vervangen door: 31 december 2015. |
Bpr |
78 |
Artikel 301 wordt vervangen door de artikelen 301 (comitéprocedure), artikel 301 bis (uitoefening van bevoegdheidsdelegatie) en artikel 301 ter (uitstelbepaling voor technische reguleringsnormen). |
Gi |
79 |
Wijziging van artikel 304, tweede lid: opdracht aan EC om uiterlijk op 31/12/2020 bij het EP en de Raad een verslag in te dienen over de toepassing van de Value at-Risk formule. |
Gi |
80 |
Artikel 308 bis en 308 ter Artikel 308 quater Artikel 308 quinquies Artikel 308 sexies |
Artikelen III en IV, Bpr en Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Bpr. Regeling ex artikel 1:69, derde lid, Wft. Gi (of indien nodig in het Besluit prudentiële regels Wft. |
81 |
Artikel 309; inwerkingtreding van de bepalingen is aangepast. |
Artikel V |
82 |
Invoeging van artikel 310 bis (Personeel en middelen EIOPA). EIOPA moet een raming maken en hierover verslag uitbrengen aan EP, Raad en EC. |
Gi |
83 |
Wijziging van artikel 311; inwerkingtreding van de artikelen. |
Gi |
84 |
Wijziging van Bijlage III, deel A; de Europese Coöperatieve vennootschap wordt toegevoegd. |
Gi |
85 |
Wijziging van Bijlage III, deel B; de Europese Coöperatieve vennootschap wordt toegevoegd. |
Gi |
86 |
Wijziging van Bijlage III, deel C; de Europese Coöperatieve vennootschap wordt toegevoegd. |
Gi |
87 |
Wijziging van de concordantietabel. |
Gi |
Artikel 3 |
Wijzigingen Verordening (EG) nr. 1060/2009 |
Gi |
Artikel 4 |
Wijzigingen Verordening (EG) nr. 1094/2010 |
Gi |
Artikel 5 |
Wijzigingen Verordening (EG) nr. 1095/2010 |
Gi |
Artikel 6 |
Herziening |
Gi |
Artikel 7 |
Omzetting |
Artikel V Inwerkingtre-dingsbesluit |
Artikel 8 |
Inwerkingtreding |
Gi |
Artikel 9 |
Adressaten |
Gi |
Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft.