Vastgesteld 29 oktober 2014
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag1 besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel. Aanleiding hiertoe zijn vragen die nog niet (afdoende) zijn beantwoord. Tevens worden enkele aanvullende vragen gesteld ter verduidelijking van de beantwoording. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
1. |
Inbreng van de leden van de SP-fractie |
1 |
2. |
Inbreng van de leden van de CDA-fractie |
41 |
3. |
Inbreng van de leden van de PVV-fractie |
51 |
4. |
Inbreng van de leden van de CU-fractie |
52 |
5. |
Inbreng van de leden van de SGP-fractie |
53 |
Algemeen
De genoemde leden vragen nogmaals op welke wijze dit wetsvoorstel de toegankelijkheid vergroot door de basisbeurs af te schaffen. Deze leden willen de koppeling uitgelegd krijgen die de regering maakt tussen het afschaffen van de basisbeurs enerzijds en het vergroten van de toegankelijkheid anderzijds.
Kan de regering voorts toelichten wat een student netto per maand overhoudt als zijn aanvullende beurs met € 100 wordt verhoogd en zijn basisbeurs van € 279,14 wordt afgepakt? Graag een toelichting.
Heeft de regering kennisgenomen van het nieuws dat de «Keuzegids hoger onderwijs» de afgelopen weken naar buiten heeft gebracht betreffende de baankansen van huidige studenten? Wat vindt de regering van dit nieuws en hoe ziet zij dit voor zich in combinatie met het studievoorschot? Denkt de regering dat het studievoorschot invloed gaat hebben op de ontwikkelingen die beschreven staan in de «Keuzegids hoger onderwijs»? Graag een reactie.
De genoemde leden constateren dat wanneer afgestudeerden geen baan kunnen vinden hun schuld zal stijgen door het doorlopen van de rente. Hierdoor zal de schuld van de afgestudeerde snel oplopen. Vindt de regering het redelijk dat de rente blijft doorlopen als iemand niet de financiële ruimte heeft om zijn studieschuld af te betalen? Voorziet de regering problemen met de groeiende schuld van studenten, wanneer afgestudeerden een langere tijd geen baan kunnen vinden? Voorziet de regering tevens een probleem met de groeiende studieschuld van studenten bij het aanvragen van een hypotheek? Graag een reactie.
De genoemde leden vragen de regering of zij het redelijk vindt om iemand 35 jaar aan een schuld vast te laten zitten, terwijl de onzekerheid op de arbeidsmarkt nog steeds op blijft lopen. Deze leden vragen voorts wie er straks nog aanspraak kan maken op een hypotheek. Dit door het groeiend aantal flexibele contracten, groeiende jeugdwerkloosheid, steeds lagere baankansen voor afgestudeerden en de groeiende studieschulden. Deelt de regering de mening dat eerst deze onzekerheden voor jongeren zouden moeten worden aangepakt voordat de basisbeurs wordt afgeschaft? Graag een reactie.
De genoemde leden vragen of de regering heeft kennisgenomen van het artikel «Actiegroep helpt Amerikanen van zware studieschulden af».2 Deze leden vragen de regering hier een reactie op te geven.
In hoeverre is de site van DUO3 verbeterd wat betreft beveiliging van persoonsgegevens, aangezien de Auditdienst Rijk hierover in 2013 nog de noodklok luidde,4 zo vragen de genoemde leden.
Deze leden constateren dat de regering voor het multi-interpretabele woord «studievoorschot» kiest. Het woord «voorschot», zoals dat ook aan een werkgever gevraagd kan worden met betrekking tot het (aankomende) salaris, betekent dat men vast een bepaald gedeelte van dit salaris kan ontvangen, zonder dat daar rente aan verbonden is. Echter is er bij het «studievoorschot» wel degelijk sprake van rente én terugbetaling van dit «voorschot». Deze leden zijn benieuwd naar de keuze van deze specifieke term. Graag een toelichting.
Daarbij vragen de genoemde leden of de regering het met hen eens is dat het woord «studievoorschot» misleidend is en mooier klinkt dan de inhoud weergeeft? Het is immers een poging om studenten het idee te geven dat ze tegemoet gekomen worden (ze kunnen een «voorschot» krijgen). Graag een reactie en daarbij een toelichting.
Vragen naar aanleiding van pagina twee5
De genoemde leden vragen waarom de regering van mening is dat een studieschuld, anders dan louter gelet op het verschil in voorwaarden, een fundamenteel andere schuld is dan een consumptieve schuld daar er in de basis geld geleend wordt dat terugbetaald moet worden.
Artikel 1.1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) stelt het volgende: «Iedere vorm van informatieverstrekking die dient ter aanprijzing van of een wervend karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst of een bepaald financieel product». De informatie op (onder andere) startstuderen.nl en DUO.nl voldoet aan dit criterium. Volgens de Nadere Regeling Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (Nrgfo), dient elke informatieverstrekking die onder dit criterium valt een boodschap met «Let op! Geld lenen kost geld» met zich mee te dragen. Waarom doet de regering dit niet, zo vragen deze leden.
Deze leden zijn van mening dat de regering hardnekkig blijft volhouden dat de studie een degelijke investering is in de eigen toekomst en verwijst hierbij naar inkomensstijgingen uit gedateerde rapporten. Het lijkt de regering geheel te zijn ontgaan dat we in een economische malaise verkeren. Hoe verantwoordt de regering deze stelling wanneer gekeken wordt naar de recente berichtgeving dat driekwart van zowel hbo’ers6 als wo’ers ernstige moeite gaan krijgen met het vinden van betaald werk, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina drie
De genoemde leden constateren dat de regering stelt dat het benadrukken van de positieve aspecten van het studievoorschot cruciaal is voor het voorkomen van leenaversie en het borgen van de toegankelijkheid. Wat vindt de regering van haar uitspraak dat het voorkomen van leenaversie nodig is om de toegankelijkheid te borgen? Wat vindt de regering van het feit dat zij blijkbaar actief lenen onder studenten zal moeten promoten om de toegankelijkheid te kunnen garanderen? Op welke manier wil de regering deze leningen onder studenten gaan promoten? Deze leden vragen voorts hoe de regering de voorlichting omtrent de leenvoorwaarden wil gaan aanpakken richting huidige en aankomende studenten.
De regering oppert een aantal manieren waarop zij scholieren gaat voorlichten. De ingangsdatum van het wetsvoorstel is zoals bekend gesteld op 1 september 2015. De inschrijfdatum voor nieuwe studenten is gesteld op 1 mei. Kan de regering verantwoorden dat de voorlichtingscampagne voor aankomend studenten te kort dag is gezien deze pas volledig kan zijn na instemming in de Eerste Kamer, zo vragen deze leden.
In de brief die de regering aan scholieren zal sturen wordt slechts één alinea gewijd aan het leenstelsel, waarin eigenlijk alleen staat dat er een wetsvoorstel is en dat de basisbeurs verandert in een lening. Kan de regering verantwoorden hoe dit past binnen een traject van «intensieve voorlichting», zo vragen deze leden.
De genoemde leden constateren dat DUO een informatiepagina heeft geopend over het leenstelsel. Hierin zijn echter fundamenteel belangrijke zaken niet meegenomen, zoals het schrappen van belastingaftrekbare scholingsuitgaven en de verplichte overstap naar de nieuwe afbetalingsregels voor mbo’ers7 die naar het hbo gaan. Hoe verantwoordt de regering dit gebrek aan informatie, zo vragen deze leden.
Deze leden constateren dat de regering stelt: «Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan welke maatregelen het hardst nodig zijn en welke tot het meeste effect zullen leiden». Kan de regering aangeven waarom dit nog niet gedaan is, zo vragen deze leden.
Deze leden vinden het evident dat een kwaliteitsimpuls in het hoger onderwijs gewenst is. Hoe verantwoordt de regering dat dit niet een jaar kan wachten, zodat het wetsvoorstel meer gefundeerd kan worden ingediend inclusief daadwerkelijke bestemmingen voor de opgebrachte gelden, zo vragen deze leden.
De regering stelt dat zij graag wil stimuleren dat studenten die de ruimte hebben om sneller af te lossen, dat ook daadwerkelijk doen. Waarom wil de regering snel aflossen stimuleren? Deze leden vragen voorts hoe de regering het sneller aflossen gaat stimuleren? Is de regering niet van mening dat afgestudeerden zelf hun afbetaaltraject mogen bepalen? Deelt de regering de mening van deze leden dat de overheid zich zou moeten beperken tot voorlichten als het gaat om het afbetalen van studieschulden, en niet het promoten van een bepaalde manier van aflossen.
Is bij het bepalen van de aflosquote van 86,4% rekening gehouden met het stimuleren van versneld aflossen van studieschuld? Zo ja, hoe is dit meegenomen? En hoe kan de regering ervan uitgaan dat dit niet gaat veranderen als de hoogte van schulden en de aflosregels gaan veranderen? Zo nee, hoe schat de regering de aflosquote in wanneer zij actief versneld aflossen gaat promoten? Ziet de regering het als essentieel om versneld aflossen te stimuleren om te zorgen dat zoveel mogelijk van de leningen wordt terugbetaald, zo vragen de voornoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina vier
De genoemde leden noemen een aantal voorbeelden waarin het geld dat vrijkomt middels het studievoorschot gebruikt kan worden binnen het hoger onderwijs. Kan de regering bij elk van deze voorstellen een kostenplaatje maken, zodat deze leden kunnen zien hoeveel de contacturen kunnen worden verhoogd, of hoeveel extra studiebegeleiders er aangenomen kunnen worden? Waarom worden deze plannen momenteel al niet uitgevoerd binnen het huidige onderwijsbudget, zo vragen deze leden.
Ziet de regering binnen het huidige onderwijsbudget zaken van lagere prioriteit dan de voorstellen die ze doet voor de investeringen uit het studievoorschot? Wat voor zaken zouden er binnen het huidige onderwijsbudget kunnen worden geschrapt naar mening van de regering om de kwaliteitsimpuls ook zonder het studievoorschot te kunnen realiseren, zo vragen de genoemde leden.
Deze leden vragen voorts wat de regering vindt van het beleid waarin zij studenten ongeveer € 13.000 kort voor een vierjarige studie maar de regering zelf geen euro extra in onderwijs investeert?
De regering geeft aan: «Voor thuiswonende studenten van ouders met een laag inkomen, wordt het verlies van de basisbeurs daarmee [aanvullende beurs] volledig gecompenseerd». Voor uitwonende studenten is dit niet het geval, waarmee de regering studenten direct of indirect aanmoedigt thuis te blijven wonen. Waarom heeft de regering niet een onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen hiervan op de woningmarkt voor studenten, zo vragen deze leden.
Deze constateren voorts dat de regering ervan uitgaat, zoals zij meermaals aangeeft, dat ouders bijdragen aan de studie. Uit onderzoek van het Nibud8 blijkt echter dat 40% van de ouders niet de bijdrage levert waarvan de overheid verwacht dat ze deze leveren. Gezien studenten veelal niet een procedure omtrent weigerachtige ouders, of zelfs een civiele procedure willen starten, krijgen zij dus geenszins waar zij recht hebben. De genoemde leden zien graag een reactie van de regering.
Omdat de aanvullende beurs een vervanging is voor de ouderbijdrage wordt met de verhoging van de aanvullende beurs ook het bedrag dat van ouders verwacht wordt groter. Op dit moment draagt 40% van de ouders al niet het bedrag bij dat de overheid van hen verwacht. Het valt te verwachten dat dit percentage met de hogere (verwachte) ouderbijdrage zal stijgen. Heeft de regering hier door het NIBUD onderzoek naar laten doen? Zo ja, wat waren hier de uitkomsten van? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te laten doen, zo vragen de genoemde leden.
De genoemde leden zijn van mening dat ongeacht de veronderstelde gunstige voorwaarden van het leenstelsel het uiteindelijk de student is die betaalt voor de kwaliteitsimpuls. Met alle gevolgen die blijken uit onderzoek, waaronder het ABF-onderzoek9, kan worden gesteld dat het hier niet gaat om een «begrotingsverschuiving», maar een bezuiniging die een grote impact heeft op de toegankelijkheid van het onderwijs. Hoe kijkt de regering hiernaar? Graag een reactie.
Deze leden constateren tevens dat de regering tijdens de HO-tour stelt dat in samenwerking met studenten, docenten, bestuurders en het bedrijfsleven de belangrijkste opgaven binnen het onderwijs nader in beeld worden gebracht. Welke rol ziet de regering voor de verschillende groepen tijdens de HO-tour? Wat verwacht de regering van het bedrijfsleven tijdens deze HO-tour? En binnen het hoger onderwijs in het algemeen? Deze leden vragen voorts hoe de input die vergaard is tijdens de HO-tour zal worden teruggekoppeld naar de Kamer. Hoe kan de regering garanderen dat iedereen de mogelijkheid krijgt gehoord te worden tijdens de HO-tour, zo vragen zij.
Ook constateren deze leden dat de regering stelt dat het percentage wat een afgestudeerde moet afdragen per maand 4% van zijn of haar inkomen boven het WML10 is. Later stelt de regering dat de aflosquote in dit geval 86.4% zal bedragen. Het CPB11 heeft echter alleen onderzoek gedaan naar een terugbetaalsysteem waarin het percentage van wat een afgestuurde moet afbetalen 3.99% is van het loon wat hij of zij boven het WML verdient. Toch noemt het CPB ook deze aflosquote. Hoe kan de regering dit verschil verklaren? Wat wordt de aflosquote wanneer er met het percentage van 4% in plaats van 3.99% van het loon boven het WLM wordt gerekend? Waarom heeft de regering ervoor gekozen een ander percentage te kiezen dan is doorgerekend door het CPB, zo vragen deze leden.
Deelt de regering de mening dat er op dit moment geen uitspraken kunnen worden gedaan over de aflosquote omdat in het wetsvoorstel een ander aflospercentage van het loon boven het WML wordt genoemd dan is doorgerekend door het CPB? Graag een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina vijf
De genoemde leden constateren dat de regering stelt dat onder het studievoorschot iedereen die het talent en de motivatie heeft om te gaan studeren ook daadwerkelijk kan gaan studeren. Hoe wordt in deze stelling motivatie gemeten en gedefinieerd? Wat beschouwt de regering als het hebben van het talent in de bovenstaande stelling, zo vragen zij.
Het maatschappelijk profijt van een jaar hoger onderwijs is gelijk aan het privaat profijt.12 Zodoende is studeren inderdaad investeren voor de student, maar op gelijke wijze voor de overheid. De huidige investering in studenten heeft de overheid er immers al binnen tien jaar uit, en studenten investeren op dit moment ook al aanzienlijk in hun studie. Hoe verantwoordt de regering, in het licht van de hiervoor genoemde feiten, dan dat zij geld wegneemt van studenten wanneer zij dit het hardst nodig hebben, zo vragen deze leden.
De regering stelt dat zowel het publiek als het privaat profijt van een opleiding in het hoger onderwijs moeilijk in getallen of andere meetbare eenheden is uit te drukken. Toch maakt de regering momenteel duidelijk een financiële afweging door geld bij studenten weg te halen en dit geld te investeren in het onderwijs. Hoe kan de regering verklaren dat het hier efficiënt zou zijn om zowel te investeren in het onderwijs als de basisbeurs te behouden? Hoe kan de regering voorts de huidig geldstroom in het onderwijs verklaren wanneer hier geen duidelijk maatschappelijk of publiek profijt uit blijkt, zo vragen de voornoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina zes
De genoemde leden lezen dat de regering stelt dat het ABF-rapport13 niet is gebruikt, omdat dit onderzoek geen onderscheid maakt tussen het afschaffen van het OV-studentenreisproduct en het afschaffen van de basisbeurs. Deze leden constateren dat in het ABF-rapport wel degelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen het afschaffen van het OV-studentenreisproduct en de basisbeurs, en de resultaten van deze verschillende vragen ook los worden weergegeven. Waarop baseert de regering dat het ABF rapport alleen maar de combinatie van maatregelen toetst, zo vragen zij.
Deze leden vragen voorts waarop de regering de aanname baseert dat hbo-studenten geen master gaan volgen. Is de regering van mening dat hbo-studenten geen master moeten gaan volgen? Graag een reactie.
De regering stelt in haar brief over het ABF-rapport het volgende: «Ook is aan de respondenten gevraagd of zij een master zouden volgen als basisbeurs en ov-kaart verdwijnen. Veel van de respondenten zijn echter hbo-studenten die sowieso al geen master volgen, maar die controlevraag is niet gesteld». Er is respondenten echter de optie geboden «Nee, ik zou sowieso geen master gaan doen» te antwoorden en daarnaast is er onderscheid gemaakt tussen hbo en wo respondenten. Zie hiervoor tabellen C1 en C2 uit het rapport14. Waarom stelt de regering dan dat die controlevraag niet is gesteld, terwijl die wel in de antwoordmogelijkheden is opgenomen, zo vragen deze leden.
Deze leden zijn mening dat zelfs als de redenatie wordt gevolgd dat de meeste hbo-studenten geen master doen (een redenatie die deze leden te sterk vinden) dan blijkt dat alsnog 12% van de wo-studenten15 geen master meer zou gaan volgen, terwijl ze dat wel van plan waren. Door het ABF-rapport als geheel niet mee te nemen wordt dit feit genegeerd. Deze leden vragen alsnog een reactie van redering.
In haar brief stelt de regering over het ABF-rapport het volgende: «Dit onderzoek is namelijk gebaseerd op een aantal fundamenteel verkeerde aannames. Studenten hebben in dit onderzoek gereageerd op de hypothetische situatie dat basisbeurs en ov-jaarkaart zouden verdwijnen. De ov-jaarkaart verdwijnt echter niet. Sterker, ook minderjarige mbo-studenten krijgen straks een ov-studentenkaart.» In het onderzoek zijn beide scenario’s (afschaffen basisbeurs en afschaffen ov-jaarkaart) los van elkaar gesteld. Dat de antwoorden over het afschaffing van de ov-studentenkaart niet relevant meer zijn erkennen deze leden, maar daarmee zijn de andere vragen, specifiek en alleen over de afschaffing van de basisbeurs, nog altijd relevant. Waarom presenteert de regering het gehele rapport als niet relevant, terwijl dit slechts voor een deel van het de gestelde vragen correct is? Nu duidelijk is dat het ABF-rapport op meerdere fronten relevant is voor de discussie over het afschaffen van de basisbeurs verzoeken deze leden de regering dan ook dit rapport alsnog net zo grondig mee te nemen in de analyse, zoals zij andere rapporten heeft behandeld.
In haar reactie op het ABF-rapport heeft de regering ook andere kritiek op de vraagstelling van de onderzoekers. De leden hebben echter begrepen dat er bij de opstelling van de vragenlijst medewerking is geweest van medewerkers van het Ministerie van OCW. Hoe kan het dan dat de regering nu, achteraf, kritiek heeft op de vraagstelling, zo vragen zij.
Aanvullend, het onderzoek van ABF is uitgevoerd in opdracht van de regering. Weliswaar onder een ander ministerie dan OCW, maar dezelfde regering. Hoe kan het dat de regering dit onderzoek nu als nutteloos bestempeld, zo vragen deze leden.
Deze leden vragen tevens waarom de regering het ABF-onderzoek niet heeft meegenomen, terwijl er meerdere malen is aangegeven vanuit de Kamer dat dit wel nuttige informatie bevat. De genoemde leden verzoeken de regering nogmaals om een uitgebreide schriftelijke reactie naar het totale ABF-onderzoek en haar uitkomsten. Graag een reactie.
Deze leden constateren dat voor het ABF-onderzoek 6.000 enquêtes zijn ingevuld, tegenover 103 enquêtes bij het SCP-onderzoek16. Wat vindt de regering van dit grote verschil in respons en de hieruit volgende betrouwbaarheid van de verschillende onderzoeken? Waarom gebruikt de regering het CPB-onderzoek maar het ABF-onderzoek niet? Wat vindt de regering van het feit dat de verschillende onderzoeken verschillende conclusies geven? Hoe heeft de regering het onderscheid gemaakt welk onderzoek wel meegenomen is bij het vormen van het beleid omtrent het studievoorschot en welk niet, zo vragen deze leden.
Is de regering het met de genoemde leden eens dat er door de wildgroei aan rapporten over een leenstelsel het nu erg lastig is de gevolgen van het studievoorschot in te schatten, nu verschillende rapporten verschillende uitkomsten tonen? Graag een reactie.
Is de regering het met de genoemde leden eens dat er een duidelijk verschil zit tussen het wetsvoorstel, zoals dit vorig jaar is ingediend, en het huidig wetsvoorstel studievoorschot? Is de regering het met deze leden tevens eens dat er geen enkel onderzoek is gedaan naar de gevolgen op het gebied van de toegankelijkheid onder het studievoorschot? Waarom heeft de regering ervoor gekozen geen extra onderzoek te doen naar het studievoorschot, maar de onderzoeken naar het leenstelsel aan te nemen als de onderzoeken naar de gevolgen van het studievoorschot, zo vragen de genoemde leden.
Is de regering het voorts met deze leden eens dat in het wetsvoorstel studievoorschot ook veel flankerend beleid is opgenomen? Is de regering het met de leden van deze leden tevens eens dat dit flankerend beleid ook gevolgen kan hebben voor de doorstroom en de toegankelijkheid? Is de regering het met deze leden ook eens dat er naar het studievoorschot en het bijhorende flankerend beleid nooit onderzoek is gedaan? Is de regering het met de leden eens dat een deel van het flankerend beleid ook de huidige studenten zal treffen? Graag een reactie.
Deze leden constateren dat de huidige studenten niet meer hun studiekosten van de belasting kunnen aftrekken, iets waar ze wel bij aanvang van hun studie op hadden mogen rekenen. Wat vindt de regering hier van? Deze leden vragen naar de mening van de regering als het gaat om «het veranderen van de regels tijdens het spel»? Is de regering het met de leden eens dat voor deze studenten het studeren nu onverhoopt duurder was dan dat ze redelijkerwijs konden verwachten, zo vragen zij.
Deze leden vragen voorts wat de regering vindt van het verder ophogen van de financiële druk op studenten door flankerend beleid. Is de regering het met deze leden eens dat er zo ook het onderscheid tussen studies waar veel extra kosten voor moeten worden gemaakt, in de vorm van bijvoorbeeld boeken, en goedkopere studies worden vergroot? graag een reactie
Is de regering het met de leden van de genoemde fractie eens dat het belangrijk is juist de combinatie van maatregelen te toetsen, en de gevolgen inzichtelijk te krijgen voor een verdere behandeling van het wetvoorstel studievoorschot? Vindt de regering het belangrijk de gevolgen van maatregelen die zij voorstelt inzichtelijk te hebben voordat deze worden ingevoerd? Vindt de regering dat er momenteel voldoende duidelijkheid is over de gevolgen van het studievoorschot voor de toegankelijkheid en de doorstroom binnen het hoger onderwijs, dit terwijl meerdere onderzoeken verschillende conclusies trekken, zo vragen deze leden.
Is het kabinet het met de genoemde leden eens dat het ook zinvol is om de gevolgen op het gebied van studentenhuisvesting in beeld te brengen bij het afschaffen van de basisbeurs? En dat dit beeld het best gegeven wordt in het ABF-onderzoek, zo vragen zij.
Een onderdeel van de prestatieafspraken is dat ho-instellingen zich meer moeten profileren en zich dus meer van elkaar zullen gaan onderscheiden. Hierdoor wordt het voor sommige aankomende studenten vrijwel onmogelijk om thuis te blijven wonen. Puur omdat de studie die hun passie heeft niet in de buurt van het ouderlijk huis gegeven wordt. Deze studenten zullen duurder uit zijn dan studenten die de mogelijkheid hebben om bij de ouders te blijven wonen. Graag een reactie van de regering.
Is de regering het met de leden van deze leden eens dat de studenten die wel op kamers moeten gaan wonen duurder uit zijn dan studenten die thuis kunnen blijven wonen? Is de regering het tevens eens met deze leden dat de studenten die op kamers moeten straks nog duurder uit zullen zijn omdat de basisbeurs voor deze studenten wegvalt en dit voor hun een hoger bedrag is dan voor thuiswonende wonende studenten? Graag een reactie.
Wat vindt de regering van dit onderscheid tussen en het extra benadelen van uitwonende studenten ten opzichte van thuiswonende studenten? Dit terwijl er voor sommige studenten geen keus is, zo vragen de voornoemde leden.
Vindt de regering dat studenten de mogelijkheid moeten hebben om de studie te volgen waar de student passie voor heeft, waar deze dan ook onderwezen wordt? Deelt de regering de mening dat studenten die op kamers moeten voor hun studie duurder uit zijn? En dat het wegvallen van de basisbeurs dit effect zal versterken. Is de regering het met de genoemde leden eens dat studenten hun studie zouden moeten kiezen zonder hierbij een financiële afweging te maken? Ziet de regering het gevaar dat studenten nu eerder een studie dicht bij het ouderlijk huis zullen kiezen om de kosten tijdens de studie laag te houden in, zo vragen deze leden.
Aangezien studenten duurder uit zijn als zij uitwonend zijn, maar hier soms geen keuze in hebben door bijvoorbeeld unieke opleidingen, zou het aannemelijk zijn om het verschil in beurshoogte tussen uit- en thuiswonende studenten op de een of andere manier in stand te houden. Waarom heeft de regering ervoor gekozen dit niet te doen, zo vragen de genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina zeven
Op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar het grote aantal rapporten antwoordt de regering dat de onderzoeken van het CPB, SCP, CBS17, CHEPS18 en Researchned het meest volledige beeld zouden geven van de gevolgen van leenstelsels op basis van de beschikbare kennis in kwantitatieve en kwalitatieve zin. Een dergelijke stelselhervorming vraagt om een zorgvuldig onderzoek. Kan de regering aangeven waarom er geen betrouwbaar onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van dit specifieke leenstelsel, zo vragen deze leden.
De regering geeft aan dat uit het SCP-onderzoek blijkt dat maar weinig respondenten aangeven dat zij zich door een leenstelsel laten weerhouden van een studie. Is deze uitkomst wel betrouwbaar gezien het extreem geringe aantal geënquêteerden, zo vragen zij.
De regering stelt dat een aantal belangrijke maatregelen zijn genomen op basis van de uitkomsten van het SCP-rapport. Met name de kans op enige uitval onder stapelaars vanuit het mbo. Kan de regering verantwoorden waarom zij wel «belangrijke maatregelen» treft naar aanleiding van een kwalitatief onvoldoende rapport (zoals het SCP zelf aangeeft in de inleiding van het rapport), maar niet eens kijkt naar de uitkomsten van het ABF-rapport, terwijl dit vele malen representatiever is? Graag een reactie.
Deze leden merken op dat de regering stelt dat het CPB de daling van instroom, die volgens het CPB rond de 2% ligt, heeft bepaald op vergelijkingen met andere landen maar heeft gecorrigeerd voor «dergelijke aspecten». Welke aspecten heeft het CPB meegenomen om de vergelijking met het buitenland aan te passen? De genoemde leden zouden graag inzichtelijk krijgen hoe het CPB tot de 2% daling is gekomen. Wanneer verwacht de regering dat de instroom weer op het originele peil zal zijn? Graag een reactie.
Hoe gaat de regering bepalen wanneer de instroom weer op het originele peil is? Wat ziet de regering als het originele peil wat betreft de instroom?
Wat zou voor de regering een acceptabel peil zijn wat betreft de instroom, zo vragen de genoemde leden.
Deze leden constateren dat de regering Australië en de VS noemt specifiek als voorbeelden bij de instroomeffecten. Neemt de regering een voorbeeld aan deze landen wat betreft de studiefinanciering, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina acht
De regering geeft aan de het ov-studentenreisproduct in dit wetsvoorstel behouden blijft, in tegenstelling tot de eerdere afspraak in het regeerakkoord. Is het zeker dat het ov-studentenreisproduct in de huidige vorm behouden blijft tijdens de kabinetsperiode, zo vragen de genoemde leden.
De regering stelt tevens dat de «gratis» reisvoorziening voor mbo-studenten van extra belang is. Waarom trekt de regering de conclusie dat deze van extra belang is voor mbo-studenten ten opzichte van ho-studenten? Kan de regering aangeven hoeveel mbo-studenten momenteel nog bij de ouders wonen? Wat is de gemiddelde reisafstand en reistijd voor deze mbo-studenten? Hoe verstaat deze reistijd en reisafstand zich tot hbo en wo studenten, zo vragen deze leden.
De regering geeft ook aan dat het voor een geslaagde invoering van het leenstelsel cruciaal is dat elke (aankomende) student goed op de hoogte is van de wijzigingen in de studiefinanciering. Deze leden zijn van mening dat dit op het moment absoluut niet het geval is. Uit onderzoek onder studenten in Nijmegen blijkt dat 37% van de huidige bachelorstudenten niet wist dat zij voor hun master geen basisbeurs meer zullen ontvangen19. Kan de regering hier een reactie op geven, zo vragen deze leden.
De regering geeft meermaals aan dat een student zijn spaargeld kan inzetten, meer uren kan gaan werken, zijn ouders vragen bij te springen, langer thuis blijven wonen of sneller kan besluiten te studeren om te voorzien in de studiekosten. Er zijn echter talloze situaties denkbaar waarbij studenten niet (meer) kunnen werken naast de studie en sneller studeren niet mogelijk is. Daarnaast is het vrij aannemelijk dat studenten niet € 30.000 spaargeld hebben om in te zetten en is het in verband met unieke opleidingen lang niet altijd mogelijk om langer thuis te blijven wonen. Gelet op het wegblijven van de ouderlijke bijdrage in 40% van de gevallen in combinatie met het bovenstaande zijn studenten in aanzienlijk veel gevallen toch echt genoodzaakt zichzelf in de schulden te steken. Graag een reactie van de regering.
De genoemde leden constateren tevens dat de regering aangeeft de effecten van invoering van het leenstelsel te gaan monitoren. Hoe gaat de regering dit doen? Welke indicatoren worden bij deze monitor gebruikt, zo vragen zij.
De regering noemt voorts drie kerndoelstellingen voor de voorlichtingsstrategie. Scholieren worden in deze strategie totaal niet genoemd. Kan de regering hier een reactie op geven? Hoe is de regering van plan alle scholieren op tijd te gaan informeren over het aankomende studievoorschot? De brief die scholieren inmiddels hebben ontvangen gaat totaal niet in op de exacte wijzigingen binnen de studiefinanciering. Heeft de regering nog meer plannen dan het sturen van brieven, zo vragen zij.
Deze leden vragen tevens hoeveel extra een student, tegen minimumloon, zal moeten werken om het verlies van de basisbeurs te compenseren. Ziet de regering het als een reële mogelijkheid dat studenten deze hoeveelheid werk naast het huidige curriculum kan doen? Hoe ziet de regering de combinatie van het willen verhogen van het aantal contacturen met geld wat vrijkomt middels het studievoorschot en het als mogelijkheid opperen dat studenten extra kunnen gaan werken naast hun studie? Deze leden vragen ook wat de gevolgen zouden zijn op het gebied van studietempo voor studenten die de het verlies van de basisbeurs zullen compenseren door extra te werken.
Wanneer een student extra lang doet over zijn of haar studie, bijvoorbeeld door extra te werken naast de studie om het verlies van basisbeurs te compenseren, zal dit kosten met zich meebrengen voor zowel de student als de overheid. Kan de regering inzichtelijk maken wat de kosten voor een gemiddelde uitwonende student zonder aanvullende beurs zijn bij een jaar uitloop? Kan de regering tevens inzichtelijk maken wat de kosten voor de overheid zijn wanneer een student een jaar langer over zijn of haar studie doet, zo vragen de genoemde leden.
Deze leden constateren dat de regering stelt dat het CPB het deelname-effect alleen bepaald op basis van de prijsverhoging van de directe onderwijskosten. Ziet de regering dit als voldoende om het inkomenseffect goed te kunnen inschatten, zo vragen zij.
Deze leden vragen of de regering een aantal voorbeelden kan geven van indirecte onderwijskosten, en hoe deze onder het studievoorschot kunnen stijgen. Welke studenten zullen de dupe zijn door de stijging van deze indirecte onderwijskosten? Verwacht de regering dat er extra aankomende studenten zullen afzien van een studie door deze hogere indirecte onderwijskosten. Hoe hoog verwacht de regering dat het verlies aan instroom zal worden door het studievoorschot wanneer deze indirecte onderwijskosten worden meegenomen in de instroom effect cijfers? Deze leden vragen om een uitgebreide toelichting.
Ook constateren deze leden dat de regering stelt dat zij de toegankelijkheid sterk zal gaan monitoren en hiervoor effectmetingen in het leven zullen worden geroepen. Deze leden ondersteunen deze intensieve monitoring. Wel voorzien zij ook een ander mogelijk effect naast alleen een verlaagde instroom. Wanneer de kosten voor het volgen van een opleiding verhoogd worden door het afschaffen van de basisbeurs zal ook de drempel om te switchen van opleiding verhoogd worden. Graag zien zij een reactie van de regering hier op.
Deze leden vragen voorts hoe de regering het effect op de verlaagde switch gaat monitoren. Ziet de regering het als wenselijk dat het aantal studenten wat switched van opleiding tijdens of na het eerste studiejaar daalt? Ziet de regering het als wenselijk dat het aantal studenten wat switched van opleiding tijdens of na het eerste studiejaar daalt, ook wanneer studenten tegen hun zin op hun opleiding blijven zitten maar niet switchen omdat ze geen nog hogere studieschuld willen? Wat voor plannen heeft de regering om dit niet durven te switchen door de hogere studiekosten tegen te gaan, zo vragen de genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina negen
De genoemde constateren dat de Minister van OCW in haar brief aangeeft dat ouders niet meer hoeven bij te dragen omdat studenten kunnen lenen bij DUO. Omdat de aanvullende beurs gelijk is aan het bedrag dat van ouders verwacht wordt, stijgt met de verhoging van die aanvullende beurs toch ook de bijdrage die de overheid van ouders wordt verwacht? Hoe strookt dit met uw uitspraak dat ouders niet meer hoeven bij te dragen, zo vragen zij.
De regering geeft aan dat de middelen die vrijkomen door de hervorming van het stelsel van studiefinanciering uitsluitend bestemd zijn voor een kwaliteitsimpuls in het hoger onderwijs. Kan de regering ook garanderen dat dit voor de komende twintig jaar het geval blijft? Hoe schat de regering de kans in dat de middelen die vrijkomen uit het studievoorschot over 38 jaar nog steeds gelabeld zijn voor het onderwijs, zo vragen de genoemde leden.
Deze leden constateren dat de regering eraan hecht dat de beschikbare middelen in dit stadium nog niet gedetailleerd te bestemmen voor specifieke beleidsmaatregelen. Komt de hervorming niet te vroeg? En is de regering het met deze eens dat er tijd genomen moet worden om het stadium waar de regering naar verwijst te bereiken voor de wet wordt aangenomen, zo vragen zij.
De regering geeft tevens aan dat «de middelen die vrijkomen uitsluitend zijn bestemd voor een kwaliteitsimpuls in het hoger onder onderwijs». Voorts geeft zij aan investeringen in de doorstroom van primair en voortgezet onderwijs ook onder «kwaliteitsimpuls» valt. Is het zodoende een mogelijk gevolg dat studenten in het hoger onderwijs onder dit leenstelsel gaan betalen voor voorlichtingslessen op middelbare scholen? Wat zien studenten in het hoger onderwijs hier zelf van terug, zo vragen deze leden.
De strategische agenda zal halverwege 2015 aan de Kamer aangeboden worden. Deelt de regering de mening dat dan een duidelijker beeld kan worden gegeven van waar de opbrengsten van het leenstelsel daadwerkelijk naartoe gaan? Kan de regering aangeven waarom het wetsvoorstel niet wordt ingediend nadat het beeld omtrent de daadwerkelijke investeringen duidelijk is, zo vragen de genoemde leden.
Deze leden merken op dat de regering ook aangeeft dat «kwaliteitsverbetering niet van de ene op de andere dag plaatsvindt» en dat onderwijsinstellingen daarom zelf de eerste jaren investeren. Vindt de kwaliteitsverbetering met deze investeringen wel van de ene op de andere dag plaats? Wat gaat de eerste lichting studenten die onder het leenstelsel valt precies merken van de kwaliteitsverbetering, zo vragen deze leden.
De regering noemt als een van de voorbeelden voor investeringen in de praktijk excellentietrajecten. Wordt de kwaliteit van het onderwijs verbeterd door extra te investeren in excellentietrajecten, zo vragen zij.
Vindt de regering dat wanneer het geld voor deze extra investeringen in excellentietrajecten van alle studenten komen, alle studenten verliezen immers hun basisbeurs, ook voor alle studenten beschikbaar moeten komen? Verwacht de regering, gezien het belang van deze investering in het hoger onderwijs en de positieve effecten die deze kwaliteitsimpuls heeft op de vele verschillende maatschappelijke sectoren en de economische groei, dat ook in latere jaren de regering op veel draagvlak kan rekenen. Waarop baseert de regering dit draagvlak, zo vragen deze leden.
Deze vragen tevens welke effecten op de economische groei de regering verwacht te bereiken door middel van deze kwaliteitsimpuls. Welke maatschappelijke sectoren gaan baat hebben bij deze kwaliteitsimpuls, zo vragen zij.
Relatie tot andere wetswijzigingen
Vragen naar aanleiding van pagina tien
De genoemde leden constateren dat de regering stelt dat de keuze voor het studievoorschot los staat van het belastingstelsel. Waarom wordt dan wel de mogelijkheid tot het aftrekken van scholingsuitgaven van de belasting met dit wetsvoorstel geschrapt, zo vragen zij.
De regering stelt ook dat studenten in dit wetsvoorstel instemmingsrecht krijgen op de hoofdlijnen van de begroting om ook de eerste studenten tegemoet te komen die de kwaliteitsslag in het hoger onderwijs mogelijk maken. De genoemde leden merken echter op dat uit recent onderzoek door ISO20 en LSVb21 is gebleken dat de medezeggenschap al niet goed betrokken is bij de prestatieafspraken22 23 . Wat vindt de regering van dit onderzoek? Wat vindt de regering van de uitkomsten van dit onderzoek? Is de regering van mening dat de medezeggenschap beter betrokken moet worden bij de prestatieafspraken, zo vragen zij.
Deze leden vragen tevens welke lessen de regering trekt uit het huidige beleid omtrent medezeggenschap en uitkomsten van het onderzoek van de studentenvakbonden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de medezeggenschap wel goed wordt betrokken bij de begroting? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de medezeggenschap wel goed wordt betrokken bij de nog te vormen kwaliteitsafspraken? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de medezeggenschap ook daadwerkelijk de capaciteit heeft om op voldoende wijze mee te beslissen over zaken als de begroting.
Deze leden vragen of de regering extra geld vrijmaakt voor de scholing de medezeggenschap om hun nieuw verworven rechten goed te kunnen benutten? Is de regering van mening dat de instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor een goed functionerende medezeggenschap? Wat ziet de regering als een goed functionerende medezeggenschap, zo vragen zij.
Deze leden vragen voorts welke aanwijzingen er zijn dat hogescholen initiatieven nemen voor nieuwe Ad’s24. Hoe reikt het Landelijke Platform Associate Degree ondersteuning aan naast het aanbieden van expertise en het identificeren van kansrijke trajecten? Wat hoopt de regering dat Hogescholen meenemen als zij kijken naar de Rotterdam Acadamy, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina elf
De genoemde leden merken op dat de regering het belangrijk vindt om zo spoedig mogelijk gerichte investeringen te doen uit oogpunt van kwaliteitsbevordering. Kan de regering aangeven of de kwaliteit van onderwijs op dit moment zodanig slecht is dat de investeringen met dergelijke haast moeten worden gedaan, zo vragen zij.
Deze leden merken op dat regering aangeeft dat zij het advies van de Raad van State naast zich neerlegt en alsnog direct de ruimte wil creëren voor de nieuwe bekostiging. Deelt de regering de mening dat het raar is om wel al ruimte te creëren voor deze nieuwe vorm van bekostiging, terwijl de huidig prestatieafspraken nog niet zijn geëvalueerd? Daarnaast zijn deze leden van mening dat deze vorm van bekostiging een aparte behandeling in de Kamer verdient aangezien dit grote wijziging betreft ten opzichte van de huidige situatie. Deelt de regering deze mening, zo vragen zij.
Deze leden vragen of de Kamer nog wel inspraak krijgt en inzicht op hoe de kwaliteitsafspraken vorm gegeven zullen worden? Wanneer de evaluatie van de prestatieafspraken tegen gaat vallen, en er een Kamermeerderheid bestaat voor het afschaffen van deze vorm van bekostiging, zal dit dan ook gevolgen hebben voor de kwaliteitsafspraken, zo vragen zij.
Deze leden constateren dat de regering stelt dat het experiment Bindend Studieadvies in het tweede jaar onder meer tot doel heeft om te stimuleren dat studenten hun opleiding binnen de nominale studieduur afronden. Ziet de regering het wenselijk dat studenten hun studie binnen nominale studieduur afronden, zo vragen zij.
Deze leden merken op dat de regering eerder heeft aangegeven dat zij het wenselijk ziet wanneer een student naast zijn of haar studie werkt om werkervaring op te doen. Hoe valt dit te rijmen met binnen nominale studieduur studeren? De genoemde leden vragen hier een reactie op. Deze leden constateren dat er voor studenten, net als voor de overige mensen, 168 uur in een week zitten. Wat ziet de regering als een acceptabel aantal werkuren naast de studie, zo vragen zij.
Deze leden constateren dat studeren ook een fulltime bezigheid is, dit op basis van 60 ECTS25 per jaar, en 42 onderwijsweken per jaar. Dit komt neer op een studielast van 40 uur per week. Waarom ziet de regering het als wenselijk dat studenten naast deze studiebelasting van 40 uur ook nog gaan werken? Waarom verwacht de regering van studenten een hogere tijd belasting per week dan van de gemiddelde werkende burger, zo vragen zij.
Reden tot wetswijziging
De genoemde leden stellen aan de hand van de memorie van toelichting vast dat de motivatie voor het wetsvoorstel voor een groot deel gebaseerd is op de stelling van de regering dat de verhouding in bijdrage tussen studenten, ouders en de overheid meer in balans moet komen. Zij stellen aan de hand van de beantwoording ook vast dat de regering erkent dat er wel degelijk een grote maatschappelijke opbrengst is van hoger onderwijs. Zij vragen daarom nogmaals om een toelichting waarom in de ogen van de regering deze verhouding scheef zou zijn gegroeid en in ogen van de regering de balans meer in evenwicht moet worden gebracht.
Vragen naar aanleiding van pagina twaalf
De genoemde leden lezen, als antwoord op de vraag waarom de basisbeurs zo gemakkelijk van tafel wordt geveegd, dat de basisbeurs de afgelopen 30 jaar een effectief instrument is geweest om de poorten van het hoger onderwijs te openen voor een bredere en diverse studentenpopulatie. Kan de regering aangeven waarom de regering alsnog voornemens is deze basisbeurs af te schaffen, zo vragen zij.
Op de vraag hoe het leenstelsel in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten de deelname van studenten uit de lagere inkomensgroepen aan het hoger onderwijs hebben beïnvloed stelt de regering dat op basis van twee dergelijke losse voorbeelden, zonder context moeilijk conclusies kunnen worden getrokken. Toch doet de regering op pagina zeven hetzelfde met het voorbeeld van Australië. Kan de regering hier een reactie op geven, zo vragen deze leden.
Deze leden merken tevens op dat de regering stelt dat zij het belangrijk vindt dat er een breed maatschappelijk draagvlak bestaat voor een maatregel voordat deze wordt ingevoerd. Wat ziet de regering als breed maatschappelijk draagvlak? Is de regering van mening dat maatschappelijk draagvlak hetzelfde is als een meerderheid in de Eerste en de Tweede Kamer? Waarop zou de regering maatschappelijk draagvlak verder baseren dan zetels in beide Kamers? Zij vragen voorts of de regering van mening dat er momenteel breed maatschappelijk draagvlak is voor het studievoorschot. Hoe kan de regering overtuigd worden van het ontbreken van breed maatschappelijk draagvlak voor het studievoorschot, zo vragen zij.
Deze leden vragen tevens wat de regering vindt van de grote stijging van het aantal studenten in het hoger onderwijs. De regering stelt dat in 2012 het aantal ingeschreven studenten 660.891 bedroeg. Gaat de regering ervan uit dat dit alle jongeren zijn die de talenten en motivatie hebben om te gaan studeren zijn?
Zo niet, hoe gaat de regering er zorg voor dragen dat werkelijk alle studenten met de talenten en de motivatie kiezen voor een opleiding in het hoger onderwijs, zo vragen zij.
Deze leden vragen zich af hoe de regering tot de conclusie komt dat de basisbeurs nu niet meer het optimale middel is om de (financiële) toegankelijkheid van het hoger onderwijs te borgen. Waaruit blijkt dat de basisbeurs nu niet meer een middel om de (financiële) toegankelijkheid te borgen? Wat vindt de regering van de reactie van studentenorganisaties dat het nu lijkt alsof de basisbeurs aan haar eigen succes ten onder gaat, zo vragen zij.
De genoemde leden merken op dat de regering blijft spreken van een versoepeling van de terugbetaalvoorwaarden. Kan de regering toelichten waarom deze voorwaarden soepeler zijn dan de huidige voorwaarden? Ziet de regering het koppelen van de rente op studieschulden aan een andere staatsobligatie met een ander rentepercentage ook als versoepeling van de terugbetaalvoorwaarden? Deze leden vragen tevens hoeveel hoger de rente gemiddeld zal worden wanneer deze aan de voorgestelde staatsobligatie wordt gekoppeld. Kan de regering een overzicht maken van de rentes van beide staatsobligaties over de afgelopen 42 jaar, zowel de huidige als voorgestelde nieuwe, zo vragen zij.
Deze leden vragen voorts hoeveel hoger de rente is op de voorgestelde staatsobligatie dan op de huidige staatsobligatie? Hoeveel zal dit in totaal voor de gemiddelde student aan extra rente gaan kosten, met een schuld van € 24.000 die hij of zij terugbetaalt over 42 jaar (35 jaar aflossen, 2 aflosvrije jaren aan het begin en 5 jokerjaren die direct worden ingezet na de aflosvrije jaren)?
Deze leden vragen of de regering de hoogte van dit bedrag alleen aan rente al acceptabel vindt om te vragen.
Vragen naar aanleiding van pagina dertien
De genoemde leden constateren dat de regering aangeeft dat het collegegeld in Engeland de afgelopen jaren aanzienlijk is verhoogd, maar dat dit weinig effect heeft gehad op de deelname. Heeft de regering er ook rekening mee gehouden dat deze verhoging wel heeft geleid tot protesten, hogere studieschulden en een aanzienlijk lager percentage afgestudeerden dat de studieschuld terugbetaalt? Op het moment ziet de overheid van ongeveer de helft van de uitgegeven studieleningen niets terug en overweegt zij weer een ander studiefinancieringsstelsel. Dit omdat het stelsel in Engeland niet houdbaar wordt geacht. Kan de regering hier een reactie op geven, zo vragen deze leden.
De regering geeft meerdere malen aan dat de stelsels in andere landen dusdanig verschillen, dat een vergelijking met het Nederlandse stelsel niet te maken is. Is de regering het met deze leden eens dat met deze stelling de aannames over deelname-effecten, die ook worden gedaan op basis van dit vergelijkend onderzoek, enigszins ongeloofwaardig overkomen, zo vragen zij.
Deze leden vragen de regering om een overzicht te geven van de kosten van het onderwijs in de VS bij de verschillende soorten universiteiten of colleges. Ziet de regering dat er naast een prijsverschil ook een kwaliteitsverschil tussen de verschillende vormen van onderwijs in de VS bestaat? Vindt de regering het wenselijk dat een dergelijk systeem ook in Nederland mogelijk wordt, waar duurder onderwijs daadwerkelijk beter onderwijs is maar lastiger toegankelijk voor studenten met families uit lagere sociaal economische klasse, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina veertien
De genoemde leden merken op dat de regering stelt dat de vraag naar hoger opgeleiden sterk stijgt. Kan de regering deze uitspraak verklaren naast het feit dat in de hbo- én wo-keuzegids aangegeven wordt dat de baankans voor 75% van de studies te laag is? Is de regering het met deze leden eens dat een stijging in de werkloosheid van 2,6% in 2008 naar 5,1% in 2013 – een verdubbeling in 5 jaar tijd – zeer zorgelijk is en volledig onderbelicht is in het wetsvoorstel, zo vragen zij.
Deze leden constateren dat de regering stelt dat de basisbeurs voor mbo-studenten wel blijft bestaan. Waarom heeft de regering besloten de basisbeurs voor mbo-studenten in stand te houden terwijl deze voor het hoger onderwijs wordt afgeschaft? Deze leden vragen de regering inzicht te geven in hoeveel een hoger onderwijs afgestudeerde gemiddeld meer verdient dan een mbo-afgestudeerde.
De regering geeft aan dat een verschil met Engeland wat betreft het hoger onderwijs het significant hogere collegegeld is. Wat betreft het collegegeld in Engeland momenteel? De genoemde leden constateren dat het collegegeld in Nederland de laatste jaren ook behoorlijk is gestegen. Is de regering van plan het collegegeld te bevriezen voor het hoger onderwijs? Ziet de regering het als verantwoord om het collegegeld de komende jaren verder te laten stijgen, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina vijftien
De genoemde leden merken op dat de regering stelt dat de resultaten uit het SCP-onderzoek De Studie Waard26 inderdaad gebaseerd zijn op de antwoorden van een kleine groep van respondenten. Deze resultaten zijn dan ook nooit door de regering gebruikt om kwantitatieve uitspraken over te doen. Twee pagina’s later stelt de regering echter «Onderzoek van het SCP laat zien hoe jongeren tegen het sociaal leenstelsel uit het regeerakkoord aankijken. Slechts weinig jongeren zeggen dat zij bij invoering van dat leenstelsel zouden afzien van een studie». Is de regering het met deze leden eens dat er wel degelijk (veel en vaak) kwantitatieve uitspraken worden gedaan op basis van het SCP-rapport De Studie Waard, zo vragen zij.
Deze leden constateren dat de regering stelt geen kwantitatieve uitspraken te doen naar aanleiding van het SCP-rapport, maar hecht wel voldoende waarde aan de niet representatieve uitkomsten van dit rapport om extra maatregelen te nemen met betrekking tot eventuele uitval onder mbo-stapelaars. Deze leden vinden dit onverantwoord overheidsbeleid. Als 20% van de 103 ondervraagden had aangegeven niet te zullen studeren indien scholingsuitgaven niet langer aftrekbaar zouden zijn, had de regering deze maatregel dan niet opgenomen, zo vragen zij.
De regering heeft aangegeven dat onderzoek van het SCP laat zien hoe jongeren tegen het sociaal leenstelsel uit het regeerakkoord aankijken en dat slechts weinig jongeren zeggen dat zij bij invoering van dat leenstelsel zouden afzien van een studie. Deze leden vragen of de regering kan aangeven in welke mate het van waarde is dat in het, naar eigen zeggen van SCP, kwantitatief onvoldoende rapport van het SCP «weinig jongeren» bij invoering van een leenstelsel af zien van een studie?
Deze leden merken op dat de regering stelt dat de vraag naar hoger opgeleiden de vijftien jaar voorafgaand aan het jaar 2012 sterk is gestegen. Met welk percentage is dit gestegen? Kan de regering hier een reactie op geven? Kan de regering meer recente cijfers aanbieden over de vraag naar hoger opgeleiden, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina zestien
Deze leden constateren dat de regering stelt dat het lastig is in te schatten hoeveel de schuld zal gaan stijgen voor specifieke gevallen. Kan de regering aangeven wat momenteel de gemiddelde schuld is van geneeskunde afgestudeerde? Wat verwacht de regering dat de gemiddelde studieschuld van een geneeskunde student zal gaan worden onder het studievoorschot, zo vragen zij.
De regering geeft op de vraag van de leden van de CDA-fractie aan dat er geen overzicht voor handen is van de maximale studieschuld in de verschillende landen in Europa. Toch zouden ook graag de leden van deze leden dit overzicht zien. Dit om inzicht te krijgen in hoe de maximale mogelijke studieschuld in Nederland zich verhoud tot andere landen in Europa. Deze leden vragen alsnog een antwoord op deze vraag.
In tabel 1 toont de regering de wijze van studieschulden afbetalen in een aantal landen Europa. Deze leden vragen zich af waarom «gemiddeld wat jaarlijks terugbetaald wordt» in België en Denemarken in dollars worden weergegeven? Hoeveel zouden de eerder genoemde bedragen in tabel 1 in euro’s bedragen?
Wat bedoelt de regering met de «hypotheek wijze» van het terugbetalen van de studieschuld in tabel 1? Is er voor de landen weergegeven in tabel 1 ook bekend wat de terugbetaaltermijn van een studieschuld gemiddeld is, zo vragen deze leden.
Bij Engeland wordt aangegeven dat er gemiddeld 9% van het inkomen wordt afbetaald per jaar. Hoeveel is dit momenteel gemiddeld in Engeland? Hoe hoog is het drempelinkomen (het inkomen waaronder je niets van je inkomen hoeft af te betalen) momenteel in Engeland? Wat verwacht de regering dat het gemiddelde in Nederland zal worden wat afgestudeerde per jaar terugbetalen, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina zeventien
De genoemde leden vragen de regering naar een reactie op de door de SLO voorgesteld vaardigheden onder de noemer van 21st century skills. In hoeverre wordt er binnen het huidige onderwijs al aandacht besteed aan deze vaardigheden? Deelt de regering de mening dat er ook aan deze vaardigheden kan worden gewerkt zonder de basisbeurs hoeft te worden afgeschaft, zo vragen zij.
Deze leden constateren dat er geen antwoord wordt gegeven op de vraag van de leden van de CDA-fractie over het percentage van de afgestudeerden waarbij het lenen van de basisbeurs geen rendabele investering is. Deze leden zien graag nog een antwoord op deze vraag.
De genoemde leden vragen de regering naar een verklaring voor het alsmaar groter wordende verschil tussen wat een mbo-afgestudeerde verdient ten opzichte van een ho-afgestudeerde. Hoe groot is het onderscheid tussen het gemiddelde inkomen van een hbo-afgestudeerde en een wo-afgestudeerde?
Waarom heeft de regering besloten wel onderscheid te maken tussen mbo en hoger onderwijs wat betreft de studiefinanciering, maar niet tussen hbo en wo, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina achttien
De genoemde leden merken op dat de regering stelt dat de gemiddelde hbo-afgestudeerde anderhalf jaar na afstuderen € 1.854 bruto per maand verdient. Deze leden constateren dat dit maar net boven het drempelinkomen is. Hoe gaat de regering zorg dragen dat de schuld van de afgestudeerde vlak na het afstuderen nog explosief stijgt door de rente, terwijl de afgestudeerde niet het inkomen heeft waarvan hij wordt geacht af te kunnen betalen, zo vragen zij.
De eerste twee jaar na afstuderen zal DUO niet aankloppen bij afgestudeerden om te beginnen met het afbetalen van de studieschuld. Wanneer de rente gemiddeld 2,75% betreft zal iemand met een studieschuld van € 30.000 bij afstuderen na deze twee jaar al een schuld hebben van € 31.672. Acht de regering het eerlijk dat de studieschuld blijft oplopen tijdens deze periode terwijl nog niemand tegen de student gezegd dat deze moet gaan afbetalen? Hoe gaat de regering duidelijk maken aan huidige studenten dat je ook tijdens deze periode al mag afbetalen? Hoe gaat de regering de afgestudeerde laten weten dat de rente tijdens deze aflosvrijeperiode gewoon doorloopt, zo vragen zij.
Deze leden lezen dat de regering verwijst naar «het onderzoek van ROA27». Zij vragen welk onderzoek dit is.
De regering geeft aan dat in 2009 7,3% van de debiteuren gebruik maakte van de draagkrachtregeling tegenover 9,4% in 2013. Is de regering het met deze leden eens dat deze stijging zorgelijk is, en het aannemelijk is dat dit aanzienlijk op gaat lopen onder de voorgestelde terugbetaalvoorwaarden, zo vragen zij.
Deze leden merken op dat de regering aangeeft dat de groep stapelaars speciale aandacht verdient, omdat uit onderzoek blijkt dat de grootste klap komt te vallen bij de doorstroom van het mbo naar het hbo. Nu blijkt echter dat bij mbo-studenten die gaan studeren op het hbo hun oude mbo-schuld (met de korte afbetaalregeling en de gunstigere rente) zal worden omgezet naar een ho-schuld met de terugbetaalregeling van het studievoorschot. Hoe kan de regering deze negatieve maatregel combineren met het claimen van extra aandacht voor deze groep? Ziet de regering het als eerlijk dat voor stapelaars van mbo naar hbo hun oude schuld verplicht wordt omgezet naar andere voorwaarden, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina negentien
De genoemde leden constateren dat de regering stelt dat indien studenten (meer) zullen gaan werken dit niet zorgt voor verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Verwacht de regering dat er banen speciaal voor studenten gecreëerd worden? Heeft de regering onderzoek laten verrichten naar de mogelijke verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt? Zo nee; waarom niet? Baseert de regering haar stelling dat (meer) werk door studenten niet zal leiden tot verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt louter op aannames uit de economische wetenschap of heeft zij hier ook vaststaande feiten bij, zo vragen deze leden.
Deze leden constateren dat de regering geen volledig antwoord heeft gegeven op de vraag van de leden van de CDA-fractie betreffende de gemiddelde studieschuld, afbetaalduur, en inkomensgroepen van opleidingen in de sectoren transport, chemie en elektronica. Kan de regering aangeven wat de huidige gemiddelde studieschuld is van mbo-, hbo- en wo-studenten in de eerder genoemde sectoren? Kan de regering daarnaast aangeven wat de gemiddelde aflostermijn is van studieschulden in deze sectoren, zo vragen zij.
Deze leden merken op dat de regering stelt dat het evident is dat een hogere schuld betekent dat de student een groter bedrag zal moeten terugbetalen. Hoe ziet de regering dit in combinatie met het aflossen vanaf het WML, zo vragen zij.
Deze leden constateren dat niet alleen de hoogte van de schuld invloed heeft op wat iemand moet terugbetalen, maar juist ook het inkomen van de afgestudeerde invloed heeft wat iemand zal terugbetalen. Graag een reactie. De leden van de SP-fractie constateren dat het dus niet evident is dat iemand met een hogere schuld meer zal moeten terugbetalen. Dit is deels afhankelijk van het inkomen en de rente. Graag een reactie. Deelt de regering de mening van de leden van deze leden dat ook de rente van grote invloed kan zijn op het bedrag dat uiteindelijk totaal betaald wordt aan studieschuld, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina twintig
De genoemde leden merken op dat de regering aangeeft dat «DUO en OCW in september op volle kracht zijn begonnen met de voorlichting over het studievoorschot». DUO heeft echter eind oktober pas informatie op haar website gezet over het studievoorschot. De brief naar (aankomende) studenten, met louter summiere informatie, moet zelfs nog verstuurd worden. Deelt de regering mening dat de voorlichting zeer evident te laat is, zo vragen zij.
De regering geeft met betrekking tot de voorlichting, naast dat er vanaf september begonnen is, ook aan dat de voorlichting zich ook op de genoemde sleutelfiguren moet richten en dat de details vanuit het wetsvoorstel openbaar zijn. Deze leden verzoeken de regering om aan te geven hoe zij de toegankelijkheid waarborgt, zoals de leden van de PVV-fractie reeds verzocht hebben en geen antwoord hebben gekregen. Deze leden zien graag alsnog een toelichting en een reactie.
Tevens zijn deze leden benieuwd naar de specifieke en concrete plannen omtrent de voorlichting de komende tijd, te meer daar de open dagen van hoger onderwijsinstellingen weer steeds dichterbij komen. Graag een toelichting. Ook zijn deze leden benieuwd naar hoe de door de regering genoemde sleutelfiguren benaderd, betrokken en voorgelicht gaan worden met betrekking tot (de inhoud van) het wetsvoorstel en hoe dit (dus) specifiek uitgevoerd wordt. Graag een toelichting.
Tevens vragen deze leden, met betrekking tot de voorlichting, hoe de «veranderingen onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring» zich verhouden tot de steeds korter wordende tijd tussen «definitieve duidelijkheid» omtrent, en de «beoogde ingangsdatum» van de door de regering geïnitieerde hervormingen van de studiefinanciering.
De regering stelt dat bij een extra studieschuld van € 6.000 er een extra maandlast van € 22 optreedt. Deze leden constateren dat dit echter afhankelijk is van de rente die geldt voor de studielening. De genoemde leden verzoeken de regering inzicht te geven wat de extra maandlast zal zijn van een extra studieschuld van € 6.000 bij rentepercentages van – 1%, 0%, 1%, 2%, 2,5%, 3%, 4%, 5%, 6%, 7%, 8%, 9%, 10%, 11% en 12,5%.
Daarnaast constateren deze leden dat dit maandbedrag afhankelijk is van het feit of je aan de het drempelinkomen voldoet. Wanneer een student met € 21.000 schuld met een gemiddelde rente van 2,75% de eerste 10, 15 of 20 jaar niet kan afbetalen, wat bedraagt de schuld van deze student dan na 10, 15 of 20 jaar, zo vragen deze leden.
Deze leden vragen wat het maandbedrag zal worden wanneer een afgestudeerde in bovenstaande scenario’s terecht komt voor de resterende looptijd van zijn of haar schuld. Wat vindt de regering van het principe dat wanneer een afgestudeerde in het begin van de aflostermijn niet aan het drempelinkomen voldoet zijn of haar schuld stijgt en uiteindelijk dus meer zal moeten aflossen dan een vergelijkbare afgestudeerde die wel meteen een baan met een goed inkomen kan vinden, zo vragen deze leden.
Deze leden vragen voorts wat voor plannen de regering heeft op het gebied van de voorlichting betreffende de doelgroepen ouders, decanen, studieadviseurs en mentoren. Zij zien graag een uitgebreid overzicht van wat de regering de komende maanden zal ondernemen om te zorgen dat deze groepen tijdig en correct geïnformeerd zijn.
Vragen naar aanleiding van pagina 21
De genoemde leden constateren dat de regering aangeeft op welke wijzen zij (aankomende) studenten gaat voorlichten. Er is echter geen enkele informatiecampagne gericht op de gevolgen van een hoge studieschuld, een item dat zeker prioriteit dient te genieten. Is de regering voornemens over dit onderwerp ook eerlijke informatie te verschaffen? Is de regering voornemens ook minderjarigen in te lichten wat het hebben van een schuld precies inhoudt en wat de gevolgen hier van zijn? Zo ja; hoe gaat de regering er voor zorgen dat er voldoende bewustzijn over schulden wordt gecreëerd onder minderjarigen? Zij vragen voorts hoe de regering studenten duidelijk gaat maken wat hun baten zijn van een opleiding in het hoger onderwijs.
Is de regering daarnaast voornemens studenten ook in te gaan lichten over de publiek baten van het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs? Is de regering ook voornemens men voor te lichten over de minder soepele kanten van de nieuwe terugbetaalregeling, zoals de hogere rente en de gevolgen hiervan? Zij vragen voorts hoe de regering gaat voorkomen dat er studenten zijn die niet in hun levensonderhoud kunnen voldoen.
Zij vragen verder wat tot nu toe de hits geweest op respectievelijk de site van duo en startstuderen.nl waar de informatie vindbaar is over het leenstelsel. Is de regering tevreden met deze aantallen? Zo niet, wat gaat de regering verder nog ondernemen naast brieven sturen? Op welk punt zou de regering constateren dat de voorlichting niet afdoende heeft plaatsgevonden, zo vragen zij.
Krijgen de drie financiële tools die de regering noemt in de voorlichting van studenten nog een aparte voorlichtingscampagne? Waarom heeft DUO nu nog een rekenhulp gemaakt om inzicht te geven in de kosten van een lening? Dit wanneer DUO al betrokken is bij het financieel studieplan, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 22
Deze leden constateren dat de regering stelt dat er meer inzet komt voor het schakelen tussen onder andere mbo en hbo. Hoe gaat de regering dit inrichten? En tegen welke prijs? De regering stelt dat o.a. doorstroom en studiesucces aandachtsgebieden in de afspraken tussen de instellingen en de Minister worden. Gaat dit nog worden opgenomen in de prestatieafspraken? Zullen deze aandachtsgebieden ook een plaats krijgen in de nog te vormen kwaliteitsafspraken, zo vragen zij.
Zij vragen voorts welke definitie de regering hanteert voor de term studiesucces? Hoe ziet de regering de combinatie van studiesucces en de kwaliteit van het hoger onderwijs voor zich, zo vragen zij.
De regering wijst als voorlichtingsinstrument naar www.startstuderen.nl. Heeft de Minister cijfers over de bekendheid van deze website onder aankomende studenten, aangezien deze pas recent is gelanceerd, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina 23
De genoemde leden merken op dat de regering stelt «De termen van rendement en persoonlijk profijt [...] dienen niet in enge (financiële) zin opgevat te worden, maar juist in meer brede zin te worden bezien». De regering hamert er echter zelf op dat een hbo’er anderhalf tot twee keer meer gaat verdienen dan een mbo’er en een student daarom dient te investeren in zijn studie. Hoe verhouden deze twee uitspraken zich tot elkaar, zo vragen zij.
Is de regering het met deze eens dat door telkens te vermelden dat een hbo’er anderhalf tot twee keer meer gaat verdienen dan een mbo’er leidt tot financieel gerichte studiekeuzes en dat dit onwenselijk is? Wat gaat de regering doen om dit tegen te gaan, zo vragen zij.
De regering geeft aan dat de maandlasten in de terugbetalingsfase nagenoeg halveren. Echter is het afbetaalmaximum van 4% per algemene maatregel van bestuur te wijzigen. Dit percentage kan zodoende door de volgende regering op 8%, of zelfs op de huidige12% worden gezet. Is de regering het met deze leden eens dat de verlaging van de maandlasten zodoende geen belofte is, maar slechts een mogelijkheid?
De regering noemt mede aandacht voor «21st century skills» als investering van de vrijkomende gelden via dit wetsvoorstel. Dit impliceert dat er tot nu toe te weinig aandacht was voor deze «vaardigheden voor deelname aan de (huidige & toekomstige) maatschappij. Blijkbaar werd er tot voorkort vooral vanuit beleids- en onderwijsmakers gedacht over de inrichting van het onderwijs. Is de regering het met de leden van deze leden eens dat dat raar is en dat het tevens raar is dat er pas sinds kort meer explicietere aandacht is voor basale en onmisbare vaardigheden die leerlingen nodig hebben om zich in de wereld te redden, terwijl dit logischerwijs de kern van onderwijs zou moeten zijn: primair richten op wat leerlingen, scholieren en studenten nodig hebben? Graag een toelichting en een reactie.
De regering geeft aan dat investeringen in het hoger onderwijs o.a. afnemende criminaliteit, een beter functionerende democratie en een toename van sociale cohesie en gezondheid als gevolg hebben. De regering geeft vervolgens aan dat een student die investeert in een studie zodoende ook investeert in persoonlijke ontwikkeling, algemene vorming en een hogere kwaliteit van leven in het algemeen. Wat maakt dat de regering, los van de reeds bestaande bijdragen aan de studie en aan de hoger onderwijsinstellingen, zelf niet bereid is deze investering in de veiligheid en de kwaliteit van leven te doen, of in ieder geval niet zal gaan doen via dit wetsvoorstel? Het geld wordt immers bij studenten weggehaald om in hun hoger onderwijs te investeren waardoor de hiervoor genoemde positieve effecten bereikt kunnen worden. Deze leden ontvangen graag een toelichting en een reactie.
Het studievoorschot
Ten aanzien van de zogenaamde cohortgarantie vragen de leden van de SP-fractie of de regering alsnog in kan gaan op de loopbaanplanning van de studenten. Deelt zij de mening dat een student bij aanvang van zijn studie een planning maakt, waarbij de masterfase een logisch vervolg is op de bachelorfase? Nu worden huidige studenten geconfronteerd met een wijziging van de spelregels. Zij konden bij aanvang van de studieloopbaan en de keuzes die zij toen maakten, niet voorzien dat zij zich halverwege opeens geconfronteerd zien met een leenstelsel. Deze leden verwachten hier een toelichting op.
De genoemde leden merken op dat de huidige ouderlijke bijdragen nog niet eens de helft zijn van de veronderstelde wettelijke ouderlijke bijdrage. Deze leden vragen daarom nogmaals of het redelijk is te verwachten dat ouders een deel van het wegvallen van de basisbeurs zullen opvangen. In hoeverre klopt het rekenmodel dat de regering gebruikt om de financiële lasten van studenten in kaart te brengen, zo vragen zij.
De uitspraak in de memorie van toelichting dat de overheid met dit wetsvoorstel nog steeds een even groot deel van de kosten op zich neemt, verbaast de genoemde leden. Met het afschaffen van de basisbeurs vervalt de verantwoordelijkheid van de overheid voor het levensonderhoud van de student. Zij vragen om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina 26
De genoemde leden constateren dat de regering stelt: «Uit de Studentenmonitor valt bovendien nog af te leiden dat studenten die beperkte tijd besteden aan betaalde arbeid, een hoger studierendement hebben dan studenten die niet werken». Uit dezelfde monitor blijkt echter ook dat indien studenten meer dan «beperkte tijd» besteden aan betaalde arbeid, dit ten koste gaat van de effectieve tijd die een student besteedt aan de studie. Deze leden zien graag een reactie van de regering.
Vragen naar aanleiding van pagina 27
De leden van de SP-fractie hebben gevraagd waarom minderjarigen bij banken niet mogen lenen en bij DUO wel, waarbij het niet gaat om het verschil in terugbetaalvoorwaarden, maar om het enkele principe van het aangaan van «een» schuld, ongeacht welke. De regering heeft op deze vraag geen antwoord gegeven. De genoemde leden verzoeken de regering dit alsnog te doen.
De regering geeft aan niet te verwachten dat studenten misbruik gaan maken van de leenfaciliteit door maximaal te lenen voor bijvoorbeeld het kopen van een huis, omdat de voorwaarden gunstiger zijn dan die van een hypotheek. Deze leden vernemen graag welk actieplan de regering heeft voor wanneer dit – tegen haar verwachtingen in – alsnog gebeurt.
Vragen naar aanleiding van pagina 29
Deze leden merken op dat dat de regering aangeeft dat de student «aan de keukentafel» moet zorgen voor zijn ouderlijke bijdrage. De WSF 200028 stelt de wettelijk veronderstelde ouderlijke bijdrage op € 365,55 per maand. Uit de Studentenmonitor blijkt dat de daadwerkelijke gemiddelde ouderlijke bijdrage slechts € 116 bedraagt. Is de regering het met deze leden eens dat, gezien de daadwerkelijke bijdrage nog niet een derde is van de veronderstelde bijdrage, het noodzakelijk is om de veronderstelde bijdrage aan te passen, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 30
De wettelijk veronderstelde ouderlijke bijdrage wordt in de systematiek van de WSF 2000 met eenzelfde bedrag verhoogd als de maximale aanvullende beurs. Is de regering het met de genoemde leden eens dat dit in geen enkel aspect realistisch is, daar de daadwerkelijke ouderlijke bijdrage nu nog niet een derde is van de veronderstelde bijdrage, zo vragen zij.
De leden van de CDA-fractie hebben de regering gevraagd of zij van mening is dat de onderwijsinvesteringen van een student en de overheid procentueel gezien eerlijk verdeeld zijn. De overheid investeert namelijk 2,4% van het totale budget in het hoger onderwijs, tegenover 16% van wat een student investeert (exclusief boeken en andere scholingsuitgaven, dit is alleen het collegegeld). Graag ziet de SP-fractie hier nog een antwoord op.
De regering geeft in haar reactie aan dat een aflostquote van 86,4% als uitgangspunt wordt gehanteerd. De genoemde leden vragen wat deze aflosquote nu is. Kan de regering een overzicht geven van de aflosquote in andere OESO-landen waar studenten een studieschuld opbouwen? In het Verenigd Koninkrijk worden studieschulden door de overheid verkocht aan commerciële organisaties. Hoe waarborgt de regering dat dit niet in Nederland het geval zal zijn, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 32
De genoemde merken op dat de regering stelt dat «het studievoorschot wel degelijk wordt voorgesteld met overgangsrecht». Het schrappen van de regeling omtrent partnertoeslag en de mogelijkheid om scholingsuitgaven van de belasting af te trekken worden echter voor eenieder die studiefinanciering ontvangt ingevoerd, dus zonder overgangsrecht. Deze leden zien hier graag een reactie op.
Huidig stelsel
Vragen naar aanleiding van pagina 34
De regering geeft aan dat er wel degelijk sprake is van overgangsrecht. Hoe is de bekendheid van het studievoorschot onder huidige studenten, zo vragen de genoemde leden.
Het studievoorschot
Vragen naar aanleiding van pagina 34
De genoemde leden constateren dat onder andere de flexibele aflossing pas in 2018 gerealiseerd kan worden. Zo heeft DUO moeite met de uitvoerbaarheid van meerdere aspecten van het studievoorschot. Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat alleen al qua uitvoerbaarheid een latere indiening van het wetsvoorstel gewenst is, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 40
In het antwoord op de vraag hoeveel studenten erop voor- of achteruit gaan in het nieuwe stelsel wordt gesteld dat 320.000 studenten een voucher zullen ontvangen. Op pagina 101 wordt echter gesteld dat 362.700 studenten een voucher kunnen verwachten. Graag zien de leden een eenduidig antwoord op deze vraag.
De regering stelt meermaals dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat studenten de extra financieringslast geheel zullen bijlenen. Heeft de regering een actieplan voor wanneer dit – tegen haar verwachting in – wel gebeurt, zo vragen de genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina 41
De regering verwijst als antwoord op de vraag hoeveel landen per jaar afschrijven op de niet terugbetaalde studieleningen naar «tabel 1» Education at a glance. Dit is echter een onderzoek met uitkomsten op verschillende indicatoren, «tabel 1» bestaat zodoende niet. Graag ontvangen de genoemde leden alsnog een overzicht van wat andere landen met leenstelsels kwijt zijn aan de afschrijvingen op studieleningen.
De regering geeft voorts aan dat er een rekenhulp wordt ontwikkeld op duo.nl. Waarom is deze rekentool er nog niet, zo vragen de genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina 41
De genoemde leden merken op dat de regering stelt dat de ouderbijdrage gelijk is aan de maximale aanvullende beurs. Dit is zodoende € 4.383,96 per jaar. Zodoende wordt een ouder verondersteld een bijdrage te leveren aan de studie van het kind ter hoogte van 65% van wat de overheid investeert. Is de regering het met de genoemde leden eens dat deze verdeling oneerlijk is, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 45
Een minderjarige kan op dit moment beginnen aan een studie in het hoger onderwijs. Met dit voorstel ontvangt hij hiervoor echter niet langer een basisbeurs, maar de ouders van het kind ontvangen ook geen kinderbijslag meer. Is de overheid voornemens iets te doen aan dit gat in inkomsten? Voor een minderjarige is het zodoende op dit moment voordeliger om niet te gaan studeren tot de leeftijd van 18 jaar is bereikt, omdat tot dan nog het recht op kinderbijslag bestaat. Graag een reactie.
De overheid vervangt haar zorgplicht jegens minderjarigen in de vorm van kinderbijslag of een basisbeurs door de optie voor de minderjarige om een schuld aan te gaan. Is de regering het met de genoemde leden eens dat dit nooit de bedoeling kan zijn, zo vragen zij.
De genoemde leden zijn van mening dat de overheid haar zorgplicht vervangt jegens minderjarigen in de vorm van kinderbijslag of een basisbeurs door de optie voor de minderjarige om een schuld aan te gaan. Kan de regering uitleggen waarom dit niet in strijd zou zijn met artikel 27 van het Kinderrechtenverdrag, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 47
Kan de regering een overzicht geven van hoe de VSNU en de Vereniging Hogescholen de zogenoemde pre-investeringen willen besteden? Welke rol spelen studenten uit de medezeggenschap en landelijke studentenorganisaties zoals de LSVb in de besluitvorming rond de uitgaven van de pre-investeringen door universiteiten en hogescholen, zo vragen de genoemde leden.
Voorwaarden bij het studievoorschot
Vragen naar aanleiding van pagina vijftig
De leden van deze fractie vragen in hoeverre ook studenten zijn geraadpleegd in de gesprekken met de Nederlandse Vereniging van Banken en de Autoriteit Financiële Markten.
Zij verzoeken om een overzicht van hoe de studieschuld in andere OESO-landen wordt meegerekend bij het aanvragen van een hypotheek.
Vragen naar aanleiding van pagina eenenvijftig
De genoemde leden hebben de regering verzocht om een reactie op de cijfers van het Nibud, waaruit blijkt dat studenten nu al problemen ondervinden ten aanzien van schulden en jongeren steeds vaker betalingsachterstanden hebben. De regering heeft niet aangegeven wat zij hiervan vindt. De leden ontvangen graag alsnog een reactie.
Is de regering het met deze leden eens dat, gezien één op de vijf 18- tot en met 24-jarigen een betalingsachterstand heeft, het een onverantwoorde zet is om ze dan op te zadelen met nog meer schulden? Zij verzoeken om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina drieënvijftig
De leden van deze fractie hebben de regering gevraagd welke gevolgen de opeenstapeling van een studieschuld en een hypotheek gaan hebben op de koopkracht op lange termijn en welke onderzoeken hiernaar zijn gedaan. De regering heeft hier geen antwoord op gegeven. Graag ontvangen de leden alsnog een antwoord.
Aangegeven wordt dat de Minister de omgeving van MijnDUO wil optimaliseren voor mobiele apparatuur, zo mogelijk in de vorm van een app. Is al bekend op welke termijn deze app klaar moet zijn en voor welke «devices» deze wordt ontworpen?
De Minister kijkt naar de veiligheid van MijnDUO. In hoeverre is de regering erop gerust dat de beveiliging van deze website op voldoende niveau is, na verontrustende berichten hierover van de Algemene Rekenkamer?
Vragen naar aanleiding van pagina negenenvijftig
De leden vragen of een buitenlandse student die naar het buitenland terugkeert mag aflossen aan de hand van de draagkrachtvrije voet. Gezien de verschillen in inkomens per land is een drempel van € 19.253 wellicht relatief erg hoog. Een Roemeen, werkzaam in de horeca, verdient bijvoorbeeld gemiddeld € 2.388 per jaar. In de best betaalde sector in Roemenië verdient een arbeid gemiddeld € 10.705 per jaar, wat ook onder de draagkrachtdrempel ligt. Deze leden verzoeken om een reactie hierop.
De leden van deze fractie vragen welke extra maatregelen de regering heeft genomen om ervoor te zorgen dat een buitenlandse student zijn studieschuld gaat terugbetalen.
Zij vragen tevens wat het voor een internationale student betekent als deze zowel een Nederlandse, als een studieschuld in eigen land heeft.
Vragen naar aanleiding van pagina drieënzestig
De regering geeft aan geen reden te zien om informatie over studieschulden op aanvraag aan hypotheekverstrekkers te verlenen, omdat er een gedeeld belang is van consument en hypotheekverstrekker. Is de regering het met de leden van deze fractie eens dat het krijgen van een zo hoog mogelijke hypotheek ook een belang van de consument kan zijn, dat niet gedeeld wordt door de hypotheekverstrekker? In hoeveel gevallen verzwijgen studenten op dit moment de studieschuld aan hypotheekverstrekkers? Welk onderzoek is hier naar gedaan, zo vragen zij.
Verlenging terugbetaaltermijn
De regering geeft aan dat het mogelijk is levenlanglerenkrediet op te nemen naast een reeds bestaande studieschuld. De regering ziet er voorts geen probleem in dat er twee terugbetalingssystemen naast elkaar lopen. Kan de regering, in het licht hiervan, aangeven waarom dit niet mogelijk is voor mbo’ers die doorstromen naar het hoger onderwijs, nu zij zonder keuze in het nieuwe stelsel gedwongen worden?
Renteberekening
Wat betekent de aanpassing van de rente vanaf 2017 voor de stijging van de schulden? Hoeveel rente gaat er dan berekend worden? Betekent dit dat de rekenmodellen die nu worden gebruikt uitgaan van een verouderd rentepercentage? Wanneer de student begint met aflossen, valt die onder het nieuwe percentage? Hoe zien de geraamde studieschulden eruit wanneer met de aangepaste rente wordt gerekend, zo vragen deze leden.
Flexibel aflossen
Vragen naar aanleiding van pagina tweeënzeventig
De regering antwoordt op vragen van de CDA-fractie dat DUO niet registreert hoeveel studenten geen beurs aanvragen vanwege religieuze overtuiging. Is de regering van plan om bij eventuele uitvoering van dit wetsvoorstel wel onderzoek te doen naar studenten die afhaken, omdat zij vanwege religieuze overtuiging geen geld mogen lenen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Ophoging aanvullende beurs
De laatstgenoemde leden vragen op welke wijze de studenten uit gezinnen met een lager inkomen geheel worden gecompenseerd. Zij wijzen er nogmaals op dat studenten de basisbeurs ter waarde van bijna € 300 verliezen en hier maar € 100 extra aanvullende beurs voor terugkrijgen. De studenten uit gezinnen met een laag inkomen dat net iets hoger is dan «de laagste inkomens», krijgen minder. Deze leden vragen hoeveel meer deze studenten moeten gaan lenen dan nu het geval is.
Deze leden vragen de regering exact toe te lichten op welke wijze, voor welke inkomensgroep het verlies van de basisbeurs geheel wordt gecompenseerd en vanaf welk ouderlijk inkomen dit niet meer het geval is. Hoeveel gaat die laatste groep studenten uit gezinnen met een lager inkomen erop achteruit?
Functiebeperking
Vragen naar aanleiding van pagina negenenzeventig
De regering geeft aan dat een studente bij zwangerschap enkel op extra voorzieningen kan rekenen wanneer complicaties optreden. Graag horen de leden van de SP-fractie de reden dat een ongecompliceerde zwangerschap niet voldoende reden geeft voor extra voorzieningen.
Vragen naar aanleiding van pagina eenentachtig
De regering erkent dat met betrekking tot kwijtschelding bij functiebeperkingen uitwonende studenten niet volledig gecompenseerd worden. De leden van deze fractie vinden het onverdedigbaar en onacceptabel dat studenten met een functiebeperking in het nieuwe stelsel met € 2.150 worden gekort. Zij verzoeken om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina drieëntachtig
De regering geeft ter compensatie van de wegvallende basisbeurs aan dat een student spaargeld kan inzetten, kan lenen bij DUO, meer uren kan werken, zijn ouders kan vragen bij te springen, langer kan blijven thuiswonen of sneller kan proberen te studeren. Elk van deze voorstellen beperkt de studeersnelheid, toegankelijkheid of is vanwege toekomstperspectieven onwenselijk. Is de regering het met deze leden eens dat dit niet de gewenste oplossingen zijn voor het wegvallen van de basisbeurs uit het budget van de student, zo vragen deze leden.
Fiscale weglek
De regering stelt dat deeltijdstudenten niet geraakt worden door het afschaffen van de aftrekmogelijkheid van studiekosten van de belasting. Ook deeltijdstudenten maken echter studiekosten in de vorm van studieboeken en andere scholingsuitgaven. Hoe ziet de regering voor zich dat het afschaffen van de aftrekmogelijkheid ook niet nadelig gaat uitpakken voor deeltijdstudenten?
De regering stelt dat zij het als onnodig ziet om de fiscale aftrek voor de studenten die nu nog recht hebben op de basisbeurs in stand te houden, omdat zij nu nog een basisbeurs ontvangen. De leden van deze fractie verschillen hierin van mening met de regering. Juist omdat nu de aftrekmogelijkheid wel bestaat, terwijl ook deze studenten nu een basisbeurs ontvangen, zien deze leden geen reden om dit nu te gaan wijzigen. Zij verzoeken om een reactie.
De regering geeft aan dat het wel mogelijk is deze uitzondering voor de huidige studenten te maken, zodat zij hun studiekosten wel van de belasting kunnen blijven aftrekken, maar dit ingaat tegen kabinetsbeleid en de Brede Agenda Belastingdienst. Wat zijn de administratieve kosten van het in stand houden van de aftrekmogelijkheid voor huidige studenten?
Waarom vindt de regering het dit bedrag niet waard om de huidige studenten te ontzien en voor hun de regels niet tijdens het spel te veranderen?
Hoe gaat de regering huidig studenten inlichten over het feit dat zij straks hun studiekosten niet meer van de belasting kunnen aftrekken, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina vierentachtig
De regering stelt dat voor deeltijdstudenten de aftrekmogelijkheid van scholingsuitgaven van de inkomstenbelasting blijft bestaan. De leden van de genoemde fractie vragen de regering waarom er voor deze groep wel een uitzondering gemaakt wordt en voor de overige studenten niet. Daarnaast vragen de leden van deze fractie waarom er dan ook niet een uitzondering kan worden gemaakt voor huidige studenten.
Is de regering het met deze leden eens dat dit inbreuk maakt op de cohortgarantie, waarvan de regering claimt dat deze wel bestaat?
Vragen naar aanleiding van pagina vijfentachtig
De regering geeft aan dat het de verwachting is dat de nadelige effecten uit de eerdere onderzoeken niet of slechts in geringe mate gaan voorkomen. Is de regering het met de leden eens dat dit slechts een verwachting is en niet is gebaseerd op een daadwerkelijk onderzoek?
Monitoring
Vragen naar aanleiding van pagina zevenennegentig
De regering geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat deelnamepatronen zich snel herstellen. Op welk onderzoekt baseert de regering zich? Is bij dit onderzoek het huidige voorstel voor het studievoorschot gebruikt? Zo nee, is de regering het met de leden van deze fractie eens dat er eerst gedegen onderzoek moet worden gedaan naar de effecten van het studievoorschot op deelname aan meerjarige masters? Is de regering het de genoemde leden eens dat een proactieve communicatie van de regels omtrent huurtoeslag wanneer een student een lening heeft gewenst is, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina zesennegentig
Deelt de regering de mening dat de terugbetaaltool van DUO niet voorziet in het tijdelijk niet kunnen afbetalen van hun lening bij tijdelijke werkloosheid? Is de regering het daarnaast met de genoemde leden eens dat het oplopen van de rente op de studieschuld tijdens perioden van tijdelijke werkloosheid zou moeten worden opgenomen in de rekentool?
Is de regering het met de leden eens dat in de rekentool van DUO ook zou moeten worden meegenomen hoeveel studenten in verschillende sectoren verdienen?
Vragen naar aanleiding van pagina vierennegentig
De leden vragen of de regering de mening deelt dat de prognose dat studenten die een meerjarige master volgen hun schuld spoedig terug zouden verdienen achterhaald is door de uitkomsten van de keuzegids universiteiten? Zij verzoeken om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina vijfennegentig
De regering geeft aan dat studenten nu meer dan «gewone studenten» hun studiekeuze vanuit een intrinsieke motivatie maken. Is de regering het met deze leden eens dat het toevoegen van een financiële overweging aan de studiekeuze van gemotiveerde studenten onwenselijk is?
Vragen naar aanleiding van pagina drieënnegentig
De regering geeft aan dat de looninkomsten van studenten die een tweede master volgen vier tot tien procent hoger zouden liggen dan de looninkomsten van studenten die een eenjarige master hebben gevolgd. Uit welk onderzoek blijken deze cijfers, zo vragen de leden.
Vragen naar aanleiding van pagina tweeënnegentig
De regering geeft aan bij te zullen sturen wanneer er een disbalans blijkt te ontstaan tussen het aantal studenten uit hogere en lagere inkomensgroepen. Wat ziet de regering als een hoge en wat als een lage inkomensgroep?
Aan de hand van welke criteria toetst de regering of zij bijsturing nodig acht indien een disbalans ontstaat tussen deelname van studenten uit hoge en lage inkomensgroepen?
Hoe zal de regering monitoren of er een disbalans ontstaat tussen aantal studenten uit hoge en lage inkomensgroepen, willen de leden van deze fractie weten.
De regering heeft aangegeven «de komende jaren» te zullen monitoren of er een disbalans ontstaat tussen aantal studenten uit hoge en lage inkomensgroepen. Hoe lang zal deze monitor precies gaan lopen?
De regering geeft aan dat «afhankelijk van de uitkomsten van de monitor» bekeken zal worden welke maatregelen passend zijn. Welke maatregelen acht de regering passend bij welke uitkomst?
De regering geeft aan dat in het onderzoek «International experiences with student financing, tuition fees and student financial support in perspective» niet specifiek is gekeken naar het aantal aanmeldingen, maar in plaats daarvan naar het aantal inschrijvingen. Is de regering het met de leden van de genoemde fractie eens dat dit de onderzoeksuitkomsten vertroebelt? Zij verzoeken om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina eenennegentig
De regering geeft aan dat «zo nodig» bijgestuurd kan worden als er een negatief effect van het studievoorschot op de toegankelijkheid blijkt te zijn. Wanneer acht de regering de effecten op de toegankelijkheid negatief? Welke maatregelen zal de regering treffen wanneer er inderdaad een negatief effect van het studievoorschot op de toegankelijkheid blijkt te zijn, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina negenentachtig
De regering geeft aan dat «de arbeidsmarktperspectieven en loonontwikkeling in het merendeel van de sectoren waar de meerjarige masters voor opleiden» gunstig zijn. Voor welke sectoren zijn de arbeidsmarktperspectieven en loonontwikkeling niet gunstig?
Is de regering het met de leden van deze fractie eens dat het uiterst onwenselijk is dat voor enkele sectoren arbeidsmarktperspectief en loonontwikkeling niet gunstig zijn ten opzichte van eenjarige masters? De leden willen graag een reactie hierop.
Vragen naar aanleiding van pagina achtentachtig
In haar reactie op de inbreng van de leden van de SP-fractie geeft de regering aan dat focus op goede studiekeuze, schakelprogramma’s en prestatieafspraken zich richten op «het beste uit iedere student halen.» Is de regering het met deze leden eens dat geen van de genoemde voorbeelden met het studievoorschot te maken heeft en ook zonder dit wetsvoorstel al is doorgevoerd of doorgevoerd kan worden? En dat daarmee het studievoorschot blijkbaar zich niet richt op het beste uit iedere student te halen? Zij verzoeken om een reactie.
De regering geeft aan dat zij erkent dat werkeloosheidscijfers onder hbo-studenten stijgt. Is de regering het eens met de leden dat het verhogen van de studieschulden in tijden van stijgende werkeloosheid onwenselijk is.
Is de regering van mening dat het wenselijk is dat mbo-leerlingen na hun opleiding doorstromen in het hoger onderwijs, zo vragen de leden. De regering geeft aan dat mbo-leerlingen na hun opleiding ook een bewuste keuze voor de arbeidsmarkt kunnen maken. Deelt de regering de mening dat deze opmerking tegenstrijdig is met eerder regeringsbeleid om doorstroom juist te bevorderen, zo vragen zij.
De regering geeft percentages van intredewerkeloosheid. Hoe heeft de regering deze percentages bepaald? Hoe lang zijn recent-afgestudeerden die te maken hebben gekregen met intredewerkeloosheid, gemiddeld werkeloos geweest? Wat waren de cijfers voor intredewerkeloosheid binnen het hbo en mbo van de afgelopen twintig jaar, zo informeren deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina zevenentachtig
De regering geeft aan dat de onderzoeken die gedaan zijn naar het vorige leenstelsel nog altijd valide zijn. Ook geeft zij aan door flankerende maatregelen bepaalde effecten minder of niet zouden optreden. Is de regering het ermee eens dat deze stellingen tegenstrijdig zijn, zo vragen de leden.
Deelt de regering de mening dat het eerder onderzoek door veranderde invulling van het wetsvoorstel niet meer valide is? De regering geeft aan dat zij «een zo volledig mogelijk beeld heeft proberen te schetsen van wat de mogelijke gevolgen zouden kunnen zijn van afschaffing van de basisbeurs». Is de regering van mening dat zij daarin is geslaagd?
De regering geeft aan dat de onderzoeken «een genuanceerd beeld geven van de effecten die mogelijk kunnen optreden bij de invoering van het sociaal leenstelsel uit het regeerakkoord». Is de regering het met de genoemde leden eens dat dit een ander leenstelsel was dan wat nu voor ligt? Zij verzoeken om een reactie hierop.
Vragen naar aanleiding van pagina zesentachtig
De regering geeft aan dat negatieve effecten van het leenstelsel zich «niet of slechts in afgezwakte vorm» zouden gaan voordoen. Wat bedoelt de regering in concreto met «in afgezwakte vorm», zo vragen genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina drieëntachtig
Kan de regering aangeven waar het profileringsfonds nadrukkelijk voor bedoeld is naast het ondersteunen van studenten met een functiebeperking?
Is de regering van mening dat de voorzieningen voor studenten met een functiebeperking zoals genoemd in antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie, afdoende is om studievertraging te voorkomen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De regering geeft aan dat het «in de lijn der verwachting» ligt dat een student verschillende mogelijkheden om zijn schuld te beperken zal aanwenden. Welke combinatie van mogelijkheden acht de regering het meest waarschijnlijk?
De regering geeft aan dat studenten die «beperkte tijd» werken naast hun studie een hoger studierendement zouden hebben. Wat is volgens de regering de definitie van een «beperkte tijd», zo willen deze leden weten.
De regering geeft aan dat de student zijn spaargeld kan inzetten om zijn schuld te beperken. De leden van deze fractie vragen zich af hoeveel spaargeld een student gemiddeld heeft om in te zetten tijdens zijn studie.
Vragen naar aanleiding van pagina tweeëntachtig
De regering geeft aan dat er kwijtschelding van € 1.200 mogelijk is voor studenten die een hbo-bachelor of wo-opleiding (bachelor of master) afronden. Zijn er ook mogelijkheden voor kwijtschelding voor Ad-studenten29? De leden verzoeken om een toelichting.
Is de regering het eens met de leden van de SP-fractie dat het vreemd is dat er één absoluut bedrag van € 1.200 kwijtgescholden kan worden voor vertraging door een functiebeperking, of dit nu een bachelor van drie jaar is, of een volledige opleiding geneeskunde van zes jaar in totaal?
Is de regering het eens met deze leden van de dat het onwenselijk en onacceptabel is de kwetsbare groep van studenten met een functiebeperking die uitwonend zijn met € 2.150 per jaar te korten op hun voorziening? Er wordt verzocht om een toelichting.
Hoeveel studenten hebben momenteel recht op een volledig jaar extra basisbeurs ter compensatie van vertraging opgelopen door een functiebeperking?
Waarop baseert de regering zich als zij stelt dat een kwijtschelding van € 1.200 een adequate voorziening is voor alle studenten die een jaar vertraging hebben opgelopen door een functiebeperking, zo vragen deze leden.
De regering geeft aan dat € 1.200 compensatie voor vertraging door een functiebeperking «niet te hard drukt op de investeringsruimte die het kabinet wil vrijspelen». Waarop baseert de regering zich in de overweging wat «te zwaar» drukt op de investeringsagenda en wat niet, zo infomeren deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina eenentachtig
De regering geeft aan dat zij het belangrijk acht dat alle studenten bewust moeten nadenken over «de mogelijkheden hun leven zo in te richten dat zij tijd en geld hebben voor hun studie». Hoe wil de regering dit realiseren, zo vragen genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina tachtig
Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat het onwenselijk is dat instellingen gemakkelijk kunnen afwijken van het normbedrag wat in de WHW is opgenomen voor compensatie voor studenten met een chronische ziekte of handicap uit het profileringsfonds? Ze willen graag een toelichting hierop.
Vragen naar aanleiding van pagina [P. 79]
Kan de regering een complete lijst aanleveren van medische complicaties waarmee een student in aanmerking zal komen voor verlenging van de prestatiebeurs, zo vragen genoemde leden.
Vragen naar aanleiding van pagina negentig
De leden van de CDA-fractie hebben de regering gevraagd of zij ook rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat de door het CPB genoemde groep studenten niet binnen de groep uitvallers kan vallen. De regering heeft hier geen antwoord op gegeven. De leden van de SP-fractie zien hier graag alsnog antwoord op.
Vragen naar aanleiding van pagina tweeënnegentig
De regering geeft aan dat het ex-post effecten van het leenstelsel wil monitoren. In hoeverre wordt hierbij ook gekeken naar extra-curriculaire activiteiten van studenten, zo vragen de leden.
Vragen naar aanleiding van pagina achtennegentig
Is de regering het met de leden van deze fractie eens dat het recht op een lening geen voldoende alternatief is voor een bijstandsuitkering voor jongeren onder de 27 jaar?
Waarom heeft de regering ervoor gekozen de bedragen bij elkaar op te tellen van schulden die bestaan uit een schuld uit het oude en een schuld uit het nieuwe stelsel, zo vragen zij.
Leven lang leren/Vouchers
Is de regering het eens met de genoemde leden van dat er spoedig duidelijkheid moet zijn over de manier waarop het gebruik van vouchers gemonitord zal gaan worden?
De regering geeft aan dat de bestaande kanalen van OCW en DUO zullen worden aangewend om het collegeldkrediet voor mensen ouder dan dertig te zullen promoten. Om welke specifieke kanalen gaat dit, zo vragen zij.
De regering geeft aan nauwlettend in de gaten te houden of de communicatie van het collegegeldkrediet naar mensen ouder dan dertig effect heeft. Hoe gaat de regering dit monitoren?
De regering geeft aan dat zij, wanneer nodig, een aanvullende informatiecampagne over het collegegeldkrediet wil overwegen. Bij welke criteria zal deze additionele informatiecampagne plaatsvinden, zo informeren deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina honderd
In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de regering dat vouchers mogen worden ingezet voor geaccrediteerde opleidingen waar MOOC’s30 een onderdeel van zijn. Om hoeveel opleidingen gaat dit, zo vragen de leden.
De regering geeft gaan dat het collegegeldkrediet niet is bedoeld als vergoeding voor studieboeken. Heeft de regering een andere compensatie voor de kosten van studieboeken overwogen? De leden verzoeken om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdeneen
De regering geeft aan dat de vouchers pas tussen de vijf en tien jaar na afstuderen kunnen worden ingezet, omdat de student dan een betere studiekeuze kan maken. Is de regering het met de leden eens dat deze paternalistische maatregel niet strookt met de keuzevrijheid en toegankelijkheid binnen het hoger onderwijs?
De regering stelt dat het voucher-systeem een impuls zal geven aan het leven lang leren en het deeltijdonderwijs in Nederland. De leden vragen of de regering het mogelijk acht om van de aangeboden € 2.000 een gehele deeltijdopleiding te volgen. Graag zien zij een toelichting op welke manier de regering de stimulering van deeltijdonderwijs met deze vouchers voor zich ziet.
De regering stelt dat vijf jaar werkervaring nodig is voor afgestudeerden om te bepalen wat voor aanvullend onderwijs zij nodig hebben. De leden van deze fractie vragen of de regering vanaf nu vijf jaar werkervaring als een meetlat gaat zien voor een start van «leven lang leren»?
De leden willen tevens weten of de regering een uitzondering maakt voor de afgestudeerden die een voucher direct na afstuderen kunnen inzetten om hun baankansen te vergroten.
Ook vragen zij of afgestudeerden die geen werkervaring hebben opgedaan in de vijf tot tien jaar sinds het afstuderen, volgens de regering ook een goede inschatting kunnen maken van de aanvullende opleiding die zij nodig hebben.
Het private onderwijs in Nederland krijgt geen kwaliteitsimpuls door de opbrengsten van het studievoorschot. De vouchers die afgestudeerden krijgen kunnen wel worden ingezet voor een deeltijdstudie bij een private instelling. De leden van de SP-fractie vragen hoe erop wordt toegezien dat deze afgestudeerden toch kwalitatief verbeterd onderwijs krijgen?
Het valt de leden op dat de regering consequent «hij» gebruikt bij verwijzingen naar een derde persoon. Is de regering het met deze leden eens dat in het kader van gender-equality de verwijzing hij/zij zou moeten worden aangehouden? Zij willen graag een toelichting hierop.
De regering stelt dat de voor- en nadelen alleszins redelijk tot elkaar verhouden. De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering toeziet op de voordelen voor de studenten in het private onderwijs die normaal aanspraak zouden kunnen doen op een basisbeurs. Zij zullen immers niets terugzien van de investeringen die uit het studievoorschot voortvloeien.
De leden vragen hoeveel studenten op dit moment privaat onderwijs volgen en aanspraak maken op studiefinanciering. Ook willen zij weten welke invloed het studievoorschot op de toestroom naar privaat onderwijs zal hebben voor deze groep.
De regering stelt dat inspraak van studenten op de hoofdlijnen van de begroting een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs waarborgt. Dit is een maatregel die geen geld hoeft te kosten en dus al voor het aannemen van het studievoorschot kan worden ingevoerd. De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering deze maatregel niet eerder invoert?
De regering stelt dat studenten in de toekomst zullen profiteren van de economische groei die de investeringen in de kwaliteit van het onderwijs met zich meebrengen. De leden van deze fractie vragen wat volgens de regering de economische groei in de komende twintig jaar zal zijn die direct en indirect voortvloeit uit deze investeringen.
De leden willen weten welk bedrag er volgens de regering jaarlijks moet worden vrijgemaakt voor de vouchers aan afgestudeerden.
Het is volgens deze leden belangrijk dat er duidelijke afspraken zijn over de regeling rond de vouchers voor afgestudeerden. Op dit moment staat enkel vast dat er vouchers uitgegeven gaan worden en kan de regering middels een AMvB31 de waarde hiervan bijstellen. De leden van de SP-fractie vragen de regering daarom om een duidelijker invulling van de regeling rond vouchers voor het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer gaat.
OV-kaart
Vragen naar aanleiding van pagina honderdtwee
Hoe schat de regering de kansen in dat de Taskforce Beter Benutten Onderwijs en Openbaar Vervoer de kosten voor de studentenreisvoorziening kan beperken tot € 750 miljoen. Hierbij rekening houdend met de groep van 150.000 minderjarige mbo-studenten die wordt toegevoegd aan het contract en het feit dat meer studenten thuis zullen blijven wonen wanneer de basisbeurs verdwijnt. De leden verzoeken om een toelichting.
Vragen naar aanleiding van pagina honderddrie
De regering stelt dat onderwijsinstellingen, koepels, studenten en ov-bedrijven samenwerken in de Taskforce Beter Benutten en Openbaar Vervoer. De instellingskoepels hebben echter publiekelijk aangegeven geen deel uit te maken van deze taskforce. Hoe verwacht de regering het ontbreken van deze belangrijke speler op te vangen? Verwacht de regering dat de opdracht van de Taskforce realistisch is nu niet alle betrokkenen zich aansluiten? Heeft de regering overwogen de Taskforce af te blazen nu de belangrijkste spelers niet vertegenwoordigd zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan willen de leden graag een toelichting.
Zij vragen tevens hoe de Taskforce Beter Benutten Onderwijs en Openbaar Vervoer studenten uit de spits wil halen zonder medewerking van de instellingen. Verwacht de regering dat de student zelf de keuze maakt om enkel colleges te volgen na de spits? Verwacht de regering dat dit effect gaat hebben op de toegankelijkheid en kwaliteit van onderwijs, zo willen zij weten.
Hoe is de regering gekomen tot de gewenste beperking van de uitgaven aan de studentenreisvoorziening van € 750 miljoen. Wat is voor de regering een acceptabele ondergrens van beperking van de uitgaven? Op welk niveau van beperking beschouwt de regering de resultaten van de Taskforce als voldoende?
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvier
De regering geeft aan dat DUO niet gelijktijdig kan werken aan de aanpassing van de ICT-systemen, invoering van het studievoorschot, verhoging van de aanvullende beurs, vereenvoudigingen en de invoering van de OV-kaart voor minderjarige mbo’ers. Daarnaast is ook de versoepelde afbetaling pas mogelijk vanaf 2018. De leden van de SP-fractie vragen hoe DUO tot deze prioritering is gekomen.
De regering geeft aan dat de OV-kaart positief effect heeft op de mobiliteit van studenten en het onderwijsstelsel als geheel. De leden van deze fractie vragen of de regering dit effect teniet doet met de opdracht voor de Taskforce. Ziet de regering de taakstelling van de taskforce als een beperking van dit effect? Zo ja, is dit een gewenst effect, zo willen de leden weten.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvijf
De leden van de SP-fractie vragen waar de regering de uitspraak op baseert dat reisafstand tot de instelling voor mbo-student op dit moment een belemmering vormt.
Is bekend hoeveel mbo’ers als gevolg van deze regeling een stage in een andere stad zouden volgen?
De leden vragen tevens wat de regering doet met de eventuele winst die wordt behaald als het Taskforce Beter Benutten Onderwijs en Openbaar Vervoer meer dan de geplande 200 miljoen vrij speelt.
Wat zal het effect zal zijn op de investeringen en capaciteit wanneer een substantieel deel van de colleges verschuift naar momenten buiten de spits, zo vragen zij.
De leden informeren of de regering op zoek gaat naar input vanuit de instellingen buiten de medewerking van de koepels om, om zo tot een gedegen conclusie te komen met betrekking tot de mogelijkheden in roostering.
In hoeverre is duidelijk hoe de lestijden van de hogescholen en universiteiten al verspreid zijn over de dag. De leden vragen de regering om een gemiddelde spreiding van de lesuren in de verschillende sectoren van het hoger onderwijs. Zij zien graag een uitsplitsing in de sectoren sociale wetenschappen, geesteswetenschappen, medische studies, natuurwetenschappen, theologie, rechten en managementwetenschappen.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdzes
Is de regering zich bewust van het effect van het afvlakken van de spitsuren? Is de regering het met de leden eens dat een te grote verschuiving van spits- naar daluren ervoor kan zorgen dat er over meerdere uren «spits»drukte ontstaat.
De regering stelt dat scholen het programma Beter Benutten ondersteunen. Kan de regering een overzicht geven van de scholen die hieraan meewerken en hieraan toevoegen of deze scholen bereid zijn mee te werken aan de Taskforce Beter Benutten Onderwijs en Openbaar Vervoer, zo vragen de leden.
De regering stelt dat de scope van de taskforce niet verder reikt dan de oplossingen gerelateerd aan onderwijs. De leden van deze fractie zien met het ontbreken van de onderwijskoepels in de taskforce een discrepantie tussen deze reikwijdte en de doelstelling van de taskforce. Zij verzoeken om een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdzeven
De leden van de SP-fractie vragen waar de kosten van een reisvoorziening voor minderjarige mbo-studenten vandaan komen aangezien de Minister met de vervoersbedrijven de afspraak heeft gemaakt dat deze studenten binnen het bestaande contract gaan vallen. Zij willen hier graag een reactie op.
De regering geeft aan dat de benodigde combinatie van trajectkaarten voor het spoor en voor het stad- en streekvervoer relatief duur is. De leden van de SP-fractie vragen waar deze uitspraak op gebaseerd is. Zij willen graag een toelichting op deze stelling.
De regering stelt dat de uitvoeringslasten voor de Dienst Uitvoering Onderwijs flink zullen toenemen bij een trajectkaart, omdat er een actuele administratie dient te zijn van zowel woonadres als van studie- en stageadressen. De leden van de SP-fractie vragen of er dan momenteel geen actuele administratie dient te zijn, als dit (pas) extra kosten met zich meebrengt bij het hanteren van een trajectkaart. Dit met betrekking tot het mogelijke frauduleus ontvangen van een uitwonende studiebeurs door het opgeven van een onjuist woonadres. Ze verzoeken om een reactie.
Ze vragen tevens of nu de studieadressen dus onbekend zijn, aangezien dit ook extra administratieve lasten met zich mee brengt bij de invoer van een trajectkaart. Dit terwijl studenten zich (her)inschrijven via Studielink en zodoende digitaal gekoppeld worden aan hoger onderwijsinstellingen.
De leden van deze fractie willen weten hoe een trajectkaart zich eventueel zou laten hanteren indien er (acute) problemen in de dienstregeling optreden en studenten via een andere route zouden moeten (om)reizen om op de gewenste bestemming uit te komen en in hoeverre dit een rol heeft gespeeld bij de keuze(s) van de regering. Zij willen graag een toelichting en een reactie.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdacht
Wat zal de regering doen wanneer uit de midterm-review van de prestatieafspraken blijkt dat instellingen zich nog niet voldoende profileren. De leden van de SP-fractie vragen op wat voor manier de regering eventuele tegenvallende resultaten verwerkt. Is er een plan om de profilering en zwaartepuntvorming aan te jagen? Acht de regering dit wenselijk? Zo ja, waar kunnen de leden deze plannen terugvinden?
De regering geeft op de vraag van de CDA-fractie naar de belemmering van onderwijstijden op de ontplooiing van studenten geen duidelijk antwoord. De leden van de SP-fractie zien graag bevestigd dat eventuele wijzigingen in onderwijstijden op instellingen om studenten uit de spits te weren nooit belemmerend mogen zijn voor de ontplooiing van studenten.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdnegen
De leden van de SP-fractie vragen waarop de regering de aanname baseert dat een stijging van het aantal reiskilometers niet aannemelijk is, terwijl ook gesteld wordt dat niet met zekerheid te zeggen is of studenten thuis zullen blijven wonen en meer gaan reizen bij het verdwijnen van de basisbeurs.
De regering geeft een afwijkend antwoord op de vraag van de CDA-fractie of de vijf jaar (55 maanden) reisrecht niet flexibel ingezet kunnen worden binnen zeven jaar. De leden van de SP-fractie horen graag of de mogelijkheid bestaat om het reisrecht van 55 maanden flexibel aan en uit te zetten binnen de termijn van zeveb jaar, zoals de CDA-fractie de vraag waarschijnlijk bedoeld heeft.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel geld het zou kosten wanneer inderdaad, zoals in het antwoord van de regering de maatregel van het Kabinet Rutte-I, de inperking van het reisrecht van zeven naar vijf jaar wordt teruggedraaid.
De leden van deze fractie vragen of de benutting en doelmatigheid van de OV-kaart volgens de regering direct gelinkt is aan de kosten van deze kaart. Graag een toelichting op de aanname dat een verlaging van de uitgaven gerelateerd is aan een hogere doelmatigheid.
De leden vragen de regering of het realistisch is om een maximum aan de uitgaven van de reisvoorziening in 2020 en 2025 te stellen, zonder duidelijkheid over de samenstelling en effectiviteit van de taskforce.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdelf
De regering geeft aan niet vooruit te willen lopen op mogelijke alternatieve besparingswijzen op de OV-kaart. De leden van de genoemde fractie zijn van mening dat de signalen dat de taakstelling van de Taskforce Beter Benutten Onderwijs en Openbaar Vervoer onhaalbaar is duidelijk aanwezig zijn en vraagt de regering om een gedegen plan «B» om de geplande besparing tot € 750 miljoen mogelijk te maken.
Vereenvoudigingen
Vragen naar aanleiding van pagina honderdtwaalf
De regering geeft aan dat inbreuk maken op de kwartaalsystematiek die bij de kinderbijslag wordt gehanteerd kostbaar en ingewikkeld is. De leden van de SP-fractie vragen wat het kostbaar zou maken.
De leden van de SP-fractie vragen tevens wat maakt dat het ingewikkeld zou zijn.
Ook vragen de leden waarom het specifiek «ingewikkeld» zou worden en niet bijvoorbeeld «veel werk om om te gooien». Is er wel de vereiste expertise aanwezig in de regering als al te ingewikkeld werk voorkomen wordt, zo vragen zij.
De regering geeft aan dat door het vergroten van financiële leenruimte en doordat er geen basisbeurs meer wordt verstrekt, het in de rede ligt minder zwaar te tillen aan korttijdige overlap van studiefinanciering en kinderbijslag. Het wordt zo mogelijk de toekenning van de studiefinanciering met een maand naar voren te halen. Vervolgens geeft de regering aan dat dit echter wel een eenmalig financieel effect heeft. De leden van deze fractie vragen wat dit eenmalige nadelige effect is.
De leden vragen tevens waarom de regering in deze casus aangeeft geld uit te kunnen trekken voor een verandering in de systematiek, in plaats van meer geld in het hoger onderwijs te investeren, zoals de regering in eerste instantie met hun wetsvoorstel beoogt.
Vragen naar aanleiding van pagina honderddertien
De partnertoeslag kan een positief effect hebben op de toegankelijkheid. De student met een partner start een studie met de intentie een diploma te halen. De regering haalt in het antwoord op de vraag aan dat de partnertoeslag wordt omgezet in een lening, wanneer de diplomatermijn niet gehaald wordt en dat het voor deze groep dus gunstig is dat de partnertoeslag vervalt, omdat de maximale schuld dan minder hoog is. De leden van deze fractie vragen om hoeveel studenten dit gaat.
De leden van de CDA-fractie vroegen naar de effecten van het leenstelsel op studenten met weigerachtige of onvindbare ouders. Er wordt geantwoord dat de regeling blijft bestaan en dat de student aanspraak blijft houden op de aanvullende beurs. De leden van de SP-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op het verschil in de aanvullende beurs tussen de huidige situatie en het leenstelsel.
In het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie op de vraag op welke wijze de regering voorziet in een regeling die aansluiting tussen kinderbijslag en studiefinanciering verbetert wordt geantwoord dat het in de rede ligt om minder zwaar te tillen aan korttijdige overlap. De leden van deze fractie vragen of de regering inderdaad van plan is minder zwaar te tillen aan deze overlap en of hierover een afspraak wordt gemaakt met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voordat het wetsvoorstel studievoorschot naar de Eerste Kamer gaat.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdveertien
De leden van de PvdA-fractie vroegen de regering naar de administratieve lasten van DUO bij het verleggen van het peiljaar. Hierop is geen antwoord gekomen. Enkel de administratieve lasten voor de ouders zelf wordt aangehaald. De leden van de SP-fractie vragen of de administratieve lasten voor DUO inderdaad aanzienlijk verhoogd worden bij het wisselen van het peiljaar door ZZP’ers.
De leden van laatst genoemde fractie vragen waarom de regering in het antwoord op de vraag vanuit de PVV-fractie ervan uitgaat dat de leenruimte door studenten wordt gebruikt voor levensonderhoud. Het gaat in dit antwoord immers ook om studenten die thuis wonen en hun lening mogelijk gebruiken om hun schoolkosten te dekken. Is de regering van mening dat de student de leenruimte enkel kan inzetten voor levensonderhoud? Zo ja, hoe gaat zij hierop toezien? Welke andere posten ziet de regering als een valide besteding van de lening? Welke verhouding van besteding van de lening aan levensonderhoud vindt de regering acceptabel?
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvijftien
De regering stelt met betrekking tot de trajectkaart dat deze niet tot minder reiskilometers zou leiden. De leden van de SP-fractie vragen zich af waarop dit gebaseerd is.
In het antwoord op de vraag naar de dekking van studiekosten door de extra belasting die een afgestudeerde betaalt, geeft de regering aan dat de mogelijkheid om te lenen gerechtvaardigd is vanwege het grote profijt dat studenten hebben van de investering die zij doen. De Raad van State gaf in haar advies aan dat een hoger onderwijs-diploma niet in alle gevallen uitzicht gaf op een betere baan en ook de keuzegids ondersteunt dit met de boodschap dat drie vierde van de hbo- en wo-studies een slechte baangarantie geven. Is de regering het met de leden van deze fractie eens dat de aanname dat de lening gerechtvaardigd is door het profijt wat studenten hebben van de investering in hun studie onjuiste is op basis van deze gegevens? Zij willen graag een reactie.
De regering stelt dat DUO geen inkomensgegevens of schuldposities van studenten bewaart. Hoe verwacht de regering zicht te houden op de effecten van het leenstelsel op verschillende groepen oud-studenten zonder deze gegevens, vragen de leden van deze fractie.
Kan de regering verklaren hoe een lager maximum in afbetaling (4%) ten opzichte van het oude maximum (12%) kan leiden tot een lagere aflosquote (86,4% in plaats van 90%).
Investeren in kwaliteit/Kwaliteitsimpuls
Vragen naar aanleiding van pagina honderddrieëntwintig
De regering stelt dat het «belangrijk [is] om zorgvuldig na te gaan welke maatregelen het hardst nodig zijn en welke tot het meeste effect zullen leiden», en dat «instellingen in de gelegenheid moeten zijn de investeringen aan te laten sluiten bij hun eigen specifieke context en strategie.» De leden van de SP-fractie vragen of de regering inmiddels kan aangeven welke maatregelen het hardst nodig zijn en welke tot het meeste effect zullen leiden.
Tevens vragen genoemde leden hoe de regering erop gaat toezien dat de instellingen de juiste maatregelen treffen, wanneer de instellingen vrij zijn het beleid aan te laten sluiten bij hun eigen specifieke context en strategie.
Tot slot vragen zij hoe de regering gaat controleren of het vrijgekomen budget inderdaad door de instelling in deze onderwijs verbeterende maatregelen gaat investeren.
Vragen naar aanleiding van pagina honderd drieëntwintig
De regering stelt dat met dit wetsvoorstel het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting wordt ingevoerd, «om te borgen dat ook studenten en personeel medezeggenschap hebben op de besteding van deze middelen door de instellingen». De leden vragen hoe de studenten en het personeel medezeggenschap kunnen bedrijven, als zij slechts iets te zeggen hebben over de grote bedragen. Is medezeggenschap bedrijven op hoofdlijnen niet net zoiets als instemmen met de Rijksbegroting op basis van slechts de totaalposten per ministerie?
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvierentwintig
De regering stelt dat er in 2015 een nieuwe strategische agenda met bijbehorende investeringsagenda wordt opgesteld. De leden van de genoemde fractie vinden het vreemd dat er nu al een specifiek bedrag wordt vrijgemaakt met dit wetsvoorstel, terwijl de investeringsagenda nog moet worden ontwikkeld. Wat gaat de Minister doen, mocht het vrijgemaakte bedrag niet aansluiten bij de investeringsagenda, in negatieve zin dan wel in positieve zin, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvijfentwintig
De regering stelt dat alle maatregelen tezamen, de toegankelijkheid van ons hoger onderwijs ten goede komen. De leden van de SP-fractie betwijfelen dit. Is het niet zo dat studenten al geen fouten meer kunnen maken, dankzij alle maatregelen die het rendement van de opleidingen moet verhogen? De leden vragen daarom het volgende: waar ziet de Minister nog ruimte voor ontwikkeling, voor het «leren leren» van studenten, wanneer er ook een financiële consequentie verbonden wordt aan studeren? Hoe kunnen studenten nog ambitie tonen door een vak buiten het verplichtte curriculum te volgen, door interessante studies te combineren of door bestuurswerk te doen, wanneer zij daar financieel voor gestraft worden indien zij het niet halen en dus studievertraging oplopen, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdnegenentwintig
De leden informeren waarom er continu gesproken wordt over een investering van € 1 miljard in het onderwijs. Wordt een groot deel van dit geld (40%) niet besteed aan het opvangen van negatieve inkomstengevolgen van het voorstel en komt dit geld dus niet ten goede aan de onderwijskwaliteit?
Vragen naar aanleiding van pagina honderddertig
De leden van de SP-fractie vragen op welke onderzoeken de regering zich beroept wanneer ze aangeeft dat contacturen een positief effect hebben op de onderwijskwaliteit.
Vanaf hoeveel contacturen wordt dit effect bereikt? Welke argumentatie ligt ten grondslag aan de eis van 12 contacturen per week. Kan de regering verwijzen naar de wetenschappelijke literatuur waarop dit besluit is gebaseerd? Is er een omslagpunt wanneer meer contacturen geen effect meer hebben op de onderwijskwaliteit? Wat is dat omslagpunt? Is dat omslagpunt niet al bereikt? Hoeveel geld is er nodig om elke student 1 contactuur in de week extra te geven, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdeenendertig
De regering geeft aan dat zij uitdagend onderwijs ziet als onderwijs dat zowel door docent als student als uitdagend wordt ervaren. De genoemde leden vragen of er voor uitdagend onderwijs niet meer uitgegaan moet worden van de principes van «Student Centered Learning» (SCL). Is de regering bekend met SCL? Is de regering van plan hier op in te zetten in de kwaliteitsagenda die ze gaat doorvoeren, zo vragen zij.
Voorlichting
Vragen naar aanleiding van pagina honderddrieenveertig
De leden willen weten op welk moment DUO volgens de regering ingericht zal zijn op het per maand bijstellen van de afbetaling van de studieschuld per afgestudeerden. Wat vindt de regering ervan dat DUO heeft aangegeven dat dit pas in 2018 mogelijk zal zijn? Welke oplossing heeft de regering bedacht voor de afgestudeerden die vanaf 2016 onder de afbetaalregeling van het studievoorschot vallen, maar nog geen gebruik kunnen maken van flexibel afbetalen?
De leden van deze fractie vragen ook welke rekenmodellen de rekenhulp voor studenten zal aanhouden om de gevolgen van de financiële beslissingen duidelijk te maken. Welke factoren worden hierbij meegewogen en welke toelichtende informatie zal daarbij worden gegeven?
De regering stelt dat de voorlichtingstaak bij zowel een decaan als bij een mentor of een vakdocent kan liggen inzake de veranderingen rond de studiefinanciering. De leden willen weten wat het precieze voorlichtingsbeleid van middelbare scholen moet zijn volgens de regering? Wordt elke school daarin vrij gelaten, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvierenveertig
De regering geeft aan een folder te sturen waarin wordt vermeld dat de studiefinanciering eventueel kan veranderen door de invoering van het studievoorschot. De leden van deze fractie merken op dat in veel communicatie van de regering de indruk wordt gewekt dat het invoeren van het studievoorschot per 1 september 2015 al een feit is. Herkent de regering zich in deze signalering? Zo nee, kan de regering dan een overzicht geven van alle communicatie over het studievoorschot tot nu toe en daarin aangeven hoe de eventualiteit van het invoeren van de wet is benadrukt? De leden willen graag een reactie hierop.
De leden vragen ook of er in de communicatie over het studievoorschot vanaf nu steeds zeer duidelijk vermeldt zal worden dat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen. Daarnaast willen de leden weten waar (aankomende) studenten naar worden doorverwezen als zij vragen, angsten of klachten hebben over het studievoorschot.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvijfenveertig
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering gaat waarborgen dat het inzetten op de mogelijkheden die studiefinanciering biedt niet gaat leiden tot het te makkelijk denken over een lening aangaan? Naar welke modellen om deze communicatie zo goed gebalanceerd mogelijk te maken zal de regering kijken? Welke voorbeelden kan de regering produceren van dit soort voorlichting die aantoonbaar «leenangst» wegneemt, maar niet een «leenlust» bevordert?
Vragen naar aanleiding van pagina honderdzevenenveertig
De regering geeft aan dat er passende maatregelen worden genomen als blijkt dat er extra aandacht nodig is voor specifieke groepen, zoals bijvoorbeeld studenten met een lagere sociaaleconomische status. De genoemde leden vragen hoe de regering vast gaat stellen dat extra aandacht vereist is.
Evenzo vragen zij of er van tevoren niet al bepaalde groepen door de regering gesignaleerd worden die extra aandacht vereisen.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdachtenveertig
De regering geeft aan dat uit een nulmeting in juli is gebleken dat scholieren in verschillende mate op de hoogte waren van de mogelijkheid dat het studievoorschot kan worden ingevoerd en wat dat in zal houden. Op welke manier is «op de hoogte zijn» is gemeten, zo vragen de leden.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvijftig
Er wordt verwijst verschillende keren (bijvoorbeeld op pagina 3 en pagina 23) verwezen naar de website www.financieelstudieplan.nl. De leden vragen hoe wordt gewaarborgd dat de financiering voor dit initiatief structureel is?
De leden van deze fractie vragen eveneens of de organisaties achter deze website in staat zijn de veranderingen tijdig aan te passen, zodat scholieren en studenten juist worden geïnformeerd.
Overig
Vragen naar aanleiding van pagina honderdvijfenvijftig en -zesenvijftig
De regering geeft aan dat uit jurisprudentie blijkt dat artikel 14 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet inhoudt dat onderwijs gratis dient te zijn. Op welke jurisprudentie doelt de regering, zo vragen deze leden.
Vragen naar aanleiding van pagina honderdeenenzestig
Wat zijn de gevolgen voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS), wanneer het wetsvoorstel Studievoorschot niet wordt aangenomen?
Hoe gaat DUO om met de mogelijkheid dat het wetsvoorstel Studievoorschot niet wordt aangenomen?
Wat worden de kosten wanneer er opnieuw een herijking van het PVS moet plaatsvinden, zo vragen deze leden.
Betreffende het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting, informeren de leden hoe de regering erop toeziet dat de bepalingen die per verschillende artikelen en onderdelen van de wet verschillende vast te stellen ingangsdata hebben, werkbaar blijven?
Vragen naar aanleiding van pagina honderdtweeënzestig
De regering geeft aan dat bepaalde voorstellen een latere uitvoeringsdatum behoeven bij DUO. Hoe verhoudt de aanpassing van geautomatiseerde uitvoeringsprocessen zich tot de communicatie naar studenten over deze voorstellen?
KPMG geeft aan dat het waarschijnlijk is dat DUO de aanpassingen tijdig kan doorvoeren in zowel het huidige systeem als in PVS. De leden van de SP-fractie vragen naar welke mate van waarschijnlijkheid hier wordt gerefereerd.
Onbeantwoorde of niet volledig beantwoorde vragen
Redenen tot wetswijziging
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven voor hoeveel procent van de afgestudeerden het lenen van de basisbeurs geen rendabele investering is.
Heeft de regering nagedacht over het gevolg van het leenstelsel dat studenten nu vaker bijbanen moeten nemen en dit desastreus kan zijn voor deze arbeidsmarkt? Bij de beantwoording wordt namelijk door de regering verwezen naar een bepaald onderzoek. De vraag van de CDA-fractie ging echter over het algemene het punt van verdringing. Een voorbeeld hiervan is dat in studentensteden bijna alle baantjes in de horeca in handen zijn van studenten, niet van mbo’ers.
Wat is de gemiddelde hoogte van de studieschuld van studenten die aan deze opleidingen afstuderen, uitgesplitst per opleiding? Hoe lang wordt er verwacht dat de hiervoor genoemde studenten doen over het afbetalen van hun studieschuld, uitgesplitst per opleiding? In de nota naar aanleiding van het verslag wordt deze vraag afgedaan door de regering dat het niet goed is aan te geven hoe dit gaat worden. De vraag van deze leden gaat echter over de huidige situatie, zonder studievoorschot.
De leden vragen tevens aan te geven, uitgesplitst in percentages, hoeveel studenten uit het mbo, hbo en wo na hun studie in de hogere inkomensgroepen terechtkomen. Welk percentage is dit van de gehele studentenpopulatie van de hiervoor genoemde onderwijsniveaus, zo vragen zij.
Huidig stelsel
Ten aanzien van de eerder gestelde vraag of de regering kan aangeven waarom ze een werkend systeem wil veranderen naar een leenstelsel, waarbij het nog maar de vraag is of de toegankelijkheid voor het hoger onderwijs is gewaarborgd, merken deze leden het volgende op. De regering focust op kosten studiefinanciering en noodzaak tot investeringen. Er wordt geen onderbouwing gegeven waarom deze investeringen betaald moeten worden door de studenten. Welke rechtvaardiging is er hiervoor? Bovendien wordt niet ingegaan op de relatie met de toegankelijkheid van het systeem.
Het Studievoorschot
Hoeveel procent van de studenten met een andere afkomst dan de Nederlandse zal meer afstuderen in het nieuwe stelsel in verhouding tot het nieuwe stelsel, en waar is deze aanname op gebaseerd?
De leden van deze fractie vragen de regering aan te geven hoeveel gezinnen een verzamelinkomen tot € 30.000 hebben, de grens in het studievoorschot? Hoeveel gezinnen hebben een verzamelinkomen vanaf € 30.000? Hoeveel studenten komen uit een dergelijk gezin, zo vragen zij.
Ten aanzien van de eerder gestelde vraag om in cijfers uit te drukken hoeveel studenten er in het nieuwe stelsel op vooruitgaan ten opzichte van het huidige stelsel en de studenten die erop achteruit gaan, merken de leden het volgende op. Deze vraag is alleen in algemene termen beantwoord, terwijl specifiek is gevraagd om cijfers te geven.
Afgestudeerden met relatief lage inkomens zoals onderwijzers, verpleegkundigen, ergotherapeuten, enz., zullen langer afbetalen en dus meer rente betalen en dus veel meer terugbetalen. De leden willen hierop graag een reactie van de regering. Er is namelijk geen reactie gegeven op de veronderstelling dat als je over een langere periode lagere bedragen terugbetaalt, je uiteindelijk meer rente moet betalen over het hele bedrag, dan wanneer je sneller afbetaalt.
De leden willen een nader antwoord op de volgende eerder gestelde vraag. Waarom wordt de studiefinanciering niet geleidelijk omgebouwd tot studievoorschot, terwijl dit administratief technisch tot de mogelijkheden behoort? Deze vraag wordt gerechtvaardigd door het feit dat het extra geld dat wordt vrijgemaakt voor verbetering van het onderwijs pas op lange termijn (hopelijk) effect sorteert, waardoor de eerste lichtingen «voorschotstudenten» hiervan niet merkbaar profiteren. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt deze vraag afgedaan met cohortgarantie, maar dat is geen «geleidelijke» overgang, omdat deze al ingaat per komend collegejaar, aldus deze leden.
Voorwaarden bij het studievoorschot
Bij de vraag «kan de regering per jaar na het afstuderen een overzicht geven hoeveel procent van de studenten klaar is met afbetalen?» wordt gedoeld op de huidige situatie, niet de situatie na invoering van het studievoorschot, zo merken deze leden op.
Renteberekening bij langere terugbetaaltermijn
De leden van deze fractie vinden de volgende vraag in de nota naar aanleiding van het verslag te summier beantwoord. Wat gebeurt er als het rentepercentage fors stijgt, tot zeg 6%? Zou dat dan betekenen dat bij een gemiddelde schuld (€ 30.000) en een gemiddeld inkomen (€ 30.000 met betaling van 4% van € 12.000 is € 480 per jaar) deze schuld alleen maar oploopt? De rente (€ 1.800) is in dit voorbeeld immers veel hoger dan de betaling (€ 480).
De leden vragen de regering te reageren op de navolgende casus. Stel een afgestudeerde betaalt 7,9% rente en draagt per jaar niet meer dan 4% van zijn inkomen boven het minimum loon af. Stel dat het inkomen niet ver boven het minimum loon ligt en het grootste deel van de schuld nog moet worden afgelost. Kan de schuld dan tijdens de looptijd stijgen, zoals dat vroeger bij een loonvast-hypotheek het geval was? In de nota naar aanleiding van het verslag wordt niet op de specifieke casus ingegaan zoals gevraagd, aldus deze leden.
Functiebeperking
De leden vragen de regering aan te geven wat precies de gevolgen zijn van het leenstelsel voor studenten met een beperking of chronische ziekte? Kan de regering daarbij ook een vergelijking van de huidige en de nieuwe situatie naast elkaar zetten? Kan de regering dit ook doen voor studenten die langdurig ziek zijn of zwanger tijdens hun studie? De leden merken naar aanleiding van de beantwoording van deze vragen in de nota naar aanleiding van het verslag op dat de tabel onoverzichtelijk is. Het is niet te zien wat de maatregelen in de huidige situatie zijn en wat in de nieuwe situatie.
De leden van deze fractie verzoeken de regering aan te geven wat de argumentatie is om juist de kwetsbare groep van uitwonende studenten met een functiebeperking achter te stellen, ondanks dat zij vaak geen mogelijkheid hebben om te werken en daarmee hun schuld te verkleinen en ook vaak langer over hun studie doen.
Toegankelijkheid en internationaal/Europees recht
De leden vragen de regering opnieuw een nadere toelichting te geven waarom de regering van mening is dat dit wetsvoorstel voldoet aan internationaal en Europees recht. Hoe groot acht de regering de kans dat indien een zaak hierover aanhangig wordt gemaakt, dat de regering deze wint?
Gevolgen voor Rijksbegroting
De leden vragen de regering of zij een aantal scenario’s met oplopende rentestanden kan presenteren, dat inzicht biedt in het risico op afbetalingsproblemen en het niet-aflossen van schulden? Wat is bij verschillende rentestanden het risico voor de overheidsfinanciën? Kan dit per geval worden aangeven voor rentestanden van 3%, 4%, 5%, 6% en 7%?
Nieuwe vragen naar aanleiding van de beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag
Algemeen
De leden van deze fractie vragen de regering concreet aangeven hoe zij de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, de instroom van meerjarige masters en de effecten van de vouchers gaat monitoren.
Zij vragen de regering of zij ook wil reageren op het rapport dat is uitgebracht door het ISO en de LSVb over het feit dat prestatieafspraken nog niet altijd leiden tot daadwerkelijke kwaliteitsverbetering en vaak het gesprek over kwaliteitsverbetering wordt gemeden. Deze leden vragen de regering aan te geven hoe zij deze constateringen gaat voorkomen als het gaat om de kwaliteitsafspraken die worden genoemd in dit wetsvoorstel.
Kern van het wetsvoorstel
De regering geeft in de beantwoording aan dat sommige ouders van studenten meer zullen gaan bijdragen, anderen zullen meer gaan werken naast hun studie en een derde groep zal gaan lenen bij DUO. De leden vragen de regering aan te geven wat de verwachte verdeling is en waar de regering deze aanname op baseert?
De regering geeft in de beantwoording aan dat zij met dit wetsvoorstel een bedrag van € 1 miljard verschuift van inkomensondersteuning aan studenten naar investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs. De leden van deze fractie vragen de regering aan te geven hoe dit te rijmen is met de € 620 miljoen die overblijft om daadwerkelijke te investeren?
De regering geeft in de beantwoording aan dat de strategische agenda met bijbehorende investeringsagenda halverwege 2015 zal verschijnen en aan de Kamer wordt voorgelegd. Deze leden vragen de regering te heroverwegen deze verschijning af te wachten alvorens het leenstelsel van kracht te laten gaan. Zij verzoeken om een reactie.
Zij vragen de regering ook of zij kan aangeven of de investeringsagenda één op één gekoppeld is aan de strategische agenda van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De regering geeft in de beantwoording aan dat de begrotingswetgever jaarlijks de omvang van de beschikbare impuls bepaalt. Kan de regering aangeven of zij het met de leden eens is dat deze schokkende constatering betekent dat de investering in het hoger onderwijs totaal niet gewaarborgd is en dus een grote onzekerheid in deze stelselwijziging. Zo ja, heeft de regering nagedacht over een oplossing voor deze constatering?
De regering geeft in de beantwoording aan dat studenten die in 2015–2016 starten met hun master wel onder het in te voeren leenstelsel vallen maar geen compensatie ontvangen in de vorm van de voucher. De leden van deze fractie vragen wat de kosten zijn als deze groep alsnog een voucher krijgt.
In de beantwoording wordt aangegeven dat studenten die 2015 aan een master beginnen wel onder het studievoorschot vallen, omdat de bachelor en de master in het wo onderwijs losstaande opleidingen zijn, terwijl bij het toekennen van de vouchers juist weer wordt gezegd dat de student een bachelor én master gehaald moet hebben om in aanmerking te komen voor de vouchers. De leden verzoeken om een uitleg over deze discrepantie.
Relatie met andere wetswijzigingen
Waarom ziet de regering de noodzaak niet tot afschaffing van het BSA-experiment in het tweede jaar in combinatie met de verhoogde financiële en studiedruk waar de student onder zal lijden in het nieuwe stelsel, zo vragen de leden. De meerwaarde van dit experiment, de bevordering van de studievoortgang en kwaliteitsverbetering van opleidingen, worden geborgd binnen de nieuwe afspraken van het studievoorschot en als men wacht tot 31 augustus 2019, staat de eerste generatie studenten in het nieuwe stelsel onnodig onder druk. De leden van deze fractie vragen een nadere toelichting.
Redenen tot wetswijziging
Volgens de regering bedraagt het gemiddelde inkomen van afgestudeerden met een hbo-diploma € 36.000 en van afgestudeerden met een wo-diploma € 50.000. De regering gaat er vanuit dat bij invoering van het leenstelsel de gemiddelde schuld van studenten oploopt tot € 21.000. Als we de afgestudeerde hbo’er en wo’er uit dit voorbeeld als «maatman» nemen en uitgaan van een stijgende rente, zo vragen de leden van deze fractie, kan de regering dan aangeven bij welk rentepercentage de schuld niet meer zou worden afgebouwd?
De regering geeft in de beantwoording aan dat schakelprogramma’s onderdeel worden van de afspraken die de Minister met de instellingen in het hoger onderwijs gaat maken. De leden vragen de regering hoe de kwaliteit van de schakelprogramma’s kan worden geborgd, ondanks de lagere collegegelden die de instellingen mogen vragen naar aanleiding van dit wetsvoorstel.
Deze leden vragen de regering tevens aan te geven hoe zij handhaaft dat ondanks de mogelijkheid om schakelprogramma’s in verschillende vormen aan te bieden ze altijd kosteloos aangeboden blijven worden.
De leden van deze fractie vragen de regering in te gaan op de schuldenproblematiek in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
De leden vragen de regering aan te geven waarom de regering zo’n haast heeft om een leenstelsel in te voeren, als zij in de beantwoording stelt dat het in dit stadium nog niet mogelijk is om gedetailleerd te bestemmen voor welke specifieke beleidsmaatregelen de kwaliteitsverbetering zal gaan gelden. Is het in het kader van zorgvuldigheid en prioriteiten stellen niet wenselijk dat dit moet worden uitgewerkt om studenten te garanderen waarom zij een publieke investering aangaan?
De regering bevestigt in haar antwoorden de samenhang tussen de verslechtering van de arbeidsmarktpositie van hoger opgeleiden en de conjuncturele ontwikkeling. Ook bij invoering van een leenstelsel zal de concurrentiepositie van afgestudeerden afnemen, wanneer zij niet gedurende hun studie de ruimte krijgen om zich extra-curriculair te kunnen ontplooien. De vraag naar een goed CV32 is nu eenmaal hoog voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. De leden vragen hoe dit zich verhoudt tot verhoging van het studierendement en de invoering van een leenstelsel.
Het studievoorschot
De regering geeft in de beantwoording aan dat geen rekening wordt gehouden met het overgangsrecht als het gaat om bachelorstudenten die in 2015 een master starten en onder het leenstelsel komen te vallen, maar er wel op andere punten waar relevant voorzien is in het overgangsrecht. Deze leden vragen de regering aan te geven welke criteria zij heeft gehanteerd bij de keuze «waar relevant»?
De regering geeft in de beantwoording aan dat een onderscheid tussen bachelor- en masteropleidingen niet gemaakt kan worden door een zwakte in het systeem van DUO. Tevens geeft zij aan dat uit de WSF 2000 kan worden afgeleid dat de bacheloropleiding een van de masteropleiding losstaande entiteit is. De leden vragen de regering een inhoudelijke onderbouwing te geven waarom de bacheloropleiding een losstaande entiteit is en niet in de meeste gevallen een doorstroomopleiding naar de master.
De regering geeft in de beantwoording aan dat met het tijdig bekend worden van de voorgestelde maatregelen en aanvaarding daarvan in het parlement bovendien iedere (aankomende) student bij het maken van zijn (vervolg)studiekeuze rekening kan houden met de aanstaande wijzigingen. De leden vragen de regering aan te geven hoeveel maanden «voor de definitieve studiekeuze gemaakt moet worden», als «tijdig» kan worden aangeduid?
De leden vragen de regering te reageren op de navolgende casus. Een tweedejaars student wil binnen drie jaar de bachelor halen. Deze student ontvangt sinds oktober een aanvullende uitwonende beurs. Na drie jaar bachelor wil deze student een tussenjaar doen om in Amerika te gaan studeren en vraagt uitstel van afstuderen aan (wel alle vakken zijn gehaald). Vervolgens wil deze student in het vijfde en zesde jaar een tweejarige master gaan doen, waarvan een jaar wordt gevolgd aan een universiteit in Duitsland (dit hoort bij de master). Wat zijn de gevolgen van het afschaffen van de basisbeurs voor deze student?
Het Studievoorschot
De regering geeft in de beantwoording aan dat onderzoek naar eerdere beleidsmaatregelen laat zien dat studenten die een hogere bijdrage leverden ook probeerden sneller te studeren, minder wisselden van studierichting en betere cijfers behaalden. De leden vragen de regering aan te geven of hier, net als bij de dip van het aantal studenten in het ho, hier ook na twee jaar weer een herstel van de oude cijfers te zien is.
Deze leden vragen tevens hoe voorkomen gaat worden dat studenten die constateren niet op de juiste opleiding te zitten door financiële afwegingen, niet de switch naar wél de juiste opleiding durven te maken.
De leden vragen op basis van welke criteria de strategische agenda, die blijkbaar door de regering als enige houvast dient om de implementatie van de kwaliteitsbekostiging te garanderen, wordt vastgesteld en hoe de regering kan garanderen dat alle partijen worden gehoord met de ho-tour.
Deze leden vragen waarom pas bij de ho-tour bijeenkomsten wordt stil gestaan bij de gewenste investeringen in het hoger onderwijs en niet gedurende de wetgevingsprocedure van dit wetsvoorstel, zodat studenten weten voor welk doel ze vanaf 1 september 2015 moeten gaan lenen.
Voorwaarden bij het studievoorschot
De regering geeft in de beantwoording aan dat specifiek voor de invordering van studieschulden in het buitenland al extra maatregelen zijn genomen. De leden vragen in hoeverre deze maatregelen tot nu toe helpen. Kan de regering tevens aangeven welk bedrag op dit moment jaarlijks niet wordt terugbetaald?
De regering houdt er rekening mee dat als gevolg van het leenstelsel 13,6% van de schuld die de studenten bij de overheid aangaan, later zal worden kwijtgescholden. Deze leden vragen of de regering kan aangeven welk percentage van de totale schuld zou worden kwijtgescholden als er zou worden uitgaan van een gemiddelde rente van 4% in plaats van 2,5%. Als het percentage oninbare schulden onverhoopt hoger zal komen te liggen, betekent dit dan dat er minder geld overblijft om te investeren in hoger onderwijs?
De leden van deze fractie vragen of de regering berekeningen heeft laten maken van de hoogte van de kwijt te schelden schuld bij hogere rentepercentages of oninbare schulden als gevolg van bijvoorbeeld vertrek naar het buitenland van afgestudeerden met een studieschuld. Zo ja, kan de Kamer in kennis worden gesteld van deze berekeningen? Zo nee, waarom niet?
Renteberekening bij langere terugbetaaltermijn
De regering geeft in de beantwoording aan dat zij geen voorspellingen doet over de ontwikkelingen van de rente, maar stelt tegelijkertijd dat de rente laag blijft. De leden van deze fractie vragen de regering deze discrepantie in uitspraken toe te lichten. Kan de regering tevens aangeven hoe zij tegenover de schommelingen in rentepercentages van 1995 tot nu aan kijkt, waarbij percentages van 4 tot 9 procent geen uitzondering waren?
Uit een bericht op de website van Advalvas33 blijkt dat studenten veel meer moeten gaan betalen bij een hogere rente. De leden vragen hoe hoog de rente in de afgelopen jaren zou zijn geweest op basis van de toekomstige vaststellingswijze. Deze leden vragen tevens waarom de regering de Kamer hier niet uitdrukkelijk op heeft gewezen? Vindt de regering dat zij de Kamer hierover actief had moeten informeren? Zo nee, waarom niet?
De leden van deze fractie vragen aan de regering te reageren op het volgende. Uitgaande van de door de regering gestelde gemiddelde studieschuld van € 21.000, vragen deze leden aan te geven hoe deze studieschuld zich ontwikkelt uitgaande van de rente in de periode 1988–2013?
Stel dat iemand jarenlang een inkomen heeft op het wettelijk minimumloon (WML). Pas na 20 jaar verdient iemand meer dan het WML en kan dan pas terugbetalen. De leden vragen hoe groot de schuld inclusief rente is na deze 20 jaar. Verder vragen deze leden aan de regering of deze persoon 4% betaalt over het verschil boven het WML of over het totaalbedrag.
De leden vragen tevens hoeveel procent er wordt terugbetaald als de gemiddelde rente 3% is en hoeveel dit is bij respectievelijk 4, 5, en 6%. Wat is het effect op de investering in het hoger onderwijs hierbij en tevens op de overheidsfinanciën?
Ophoging aanvullende beurs
De regering geeft in de beantwoording aan dat kinderen met ouders met een inkomen tot € 35.000 een hogere aanvullende beurs ontvangen. De leden van deze fractie vragen op basis van welke criteria de keuze is gemaakt voor het bedrag van € 35.000.
Functiebeperking
De regering geeft in de beantwoording aan dat de regering de student met een functiebeperking niet wil beperken, maar hem of haar de ruimte wil geven om zijn mogelijkheden optimaal te benutten. Tevens benadrukt de regering in de beantwoording dat alle studenten, met of zonder functiebeperking, bewust moeten nadenken over de mogelijkheden die zij hebben om hun leven zo in te richten dat zij voldoende tijd en geld hebben voor hun studie. De leden van deze fractie vragen waarom de regering geen rekening houdt met het feit dat studenten met een functiebeperking vaak buiten hun schuld om niet extra kunnen werken én meer studiekosten moeten maken, waardoor de vrijheid om op kamers te gaan wonen een stuk kleiner is dan voor alle andere studenten.
De regering geeft in de beantwoording aan dat studenten met een functiebeperking evenveel worden benadeeld met dit wetsvoorstel als alle andere studenten. Deze leden vragen de regering aan te geven waarom zij geen rekening houdt met het feit dat uitwonende studenten met een functiebeperking ten opzichte van thuiswonende studenten met een functiebeperking én andere studenten naast het wegvallen van de basisbeurs nog eens extra met € 2.000 worden gekort.
Bijverdiengrens
De regering stelt dat de verhoogde bijdrage opgevangen kan worden door onder meer de mogelijkheid om thuis te blijven wonen. De leden van deze fractie vragen hoe de student zich algemeen kan vormen, persoonlijk ontwikkelen en «21st century skills» opdoen, wanneer de drempel hoger wordt om het ouderlijk huis te verlaten.
Monitoring
De regering geeft in de beantwoording aan dat de kosten van een student die een meerjarige master volgt moeilijk te bepalen is. Deze leden vragen wat de gemiddelde studieschuld van deze groep studenten op dit moment is. Kan de regering tevens aangeven wat de te verwachten gemiddelde studieschuld van deze groep studenten zal zijn na invoering van dit wetsvoorstel?
Levenlanglerenkrediet
Is de regering het met deze leden eens dat het de voorkeur heeft van DUO om het levenlanglerenkrediet pas in het studiejaar 2017–2018 in te voeren, maar dat het ook mogelijk is dit in eerdere studiejaren als voorziening op te nemen? Waarom kiest de regering daar niet voor?
Vouchers
De regering geeft in de beantwoording aan dat het aantal gebruikers met recht op een voucher is geraamd op 362.700 studenten. De leden van deze fractie vragen de regering aan te geven wat het verwachte percentage studenten is dat daadwerkelijk gebruik gaat maken van de vouchers.
OV Kaart
De regering geeft in de beantwoording aan dat reiskosten voor studie en stage, ook als deze verder van de woning van de student af liggen, geen belemmering hoeven te zijn voor de keuze voor deze stage of studie. De leden vragen wat de te verwachten verhoging in kosten is wanneer de trend van sterkere profilering van instellingen blijft aanhouden en studenten dus vaker langere afstanden moeten reizen naar de gewenste opleiding.
De regering geeft in de beantwoording aan het recht op de reisvoorziening niet te willen terugzetten naar zeven jaar. De leden vragen of het voor studenten mogelijk is om, wanneer de student zelf deze afweging maakt, het studentenreisproduct tijdelijk stop te zetten zonder daarbij de mogelijkheid om te lenen te verliezen.
Deze leden vragen hoe de regering het nakomen van de basisafspraken van het wetsvoorstel in gaat vullen, nu vorige week onder meer is gebleken dat het OV-reisrecht voor mbo-studenten niet per 1 september 2015 door DUO kan worden doorgevoerd.
Investeren in kwaliteit
De regering geeft in de beantwoording aan dat de medezeggenschap instemmingsrecht op het profileringsfonds heeft, met uitzondering op de omvang daarvan. De leden van deze fractie vragen de regering aan te geven waarom, ondanks het belang van het stimuleren van extra curriculaire activiteiten hetgeen onder andere in deze beantwoording wordt genoemd, ervoor is gekozen geen instemmingsrecht op de omvang van het profileringsfonds te regelen in de wet?
Tevens heeft de regering aangegeven bekend te zijn met de knelpuntennotitie van het ISO. Deze leden vragen de regering te reageren op de constatering in deze notitie dat er op dit moment nauwelijks transparantie en heldere communicatie naar studenten is en de verschillen tussen hoger onderwijsinstellingen omtrent het profileringsfonds niet duidelijk zijn en hier desalniettemin geen concrete actie op wordt ondernomen.
De leden van fractie verzoeken om een toelichting waarom de genoemde pre-investeringen van de instellingen van € 200 miljoen per jaar enkel kunnen vrijkomen in verband met de introductie van het studievoorschot. De noodzaak tot verbetering in het hoger onderwijs is immers niet iets nieuws.
De leden vragen waarom de regering niet de huidige problemen in het kader van de rechtspositie van de student aanpakt, zoals beschreven in het rapport «De Student centraal», maar dit laat afhangen van de strategische agenda in het nieuwe stelsel.
Kan de regering aangeven of de vrees gegrond is dat zonder een uniforme afbakening van de posten voor het «hoofdlijnenrecht», de begroting van het profileringsfonds per instelling ten prooi zal vallen aan de willekeur van diezelfde instellingen? Hoe kan de regering garanderen dat dit niet gebeurt? Deze leden vragen daarnaast om een toelichting bij de genoemde beleidsterreinen waar de hoofdlijnen van de begroting over gaan.
De leden van deze fractie vragen de regering hoe zij met het wetvoorstel «studievoorschot» denkt in te zetten op het stimuleren van de algemene vorming, persoonlijke ontwikkeling en «21st century skills» van de student, terwijl zij juist door leenaversie en financieel rendement van instellingen minder snel geneigd zal zijn dit tot ontwikkeling te brengen naast de studie.
Voorlichting en financieel bewustzijn
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij bekend is met het rapport van het ISO «De laatste stap», waarin een sterke aanbeveling wordt gedaan om een centraal online platform te creëren waar de student alles voor de studie kan regelen, als oplossing voor de wir-war aan websites, instanties en deadlines, waar elke aankomend student op dit moment mee te maken krijgt. Deze leden vragen of de regering wil onderzoeken of een dergelijk centraal platform een mogelijkheid is.
Kan de regering aangeven in hoeverre studieadviseurs op dit moment op de hoogte zijn van de daadwerkelijke maatregelen? Is de regering bereid te kijken naar een centraal online actueel informatieplatform voor studieadviseurs en studentendecanen, zodat het verstrekken van onjuiste informatie wordt voorkomen?
De regering geeft in de beantwoording aan dat studenten die vervroegd aflossen een overzicht van hun actuele studieschuld en maandlast kunnen opvragen bij DUO, zodat dit bedrag meegenomen kan worden in de berekening van de hypotheek. Kan de regering aangeven of het in de lijn der verwachtingen ligt dat hypotheekverstrekkers daadwerkelijk die actuele staat van de studieschuld meenemen, in tegenstelling tot de studieschuld en maandlast bij aanvang van de hypotheek, wat tot op heden gebeurt?
De regering geeft in de beantwoording aan dat wanneer men inkomen € 40.000 heeft en men een studieschuld van € 22.000 heeft, men een hypotheek van € 153.000 kan krijgen. Kan de regering een scenario met betrekking tot de hoogte van de te verwachten hypotheek schetsen, waarbij een student een studieschuld van € 40.000 heeft en een inkomen van € 30.000? Beaamt de regering dat ondanks het feit dat dit geen gemiddelde bedragen zijn, het wel regelmatig voorkomende bedragen zijn?
De regering geeft in de beantwoording aan dat er een nulmeting is uitgevoerd over de kennis van het leenstelsel bij scholieren. Kan de regering aangeven hoe deze nulmeting is uitgevoerd? Kan de regering deze nulmeting en tevens de nieuwe meting van november delen met de Kamer?
De regering geeft in de beantwoording aan welke maatregelen worden ingezet om het financieel bewustzijn van studenten te vergroten. Zij gaat echter niet in op de vraag of er een waarschuwing komt bij het afsluiten van een studielening en zo ja hoe deze wordt ingericht. Kan de regering alsnog antwoord geven op de vraag of er een concrete waarschuwing op komt bij het afsluiten van een studielening en zo ja, hoe deze wordt vormgegeven?
De leden van deze fractie vragen waarom de regering, in het kader van goede voorlichting over het studievoorschot voor studenten, er geen zorg voor kan dragen dat de rekenhulp op www.duo.nl niet gelijktijdig af is met de behandeling van het wetsvoorstel. Is het verschaffen van alle genoemde voorlichtingsmiddelen niet minstens zo belangrijk als het doorvoeren van het wetsvoorstel zelf?
De leden vragen de regering te reageren op de navolgende hartekreet van een student die zich afvraagt hoe hij zijn studie en studentenkamer, los van alle onkosten, kan financieren met de nieuwe regeling. Deze student is bang om 35 jaar studieschuld te moet aflossen en geen hypotheek te kunnen krijgen, omdat hij stelt dat banken een verklaring willen waarin staat dat hij geen studieschuld heeft.
Gevolgen rijksbegroting
De regering geeft in de beantwoording aan dat de raming over het verwacht terug te betalen bedrag van studenten behoedzaam is. Kan de regering alsnog aangeven wat het risico is voor toekomstige begrotingen, wanneer blijkt dat het aflosquotum van 86,4% toch minder houdbaar is dan op dit moment gedacht? Kan de regering tevens aangeven of zij bekend is met het artikel van Leo Prick in het NRC van zaterdag 25 oktober, waarin hij in duidelijke berekeningen aangeeft dat de terugbetaling van studieschulden zal gaan tegenvallen? Kan de regering haar visie op dit artikel toelichten, zo vragen deze leden.
Extra investeringsruimte ten gevolge van maatregelen studiefinanciering
De regering geeft in de beantwoording aan dat de vereenvoudiging van het studiefinancieringssysteem van DUO een kostenverlaging met zich meebrengt. Hoe rijmt de regering dit met de constatering van DUO in de uitvoeringstoets dat de kosten zullen stijgen? Kan zij tevens aangeven wat voor gevolgen dit heeft voor de rijksbegroting?
De regering geeft in de beantwoording aan dat instellingen hun investeringen laten aansluiten bij hun eigen specifieke strategie en contact en dat het belangrijk is dat studenten meebeslissen over deze keuzes. Hoe valt dit te rijmen met het feit dat het instemmingsrecht op de begroting pas per 1 januari 2016 ingaat en studenten pas instemmingsrecht op de begroting krijgen voor de begroting van 2017? Kan de regering aangeven waarom het instemmingsrecht op de begroting niet eerder van kracht kan zijn?
Uitvoering
Kan de regering een uitgebreide reactie geven op de uitvoeringstoets van DUO en per maatregel aangeven of zij het eens is met de voorgestelde invoerdata? Kan zij tevens aangeven welke gevolgen deze invoerdata hebben voor (aankomend) studenten?
Kan de regering aangeven waarom de financiële impact van de uitvoering van het nieuwe wetsvoorstel door duo nog niet helder in kaart is gebracht? Kan zij tevens aangeven wanneer deze beloofde notitie wel gereed is?
Artikelsgewijs
De regering geeft in de beantwoording aan geen onderzoek te willen doen naar de rechtspositie van de student.
Kan de regering deze conclusie nader toelichten aan de hand van de overkoepelende thema’s die het ISO heeft benoemd in zijn knelpuntennotitie, te weten toegankelijkheid, beoordeling, begeleiding, beëindiging en reparatie?
De regering geeft tevens aan dat instemmingsrecht op de begroting de rechtspositie van de student versterkt. Kan de regering aangeven hoe het instemmingsrecht op de begroting deze knelpunten op zou moeten lossen?
Kan de regering aangeven of zij het eens is met het feit dat een claimcultuur van studenten die bewuster met de vraag van goed onderwijs zullen omgaan door de hogere investering die zij moeten doen, voorkomen moet worden? Zo ja, is zij dan ook van mening dat de knelpunten genoemd in deze notitie opgelost moeten worden om deze cultuur te voorkomen?
Kan de regering specifiek ingaan op de situatie van de studenten Medische Hulpverlening die de dupe zijn van het niet nakomen van de toezegging van de overheid in 2010 om tijdig de BIG-registratie te regelen voor hun opleiding?
In het rapport is te lezen dat de aspecten «algehele recht van studenten», «het beleid van de instellingen», «de bekendheid van de rechten die er zijn», «de naleving van de wet» en «mogelijke verbeteringen die de wet nodig heeft» nodig zijn. De regering gaat niet specifiek in haar beantwoording in op de al gedane onderzoeken omtrent deze aspecten. Kan de regering dit alsnog doen?
Overig
Om de actieve, maatschappelijk betrokken student geen achtergestelde positie te geven op de nominale, enkel studerende student bij invoering van een leenstelsel vragen de leden van deze fractie of de regelgeving omtrent collegegeldvrij besturen uitgebreid kan worden door lenen bij DUO mogelijk te maken en landelijk kan worden doorgevoerd?
Alle studenten in het hoger onderwijs, dus ook die van private opleidingen, krijgen straks geen basisbeurs meer. Voor deze studenten wordt er echter geen extra investering gedaan door de regering in het onderwijs dat zij ontvangen. De leden van de CDS-fractie vragen de regering aan te geven of zij vindt dat er voor deze studenten sprake is van een gelijk speelveld.
Algemeen
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering concreet kan aangeven hoe zij de monitoring van deze stelselwijziging vorm gaat geven? Kan zij daarbij specifiek ingaan op de aspecten toegankelijkheid, terechtkomen van investeringen bij het hoger onderwijs, voorlichting en leven lang leren?
Vragen naar aanleiding van pagina 20
De regering geeft in de beantwoording aan dat DUO en OCW in september op volle kracht zijn begonnen met de voorlichting over het studievoorschot. Kan de regering aangeven wat zij bedoelt met volle kracht, zo vragen deze leden.
Kan de Minister tevens aangeven of zij bekend is met de constatering van het ISO op 14 oktober 2014 dat er 0 zoekresultaten te vinden zijn bij het intypen van studievoorschot op duo.nl, dat de beloofde webpagina over het studievoorschot op duo.nl een foutpagina weergeeft en het magere aantal van twee veel gestelde vragen over het leenstelsel op de website van duo34? Kan zij tevens aangeven hoe deze constatering te rijmen is met de «volle kracht» waarmee DUO en OCW in september zijn begonnen met de voorlichting over het studievoorschot, zo willen deze leden weten.
Vragen naar aanleiding van pagina 45
De regering geeft in de beantwoording op de vraag van de leden van de PVV-fractie of wettelijk vastgelegd kan worden dat de vrijgekomen middelen aan het ho worden besteed wel aan dat de middelen die vrijkomen door de hervorming van het leenstelsel bestemd zijn voor een kwaliteitsimpuls in het hoger onderwijs maar gaan niet in op de vraag of dit ook wettelijk vastgelegd wordt. Kan de regering dit deel van de vraag alsnog beantwoorden, zo vragen zij.
Vragen naar aanleiding van pagina 71
De regering geeft in de beantwoording aan dat de twee aanloopjaren moet blijven bestaan maar dat het wel mogelijk is om versneld af te lossen, tevens is de regering voorstander van het versneld aflossen van de studieschuld. Kan de regering aangeven of het mogelijk is om de student bij afronding van de studie in de systematiek van DUO standaard direct begint met afbetalen tenzij hij/zij aangeeft de aanloopjaren in te willen zetten? Kan de regering tevens aangeven waarom zij wel of niet voorstander is van een dergelijke aanpassing, zo vragen deze leden.
Functiebeperking
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen op pagina 88 van de nota naar aanleiding van het verslag dat de regering erkent dat het voorzieningenniveau voor functiebeperkte studenten geraakt wordt door invoering van het leenstelsel. Waarom neemt de regering genoegen met de aantasting van het voorzieningenniveau van uitwonende studenten met een functiebeperking? Is het argument dat de tegemoetkoming niet te zwaar mag drukken op de investeringsruimte die de regering wil vrijspelen zwaarwegend genoeg om het voorzieningenniveau en ook de toegankelijkheid van deze studenten aan te tasten?
Kwaliteitsafspraken
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de opmerking dat de regering de mogelijkheid wil openhouden om reeds vanaf 2018 investeringen te koppelen aan kwaliteitsafspraken. Om de optie niet op voorhand uit te sluiten wordt niet gewacht met het indienen van een voorstel voor een grondslag voor kwaliteitsbekostiging. Waarom kiest de regering voor het vastleggen van een wettelijke grondslag voor een nieuw bekostigingssysteem om «de mogelijkheid open te houden»? Is niet eerste een goede evaluatie nodig van de lopende experimenten en een grondige parlementaire behandeling van wettelijke borging van een nieuwe bekostigingssystematiek?
Voorlichting en (financieel) bewustzijn
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag (p. 97) dat communicatie over huurtoeslag voor studenten niet anders is dan voor overige burgers en dat verwezen wordt naar de website www.belastingdienst.nl. Deelt de regering de constatering dat studenten bij aanvang van hun studie veel verschillende websites over studie, schulden en toeslagen moeten raadplegen om het complete pakket aan maatregelen en mogelijkheden te kunnen overzien? Is de regering bekend met het rapport van het ISO «de laatste stap»35 waarin een centraal online platform waar alle zaken die geregeld moeten worden aan het begin van de studie wordt aanbevolen? Is de regering bereid om deze aanbeveling over te nemen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat voorlichting door decanen, mentoren en docenten van belang is. Tevens staat te lezen dat individuele gesprekken zeer goed worden geëvalueerd. Kan de regering aangeven hoe deze manieren van voorlichting worden gestimuleerd in het voortgezet onderwijs?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe studenten bij het aangaan van een studielening worden gewezen op de gevolgen van een studielening. Kan preciezer worden aangegeven hoe dit in praktijk concreet wordt vormgegeven bij DUO?
Redenen voor wetswijziging
De leden van de SGP-fractie vragen nogmaals naar de rechtvaardigheid van de voorgestelde herverdeeleffecten met betrekking tot een medisch specialist wiens ouders tijdens zijn studietijd een modaal inkomen hadden. In haar reactie gaat de regering wel in op sociale regelingen voor terugbetaling bij lage inkomens, maar deze leden vroegen juist naar terugbetaling door hoge inkomens. Zij vragen waarom het niet ten minste redelijk is dat afgestudeerden met een hoog inkomen een deel van de aanvullende beurs terugbetalen. Een verhoogde terugbetaling vanwege de aanvullende beurs betekent volgens deze leden juist een onderstreping van de waarde van de aanvullende beurs, namelijk dat de student wellicht mede daardoor een studie heeft kunnen volgen en zelfs een hoog inkomen in de wacht heeft kunnen slepen.
De leden van deze fractie vragen of de regering de hoogte van de veronderstelde ouderlijke bijdrage in kaart wil brengen en de relatie met het normbudget inzichtelijk wil maken. Zij vragen ook naar de opbouw en elementen van de veronderstelde ouderlijke bijdrage. Deze leden vragen eveneens of de regering op basis van onderzoek kan aangeven wat de werkelijke ouderlijke bijdrage is, waarbij niet alleen een gemiddelde wordt gehanteerd, maar ook een verdeling in klassen. Zij merken op dat het bij een hervorming van de studiefinanciering in de rede ligt ook de veronderstelde ouderlijke bijdrage kritisch tegen het licht te houden.
Het studievoorschot
Deze leden hebben met belangstelling kennis genomen van de berekening met betrekking tot een sobere, hardwerkende student en de conclusie dat de regering de terugbetaling ook in die situatie te rechtvaardigen vindt. Deze leden vragen of de regering kan bevestigen dat voor dergelijke studenten
De leden van deze fractie lezen dat inkomens van circa € 46.000 in staat worden geacht de volledige ouderlijke bijdrage te betalen en dat de veronderstelde ouderlijke bijdrage verhoogd wordt. Deze leden vragen om reactie ten aanzien van een drietal punten. Allereerst vragen zij naar de onderbouwing van de veronderstelling dat inkomens van € 46.000 de volledige ouderlijke bijdrage kunnen betalen. Ten tweede vragen zij hoe het mogelijk is dat de inkomensgrens van € 46.000 niet wordt gewijzigd wanneer de veronderstelde ouderlijke bijdrage met € 100 wordt verhoogd, uitgaande van de veronderstelling dat de gehanteerde normen op een redelijke onderbouwing berusten. Tot slot vragen zij een toelichting op de hoogte van de maximale aanvullende beurs in relatie tot het normbudget. Waarom is het redelijk en logisch dat de overheid een groter deel van de als redelijk gehanteerde kosten gaat betalen, terwijl de opbouw van het normbedrag niet is gewijzigd?
De leden vragen of zij uit de reactie van de regering terecht hebben begrepen dat ouders niet alleen toegang hebben tot de rekenhulp op de site van DUO, maar dat zij ook inzicht krijgen in het daadwerkelijke niveau van de studieschuld van hun kind.
De leden van deze fractie informeren waarom het wettelijk collegegeld in Nederland zo sterk afwijkt van de bedragen in omringende landen op het vasteland en in waarom de regering mede met het oog daarop bij de invoering van het leenstelsel geen reden ziet het collegegeld te verlagen.
De leden vragen ook waarom de regering niet heeft besloten in het voorstel een beloning op te nemen voor studenten die voortvarend afstuderen. Deze leden vragen of de regering kan aangeven welk bedrag ermee gemoeid zou zijn wanneer studenten die hun bacheloropleiding afronden binnen de nominale studieduur plus een jaar kwijtschelding van een jaar collegegeld ontvangen.
Vereenvoudigingen
De genoemde leden constateren dat de regering een oplossing ziet om de aansluiting tussen kinderbijslag en studiefinanciering. Deze leden vragen of de regering ook daadwerkelijk een verbetering gaat bewerkstelligen, aangezien zij deze in het wetsvoorstel nog niet hebben kunnen bespeuren. Zij wijzen er op dat de Minister van sociale zaken heeft toegezegd dat het tijd wordt een oplossing te vinden, dat een oplossing zal worden gezocht en dat alleen nog de vraag was hoe die oplossing eruit zou gaan zien.
Kwaliteitsafspraken
De leden van de SGP-fractie bedanken de regering voor de uitleg van een wettelijk experiment. Zij kunnen de stelling echter niet goed plaatsen dat niet in het experimenteerartikel is voorgeschreven dat met wetswijziging moet worden gewacht totdat het experiment is geëvalueerd. Zij vragen of de gedachte dat met wetgeving ten aan zien waarvan een experiment loopt wordt gewacht totdat de resultaten van het experiment beschikbaar zijn niet dermate basaal is dat het vreemd zou zijn dit in een experimenteerartikel te regelen.
De leden vragen een onderbouwing van de stelling dat continuering van het bestaande experiment niet mogelijk zou zijn. Zij vragen ook waarom de regering te zijner tijd niet een nieuw experiment start, gezien het feit dat ten zijner tijd hoe dan ook afspraken gemaakt moeten worden en dat voor een wezenlijk andere invulling van de kwaliteitsafspraken met het oog op de voorgestelde grondslag ook een AMvB nodig zal zijn. Deze leden vermogen nog niet in te zien welke tijdsbesparing de voorgestelde grondslag oplevert en welke problemen in de planning met de bestaande wetgeving zouden ontstaan.
De leden van deze fractie zijn blij dat de regering het uitgangspunt onderschrijft dat alle hoofdelementen van de bekostiging in de wet in formele zin opgenomen dienen te zijn. Deze leden vragen hoe de regering echter haar conclusie dat het wetsvoorstel hieraan voldoet kan verenigen met de tweede volzin van het voorgestelde artikel 2.6, zesde lid, van de WHW, waarin de deur open wordt gezet om bij of krachtens lagere regelgeving elke willekeurige maatstaf toe te voegen.
De leden van de constateren met instemming dat volgens de regering de basisbekostiging op grond van de algemene berekeningswijze dient te geschieden en dat kwaliteitsbekostiging aanvullend is op deze basisbekostiging. Deze leden vragen hoe dit uitgangspunt te verenigen is met het wetsvoorstel, waarin is bepaald dat de aanvullende bekostiging een deel is van de rijksbijdrage die op grond van de algemene berekeningswijze wordt uitgekeerd. Zij wijzen in dit verband als alternatief ook op de heldere formulering die in artikel 2.2.3, tweede lid, van de WEB gekozen is en die duidelijk maakt dat sprake is van een bedrag dat wordt toegevoegd aan de rijksbijdrage op grond van de algemene berekeningswijze.
De voorzitter van de commissie, Wolbert
Adjunct-griffier van de commissie, Meelker