Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen aan jeugdverblijven teneinde voor de aldaar verblijvende minderjarigen hun veiligheid, hun ongestoorde ontwikkeling en het pedagogische klimaat te bevorderen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1. In deze wet wordt verstaan onder:
college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het jeugdverblijf is gevestigd;
degene die een jeugdverblijf in stand houdt;
inrichting, niet door een Nederlandse overheid of krachtens een wettelijk voorschrift bekostigd, waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familie- of gezinsverband overnachten of naar verwachting zullen overnachten.
2. Deze wet is niet van toepassing op inrichtingen waarvoor een op grond van een andere dan deze wet geregelde vorm van toezicht op de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling en het pedagogisch klimaat van minderjarigen bestaat.
De houder doet van het in stand houden van een jeugdverblijf onverwijld eenmalig mededeling aan het college.
1. De houder stelt met het oog op het bevorderen van de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling en het pedagogisch klimaat van de minderjarigen een kwaliteitskader met kwaliteitsvoorschriften vast in ieder geval betreffende de volgende onderwerpen:
a. de missie en de visie ten aanzien van het jeugdverblijf;
b. de positie en de betrokkenheid van de verblijvende minderjarigen en hun ouders;
c. het klachtenbeleid;
d. de verslaglegging ten aanzien van het beleid en de doelstellingen van het jeugdverblijf;
e. de veilige en gezonde werk- en leefomgeving, waaronder begrepen:
1°. agressie en discriminatie;
2°. alcohol en drugs;
3°. kindermishandeling;
4°. pesten.
f. het personeelsbeleid;
g. het pedagogisch beleid en het pedagogisch klimaat, waaronder begrepen
1°. schorsing en verwijdering;
2°. sociale media;
3°. straffen.
2. De houder draagt zorg dat het binnen het jeugdverblijf voldaan wordt aan de kwaliteitsvoorschriften, bedoeld in het eerste lid.
Aan een jeugdverblijf is een vertrouwenspersoon verbonden, die jeugdigen, hun ouders of hun wettelijke vertegenwoordigers indien gewenst ondersteunt of informeert. De vertrouwenspersoon verricht zijn werkzaamheden in onafhankelijkheid.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de kwaliteitsvoorschriften, bedoeld in artikel 3.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 2 en 4.
1. De houder is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ten aanzien van zichzelf en van een ieder die in het jeugdverblijf niet-incidenteel in contact kan komen met de jeugdigen of hun ouders.
2. Een verklaring als bedoeld in het eerste lid is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde persoon bij het jeugdverblijf betrokken werd.
1. Het college is belast met het toezicht op de naleving van deze wet.
2. Toezichthouders zijn ambtenaren in dienst van een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid.
3. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover die woning ten dienste staat van het jeugdverblijf.
1. Het college kan een aanwijzing geven bij constatering dat het betrokken jeugdverblijf het bij of krachtens deze wet bepaalde overtreedt.
2. De aanwijzing bevat een termijn waarbinnen het jeugdverblijf aan de aanwijzing dient te voldoen.
3. Het college is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom, indien het jeugdverblijf niet of niet afdoende uitvoering geeft aan de aanwijzing.
1. De burgemeester is bevoegd tot sluiting van het jeugdverblijf bij een gegrond vermoeden van een overtreding of misdrijf dat directe gevolgen heeft voor de veiligheid of de ongestoorde ontwikkeling van een minderjarige in het jeugdverblijf.
2. Het besluit, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de sluitingsduur van het jeugdverblijf.
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid van de Gemeentewet, wordt in onderdeel B toegevoegd:
8. Wet op de jeugdverblijven.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,