Kamerstuk 34032-14

Amendement van het lid Van Dam over bronbescherming voor alleen journalisten

Dossier: Wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken)

Gepubliceerd: 30 januari 2018
Indiener(s): Chris van Dam (CDA)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34032-14.html
ID: 34032-14

20,0 %
80,0 %

PVV

PvdD

CDA

VVD

50PLUS

D66

DENK

SGP

PvdA

GL

SP

FVD

CU


Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DAM

Ontvangen 30 januari 2018

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel D, vervalt in het voorgestelde artikel 218a, eerste lid, «of publicist».

Toelichting

Dit amendement regelt dat enkel journalisten gebruik kunnen maken van het verschoningsrecht dat in (het nieuwe) artikel 218a Wetboek van Strafvordering wordt beschreven.

Uitgangspunt in ons strafrecht is dat getuigen geacht worden te verklaren. Verdachten mogen zwijgen, maar getuigen moeten vertellen wat ze weten. Inbreuk maken op dit uitgangspunt kan alleen als er zwaarwegende belangen zijn. Eén van die zwaarwegende belangen is de vrije nieuwsgaring. Maar, zoals voor andere categorieën verschoningsgerechtigden (de arts, de geestelijke, de advocaat en de notaris) geldt dat je dat niet zo maar bent, zo vindt indiener dat niet iedereen zo maar moet kunnen zeggen dat hij of zij journalist of publicist is. In de kern gaat het om personen die de journalistieke functie uitoefenen. Maar om dat in een wetboek te kunnen concretiseren hebben we het over «de journalist».

Anders dan bij arts en de andere drie genoemde beroepsgroepen is journalist meer een open, een min of meer zelf verklaard beroep. Maar als je gebruik wilt maken van het verschoningsrecht, als je gebruik wilt maken van die zware uitzondering, dan lijkt het indiener gerechtvaardigd dat voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Hierbij valt te denken aan de thans reeds in literatuur en geldende rechtspraak genoemde eisen op het vlak van beroepsethiek, professionele wijze van uitvoeren, bijdragen aan de publieke nieuwsgaring, bedienen van middelen van massa-communicatie. Anders dan bij het nieuwe begrip «publicist» bestaan hier heldere beelden bij als we spreken over «journalist».

Essentieel voor indiener is dat hij niet iedere burger – met of zonder journalistieke ambities, met of zonder twitter-account – die zichzelf tot journalist of publicist verklaart dit wettelijk verschoningsrecht wil bieden. Journalist is – hoe ongereguleerd ook – een vak apart, met een eigen ethiek en vorm van regulering. Alleen zij die professioneel werk maken van dit vak verdienen het wettelijk verschoningsrecht. Door de rechter in de praktijk te toetsen. Om dit zeer helder in de wet te duiden pleit indiener voor het enkel toekennen van het verschoningsrecht in artikel 218a aan journalisten. Door «of publicist» weg te laten wil indiener uitstralen dat het recht enkel aan beroepsmatige, professionele, langs lijnen van beroepsethiek opererende journalisten toekomt. Door enkel in de wet «journalist» op te nemen wordt evident duidelijk dat deze terechte maar grote inbreuk op een hoofdregel van onze strafvordering (namelijk: getuigen dienen te spreken) niet een argument wordt in handen van hen die niet de professionele statuur hebben om daar op gepaste wijze mee om te gaan,

Van Dam