Ontvangen 18 mei 2015
1
Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:
2. De houder draagt zorg dat binnen het jeugdverblijf voldaan wordt aan de kwaliteitsvoorschriften, bedoeld in het eerste lid.
2
In de artikelen 4 en 6, eerste lid, wordt «jeugdigen» vervangen door: minderjarigen.
3
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college kan aan de houder een aanwijzing geven bij constatering dat, ten aanzien van het door de houder in stand gehouden jeugdverblijf, het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt overtreden.
2. In het tweede lid wordt na «een termijn waarbinnen» ingevoegd: de houder ten aanzien van.
3. In het derde lid, wordt na «last onder dwangsom» ingevoegd «aan de houder» en wordt na «indien» ingevoegd: deze ten aanzien van.
4
In artikel 11 wordt «onderdeel B» vervangen door «onderdeel D» en wordt «8. Wet op de jeugdverblijven.» vervangen door: 5. Wet op de jeugdverblijven.
Onderdeel 1
Deze wijziging is slechts van redactionele aard. Abusievelijk stond er in artikel 3, tweede lid, een lidwoord te veel. Met deze wijziging wordt dit hersteld.
Onderdeel 2
Deze wijzigingen zijn van wetstechnische aard. Het wetsvoorstel richt zich op kinderen tot aan de leeftijd van 18 jaar.1 In de considerans en de artikelen 1, 3, eerste lid, aanhef, en 10, eerste lid, wordt daarom gesproken over «minderjarigen». In de artikelen 4 en 6 wordt echter gesproken over «jeugdigen». Omdat dit aanleiding tot verwarring kan geven wordt dit, ook gelet op het vereiste van een consistent gebruik van begrippen, aangepast.
Onderdeel 3
Ook deze wijzigingen zijn van wetstechnische aard. Artikel 9 wordt zodanig aangepast dat duidelijker wordt dat de aanwijzing kan worden gegeven, respectievelijk de last onder dwangsom kan worden opgelegd, aan de houder tot wie de verplichtingen van dit wetsvoorstel zich richten. De houder is degene die een jeugdverblijf in stand houdt (zie artikel 1, eerste lid) en kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. Middels deze wijziging wordt verhelderd dat de beschikking dient te worden gericht aan de houder van het jeugdverblijf. Daarmee wordt voorkomen dat er onduidelijkheid bestaat en wordt verzekerd dat de beschikking te allen tijde aan de (formeel) handelingsbevoegde wordt gericht.
Onderdeel 4
Dit wetsvoorstel is mede onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot stand gekomen. Gezien de definitie van de term jeugdverblijf en het feit dat dit wetsvoorstel tot doel heeft om de veiligheid, ongestoorde ontwikkeling en het pedagogisch klimaat van de minderjarigen in jeugdverblijven te bevorderen, sluit dit wetsvoorstel beter aan bij het beleidsterrein van de genoemde Staatssecretaris. Vanwege de verplichtingen die het wetsvoorstel oplegt aan houders van jeugdverblijven was er reeds voor gekozen om de GGD met haar expertise aan te wijzen als toezichthouder (zie artikel 7, tweede lid). Het ligt in de rede om daarom ook het interbestuurlijke toezicht bij genoemde Staatssecretaris te beleggen. Middels deze wijziging wordt dit gerealiseerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekent deze toelichting op de nota van wijziging mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher