Gepubliceerd: 8 april 2015
Indiener(s): Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34071-7.html
ID: 34071-7
Origineel: 34071-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 april 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I komt onderdeel B te luiden:

B

Aan artikel 230g worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Indien een overeenkomst waarop deze afdeling van toepassing is tot stand is gekomen via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van een handelaar, kan de consument zich ook jegens die andere persoon beroepen op het in deze afdeling bepaalde.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing voordat de consument is gebonden aan een overeenkomst waarop deze afdeling van toepassing is, dan wel aan een daartoe strekkend aanbod.

2

In artikel II komt onderdeel B te luiden:

B

Artikel 7, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «digitale inhoud» wordt vervangen door: digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, ongeacht of de digitale inhoud individualiseerbaar is en of er feitelijke macht over kan worden uitgeoefend.

2. Aan het slot wordt een zin toegevoegd, luidende: Dit lid is van toepassing ongeacht of de verzender wordt vertegenwoordigd.

3

In artikel III, onderdeel C, wordt aan artikel 8.2a een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing voordat de consument is gebonden aan een overeenkomst, dan wel aan een daartoe strekkend aanbod.

Toelichting

Onderdelen 1 en 3

Aan artikel 6:230g van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt een vierde lid toegevoegd waaruit volgt dat de consument zich, ongeacht de vorm van vertegenwoordiging, zowel jegens de achterman als jegens de tussenpersoon ook kan beroepen op de precontractuele informatieverplichtingen in afdeling 6.5.2B BW (Onderdeel 1).

In het derde lid dat in het wetsvoorstel is voorgesteld, is uitgeschreven dat wanneer een consumentenovereenkomst tot stand is gekomen door tussenkomst van een tussenpersoon de consument voor de nakoming van de bepalingen die zijn opgenomen in afdeling 6.5.2B BW zowel de achterman als de tussenpersoon kan aanspreken, onverschillig of sprake is van onmiddellijke of middellijke vertegenwoordiging (Kamerstukken II 2014/15, 34 071, nr. 3, p. 4). De richtlijn consumentenrechten verplicht hiertoe.

Artikel 6, vijfde lid, van de richtlijn bepaalt dat de in de precontractuele fase verstrekte informatie integraal onderdeel uitmaakt van de overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte. De consument moet zich net als op de andere bepalingen in afdeling 6.5.2B BW ook op de precontractuele informatieverplichtingen zowel jegens de achterman als jegens de tussenpersoon kunnen beroepen. Men denke in het bijzonder aan de verplichtingen in de artikelen 6:230l, 6:230m en 6:230v BW. Dat betekent bijvoorbeeld dat de consument zowel de verkoper-achterman als de tussenpersoon kan aanspreken op de plicht hem onder andere te informeren over de voornaamste kenmerken en de wijze van levering van de zaak die wordt aangeboden (zie art. 6:230l, onderdelen a en d, BW). De precontractuele informatie heeft ook gevolgen voor de fase waarin de overeenkomst wordt nagekomen. De informatie die is verstrekt, kan van betekenis zijn voor de vraag of een handelaar een zaak heeft geleverd die in overeenstemming is met de overeenkomst (zie art. 7:17 BW bij koop). In de memorie van toelichting bij de implementatiewet richtlijn consumentenrechten is het voorbeeld aangehaald van een consument die een wasmachine via internet koopt die volgens de precontractuele informatie centrifugeert op 1600 toeren, terwijl deze uiteindelijk slechts op 1400 toeren blijkt te centrifugeren. De handelaar heeft dan een zaak geleverd die niet in overeenstemming is met de overeenkomst. Op grond van artikel 7:21 BW heeft de consument dan recht op vervanging, herstel of aflevering van het ontbrekende of – uiteindelijk – ontbinding van de overeenkomst overeenkomstig artikel 7:22 BW (zie Kamerstukken II 2012/13, 33 520, nr. 3, p. 35).

Door de thans in het wetsvoorstel voorgestelde formulering van het derde lid van artikel 6:230g BW, «Indien een overeenkomst tot stand is gekomen», ziet dit lid per abuis niet op de precontractuele fase. Daarom wordt een vierde lid toegevoegd waaruit volgt dat de consument zich, ongeacht de vorm van vertegenwoordiging, zowel jegens de achterman als jegens de tussenpersoon ook kan beroepen op de precontractuele informatieverplichtingen in afdeling 6.5.2B BW.

In navolging van de toevoeging van een vierde lid aan artikel 6:230g BW wordt aan de voorgestelde wijziging van artikel 8.2a van de Wet handhaving consumentenbescherming een lid toegevoegd, waarmee wordt bewerkstelligd dat de Autoriteit Consument en Markt handhavend kan optreden tegen tussenpersonen en handelaren die zich niet houden aan de precontractuele informatieverplichtingen in afdeling 6.5.2B BW (Onderdeel 3).

Onderdeel 2

Met de wijziging van Artikel II, onderdeel B, van het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd aan het tweede lid van artikel 7:7 BW. Toegevoegd (onder 2) wordt een zin waarmee wordt verduidelijkt dat de consument op dit lid een beroep kan doen ongeacht of sprake is van vertegenwoordiging en ongeacht de vorm van vertegenwoordiging (onmiddellijke of middellijke). In het wetsvoorstel is een lid met dezelfde strekking al toegevoegd aan de artikelen 7:9, 7:11 en 7:19a.

Aanvankelijk was ervan afgezien een dergelijke regeling aan artikel 7:7 BW toe te voegen vanwege een wetssystematische reden, gelegen in het verschillende karakter van enerzijds artikel 7:7 BW en anderzijds de artikelen 7:9, 7:11 en 7:19a BW.

Het ontbreken van een toevoeging aan het tweede lid van artikel 7:7 ten opzichte van de aan de artikelen 7:9, 7:11 en 7:19a BW toegevoegde leden moet er echter niet toe kunnen leiden dat met een a contrario-redenering zou kunnen worden beweerd dat artikel 7:7, tweede lid, BW niet zowel tegen een achterman als tegen een tussenpersoon kan worden ingeroepen. Met de voorgestelde toevoeging wordt dit verduidelijkt.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur