Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2015
Zojuist heeft het door uw leden Heerma en Potters ingediende amendement met Kamerstuk 34 053, nr. 33 op het voorstel van wet op de jeugdverblijven mij bereikt. De indieners vervangen hiermee amendement met Kamerstuk 34 053, nr. 26 en stellen het volgende voor:
In artikel 3, eerste lid, onder g, wordt na onderdeel 2° een onderdeel ingevoegd, luidende:
2a°. burgerschap.
Dit amendement is in lijn met mijn schriftelijk preadvies van 23 juni 2015 in reactie op amendement met Kamerstuk 34 053, nr. 26 (Kamerstuk 34 053, nr. 34). Ik laat het oordeel ten aanzien van amendement met Kamerstuk 34 053, nr. 33 over aan uw Kamer.
Ik ontving zojuist eveneens het amendement met Kamerstuk 34 053, nr.32 (ter vervanging van Kamerstuk 34 053, nrs. 31 en 12). Mijn advies op dit amendement blijft ontraden. Bij jeugdverblijven gaat het om een particulier initiatief waarbij de overheid met gepaste terughoudendheid moet optreden. In deze wet komt dat tot uiting in zowel de regels als de wijze van toezicht. Zoals ik vorige week tijdens de behandeling van de wet in uw Kamer heb aangegeven is er geen rol voor de Inspectie Jeugdzorg weggelegd. Het toezicht door de GGD, op lokaal niveau, sluit het best aan bij de plaatselijke situatie en het karakter van de jeugdverblijven. Bij het kwaliteitskader voor de jeugdverblijven is gebruik gemaakt van het kader voor de schippersinternaten. Daarbij is vanuit het oogpunt van proportionaliteit rekening gehouden met het particuliere karakter van de jeugdverblijven. Om die reden kan het kader voor de schippersinternaten niet één op één van toepassing worden verklaard op de jeugdverblijven. Ik ontraad om deze redenen dit amendement.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher