Vastgesteld 28 januari 2015
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
ALGEMEEN |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Eigen bijdrage voor gedetineerden, terbeschikkinggestelden en ouders van jeugdigen |
5 |
3. |
Inning |
6 |
4. |
Financiële consequenties |
14 |
5. |
Adviezen |
16 |
ARTIKELSGEWIJS |
20 |
De leden van de VVD-fractie hebben met grote interesse en een positieve grondhouding kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire Beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting (hierna: het wetsvoorstel). De daarin voorgestelde maatregelen zijn een uitwerking van wat hierover in het regeerakkoord is afgesproken. Zij ondersteunen dan ook de strekking van het voorstel dat degene die een strafbaar feit heeft gepleegd en daarvoor wordt veroordeeld tot een verblijf in een penitentiaire inrichting of een tbs-instelling de daaruit voortvloeiende kosten deels zelf moet dragen. Deze leden vinden het meer dan redelijk dat iemand meebetaalt wanneer hij de overheid en daarmee de belastingbetaler, met hoge kosten opzadelt die voortvloeien uit zijn eigen en meestal weloverwogen gemaakte keuze strafbare feiten te plegen. Ten aanzien van de ouderbijdrage die wordt voorgesteld voor ouders van jeugdigen die in een justitiële jeugdinrichting verblijven zijn de aan het woord zijnde leden van mening dat deze opportuun is bezien tegen de achtergrond van de onderhouds- en verzorgingsplicht die ouders voor hun kinderen hebben. Deze ouders ontvangen immers ook een tegemoetkoming in de kosten voor deze kinderen. Zij achten het redelijk dat de onderhoudsplichtige ouders bijdragen in de kosten van het verblijf wanneer deze kosten voor rekening komen van de overheid en daarmee de belastingbetaler. Dit kan er ook aan bijdragen dat ouders zich meer rekenschap geven van de mogelijke gevolgen van crimineel gedrag van hun kinderen. Als vanzelfsprekend sluiten zij niet de ogen voor eventuele uitdagingen in de uitvoering. Zij zijn echter van mening dat deze niet opwegen tegen de positieve strekking van de wet en het krachtige signaal dat daar van uitgaat. Deze staan wat hen betreft dan ook niet aan een spoedige invoering van de wet in de weg. Ook de leden van de VVD-fractie zijn van oordeel dat het verplicht stellen van het betalen van een eigen bijdrage door gedetineerden geen zware negatieve gevolgen zou moeten hebben voor de resocialisatie van die gedetineerden of dat hun financiële positie van de gedetineerden zodanig wordt aangetast dat andere sociale problemen ontstaan. Daarom zijn zij verheugd te lezen dat het wetsvoorstel op verschillende manieren zorgt dat deze neveneffecten worden voorkomen. De aan het woord zijnde leden hebben nog enkele vragen dan wel opmerkingen bij het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben middels het regeerakkoord ingestemd met het voornemen om eigen bijdragen te gaan vragen aan veroordeelden voor de kosten van het strafproces, slachtofferzorg en detentie. Ook kunnen deze leden zich vinden in het uitgangspunt dat niet alleen de belastingbetaler deze kosten moet dragen, maar dat ook de veroorzaker van die kosten daarop aangesproken kan worden. Deze leden hebben echter ook kennisgenomen van de breed gedragen bezwaren tegen het voorliggend wetsvoorstel bij de betrokken organisaties van rechters, advocaten, reclassering, bij wetenschappers en anderen. Zij delen de zorg die daar leeft dat het opleggen van eigen bijdragen zal leiden tot hogere schuldenlasten bij ex-gedetineerden en dat daardoor de resocialisatie geschaad wordt. Daardoor zouden de eigen bijdragen naar de mening van velen, het risico met zich meebrengen dat daardoor meer ex-gedetineerden gaan recidiveren, wat uiteindelijk voor zowel de veiligheid als ook in financiële zin contraproductief zou zijn. Voornoemde leden komen in het onderstaande op deze punten uitgebreider terug.
Overigens vragen de aan het woord zijnde leden waarom gezien de grote samenhang in de aard van de maatregelen en de doelstellingen van het voorliggend wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (Kamerstuk 34067, hierna: het wetsvoorstel eigen bijdrage kosten strafvordering en slachtofferzorg), beide wetsvoorstellen niet als één wetsvoorstel zijn ingediend. Dit mede gelet op het feit dat beide wetsvoorstellen financiële gevolgen hebben voor deels dezelfde doelgroep van tot gevangenisstraffen veroordeelde delinquenten, hun draagkracht, de opbouw van schulden en de gevolgen daarvan voor hun resocialisatie.
De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Ze hebben dan ook veel vragen en opmerkingen, die een aanvulling zijn op de vragen en opmerkingen naar aanleiding van het wetsvoorstel eigen bijdrage kosten strafvordering en slachtofferzorg. Deze leden zien op pagina 14 en 15 van het onderzoek van de Hogeschool Utrecht («Gevangen in Schuld», d.d. 2 juli 2014) een lijst staan met literatuur over de relatie tussen schulden en criminaliteit. Wat is de reactie hierop van de regering? Baart deze lijst haar geen zorgen als het gaat om de gevolgen van de eigen bijdrage? Is de regering bereid om het door Hogeschool Utrecht aanbevolen gedegen onderzoek naar de directe, indirecte en interfererende relaties tussen schulden recidive te laten verrichten? Zo nee, waarom niet?
Voornoemde leden zijn benieuwd naar de reactie van de regering op het feit dat vrijwel alle genodigden zich tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over de eigen bijdrage voor veroordeelden op 18 december 2014 in meer of mindere mate hebben uitgesproken tegen onderhavig wetsvoorstel en zorgen hebben geuit over de resocialisatie en recidive.
Voor de aan het woord zijnde leden wordt uit de impactanalyse van Significant duidelijk dat de taakstelling van 60 miljoen euro er nog voor het wetsvoorstel was. Dit betekent dus dat de eigen bijdrage van 16 euro zo is berekend dat deze bezuiniging kan worden binnengehaald. Of is de 16 euro op een andere manier berekend? In de impactanalyse van Significant is voorts geen rekening gehouden met verschillende effecten. Op welke manier zal de regering deze wel in de gaten kunnen houden?
De leden van de CDA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.
Zij kunnen zeker begrip opbrengen voor het principiële gevoel dat ten grondslag ligt aan onderhavig wetsvoorstel. Veroordeelden zouden deels verantwoordelijk gesteld moeten worden voor de kosten die uit de door hun strafbaar gestelde handelingen voortvloeien, tot aan de verblijfskosten van detentie aan toe. Dit begrip vertaalt zich voor deze leden evenwel niet automatisch in enthousiasme voor onderhavig wetsvoorstel. Voornoemde leden vragen in dit kader of in het vertalen van kosten naar de dader niet zozeer aan de achterkant van het strafproces maar juist aan de voorkant nog veel stappen gezet kunnen worden. Deze leden denken dan aan schadevergoedingen aan slachtoffers en nabestaanden alsmede vorderingen als het gaat om de zogeheten Plukze-wetgeving. De aan het woord zijnde leden vernemen hierop graag een reactie van de regering.
De leden van de CDA-fractie lezen dat onderhavig wetsvoorstel een besparing 7 miljoen euro beoogt te realiseren. Deze leden vragen welke betekenis zij eraan moeten hechten dat de regering geen impactanalyse heeft laten uitvoeren naar de vraag of en zo ja, wat redelijk en haalbaar is qua eigen bijdrage van veroordeelden maar een impactanalyse heeft laten uitvoeren naar de vraag met welke bijdrage bovengenoemde bezuiniging kan worden gehaald.
Voornoemde leden hebben voorts hun zorgen over de mogelijk ongewenste effecten op de recidivekansen van veroordeelden. Zij hebben dan ook nog enkele vragen.
De aan het woord zijnde leden vragen welke veranderde omstandigheden er sinds de beslissing in 2008 van de regering om niet over te gaan op een doorberekening van de kosten voor detentie, zijn opgetreden in de samenleving dat de regering nu wel de noodzaak ziet om een dergelijke regeling op te stellen.
Voornoemde leden vragen welk gevolg het volgens de regering voor de beoordeling van onderhavig wetsvoorstel heeft (door adviesorganen en het parlement), dat in de impactanalyse niet is uitgegaan van het bedrag voor eigen verblijf zoals in het onderhavig wetsvoorstel wordt voorgesteld (16 euro) maar uitgegaan is van het bedrag dat in het regeerakkoord wordt vermeld (12,50 euro). Deze leden vragen de regering waarom geen vervolgonderzoek is ingesteld naar de verandering van het inningspercentage als gevolg van deze hogere bijdrage, zoals ook aangegeven door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre zij op basis van de binnengekomen adviezen heeft overwogen onderhavig voorstel aan te passen of in te trekken. Immers, is het niet van belang dat in de (rechts)praktijk en bij ketenpartners steun is voor hetgeen wordt voorgesteld? In het eerder genoemde rondetafelgesprek over de eigen bijdrage in het strafrecht in de Tweede Kamer viel het deze leden op dat enkel de vertegenwoordiger van DJI gematigd positief was over onderhavig wetsvoorstel. Opvallend vonden deze leden echter wel zijn uitspraak dat onderhavig wetsvoorstel geen «excentrieke» waarde bevat. Deze leden vragen de regering om een reactie hierop. De aan het woord zijnde leden constateren dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Reclassering Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) zeer kritisch gereageerd hebben op onderhavig wetsvoorstel. Waaruit put de regering steun voor onderliggende voorstel en welke betekenis moet bij gebrek hieraan worden toegekend aan een adequate uitwerking in de praktijk van onderhavig wetsvoorstel? De aan het woord zijnde leden vragen of de regering heeft overwogen ten aanzien van onderhavig wetsvoorstel dezelfde argumentatie toe te passen om het voorstel aan te passen, zoals gehanteerd in het thans bij de Kamer voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden (Kamerstuk 34 082). In het nader rapport stelt de regering dat gelet op de stellige voorkeur van de meerderheid van de adviesorganen en het oordeel van de Afdeling advisering van de Raad van State het niet zinvol lijkt in de huidige situatie de praktijk met deze nieuwe figuur voor welke klaarblijkelijk weinig draagvlak bestaat, te belasten. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen ten aanzien van de besluitvorming door de regering over onderhavig wetsvoorstel?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van mening is dat van onderhavig wetsvoorstel een afschrikwekkende werking uitgaat. Is dat een beoogd effect van onderhavig wetsvoorstel of zou dat een neveneffect kunnen zijn? Deze leden vragen waarom de regering de in het regeerakkoord aangekondigde bijdrage van 12,50 euro per dag met een maximale duur van zes maanden in onderhavig wetsvoorstel heeft omgezet in een bijdrage van 16,60 uur per dag met een maximale duur van twee maanden.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Voornoemde leden lezen dat voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties, in het bijzonder het verblijf in een justitiële inrichting, hoge kosten worden gemaakt. Hoe hoog zijn deze kosten precies? Wat is het verschil in kosten voor de staat tussen een gedetineerde die wel en een gedetineerde die geen eigen bijdrage betaalt? Kunnen deze worden uitgesplitst naar kortgestraften en langgestraften?
De leden van de PVV-fractie lezen dat de regering hoopt met bovengenoemd wetsvoorstel 7 miljoen euro aan netto opbrengsten te realiseren. Kan het bedrag van 7 miljoen euro nader worden onderbouwd? Waar is dit op gebaseerd? Waarom is er voor gekozen om geen eigen bijdrage te heffen over de verpleging en behandeling van tbs’ers? Waarom is er met betrekking tot de eigen bijdrage van tbs’ers voor gekozen om van het maximumbedrag de bijdrage die verschuldigd is op grond van een uitgezeten detentie af te trekken? Wat is de achterliggende gedachte van een maximumbijdrage? Waarom is de maximumbijdrage vastgesteld op 11.860 euro?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Alhoewel het idee sympathiek lijkt dat degene die kosten veroorzaakt, deze ook betaalt, roept het voorstel bij deze leden vragen op over de uitvoerbaarheid en financiële haalbaarheid.
Hoe verhoudt het wetsvoorstel zich tot het principiële kabinetsstandpunt zoals in 2008 door de toenmalig Staatssecretaris van Justitie Albayrak werd verwoord dat voor de invoering van een eigenbijdrageregeling geen toereikende rechtvaardiging bestaat en zodoende geen aanleiding bestaat om van dit principiële uitgangspunt af te wijken? Welke concrete aanleiding ziet de regering om in tegenstelling tot eerdere kabinetsstandpunten nu wel een eigen bijdrage in te voeren?
De aan het woord zijnde leden wijzen er net als de verschillende geraadpleegde adviesorganen op, dat veroordeelden vaak al schulden hebben, geen of wisselend werk en een deel heeft een verstandelijke beperking. De regering meent dat de doelgroep van het wetsvoorstel niet gelijk te stellen is met de gedetineerdenpopulatie omdat in veel gevallen geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd. Om wat voor type veroordeelden gaat het volgens de regering dan wel? Uit welke gegevens blijkt dat kortgestraften en voorwaardelijk gestraften in vergelijking met de gedetineerdenpopulatie minder schuld, minder verslavingsproblematiek en in mindere mate een verstandelijke beperking hebben?
De leden van de D66-fractie merken op dat het hebben van schulden wordt beschouwd als criminogene factor, maar de regering meent dat niet gegeven is dat het hebben van schulden ook criminaliteit veroorzaakt. Op grond van welke gegevens of onderzoek meent de regering dat die stellingname houdbaar is voor de doelgroep die zij met haar wetsvoorstel beoogt? In welke mate verwacht de regering dat de doelgroep van het wetsvoorstel reeds minvermogend dan wel specifieke problematiek heeft dat het innen van een eigen bijdrage risicovol maakt voor recidive?
Een veroordeelde wordt veroordeeld in een bijdrage aan de kosten van het proces en voor eventueel verblijf in een penitentiaire inrichting. Betekent dit dat er sprake is van een stapeling van bijdragen? Welke limiet wordt hierbij gehanteerd? Worden beide bedragen pas na de uitgezeten gevangenisstraf geïnd of kan de bijdrage aan het strafproces reeds eerder worden verhaald op de veroordeelde?
De leden van de SGP-fractie vinden het uitgangspunt van het voorliggende wetsvoorstel in principe positief. Voor zover gedetineerden ertoe in staat zijn, is het goed dat er van hen een eigen bijdrage in de kosten van detentie wordt gevraagd. Wel zien zij een aantal belemmeringen die de uitvoering mogelijk bemoeilijken. Zij hebben daarom diverse vragen over dit wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat ook tbs’ers een eigen bijdrage moeten gaan betalen. Aangezien de maximum eigen bijdrage voor tbs’ers op 11.860 euro wordt vastgesteld en de meeste tbs’ers ook een gevangenisstraf moeten ondergaan, zullen tbs’ers die ook een gevangenisstraf ondergaan, doorgaans geen eigen bijdrage vanwege hun tbs meer hoeven te betalen. Deze leden vragen echter waarom tbs’ers die geen of een korte gevangenisstraf hebben ondergaan toch een eigen bijdrage zouden betalen?
De leden van de CDA-fractie vragen of en in hoeverre van onderhavig wetsvoorstel zijn uitgesloten veroordeelden die berecht zijn volgens het adolescentenstrafrecht alsmede jeugdigen die volgens het volwassenrecht worden berecht.
Deze leden vragen naar de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel dat erin zal voorzien dat het regime voor vreemdelingenbewaring uit de Penitentiaire beginselenwet wordt gehaald en ook of het wenselijk is dat dit wetsvoorstel qua inwerkingtreding parallel loopt met onderhavig wetsvoorstel.
De aan het woord zijnde leden vragen de regering voorts waarom zij ervoor heeft gekozen de door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) drie overige aangestipte discrepanties niet over te nemen in het voorgestelde artikel 7b. De eerste uitzondering voor een ouderbijdrage die niet is overgenomen betreft de bepaling ten aanzien van de crisisplaatsing, zoals deze thans is opgenomen in het huidige artikel 8.2.1, tweede lid, sub c, van de Jeugdwet. Is het uitgesloten dat de strafrechter een jeugdige uit huis plaatst voor een vergelijkbare termijn en indien dat niet het geval is, waarom is dan niet gekozen deze uitzondering over te nemen? De tweede discrepantie betreft de uitzondering voor de ouder die een door de rechter vastgesteld bedrag aan alimentatie betaalt en de derde is het geval waarin het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen de verschuldigde ouderbijdrage buiteninvordering kan stellen. De leden van de CDA-fractie vernemen op deze drie punten graag een reactie.
Voornoemde leden vragen de regering voorts een overzicht te geven van alle uitzonderingsgronden die verschuldigd zijn van een ouderbijdrage zoals deze krachtens het voorgestelde artikel 7b, zesde lid, sub d, van de Penitentiaire beginselenwet, in de algemene maatregel van bestuur (amvb) zullen worden opgenomen.
De aan het woord zijnde leden merken op dat de regering aangeeft dat driekwart van de gedetineerden bij aanvang en ongeveer 60% bij ontslag uit detentie een inkomen heeft. Kan de regering een inschatting geven van hoeveel procent van deze groep gedetineerden die bij aanvang en bij ontslag beschikt over een inkomen dat volledig bestaat uit een bijstandsuitkering? In het rondetafelgesprek over de eigen bijdrage in het strafrecht op 18 december 2014 in de Tweede Kamer werd door professor dr. mr. Moerings aangegeven dat dit ongeveer een derde van deze groep betreft. Graag vernemen deze leden hierop een reactie van de regering
De leden van de SGP-fractie merken op dat er ook een eigen bijdrage gevraagd kan worden van tbs’ers. Deze leden zouden graag specifiekere informatie ontvangen over de samenloop tussen tbs en de opgelegde straf. Kan worden aangegeven welk deel van de personen die ter beschikking gesteld worden ook al een gevangenisstraf van meer dan twee jaar heeft uitgezeten? Ook vragen zij in hoeveel gevallen er sprake is van alleen tbs, zonder gevangenisstraf.
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat er op 18 december 2014 een rondetafelgesprek is gevoerd in de Tweede Kamer met diverse belanghebbenden en personen uit de praktijk die met het wetsvoorstel van doen zullen krijgen. Het wetsvoorstel werd in zijn algemeenheid als billijk en sympathiek gekwalificeerd. Wel werd gewezen op de veelal hoge schuldenlast van veel veroordeelden die verergerd zou kunnen worden door het betalen van de voorgestelde eigen bijdrage. Dit zou consequenties kunnen hebben voor de resocialisatie van gedetineerden. Ten aanzien daarvan wordt in de memorie van toelichting vermeld dat bij de oplegging van de bijdrage een standaardbetalingsregeling zal worden aangeboden. Deze leden vragen waaruit deze regeling bestaat. Denkt de regering dat met deze standaardbetalingsregeling wordt voorkomen dat gedetineerden in zijn geheel niet in staat zijn de voorgestelde eigen bijdrage te betalen? Daarnaast wordt een individuele betalingsregeling voorgesteld. Welke voorwaarden zijn aan deze individuele betalingsregeling verbonden? Hoe zal deze regeling worden vormgegeven? Heeft dit negatieve netto-effecten voor de verwachte te behalen opbrengst van de maatregel? Zo ja, kan een inschatting worden gegeven waaruit deze bestaan en op welke wijze deze zullen worden opgevangen? Op welke wijze wordt er voor gezorgd dat de betrokkene voldoende middelen van bestaan overhoudt na de uitgezeten detentieperiode, zodat daadwerkelijk aan het opbouwen van een eerwaardig bestaan kan worden begonnen? In dit kader pleiten de aan het woord zijnde leden ook voor het uitbreiden van het aantal uren die gedetineerden tijdens hun detentie kunnen werken. Met het werken van 40 uur in de week kunnen meer financiële middelen worden verworven waarmee de voorgestelde eigen bijdrage kan worden voldaan. Daarnaast heeft het als voordeel dat men wordt voorbereid op een volwaardig werkzaam leven na de detentieperiode. Hoe kijkt de regering hier tegen aan? Ziet zij hier ook de voordelen van in? Is zij bereid dit mogelijk te maken? In dit verband verwijzen de aan het woord zijnde leden graag naar de motie-Van der Steur/Marcouch (Kamerstuk 24 587, nr. 515).
De leden van de PvdA-fractie lezen dat bij amvb de eigen bijdrage zal worden vastgesteld op 16 euro per dag en dat die maximaal gedurende twee jaar geheven kan worden. Dat kan resulteren in een maximale eigen bijdrage van bijna 12.000 euro. In het regeerakkoord is echter sprake van een eigen bijdrage van (indicatief) 12,50 euro per dag met een maximum van 6 maanden. Deze leden vinden de verschillen tussen het voorliggende wetsvoorstel en het regeerakkoord substantieel en relevant. Relevant in de zin van de met een hogere eigen bijdrage per dag die bovendien over een vier keer zo lange periode opgelegd kan worden waardoor de gedetineerde die dat niet kan betalen geconfronteerd gaat worden met een schuld van bijna 12.000 euro. Uit het onderzoek van Bureau Significant blijkt bovendien dat het inningspercentage van deze eigen bijdrage van 12 euro per dag gedurende 6 maanden waarschijnlijk rond de 22% zal liggen, maar mogelijk ook slechts 12% kan zijn. In dat onderzoek staat ook dat een hogere en langere eigen bijdrage zoals genoemd in het voorliggend wetsvoorstel naar alle waarschijnlijkheid tot lagere inningspercentages zal leiden, mogelijk zelfs nog minder dan 12%. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het hebben van schulden een criminogene factor is, hetgeen ook blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Zij vragen mede daarom of het heffen van hogere en langere eigen bijdragen dan in het regeerakkoord is afgesproken gezien het te verwachten lagere inningspercentage wel effectief is als het gaat om het behalen van de financiële doelstelling en of het niet bijdraagt aan een hogere recidive en daarbij ook hogere maatschappelijke en financiële lasten. Kan de regering aangeven waarom er in het wetsvoorstel gekozen is voor de genoemde eigen bijdrage en waarom daarbij afgeweken is van het regeerakkoord? Kan daarbij tevens uitgebreid in worden gegaan op de te verwachten negatieve maatschappelijke en financiële gevolgen?
Zoals de leden van de PvdA-fractie al in de inleiding van hun inbreng naar voren hebben gebracht, vrezen zij dat als gedetineerden met hoge schulden uit de cel zouden komen, dit nadelig voor hun resocialisatie kan gaan uitwerken. Is er onderzoek gedaan naar het verband tussen schulden en een hoger risico op recidive? Zo ja, wat waren de conclusies van die onderzoeken? Zo nee, acht de regering het dan net als deze leden niet zeer relevant om te weten dat het heffen van een eigen bijdrage niet de resocialisatie van ex-gedetineerden schaadt? Deelt de regering de mening dat uitzichtloze hoge schulden naast een vaak gering inkomen van de ex-gedetineerde de kans op recidive vergroot? Zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan voor de veiligheid en hoe verhouden de opbrengst van de eigen bijdrage zich tot de financiële kosten die recidive met zich meebrengt voor burgers, bedrijfsleven en de overheid?
De aan het woord zijnde leden lezen dat ongeveer driekwart van de gedetineerden een schuld heeft en dat 60% bij het verlaten van de gevangenis een inkomen heeft. Zij lezen ook dat voor veel gedetineerden de schuldenproblematiek en het hebben van eigen inkomen na detentie tot relatief weinig problemen zou hoeven te leiden. De zorgen van deze leden gaan echter vooral uit naar de groep die geen eigen inkomen had en ook niet na detentie gaat krijgen en die bovendien vanwege de eigen bijdrage die zij tijdens hun detentie niet konden betalen, geconfronteerd wordt met meer schulden dan zij al hadden. Kan de regering specifiek ingaan op de risico’s voor recidive bij de groep ex-gedetineerden die geen baan maar wel schulden hebben? Zo lezen voornoemde leden in een brief van Reclassering Nederland dat 60% van de cliënten van Reclassering Nederland geen of wisselend werk heeft, 20% van de cliënten een (licht) verstandelijke handicap heeft, leven van minimale inkomsten en een aflossingscapaciteit heeft die zo gering is dat aflossing van de eigen bijdrage in die gevallen een levenslange schuldenlast betekent. Kan de regering hier nader op ingaan? Is het door Reclassering Nederlands gestelde waar? Zo ja, wat betekent dat voor de kans op succesvolle re-integratie? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kennis heeft genomen van het rapport van de Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) van 1 december 2014 waaruit blijkt dat cliënten van SVG vaak met hoge schuldenlasten zitten en dat schulden het recidiverisico vergroten? Zo ja, deelt zij dan ook de mening dat hogere schulden het recidiverisico verder vergroten?
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering kan ingaan op de passage in het onderzoek van professor mr. Tak over de bijdrage die in Duitsland wordt gevraagd aan gedetineerden voor hun verblijf in een gevangenis en dan met name de kritiek die er in Duitsland is op deze eigenbijdrage voor detentie? De kritiek lijkt zich volgens professor mr. Tak vooral te richten op het feit dat deze eigen bijdrage slecht zou zijn voor de resocialisering van de veroordeelde. Om die reden wordt al vele jaren in een aantal deelstaten, waaronder Baden-Württemberg, afgezien van de inning van de kosten voor de vrijheidsbeneming. Ook in Nordrhein-Westfalen is tot aan de nieuwe regeling van de Haftkostenrecht bepaald dat de ambtenaar die belast is met de inning van de kosten daarvan niet alleen afziet als de veroordeelde niet in staat is die kosten te betalen, maar ook als de betaling contraproductief zou zijn voor diens resocialisering. Hoe beziet de regering deze kritiek in het licht van haar eigen voorstellen? In Duitsland hoeven gedetineerden die niet over eigen inkomen beschikken de eigen bijdrage niet te betalen. Waarom stelt de regering dit niet ook voor in haar eigen wetsvoorstel? Verder bestaat er in Duitsland blijkbaar de mogelijkheid om de eigen bijdrage niet te innen als dat naar de mening van een ambtenaar de resocialisatie in gevaar brengt. Kan de regering een dergelijke regeling – al dan niet ter beoordeling van een ambtenaar – ook in haar wetsvoorstel opnemen? Zo ja, hoe gaat zij dat doen? Zo nee, waarom niet? Hoe oordeelt de regering over het feit dat in veel Amerikaanse staten wel de mogelijkheid tot het opleggen van een eigen bijdrage voor detentie bestaat, maar er in de praktijk vaak geen gebruik van die mogelijkheid wordt gemaakt (zie: S. Meijer, «Pay-to-stay: over de eigen bijdrage van gedetineerden aan de detentie», In: Sanctie (2014) 3: 158–166). In hoeverre zijn gedetineerden zonder inkomen in Nederland in staat om in detentie zelf inkomen te genereren? Welke mogelijkheden hebben Nederlandse gedetineerden om in detentie te werken? Hoe verhouden die mogelijkheden zich tot het werken in detentie in andere EU-lidstaten? Acht de regering het mogelijk om het werken in of vanuit detentie in Nederland te verruimen? Zo ja, hoe gaat zij dat doen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat er wel rekening kan worden gehouden met de inkomens- en vermogenspositie van veroordeelden, maar dat dat dat pas aan de orde kan komen op het moment dat de eigen bijdragen geïnd moeten worden en er een betalingsregeling kan worden afgesproken. Begrijpen deze leden dat goed?
Voornoemde leden vragen waaruit in de praktijk de voorwaarden bestaan op grond waarvan de Minister van Veiligheid en Justitie kan meewerken aan een minnelijk akkoord voor het innen van schulden die op basis van de eigen bijdrage (mede) zijn ontstaan? Deze leden lezen in het voorgestelde artikel 592e Sv dat in het kader van een schuldregeling de Minister kan besluiten van (gedeeltelijke) inning af te zien. Dat kan onder andere als redelijkerwijs te voorzien is dat de bijdrageplichtige niet zal kunnen voortgaan met betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Betekent dit dat als een ex-gedetineerde zijn door de eigen bijdrage opgebouwde schuld niet kan betalen, de Minister dan kan overwegen van (gedeeltelijke) inning van die schuld af te zien? Begrijpen deze leden dat hiermee de Minister achteraf zelf als het ware een draagkrachttoets kan gaan doen? Voorts lezen deze leden dat in een ministeriële regeling nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie zou in het kader van het meewerken door de Minister aan een schuldregeling het belang van resocialisatie en het voorkomen van recidive ruim voor het belang van het innen van de eigen bijdrage moeten komen te staan. Deze leden lezen echter in de memorie van toelichting dat het meewerken aan een minnelijk akkoord vooral voort lijkt te komen uit de verwachting dat op die manier een hoger bedrag kan worden geïnd dan wanneer het tot schuldsanering op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen komt. Kan de regering in de genoemde ministeriële regeling waarborgen dat het voorkomen recidive als belangrijkste criterium wordt gehanteerd door daarin van coulance uit te gaan? Waarom moet volledige betaling het uitgangspunt zijn? En als het dat al zou moeten blijven, in hoeverre strookt dat met voorkomen dat de resocialisatie mislukt?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waar de dagelijkse bijdrage van 16 euro vandaan komt. Datzelfde geldt voor de maximumbijdrage van 11.680 euro. Deze bijdrage wordt pas geheven als het verblijf in de justitiële inrichting is afgelopen. Ex-gedetineerden worden dus met een hogere schuld weer naar huis gestuurd. Tijdens de detentie worden gedetineerden doorgaans geholpen of gestimuleerd om schulden af te lossen, maar aan het eind van de detentie zorgt de staat er alsnog voor dat veel van die moeite weer ongedaan wordt gemaakt. Vindt de regering dit niet onlogisch? Deze leden achten het in ieder geval in strijd met het resocialisatiebeginsel. Graag ontvangen zij hierop een reactie. In hoeverre wordt er bovendien rekening mee gehouden dat niet iedereen op dat moment (nog) een baan heeft dan wel een baan heeft gevonden? 87% van de ex-gedetineerden heeft volgens de regering zes maanden na detentie een inkomen. Wat wordt verstaan onder een inkomen?
De aan het woord zijnde leden merken op dat in het rapport van de Hogeschool Utrecht «Gevangen in Schuld» wordt gesproken over de schuldhulpverlening. Geconstateerd wordt dat reclasseringscliënten voor hun problemen niet terecht kunnen bij de reguliere schuldhulpverlening. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie erkent in de kabinetsreactie op het rapport dat de dienstverlening tekortschiet (Kamerstuk 24 515, nr. 299). Moet dat niet eerst goed geregeld worden voor we mensen dieper in de schulden steken? De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wil dit onder de aandacht brengen bij de VNG, maar dat hoeft niet. De VNG kaart dezelfde problematiek zelf al aan en geeft als voornaamste reden de bezuinigingen die gemeenten op hun dak krijgen en als reactie daarop hoge toelatingseisen stellen. Deze bezuinigingen zijn voornamelijk de schuld van deze regering. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kan het onder de aandacht brengen bij de gemeenten, maar volgens voornoemde leden heeft dat geen zin als hij niet de hand in eigen boezem steekt. Graag ontvangen zij hierop een reactie.
De aan het woord zijnde leden merken op dat als dit wetsvoorstel in werking zou treden voordat een goede toegang tot schuldhulpverlening is gegarandeerd, dat dit dan gevolgen heeft voor de doelgroep waar dit wetsvoorstel op ziet, net als voor een deel van het wetsvoorstel eigen bijdrage kosten strafvordering en slachtofferzorg. Eerdere aanmeldingen, verslavingen en een tekort aan vaardigheden kunnen namelijk redenen vormen om mensen de toegang tot schuldregelingen te ontzeggen. Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reactie hierop. Hoe zal worden voorkomen dat veroordeelden uitgesloten worden van schuldhulpverlening. Mede gezien in het licht van de opmerking van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat zij niet verstoken mogen worden van schuldsanering in verband mogelijkheden om te resocialiseren. Dit geldt immers ook voor schuldhulpverlening, zo vinden deze leden.
De leden van de SP-fractie constateren voorts dat een minnelijke schuldregeling kan worden verleend onder bepaalde voorwaarden. Kan er wat meer over deze voorwaarden worden verteld? Klopt het dat een dergelijke regeling kan worden verleend, maar dat dit niet verplicht is? Wanneer is dit wel het geval en wanneer niet? Wordt er ook gekeken naar de redenen dat iemand een eerdere schuldenregeling niet is nagekomen voordat hij of zij in de toekomst niet meer in aanmerking zal kunnen komen voor een nieuwe minnelijke schuldenregeling?
De aan het woord zijnde leden wijzen erop dat bijstand wordt stopgezet. Veel gedetineerden verliezen bovendien hun baan. Toch moeten gedetineerden huur en energie doorbetalen, verdienen zij na invoering van onderhavig wetsvoorstel in detentie hooguit 30 tot 40 euro per week en krijgen zij te maken met meerdere eigen bijdragen. Schulden lopen dus erg hard op met het risico dat gedetineerden en hun eventuele gezin ook een dak boven hun hoofd kan verliezen. Hoe kijkt de regering hiertegen aan? Voorts merken deze leden op dat 75% van de gedetineerden met schulden de cel in gaat. De gemiddelde schuldenlast is 23.000 euro. Op welke manier draagt een eigen bijdrage dan nog bij aan resocialisatie en is er geen strijd met het resocialisatiebeginsel?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de bijdrage aan de kosten van de eigen bijdrage ook (in)direct terugvloeien naar de beschikbare geldelijke middelen van de betreffende justitiële inrichtingen. Zij vragen of de regering kan bevestigen dat het inningspercentage ten aanzien van het bedrag voor eigen verblijf gemiddeld uitkomt op 22%, met een bandbreedte tussen de 12% en 32%, uitgaand van een bedrag van 12,50 euro. Hoe kwalificeert de regering deze percentages in relatie tot het doel dat onderhavig wetsvoorstel beoogt?
De aan het woord zijnde leden vragen ook wat het te verwachten inningspercentage is (met een bandbreedte) op basis van de in het wetsvoorstel voorgestelde bedrag van 16 euro. Kan de regering bevestigen dat het inningspercentage dan daalt, nog lager dan de ondergrens van 12%? Deze leden vragen of de regering zelf niet geschrokken is van de geschatte inningspercentages. Welke waarde heeft onderhavig wetsvoorstel volgens de regering op het moment dat in het allergunstige scenario bij een bedrag van 12,50 euro maximaal een derde kan worden geïnd en in het meest realistische scenario (bij het voorgestelde bedrag van 16,50 euro) 12% of minder?
De aan het woord zijnde leden vragen de regering aan te geven hoe zij uiteindelijk de hoogte het bedrag van 16 euro per dag heeft bepaald. Dit bedrag lijkt deze leden in elk geval niet gebaseerd op de impactanalyse, want hierin wordt aangegeven dat men uitgaat van het vastgestelde bedrag in het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de gevolgen die de optie van uitstel tot betaling heeft voor de gevolgen in het inningstraject in de praktijk. In de impactanalyse wordt aangegeven dat dit de betaling met enkele jaren kan vertragen. Kan de regering specificeren tot hoeveel jaar deze vertraging kan oplopen en welke gevolgen dit heeft voor het begrote bedrag dat de geschatte besparingen moeten opleveren? Op welke wijze wordt er door de betrokken instanties zorg voor gedragen dat uitstel niet tot afstel van betaling leidt?
Voornoemde leden vragen of en zo ja, welke mate van rechtvaardigheid voortvloeit uit het voornemen de bijdrage van gedetineerden aan hun eigen verblijf te beperken tot de maximale periode van twee jaar (maximale bijdrage is dan 11.860 euro). Betekent dit concreet dat iemand die bijvoorbeeld voor vernieling (artikel 350 Wetboek van Strafrecht (Sr)) een maximumstraf opgelegd heeft gekregen van twee jaar, dezelfde vergoeding moet betalen aan een iemand die wegens moord (artikel 289 Sr) 19 jaar gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen? Wat is de zienswijze van de regering in dit kader ten aanzien van de gedachte hoe langer een veroordeelde gedetineerd is, hoe meer hij ook dient te betalen voor de kosten die hieraan verbonden zijn?
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering de zinsnede nadat zijn sanctie ten uitvoer is gelegd juist interpreteren dat na afloop van de detentie en/of terbeschikkingstelling de veroordeelde een beschikking krijgt met daarin de hoogte van het te betalen bedrag (maximaal 11.860 euro). Deze leden vragen de regering of onderhavig wetsvoorstel uitsluit dat de gedetineerde al tijdens zijn detentie het bedrag (deels) terugbetaalt dat hij verschuldigd is. Als dat niet het geval is, vragen deze leden op welke wijze gewaarborgd wordt dat de gedetineerde het bedrag terug krijgt betaald dat hij achteraf gezien teveel heeft betaald tijdens detentie, bijvoorbeeld omdat hij vervroegd is vrijgelaten of omdat er sprake is van een herziening.
Deze leden vragen, als onderhavig wetsvoorstel het al tijdens detentie betalen niet uitsluit, op welke wijze de regering bevordert dat de gedetineerde al tijdens zijn detentie zoveel mogelijk zijn schulden aflost. Welke waarde hecht de regering aan de mogelijkheid van werken tijdens detentie en het effect hiervan dat middels de verdiensten hiervan al schulden kunnen worden afgelost? Voornoemde leden vragen ook of de regering eraan heeft gedacht werken in detentie als uitgangspunt te nemen voor het realiseren van (de voorgestelde) bezuinigingen en of zij de mening deelt dat dit voor alle betrokkenen een win-win situatie kan opleveren.
Deze leden vragen de regering voorts of middels het nieuw ingevoerde stelsel van degraderen/promoveren (Wijziging Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden) de mogelijkheden om schulden al tijdens detentie af te lossen zijn toegenomen of eerder lijken te zijn afgenomen ten opzichte van het systeem van de eerder geldende detentiefasering. Kan de regering aangeven welke verschillen in dat kader relevant zijn tussen deelname in het basisprogramma enerzijds en in het plusprogramma anderzijds?
Deze leden willen graag weten op welke wijze het regime voor arrestanten voorziet in (werk)mogelijkheden om al te beginnen met het aflossen van schulden. De regering heeft immers eerder aangegeven dat het regime voor arrestanten wel een beperkt dagprogramma van 28 uur per week kent, maar dat in dit dagprogramma geen arbeid wordt aangeboden gedurende een periode van 8 weken en dat er wel naar een zinvolle dagbesteding op cel wordt gestreefd. Graag vernemen deze leden een reactie hierop met betrekking tot de mogelijkheid voor deze veroordeelden om de kosten voor hun verblijf terug te verdienen middels arbeid.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook wat de stand van zaken is ten aanzien van het proces van kennisdeling en uitwisseling waarin best practices worden gecontinueerd, mede met het oog op een zo uniform mogelijke toepassing van het toetsingskader, in het kader van de (werk)mogelijkheden voor gedetineerden om zowel in het basis als plusprogramma al te beginnen met de aflossing van schulden.
Voornoemde leden vragen de regering wat de stand van zaken is ten aanzien van het aantal klachten in verband met het promoveren en degraderen, alsmede de 373 niet behandelde klachten naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3961).
De aan het woord zijnde vragen de regering aan te geven wat een gedetineerde in zowel het basisprogramma als zogeheten plusprogramma per week kan maximaal kan verdienen.
De RSJ geeft aan dat het om een bedrag van 15,20 euro per dag gaat. Dit bedrag kwam ook herhaaldelijk terug in de inbrengen van deskundigen tijdens het eerder genoemde rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Kan de regering dit bedrag bevestigen? Deze leden vragen hierin ook een onderscheid te maken naar gewone gedetineerden en terbeschikkinggestelden.
Voornoemde leden vragen hoe het (veronderstelde) bedrag wat een gedetineerde wekelijks kan verdienen zich verhoudt tot de voorgestelde bijdrage van 16 euro per dag en of zij de kwalificatie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak deelt dat dit eerste om een symbolisch bedrag gaat. Is de regering van mening dat dit zou betekenen dat een gedetineerde niet in staat is om zijn schulden tijdens detentie al af te lossen? Is de regering niet bevreesd dat de schulden tijdens detentie alleen maar zullen toenemen, in plaats van afnemen en kan zij dat cijfermatig onderbouwen op basis van de aangehaalde bedragen? De leden van de CDA-fractie vragen de regering in dit kader om een vergelijking met de situatie zoals die thans in Duitsland en Denemarken geldt. In hoeverre bestaat daar de mogelijkheid om middels werk schulden af te lossen (ook ten aanzien van een eigen bijdrage verblijf) en kan de regering daar een (financieel) overzicht van verschaffen? De leden van de CDA-fractie vragen in dit antwoord ook te verwerken een reactie op de opmerking van de RSJ dat in Duitsland alleen een bijdrage voor verblijf in detentie wordt gevraagd van gedetineerden die een arbeidsovereenkomst hebben op het moment dat zij in detentie komen en deze arbeidsovereenkomst na afloop van hun straf nog steeds hebben. Kan de regering ook ingaan op de opmerking van de NVvR dat in Denemarken gedetineerden een minimum(uur)loon krijgen? Voornoemde leden vragen in dit overzicht ook aan te geven op welke wijze kosten in verblijf worden doorberekend aan veroordeelden die niet of verminderd toerekeningsvatbaar zijn.
De leden van de PVV-fractie lezen dat de bijdrageplichtige zelf verplicht is om alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de inning van de bijdrage aan de uitvoeringsinstantie te verstrekken. Welke maatregelen worden genomen indien de bijdrageplichtige deze gegevens niet of niet volledig verstrekt?
Deze leden vragen of het het wetsvoorstel voorziet in een mogelijkheid dat gedetineerden die geld van buiten gestort krijgen op hun rekening hiervan (een deel van) hun eigen bijdrage betalen.
Voornoemde leden merken op dat de betaling van de eigen bijdrage door een gedetineerde zal plaatsvinden in de vorm van een beschikking. Deze beschikking zal worden verzonden na afloop van de detentie. Waarom wordt de vergoeding voor verblijf in een justitiële inrichting pas geïnd als de detentie is uitgezeten? Is het ook mogelijk dat een gedetineerde tijdens zijn detentie (een deel van) zijn eigen bijdrage voldoet? Waarom wordt de vermogensdaadkracht van een gedetineerde niet getoetst voor het moment dat hij/zij in een justitiële inrichting terecht komt? Waarom is er niet voor gekozen om periodiek, bijvoorbeeld elke maand, gedurende de detentie de eigen bijdrage te innen? Kan dit nader worden onderbouwd?
Waarom is niet voorzien in een regeling om een gedetineerde de opbrengsten van penitentiaire arbeid af laten dragen aan (een deel van) de eigen bijdrage van gedetineerde? Kan dit nader worden onderbouwd?
De leden van de PVV-fractie lezen in het wetsvoorstel niets over de eigen bijdrage voor levenslang gestraften. Op welke manier zullen levenslang gestraften een eigen bijdrage betalen of worden zij ontzien? Zo ja, op welke gronden? Geldt voor levenslang gestraften ook een maximumbedrag?
De leden van de D66-fractie merken op dat een maximale bijdrage van 11.860 euro geldt per detentieperiode. Hoe wordt omgegaan met de situatie van draaideurcriminelen die meermaals in detentie verblijven en een veelvoud van dat gestelde maximum opbouwen waarbij de verhaalsmogelijkheden vrijwel nihil zijn? Binnen zes weken nadat de factuur is ontvangen moet worden betaald anders volgt een aanmaning en wordt het bedrag verhoogd. Dit veronderstelt dat een gedetineerde na het uitzitten van zijn straf ook meteen een verblijfplaats heeft waar de factuur kan worden ontvangen. Hoe wordt de afwezigheid van een adres ondervangen? Binnen hoeveel tijd na vrijlating dient een gedetineerde zijn bijdrage aan verblijf in de penitentiaire inrichting te voldoen?
De leden van de D66-fractie merken op dat in de memorie van toelichting wordt gesteld dat ruim 70 procent van de gedetineerden bij aanvang van detentie een schuld heeft. Daar staat tegenover dat driekwart van de gedetineerden en ongeveer 60 procent bij ontslag uit detentie een inkomen heeft. Kan daaruit worden opgemaakt dat ondanks schulden de aanwezigheid van inkomen doorslaggevend is voor de regering bij het vaststellen van een eigen bijdrage? In hoeverre is schuldhulpverlening voor deze groep een reële mogelijkheid aangezien reclassering cliënten vaak te maken hebben met verslaving, psychische problematiek en beperkingen en andere onregelmatigheden die als contra-indicatie kunnen gelden? Worden nadere afspraken gemaakt met gemeenten over extra begeleiding en toegang tot gemeentelijke schuldhulpverlening nu de eigen bijdrageregelingen zoals voorgesteld de schuldenlast van veroordeelden en gedetineerden kan vergroten en de overheid straks kan worden beschouwd als een van de oorzaken van die extra schuldenlast?
Het wetsvoorstel heeft een maximum aan de eigen bijdrage gesteld van 11.860 euro. De leden van de SGP-fractie vinden dit begrijpelijk. Wel vragen zij of er nog een nadere onderbouwing van dit bedrag gegeven kan worden. Waarom is gekozen voor een periode van twee jaar?
Verder vragen deze leden waarom het totaalbedrag wel, maar het bedrag per dag niet in het wetsvoorstel is opgenomen. Is het niet logischer om beide bedragen in de wet zelf op te nemen? Waarom is dat niet gedaan?
Deze leden merken op dat als een gedetineerde niet tijdig voldoet aan zijn betalingsverplichting, er aanmaningen gestuurd kunnen worden. Voornoemde leden veronderstellen dat de kosten hiervan niet onder het in het wetsvoorstel genoemde maximum vallen. Is deze veronderstelling juist?
Een fors deel van de gedetineerden heeft schulden bij aanvang van de detentie. De regering stelt daar tegenover dat velen ook inkomen hebben. Kan er meer inzicht worden gegeven in het soort inkomen dat deze gedetineerden hebben en ook in de hoogte ervan? Hoe reëel is de verwachting dat de eigen bijdragen bij gedetineerden met (hoge) schulden inbaar zijn, zonder al teveel administratieve lasten?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de uitvoeringsinstantie de gegevens kan opvragen bij bijvoorbeeld de Belastingdienst. Deze leden vragen waar in het wetsvoorstel deze bevoegdheid is vastgelegd. Artikel 7e, tweede lid, geldt toch alleen voor jeugdinrichtingen? Wat wordt bedoeld met de in te dienen nota van wijziging? Welk wetsvoorstel wordt hierdoor gewijzigd?
Op diverse plaatsen stelt de regering dat de factuur pas na afloop van de detentie wordt verstuurd. Waarom wordt dit uitgangspunt niet in de wet zelf vastgelegd?
De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de impactanalyse «Bijdrageregelingen veroordeelden» van Significant en van de Uitvoeringstoets van het CAK. Deze leden vragen of en zo ja, in hoeverre er in de impactanalyse rekening is gehouden met het feit dat het hebben van schulden de recidive bevordert? Zo het uitgangspunt van de impactanalyse en uitvoeringstoets dat de beoogde jaarlijkse 65 miljoen euro daadwerkelijk geïnd kan gaan worden al juist is, zijn deze leden van mening dat dit uitgangspunt van betrekkelijk weinig waarde is als niet ook de (financiële) impact van hogere recidive kan worden ingeschat. Zouden de kosten ten gevolge van recidive voor de gehele justitiële keten door beide wetsvoorstellen over de eigen bijdragen gaan toenemen, dan is het wellicht ook niet uit te sluiten dat de beoogde 60 miljoen netto niet wordt behaald. Kan de regering alsnog hierop en op de impact van schulden op recidive en daarmee indirect op de doelstelling van 60 miljoen euro netto ingaan? De leden van de PvdA-fractie zouden graag aanvullend onderzoek naar deze impact willen zien.
Voornoemde leden vragen wat de jaarlijkse opbrengst voor de schatkist zal zijn van een eigen bijdrage van 12,50 euro per dag gedurende maximaal 6 maanden, daarbij mede rekening gehouden dat bij hogere en langduriger eigen bijdrage het inningspercentage zal teruglopen? Wat is het verschil in opbrengst met de opbrengst op basis van de bedragen en termijnen uit het wetsvoorstel?
De aan het woord zijnde leden lezen dat in de impactanalyse geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat veroordeelden naar de rechter zullen stappen om zich tegen de betaling van de eigen bijdrage te verzetten noch rekening is gehouden met veroordeelden die gaan procederen als de Minister niet wil meewerken aan een minnelijke schikking. Bureau Significant vanwege de onvoorspelbaarheid van een dergelijk effect de kosten daarvan blijkbaar niet kan doorrekenen, zijn dit naar de mening van de NOvA en de aan het woord zijnde leden wel degelijk reële kosten die de netto-opbrengst van de eigen bijdragen onder druk kunnen zetten. Kan de regering hier nader op ingaan en alsnog indicatief een orde van grootte van dit effect aangeven?
De leden van de SP-fractie willen weten of er extra werk komt voor gemeenten, nazorg en reclassering aangezien cliënten met hogere schulden opgezadeld worden.
In reactie op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State lezen deze leden dat 4% van de gedetineerden langer vastzit dan drie jaar. Hoeveel procent zit nog vast na twee jaar? Is er meer bekend over de inkomenspositie van de kortgestraften? Om wat voor mensen gaat het? Daklozen, verslaafden, werklozen, werkenden?
Voornoemde leden constateren dat veel zaken nog niet duidelijk zijn en niet onderzocht zijn of kunnen worden. Zij noemen daarbij de hoeveelheid extra procedures en dus werklast voor de rechterlijke macht, het recidiverisico en het extra beroep op sociale voorzieningen en de gemeentelijke schuldhulpverlening. Al deze onderdelen zijn van groot belang om te kunnen constateren of een dergelijke eigen bijdrageregeling verstandig is of niet. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie. Gaat er toch getracht worden om onderzoek te doen voordat de wet wordt behandeld?
De aan het woord zijnde leden zijn benieuwd naar de reactie van de regering op de conclusie van Significant dat de opbrengst van de eigen bijdrage voor verblijf nog niet duidelijk kan worden gemaakt. De netto-opbrengsten kunnen zelfs een verlies vormen van een miljoen. Wat is de reden dat de regering ondanks deze conclusie het wetsvoorstel toch wil uitvoeren?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering vanaf welke datum in 2015 de besparingen zijn ingeboekt die voortvloeien uit onderhavig wetsvoorstel. Deze leden vragen ook naar de verwachte ingangsdatum van onderhavig wetsvoorstel. Zij vragen in beantwoording op bovenstaande antwoorden tevens mee te nemen de door het CAK gestelde randvoorwaarde dat uiterlijk negen maanden voor ingangsdatum het CAK de opdracht tot uitvoering dient te ontvangen. Deze leden vragen wat de gevolgen zijn voor de inwerkingtreding op het moment dat deze randvoorwaarde niet wordt vervuld.
De aan het woord zijnde leden vragen hoe een eventuele verlate inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel zich verhoudt tot de ingeboekte besparing voor 2015 van 37 miljoen euro. Kan de regering in dit antwoord de werking van de geschetste aanloopperiode ten aanzien van de opbrengsten in de impactanalyse verwerken?
Voornoemde leden vragen de regering naar de kosten die tot nu toe zijn gemaakt in verband met het opstellen van onderhavig wetsvoorstel, onder meer op het departement maar ook de kosten in verband met de door Significant opgestelde impactanalyse alsmede de uitvoeringstoets door het CAK.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de verhoging van de kosten die de VNG verwacht te maken ten aanzien van de doelgroep die een beroep gaat doen op de bijstand, bijzondere bijstand en de schuldhulpverlening. Erkent de regering dat gemeenten als gevolg van onderhavig wetsvoorstel waarschijnlijk een grotere kostenpost heeft ten aanzien van deze doelgroep? Op welke wijze houdt de regering hier rekening mee in onderhavig wetsvoorstel?
De aan het woord zijnde leden vragen de regering of zij de stellingname van de Afdeling advisering van de Raad van State kan bevestigen dat de aanloopverliezen de eerste jaren na invoering van de eigen bijdragen (tot 2017) oplopen tot een bedrag van 34 miljoen euro. Waar kunnen deze leden deze financiële last voor de overheid terugvinden?
Voornoemde leden vragen hoe de regering de overeenstemming in de adviezen beoordeelt dat onderhavig wetsvoorstel wel eens duurder voor de overheid kan uitpakken dan de geschatte opbrengsten. Zij vragen of alleen al deze breed gedeelde vrees reden is hier nader onderzoek naar te (laten) doen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom in de impactanalyse niet is meegenomen eventuele gedragsreacties in de keten, eventuele bijkomende kosten en tweede of meerdere orde effecten, alsmede investeringen en projectenkosten om de bijdrageregelingen te implementeren. Deze leden vragen de regering om ten aanzien van een ieder van deze punten alsnog een inschatting te maken van de verwachte kosten en effecten op onderhavig wetsvoorstel.
Ten aanzien van de inningspercentages, verwijzen voornoemde leden -fractie naar de eerder gestelde vragen hierover onder het kopje «Inning». Deze leden voegen daar op dit punt nog wel de vraag aan toe of uitgaande van een inningspercentage voor eigen bijdrage aan het verblijf van 12%, de regering volgens de impactanalyse kan bevestigen dat de theoretische netto-opbrengst hiervan circa 4 miljoen euro bedraagt. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij deze opbrengst ziet in relatie tot de kosten die met het innen van de bijdrageregelingen gemoeid zijn, te weten 4 miljoen euro.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of wanneer blijkt (bijvoorbeeld als gevolg van een vervolgonderzoek) dat het inningspercentage de 0% nadert, dat de regering dan het bedrag opnieuw aangepast. Afgaande op de impactanalyse zal bij het naderen van dat percentage geen opbrengst worden gerealiseerd maar een verliespost van 1 miljoen euro. Deze leden vragen of de regering dit scenario realistisch acht.
De aan het woord zijnde leden vragen de regering hoe zij het risico beoordeelt dat als gevolg van onderhavig wetsvoorstel extra juridisering zal optreden omdat behalve het instellen van een bezwaarprocedure, vervolgens ook beroep tegen de beslissing mogelijk is bij de bestuursrechter op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Deze leden vragen de regering of zij de percentages onderschrijft die het CAK in dit kader heeft geschetst dat in 0,75% van de gevallen bezwaar zal worden gemaakt, waarvan 5,5% leidt tot een beroep. Deze leden vragen om een onderbouwing van deze percentages. Zij vragen de regering hierin ook te betrekken de verwachting van de Rvdr van een jaarlijkse instroom van 1600 zaken voor de raadkamer en een structurele werklasttoename van jaarlijks 300.000 euro. Voornoemde leden vragen de regering of deze werklasttoename wordt opgevangen binnen de begroting voor de rechtspraak of dat de regering hiertoe extra middelen ter beschikking stelt.
De leden van de D66-fractie merken op dat deze eigen bijdrage 7 miljoen euro opleveren. Welke aanloopverliezen verwacht de regering in de eerste jaren en hoe worden die ondervangen in de begroting?
De leden van de SGP-fractie merken op dat de verwachte netto-opbrengst ongeveer 7 miljoen euro bedraagt. Deze leden vragen om een nadere onderbouwing van dit bedrag. Wat zijn de verwachte brutoinkomsten en de hoogte van de uitvoeringslasten? Zijn er uit andere landen ervaringen te geven met de hoogte en de effectiviteit hiervan?
De leden van de VVD-fractie hebben een rechtsvergelijkend rapport van professor mr. Tak over de voorgestelde eigen bijdrage bestudeerd («Kostenveroordeling in strafzaken. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de veroordeling van de verdachte in de proceskosten in Duitsland en Engeland», WODC 2012). Uit dat rapport volgt dat geen onmiddellijke samenhang bestaat tussen de betalingsplicht voor detentie en de resocialisering. Deze leden zijn verheugd over deze conclusie en delen deze. Kent de regering inmiddels een dan wel meerdere andere rapporten waarin op basis van deugdelijk wetenschappelijk onderzoek tot een andere conclusie wordt gekomen? Zijn de reeds geuite kritische geluiden ten aanzien van de schuldenlast gebaseerd op wetenschappelijke onderzoeken of slechts op aannames? Ook vragen de aan het woord zijnde leden hoe de regering aankijkt tegen door sommige partijen uit het veld geuite angst dat de voorgestelde eigen bijdrage te betalen door gedetineerden consequenties zou hebben voor de aan een eventueel slachtoffer te betalen schadevergoeding. Kan de regering op deze verhouding nader ingaan? Op welke wijze kan worden bewerkstelligd dat de uit dit wetsvoorstel voortvloeiende verplichtingen geen negatieve consequenties hebben voor een eventueel te betalen vergoeding aan het slachtoffer? Deze leden menen dat de vordering van slachtoffers voorrang heeft op de vordering uit hoofde van detentie. Zien zij dit juist?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat in de reactie op de uitgebrachte adviezen met betrekking tot resocialisatie en draagkracht vrijwel alleen wordt ingegaan op de mogelijkheid om een betalingsregeling te sluiten. Zij menen echter uit de adviezen begrepen te hebben dat die zich vooral richten op de vaststelling van de hoogte van de bedragen, het gebrek aan een draagkrachtmeting op dat moment en het feit dat daardoor voor veelal weinig draagkrachtigen relatief hoge schulden ontstaan. Kunt u ook op deze aspecten ingaan? In hoeverre is het niet beter voor de resocialisatie en daarmee uiteindelijk ook voor de staatskas als het hebben van schulden als criminogene factor in veel mindere mate aan de orde hoeft te komen? In hoeverre is het hebben van hoge schulden met een onzeker verloop ten aanzien het af betalen van die schulden op zich al niet een criminogene factor?
Voornoemde leden lezen dat in het voorliggend wetsvoorstel dezelfde criteria gelden ten aanzien van het kwijtschelden van schulden als die het UWV en SVB hanteren. Echter, vragen deze leden of ex-gedetineerden wat betreft arbeidsmarktpositie of financiële positie wel vergelijkbaar zijn met andere groepen die zich in een (minnelijk) schuldsaneringstraject bevinden. Het komt de aan het woord zijnde leden voor dat voor de groep ex-gedetineerden het vinden van regulier werk en inkomen wellicht nog moeilijker is dan voor andere groepen. Deelt de regering die mening? Zo ja, acht zij het dan denkbaar dat het hebben van schulden voor de groep van ex-gedetineerden extra belastend en zelfs criminogener is?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat RSJ en NVvR terecht aandacht vragen voor het loon van gedetineerden. Een gedetineerde kan straks toeslagen verdienen bovenop het normale loon, waardoor ze 30,40 euro per week kunnen verdienen. Daarmee hebben ze dus nog niet eens geld om twee dagen verblijf van te bekostigen. Waarom is er niet voor gekozen aan te sluiten bij de regeling zoals bij Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI’s)? Hoe hoog is het loon in andere landen? Zijn er mogelijkheden om via werk in detentie schulden af te betalen?
Voornoemde leden hebben vragen over de regeling zoals deze geldt in Duitsland en Denemarken. Wat was voor deze landen de reden om een dergelijke regeling in te stellen? Wat is hun ervaring met deze regeling? Welke negatieve en positieve kritiek bestaat er ten opzichte van deze regeling? Duitsland kent een uitzondering op het heffen van een eigen bijdrage, indien personen buiten hun schuld niet kunnen werken. Geldt deze uitzondering ook in Nederland?
De aan het woord zijnde leden constateren dat een ouderbijdrage in de jeugdzorg niet wordt geïnd indien dit zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Wanneer is dat? Geldt een soortgelijke bepaling ook voor volwassenen in justitiële inrichtingen? Zo nee, waarom niet? Is er bereidheid om dat alsnog op te nemen?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe de 16 euro berekend wordt. Wordt deze ook in rekening gebracht als een gedetineerde met verlof is? Of overdag aan het werk zijn buiten de instelling? Hoe zit het bijvoorbeeld met minderjarigen die alleen in nachtdetentie zitten? Kortom, wordt de eigen bijdrage alleen in rekening gebracht wanneer een gedetineerden er feitelijk verblijft?
Voornoemde leden constateren dat de regering stelt dat er geen verband is tussen de veroordeling en de eigen bijdrage. In een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 12 februari 2008 (appl.no. 21906/04 Kafkaris t. Cyprus), staat weliswaar in rechterlijke overweging 142 dat er geen verband is tussen een straf en een maatregel ten behoeve van de uitvoering van die straf, maar stelt tegelijkertijd dat de scheidslijn vaag is in de praktijk. Zoals gezegd zullen veroordeelden de eigen bijdrage als extra straf ervaren, ook al is dat juridisch misschien niet het geval. De scheidslijn is daarmee in de praktijk vaag en misschien zelfs helemaal niet meer aanwezig, vinden deze leden. Graag ontvangen zij een uitgebreidere toelichting waarom de regering vindt dat de eigen bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting een maatregel is ten behoeve van de uitvoering van de straf. Hoe zit dat met de eigen bijdrage voor de strafprocedure en slachtofferzorg? Op welke manier zien deze op de uitvoering van een straf? Vallen deze eigen bijdrages volgens de regering ook onder deze uitspraak?
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering stelt dat er geen strijd is met het beginsel van minimale beperkingen, indien er een uitdrukkelijke wettelijke grondslag voor is en de inbreuk noodzakelijk is voor het doel van de vrijheidsbeneming. Waarom acht de regering de eigen bijdrage noodzakelijk voor het doel van de vrijheidsbeneming? Of draagt het bij aan de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting?
Deze leden delen de mening van Reclassering Nederland dat er momenteel al een wettelijke mogelijkheid is om per individuele casus een dader te verrichten tot een bijdrage door het opleggen van herstellende voorwaarden. Waarom is dit niet voldoende en daarmee onderhavige wetsvoorstel overbodig?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering zicht had op de einddatum waarop de impactanalyse door Significant gereed zou zijn. Indien dat het geval was, vragen deze leden waarom de sluitingsdatum voor de consultatie was gesteld op 10 maart 2014 en niet iets later, aangezien dan de impactanalyse van 9 april 2014 mee had kunnen worden genomen in de uitgebrachte adviezen.
Ten aanzien van de uitvoeringstoets door het CAK hebben deze leden uit de zogeheten documenteigenschappen vernomen dat dit rapport voor het laatst is gewijzigd op 16 december 2014. Deze leden vragen of dit inhoudelijke wijzigingen betreffen in vergelijking met de versie zoals deze is gestuurd naar de Afdeling advisering van de Raad van State en indien het geval is, welke wijzigingen dit betreft.
Voornoemde leden lezen dat de regering de kritiek dat onderhavig wetsvoorstel het recidiverisico zou verhogen, probeert te pareren door te stellen dat er diverse voorzieningen kunnen worden getroffen waardoor rekening wordt gehouden met de inkomenspositie van de betalingsplichtige, zoals het treffen van een betalingsregeling. Deze leden vragen de regering of, los van de effectiviteit van deze voorzieningen voor recidive op lange termijn, deze voorzieningen niet te laat komen om recidive op korte termijn te voorkomen. Ook direct na het vonnis door de rechter kan de veroordeelde immer (zowel buiten de gevangenis als wel binnen of vanuit de gevangenis) bewust direct recidiveren omdat hij weet dat binnen zes weken betaald moet worden maar zijn financiële situatie dat onmogelijk maakt.
De regering geeft ten aanzien van de opmerking van de RSJ over ontoerekeningsvatbaar verklaarde veroordeelden aan dat zij uitgaat van het overgenomen Duitse principe dat degene die de kosten heeft veroorzaakt, deze ook voor zijn rekening moet nemen. Hieronder vallen volgens de regering niet alleen toerekenbare, maar ook ontoerekenbare daders. Voornoemde leden vragen of zij het juist interpreteren dat onderhavig wetsvoorstel mede voortkomt uit de gedachte dat indien iemand bewust kiest voor het plegen van een strafbaar feit, de veroordeelde dan ook de financiële lasten moet dragen van zijn eigen detentie.
Indien de regering deze gedachtegang kan bevestigen, vragen deze leden naar de (on)logica van de gemaakte keuze om een veroordeelde die zich niet (geheel) bewust was van het plegen van een strafbaar feit, hetgeen blijkt uit het feit dat diegene door deskundigen en/of de rechtspraak niet of verminderd toerekeningsvatbaar is geacht, diezelfde financiële lasten te laten dragen. De leden van de CDA-fractie vernemen hierop graag een reactie, specifiek met betrekking tot de ter beschikking gestelde die krachtens het voorgestelde artikel 10a niet al een eigen bijdrage betalen op grond van de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De aan het woord zijnde leden vragen om een inschatting van het aantal terbeschikkinggestelden dat in deze categorie valt te scharen.
Voornoemde leden vragen de regering voorts of juist ten aanzien van tbs’ers, het niet zo is dat het percentage dat te kampen heeft met verslavingsproblematiek nog veel hoger ligt en of ook in dat kader het stellen van een eigen bijdrage aan verblijf wel verstandig is.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering het draagvlak beschouwt voor het innen van een eigen bijdrage nu onder andere de Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om van het wetsvoorstel af te zien, de Rvdr eraan refereert als een politieke keuze waarin zij niet kan en wil treden, de RSJ het voorstel contraproductief noemt, Reclassering Nederland onwenselijke effecten verwacht voor recidive en kosten voor de samenleving en de VNG het voorstel ontraadt vanwege negatieve effecten op schulden, armoedebeleid, schuldhulpverlening en re-integratie (de terreinen waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn).
Voornoemde leden merken op dat de impactanalyse die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel geen rekening houdt met een verhoogd recidiverisico. De regering meent dat geen sprake is van een onmiddellijke samenhang tussen de betalingsplicht en de beoogde resocialisatie. Is de regering wel voornemens dan wel bereid om het WODC in haar recidive rapportage de effecten van de eigen bijdrage expliciet te laten meenemen?
De aan het woord zijnde leden merken op dat de eigen bijdrage niet punitief van aard is bedoeld. Ongeacht dat het doel van de bijdrage door de regering niet punitief van aard bedoeld is, vragen zij in hoeverre de regering er rekening mee houdt dat de eigen bijdrage feitelijk, in de praktijk, wel degelijk als punitief kan worden ervaren. Op grond waarvan heeft de regering de verwachting dat veroordeelden de eigen bijdrage niet als zodanig zullen ervaren?
Deze leden vragen op grond waarvan de regering meent te kunnen stellen dat de strafrechter geen rekening zal houden met de op te leggen eigen bijdrage? Zij constateren dat bij toepassing van het alcoholslot de rechter nu dikwijls bij de strafoplegging rekening houdt met de toepassing ervan. Ligt het niet in de rede dat de rechter rekening houdt met alle omstandigheden van het geval en net als bij het alcoholslot wel degelijk rekening kan houden met de te verwachten eigen bijdrage?
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat onduidelijk is of er als gevolg van dit wetsvoorstel (extra) schulden ontstaan en of een beroep op de bijzondere bijstand en de gemeentelijke schuldhulpverlening door ex-gedetineerden zal stijgen en zo ja, hoeveel. Deze leden achten dit een belangrijke omissie is in het wetsvoorstel nu zij van mening zijn dat het hebben van schulden in bepaalde gevallen wel een vertragende en ondermijnende factor kunnen zijn voor resocialisatie. Welke expliciete afspraken worden met gemeenten dan wel VNG gemaakt om ervoor te zorgen dat hierover gegevens worden bijgehouden en beschikbaar komen?
De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat er geen sprake zal zijn van negatieve effecten op de resocialisatie van gedetineerden. Zij vragen of de betalingsregelingen niet zodanig individueel worden ingevuld dat het risico aanwezig is dat er verschillend mee wordt omgegaan. Zijn er geen mogelijkheden om te komen tot een meer geüniformeerd stelsel van betalingsregelingen, met name indien er al sprake is van schulden of ontbrekend inkomen?
Ook vragen deze leden of er meer zicht kan worden geboden op de hoogte van het te verwerven inkomen in de gevangenis en de te betalen bijdrage per maand. Welk inkomen per maand hebben gedetineerden precies als er ook nog sprake is van bestaand inkomen? Is er ook bekend in welk deel van de gevallen er sprake is van gemeenschap van goederen en een inkomen of vermogen van de partner?
Voornoemde leden merken op dat in de memorie van toelichting Duitsland en Denemarken genoemd worden als voorbeelden van andere landen waar een eigenbijdrageregeling bestaat. Zijn dit de enige landen waar dit het geval is? Hoe hoog is daar de vergoeding per dag? Hoe hoog is daar het inkomen van gedetineerden per maand?
Deze leden merken voorts op dat in de memorie van toelichting staat dat de ouderbijdrage in dit wetsvoorstel maximaal 129,06 euro per maand zal bedragen. Waarom is er niet voor gekozen om dit bedrag, alsmede een maximum, in de wet zelf op te nemen?
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat er geen overgangsrecht is opgenomen. Betekent dit dat de (eventueel maximale) eigen bijdrage ook voldaan moet worden door gedetineerden die al in detentie zitten? Wanneer begint voor hen de periode van twee jaar te tellen?
ARTIKEL I
Artikel 7b
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het vijfde lid of deze bepaling mogelijk maakt dat ook beslag kan worden gelegd op de goederen die aan verdachte zijn toebedeeld in de inrichting waarin hij op dat moment verblijft. Ten aanzien de inkomsten en het vermogen vragen deze leden of daarop ook beslag kan worden gelegd indien de rekening hiervan beheerd wordt door de inrichting waar de veroordeelde verblijft.
Artikel 7c
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een inschatting van hoeveel en/of in hoeveel procent van de gevallen zich een van de gronden zoals genoemd onder lid 1, sub a tot en met e, zich zal voordoen.
ARTIKEL II
Artikel 10b
Ten aanzien van het vijfde lid vragen de leden van de CDA-fractie of deze bepaling mogelijk maakt dat ook beslag kan worden gelegd op de goederen die aan verdachte zijn toebedeeld in de inrichting waarin hij op dat moment verblijft. Ten aanzien de inkomsten en het vermogen vragen deze leden of daarop ook beslag kan worden gelegd indien de rekening hiervan beheerd wordt door de inrichting waar de veroordeelde verblijft.
ARTIKEL III
Artikel 7c
De leden van de CDA-fractie vragen ook hoe het uitsluiten van een bijdrage van jeugdigen veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg zich verhoudt tot deze bepaling, waarin aangegeven wordt dat jongeren wel financieel zorg dragen voor hun eigen verblijf in een inrichting. Deze leden vragen de regering om de logica hierachter weer te geven.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering heeft afgezien van een evaluatiebepaling in onderhavig wetsvoorstel.
De voorzitter van de commissie, Ypma
De griffier van de commissie, Hessing-Puts