Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2020
In juni 2019 heeft het Verweij Jonker Instituut de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven afgerond.
Bij de toezending van dit rapport per brief van 10 juli 2019 (Kamerstuk 34 053, nr. 37) hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) u een eerste reactie gegeven op het rapport. In de brief is toegezegd dat wij met betrokken partijen in overleg zouden gaan over de invulling van de aanbevelingen van de evaluatie en u hierover in 2020 te informeren.
Met deze brief:
• licht ik kort het doel van de Wet op de jeugdverblijven toe;
• schets ik de belangrijkste bevindingen uit de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven; en
• ga ik in op de uitwerkingen van de aanbevelingen uit de evaluatie.
Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bovenstaande toezegging na.
Doel van de wet
Het doel van de Wet op de jeugdverblijven is het zo veel mogelijk waarborgen van de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van jongeren in de jeugdverblijven en het pedagogisch klimaat. Het toezicht daarop is in de wet neergelegd bij de GGD.
Jeugdverblijven kennen in de praktijk een uiteenlopend karakter. Ze worden voornamelijk door vrijwilligers gedragen. In de thans bekende verblijven gaan de jongeren overdag naar het regulier onderwijs. In het weekeind verblijven ze veelal bij hun ouders.
Belangrijkste bevindingen uit de evaluatie
Uit de evaluatie blijkt dat de jeugdverblijven voldoen aan de formele eisen van de wet. Dit heeft bijgedragen aan de veiligheid van de aldaar verblijvende jongeren.
Ook blijkt uit de evaluatie dat zowel de transparantie van de jeugdverblijven als het onderling vertrouwen tussen gemeenten, jeugdverblijven en inspectie is toegenomen.
Het toezicht op de uitvoering van de pedagogische praktijk is volgens de evaluatie nog niet voldoende van de grond gekomen.
In de evaluatie wordt aanbevolen om toe te werken naar een meer stimulerend toezicht, waarbij meer zicht komt op de dagelijkse pedagogische praktijk en de inspectie meekijkt, meeluistert en meedenkt.
Uitwerking aanbevelingen
In de evaluatie komen de volgende onderdelen van de aanbevelingen naar voren:
1. de wijze van toezicht, van controlerend naar meer stimulerend toezicht,
2. het observeren van activiteiten in de praktijk en de wijze van aankondiging van het inspectiebezoek,
3. het formuleren van indicatoren voor een goed pedagogisch klimaat,
4. de invulling van burgerschap door de jeugdverblijven en het bespreken van eventuele landelijke thema’s,
5. het versterken van de dialoog tussen jeugdverblijf en gemeente,
6. het bespreken van eventuele onduidelijkheden rond de definitie van jeugdverblijven.
De bovengenoemde onderdelen zijn in de landelijke werkgroep jeugdverblijven besproken en uitgewerkt. Daaraan hebben Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), ECN (Educatieve Centra Nederland, koepel van 22 jeugdverblijven), GGD GHOR Nederland (overkoepelende brancheorganisatie van de 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GHOR)), gemeenten en de Ministeries van SZW en VWS deelgenomen. Het is belangrijk en verheugend te kunnen constateren dat alle betrokken partijen deze verdere uitwerking ondersteunen.
Tussen de bovengenoemde partijen zijn de volgende afspraken gemaakt over de diverse onderdelen van de aanbevelingen uit de evaluatie.
Van controlerend naar meer stimulerend toezicht
Om de aanbeveling naar een meer stimulerend toezicht uit te werken, zijn er met de betrokken partijen de volgende afspraken gemaakt:
• GGD/GHOR komt dit jaar met een factsheet voor jeugdverblijven en ouders over de wijze van toezicht. Hierin wordt onder meer ingegaan op de wettelijke eisen en de praktische invulling van een toezichtbezoek.
• Met de ECN is afgesproken dat er op voorhand toegesneden informatie wordt aangereikt welke aspecten van belang zijn voor het toezicht. Op deze manier wordt de jeugdverblijven de mogelijkheid geboden om waar mogelijk op voorhand verbeteringen door te voeren. Door de GGD is aangeboden om de observaties van de toezichthouders te bespreken met de begeleiders van het jeugdverblijf, als zij hier prijs op stellen. Deze gesprekken kunnen tijdens de activiteit zijn en achteraf, met en ook over de begeleiding plaatsvinden. Op deze wijze kan er worden gereflecteerd op de bevindingen bij het toezicht om zo tot verdere verbeteringen te komen.
Met de bovengenoemde afspraken over een aantal onderdelen van het toezicht wordt een duidelijke stap gezet naar een meer stimulerend toezicht.
Meer zicht op pedagogische praktijk en onaangekondigde inspectiebezoeken
De aanbeveling om meer zicht op de pedagogische praktijk te krijgen en de mogelijkheid van onaangekondigde bezoeken is besproken. Gezien het vrijwillige karakter van de jeugdverblijven kunnen er aan de jeugdverblijven niet dezelfde eisen worden gesteld als aan professionals, maar het streven van alle partijen is erop gericht de pedagogische praktijk optimaal te doen zijn.
De volgende afspraken zijn gemaakt:
• Toezichthouders hebben gelegenheid zelfstandig te observeren. Tijdens deze observatie kunnen de gewone activiteiten doorlopen en ontstaat er een beter beeld van de praktijk.
• Tijdens de bezoeken kan er contact zijn met jongeren. Het betreffen spontane contacten/gesprekken.
• De afgelopen jaren zijn de jaarlijkse inspectiebezoeken bijna altijd aangekondigd gedaan. Deze bezoeken zullen voortaan ook onaangekondigd worden gedaan. En alleen op tijden dat de jongeren aanwezig zijn in de jeugdverblijven.
• Het is aan de gemeente om te bepalen of er onaangekondigd wordt geïnspecteerd. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om de wijze van toezicht verder in te vullen. Bij de bezoeken moet rekening worden gehouden met de impact die een onaangekondigde inspectie kan hebben op de jongeren.
De toezichthouders zijn allemaal deskundig en hebben veel ervaring in het observeren van de pedagogische praktijk. Om deze deskundigheid duurzaam te borgen is het voornemen dat GGD GHOR Nederland intern verdere scholing van de toezichthouders oppakt op het gebied van psychologische ontwikkeling van 12 tot 18 jarigen.
Ook ECN wil verdere training van hun vrijwilligers onder andere op pedagogisch gebied organiseren. Ze hebben daartoe een plan opgesteld dat binnenkort met betrokken partijen besproken zal worden. In combinatie met de genoemde maatregelen wordt hiermee bijgedragen aan een proces van continue verbetering.
Formuleren van indicatoren pedagogisch klimaat in observeerbare gedragstermen
Om de aanbeveling uit te werken inzake indicatoren voor het pedagogisch klimaat in observeerbare gedragstermen, is het volgende met partijen overeengekomen.
De inspectiebezoeken zullen aan de hand van het pedagogisch beleidsplan voor de jeugdverblijven plaatsvinden. Voor de indicatoren betekent dit dat voor de emotionele veiligheid gekeken wordt naar:
• de huisregels en de naleving daarvan,
• een vertrouwde en uitdagende omgeving (onder andere een huiselijke inrichting, gezamenlijk eten, recreatiemogelijkheden, een vaste groep begeleiders en betrokken vrijwilligers, uitdagende activiteiten (zoals kennisquiz, sport en spel, discussieavonden en excursies).
Van belang voor persoonlijke en sociale competenties zijn:
• ruimte geven aan de jongere om zichzelf te zijn,
• aanbieden en begeleiden van activiteiten waarin jongeren verschillende vaardigheden aanleren, zoals: spreken voor de groep, het nemen van verantwoordelijkheid (zoals groepsvertegenwoordiger zijn) en het bevorderen van de zelfstandigheid (zoals periodieke corveediensten, eigen bed opmaken en kast ordenen),
• signaleringsfunctie van begeleiders (bijv. bij te hoge verwachtingen van ouders),
• deelnemen aan het groepsproces: jongeren leren om te gaan met anderen, elkaar te helpen, samen te werken en problemen op te lossen in een positieve sfeer,
• actief, positief kritisch en zelfredzaam burgerschap (zoals het leren binnen een groep uitkomen voor de eigen mening; het geven van onbevangen, constructieve kritiek; het openstaan voor kritiek; een oplossingsgerichte en opbouwende houding,
• respect voor zowel eigenheid als diversiteit.
GGD GHOR Nederland bespreekt in 2020 met de toezichthouders of deze onderdelen voldoende handvaten bieden voor het omschrijven van de pedagogische praktijk. Indien nodig zal een nader observatie-instrument ontwikkeld worden.
De toezichthouders praten in het kader van hun toezicht niet met ouders van de jongeren of met het reguliere onderwijs, dat valt immers buiten het bestek van de jeugdverblijven. Indien scholen meer contact met de jeugdverblijven willen, kunnen zij deze wens aan het betreffende jeugdverblijf of de gemeente doorgeven. Indien ouders vragen hebben over het toezicht, kunnen zij contact opnemen met de toezichthouders.
Thema’s bij burgerschapsvorming
In de evaluatie wordt aangegeven dat er op landelijk niveau thema’s kunnen worden uitgewerkt die aan de orde zouden moeten komen in burgerschapsactiviteiten bij de jeugdverblijven. Gezien het uiteenlopende karakter van de jeugdverblijven en wensen van de gemeenten is met betrokken partijen afgesproken geen landelijke thema’s vast te stellen. Voor burgerschap kunnen lokaal thema’s, activiteiten en inzet vastgesteld worden in het jaarlijkse gesprek tussen jeugdverblijf en gemeente. De handreiking Burgerschap jeugdverblijven is daarvoor de leidraad. In de toekomst wordt gekeken of de ontwikkelingen van burgerschapsonderwijs in PO en VO inzichten bieden of tot inspiratie kunnen dienen voor de jeugdverblijven. De gemeenten zien erop toe dat burgerschap een actieve inzet kent door de jeugdverblijven. In de landelijke werkgroep jeugdverblijven zal dat een punt van gesprek zijn.
In de landelijke werkgroep zullen ook de best practices van burgerschap besproken worden. De handreiking Burgerschap zal in 2021 in de werkgroep geëvalueerd worden. De huidige handreiking stuur ik als bijlage mee1.
Versterken dialoog tussen gemeente en jeugdverblijf
In de evaluatie wordt aanbevolen om de dialoog tussen de gemeente en jeugdverblijf te versterken.
Gemeenten zijn wettelijk verplicht jaarlijks toezicht te laten uitvoeren bij een jeugdverblijf. In de praktijk geven gemeenten hier gevolg aan. Waar een gemeente op andere wijze inhoud denkt te geven aan de wettelijke opdracht zal ik in contact treden met de betreffende gemeente.
Bij de uitwerking van deze aanbeveling hebben betrokken partijen aangegeven het wenselijk te vinden dat er daarnaast minimaal jaarlijks overleg tussen jeugdverblijf en gemeente plaatsvindt.
Het initiatief daartoe dient uit te gaan van de gemeente. Voor het overleg is de volgende format voor een agenda opgesteld:
• Wensen jeugdverblijf (welke behoeften hebben jeugdverblijven richting de gemeenten),
• Wensen gemeenten (sociale kaart delen, meedoen aan stagemarkt, activiteiten organiseren die aanhaken bij ontwikkelingen en aanbod gemeente, bezoek van wethouder),
• Afspraken rond invulling burgerschap,
• Afspraak over toezicht (evaluatie laatste inspectiebezoek waarbij ook de bevindingen aan de orde komen en voorbereiding komende inspectiebezoek).
In de evaluatie is aangegeven dat de definitie van jeugdverblijven tot onduidelijkheden zou kunnen leiden. Zo zou niet duidelijk zijn wat de consequentie is indien het aantal jongeren op een jeugdverblijf (tijdelijk) onder de vier zakt. Dit blijkt in de praktijk geen problemen op te leveren. Zo informeert de GGD een gemeente indien een jeugdverblijf niet langer onder de wet valt.
Ik hoop u met bovenstaande uitwerking van de aanbevelingen voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis