Vastgesteld 6 mei 2015
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 24 maart 2015 over het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD) (Kamerstuk 34 024, nr. 24).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 april 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 1 mei 2015 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De adjunct-griffier van de commissie, Thomassen
Inhoudsopgave |
blz. |
||
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
||
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie |
2 |
||
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie |
3 |
||
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
4 |
||
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
4 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD) (Kamerstuk 34 024, nr. 24). Deze leden pleiten al geruime tijd voor het aanpassen van de eisen binnen de UPD aan de moderne tijd. De universele postdienst (UPD) voorziet in een betaalbare en toegankelijke basispostvoorziening, maar kan dat alleen blijven doen als de kosten aan de dalende opbrengsten van de postbezorging worden aangepast. Om deze reden hebben deze leden de wijziging van de Postwet 2009 ter modernisering van de UPD gesteund. Enkele van de maatregelen uit die wet vergen een wijziging van het Postbesluit 2009, waaraan nu invulling wordt gegeven. Zij zien geen reden tot het stellen van vragen over hetgeen eerder dit jaar in de wet is vastgelegd. Wel vragen zij wanneer de Autoriteit Consument & Markt (ACM) het definitieve oordeel over de postzegelprijs voor 2015 uitbrengt. Dit besluit laat al geruime tijd op zich wachten, wat onzekerheid geeft aan de markt. Kan de Minister toelichten waarom dit zo lang duurt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening. Deze leden constateren dat de inhoud van de AMvB Postbesluit overeenkomt met wat in januari besproken is bij de behandeling van de Postwet. Deze leden hebben nog enkele vragen. Zij vragen een nadere toelichting op de uitzondering die mogelijk gemaakt wordt in art. 4 c lid 2. Wanneer is de beschikbaarheid van een brievenbus op maximaal 2.500 meter buiten de woonkernen «redelijkerwijs niet haalbaar»? Op hoeveel plekken in Nederland is dit het geval? Op welke manier zullen de betrokken gebruikers de gelegenheid krijgen poststukken aan te bieden? Op welke manier wordt getoetst hoe omgegaan wordt met het advies van de belangenorganisaties? Wat wordt precies bedoeld met «er wordt rekening gehouden met het advies»? Kunnen deze organisaties bij de Minister of bij de ACM aan de bel trekken, als dit naar de mening van de belanghebbenden onvoldoende is gebeurd? En wat gebeurt er dan? Is het waar dat de spreiding voor dienstverleningspunten buiten woonkernen van meer dan 5.000 inwoners in werkelijkheid hoger ligt dan de norm van 85%? Hoe staat de Minister tegenover de suggestie van de leden van de CU-fractie om dit normpercentage op 90% te leggen? Bijvoorbeeld in deze AMvB? Hoe hoog is de werkelijke spreiding in Nederland op dit moment als het gaat om deze norm (van art. 4b sub b)?
Hoe hoog is de werkelijke spreiding in Nederland op dit moment als het gaat om de andere norm, nl. 95% binnen 5 kilometer binnen woonkernen met meer dan 5.000 inwoners (van art. 4b sub a)? Is het waar dat de pakketbezorgers niet tevreden zijn over de tarieven en voorwaarden die PostNL hen aanbiedt? Sinds wanneer is deze onvrede ontstaan? Welke ontwikkelingen hebben zich voorgedaan sinds juni 2013, toen er een akkoord leek te zijn met de pakketbezorgers? Wat kan de regering doen om deze problemen op te lossen?
Is het waar dat ZZP’ers of opdrachtnemers een CAO af kunnen sluiten – zonder het kartelverbod te overtreden? Hoe kan de Minister dergelijke collectieve onderhandelingen faciliteren? Vallen de pakketbezorgers onder de bagatelregeling van de Mededingingswet? Vallen zij daaronder in de zin dat zij minder dan 10% van de totale transportmarkt in Nederland uitmaken, en daarmee collectief kunnen onderhandelen zonder een verboden kartel te vormen? Hoe ziet de ACM dit en kunt u dit aan de ACM voorleggen? Kan de Minister faciliteren in het tot stand brengen van een bagatel-collectief van pakketbezorgers?
Hoeveel arbeidscontracten zijn er op dit moment bij Sandd als percentage van alle medewerkers? Heeft Sandd de behandeling van de Postwet in januari, en het daarbij aangenomen amendement-Gesthuizen/Mei Li Vos ervaren als een impuls om tot meer arbeidscontracten te komen? Heeft Sandd de knop inmiddels omgezet? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Mei Li Vos over een wijziging in de aansprakelijkheid voor niet bezorgde aangetekende brieven (Kamerstuk 34 024, nr. 19)? Kan een wijziging in de aansprakelijkheid meegenomen worden in dit postbesluit? De ACM had aanvankelijk aangekondigd al in september vorig jaar het basistarief postzegelprijs vast te stellen. Nu, een half jaar later, is dat besluit er nog steeds niet. De consument weet dus nog altijd niet of de 69 cent die nu voor een postzegel moet worden betaald, een reëel bedrag is. Wat is de oorzaak van deze vertraging van maar liefst zeven maanden? Is de versobering die met dit Postbesluit gerealiseerd wordt, al meegenomen in het enkelstukstarief van 69 cent en de andere tarieven? Zo nee, op welke manier gaat dit dan wel gebeuren?
Wanneer krijgt de Kamer, al dan niet vertrouwelijk, inzicht in de totale hoogte van de UPD-kosten, die immers de rechtvaardiging vormen voor de versobering enerzijds en de tariefsverhoging anderzijds? Kan de Minister eerst transparantie regelen over de hoogte van de UPD-kosten, voordat dit AMvB Postbesluit in werking treedt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de aanbieding van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening. Deze leden hebben daarover enkele vragen. Artikel 4a wordt middels het ontwerpbesluit in het Postbesluit 2009 toegevoegd. In dit artikel, dat het minimale percentage aan postbestellingen vaststelt dat op de dag, niet zijnde een zon- of maandag of een officiële feestdag, volgend op de dag van aanbieding moet worden voltooid, wordt gesproken over een standaard overnight service. Gezien het feit dat in het wetsvoorstel tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening geen mogelijkheid tot differentiatie van de postdienstverlening is opgenomen vragen de leden van de SP-fractie waarom deze term is opgenomen in het ontwerpbesluit. Tevens vragen zij de Minister dit te bezien in het licht van de motie De Liefde (Kamerstuk 34 024, nr. 17) die de regering heeft verzocht te onderzoeken hoe postzegels met verschillende prijzen en snelheden binnen de UPD gerealiseerd kunnen worden. De leden van de SP-fractie vragen daarnaast waarom naar aanleiding van de openbare internetconsultatie de suggestie om gebruikers van de UPD de mogelijkheid te geven om gebruikers in alle gevallen post aan de postbezorger mee te kunnen geven van de hand is gewezen. Deze leden constateren dat de argumentatie van de Minister die hiervoor wordt gegeven, met daarnaast de aangepaste spreidingseis waarmee de UPD-verlener meer flexibiliteit krijgt om op drukbezochte locaties brievenbussen te plaatsen, niet uitsluit dat mensen die in minder dichtbevolkte gebieden wonen een slechtere toegang tot de dienstverlening via de UPD krijgen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister daarom naar zijn bereidheid dit te heroverwegen en mensen die in gebieden wonen waar de beschikbaarheid van een brievenbus minder groot is dan in de genoemde woonkernen met meer dan 5.000 inwoners de mogelijkheid te geven post mee te geven aan de postbezorger.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening. Zij hebben nog enkele vragen. Deze leden vinden het van groot belang dat het mogelijk schrappen van brievenbussen in goed overleg gaat met de betreffende inwoners. Is de Minister bereidt om de universele dienstverlener op te roepen alle inwoners in het betreffende gebied een brief te sturen waarin de verwijdering van de brievenbus wordt aangekondigd en dit tevens tijdig op de brievenbussen zelf aan te geven? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister bereidt is om de universele dienstverlener op te roepen brievenbussen alleen te verwijderen in goed overleg met de gemeenschap. De postzegelprijs dient op basis van een kostentoerekening door ACM tot stand te komen. Deze kostentoerekening inclusief het bijbehorende tarief was voorzien voor 1 september 2014. Tot op heden heeft de ACM echter nog geen tarief vastgesteld. Inmiddels is het postzegeltarief tweemaal verhoogd op basis van een overgangsregeling. De reden van de vertraging met een half jaar is onbekend. Deze leden vinden het van belang dat het postzegeltarief en de mogelijke versobering van de universele postdienstverlening wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten. Zij vragen daarom de Minister om aan de ACM te vragen wat de reden van de vertraging is en op welke datum een besluit te verwachten is. Is de Minister hiertoe bereid? En op welke wijze en termijn zal dit worden medegedeeld aan de Kamer?
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de leden van de verschillende fracties over het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Postbesluit 2009 in verband met de modernisering en de flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD). Graag ga ik op deze vragen in. Ik houd daarbij de volgorde aan van de vragen zoals de vaste commissie voor Economische Zaken die mij heeft doen toekomen.
VVD-fractie
De leden van de fractie van de VVD vroegen wanneer de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de basis tariefruimte voor 2015 vaststelt en waarom dit zo lang duurt. De tariefruimte voor de UPD wordt door de ACM berekend conform de regels uit de Postregeling 2009. Naar aanleiding van de evaluatie van de regeling is de Postregeling 2009 per 29 januari 2014 aangepast en aangescherpt ten aanzien van de tariefregulering, de ruimte voor de verlener van de universele postdienst voor de kostentoerekening aan de UPD en de bevoegdheden van de ACM. Zoals ik uw Kamer in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot modernisering van de UPD heb toegelicht, wordt de aangepaste Postregeling 2009 momenteel voor het eerst toegepast en heeft de ACM voor 2015 een tijdelijke tariefruimte vastgesteld, omdat gelet op de wijziging van de Postregeling 2009 meer tijd nodig is gebleken om een basis tariefruimte vast te kunnen stellen. De ACM heeft mij geïnformeerd dat zij op dit moment nog geen basis tariefruimte heeft kunnen vaststellen. Gelet op het belang van een goede toepassing van de regels inzake de kostentoerekening en de tarieven hecht ik eraan dat de ACM haar onderzoek zorgvuldig verricht. Overigens geldt dat een besluit conform de geldende procedures niet altijd direct openbaar kan worden gemaakt door de ACM, omdat belanghebbende partijen zich bij de rechter kunnen verzetten tegen het besluit zelf en tegen het besluit tot openbaarmaking.1 Ik zal uw Kamer nader informeren nadat de ACM haar onderzoek heeft afgerond en de uitkomsten daarvan openbaar kan maken.
PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA vroegen wanneer de uitzondering van artikel 4c, tweede lid, van toepassing is, op hoeveel plekken in Nederland dit het geval is en op welke manier de betrokken gebruikers de gelegenheid zullen krijgen om de poststukken aan te bieden. Het voorgestelde artikel 4c, tweede lid, van het Postbesluit 2009 bepaalt dat van de in artikel 4c, eerste lid, gestelde eis dat buiten woonkernen met meer dan 5.000 inwoners een brievenbus zich moet bevinden binnen een straal van 2.500 meter kan worden afgeweken indien dit redelijkerwijs niet haalbaar is. Afwijken is slechts mogelijk onder de voorwaarde dat de verlener van de universele postdienst de betrokken gebruikers de gelegenheid biedt om bij de bestelling poststukken ten vervoer aan te bieden. Deze uitzondering is overgenomen uit de huidige Postwet 2009 en is bedoeld voor gebieden waar geen of bijna geen mensen wonen, zoals in bepaalde poldergebieden, waardoor het vanwege de kosten voor de verlener van de universele postdienst onredelijk kan zijn om aan de eis in artikel 4c, tweede lid, te voldoen. Om aan deze uitzondering invulling te geven, zijn in dit soort gebieden brievenbussen met één inwerpopening geplaatst bij bijvoorbeeld kruispunten van 2 wegen of OV locaties. Er zijn circa 2.500 van deze brievenbussen in Nederland.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen hoe moet worden omgegaan met het advies van de belangenorganisaties en hoe hierop toezicht wordt gehouden. In het wetsvoorstel tot wijziging van de Postwet 2009 (modernisering UPD) wordt de verlener van de universele postdienst verplicht om advies te vragen aan consumentenorganisaties die de belangen behartigen van die gebruikers. De verlener van de universele postdienst wordt als gevolg van het amendement van het lid Mulder (CDA) wettelijk verplicht om een afwijking van het advies te motiveren (Kamerstuk 34 024, nr. 9). In artikel 4d van de ontwerp-wijziging van het Postbesluit 2009, wordt in het verlengde van deze verplichtingen bepaald dat de verlener van de universele postdienst bij de uitvoering van de spreidingseisen rekening moet houden met een advies ten aanzien van de belangen van kwetsbare gebruikers van de universele postdienst. Dit betekent dat de verlener van de universele postdienst moet bezien in hoeverre redelijkerwijs aan het advies tegemoet kan worden gekomen. Op de naleving van deze verplichtingen wordt toezicht gehouden door de ACM.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen naar de spreiding van dienstverleningspunten binnen en buiten woonkernen met meer dan 5.000 inwoners. Daarnaast vroegen deze leden om een reactie op het idee van de leden van de fractie van de ChristenUnie om het percentage voor de spreiding van dienstverleningspunten buiten woonkernen met meer dan 5.000 inwoners te verhogen van 85% naar 90%. Naar schatting is er momenteel zowel binnen als buiten woonkernen met meer dan 5.000 inwoners in meer dan 95% van de gevallen een dienstverleningspunt beschikbaar binnen een straal van 5 kilometer. Gelet op de gewijzigde behoeften van gebruikers van de UPD en de daardoor ontstane trend van structurele volumedalingen beogen de onderhavige voorstellen tot wijziging van de eisen voor postvestigingen en brievenbussen een rendabele uitvoering van de UPD en daarmee de continuïteit van een kwalitatief goede, betaalbare en toegankelijke basispostvoorziening die is ingericht op de huidige wensen van burgers en kleinzakelijke gebruikers beter te kunnen waarborgen. Vanwege de structurele volumedalingen en het streven de kosten van de UPD te doen verminderen acht ik het niet wenselijk de spreidingseis voor postvestigingen buiten woonkernen met meer dan 5.000 inwoners te verhogen van 85% naar 90%.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen of de pakketbezorgers tevreden zijn met de tarieven en voorwaarden die PostNL biedt. Daarnaast vroegen de leden van de fractie van de PvdA welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan sinds juni 2013 en wat de regering kan doen om de problemen op te lossen. In juni 2013 was er sprake van een werkonderbreking van zzp’ers die pakketten bezorgen voor PostNL. Na intensief overleg tussen PostNL en een vertegenwoordiging van de pakketbezorgers is een akkoord bereikt, waarna de werkonderbreking is beëindigd. Vervolgens is invulling gegeven aan het akkoord, waarbij onder meer de tarieven zijn verhoogd. Op 30 maart 2015 is een petitie aangeboden aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, georganiseerd door FNV Transport & Logistiek en SubcoPartners. De petitie betrof zzp’ers en zmp’ers die pakketten bezorgen voor DHL, DPD, GLS, PostNL, TNT, UPS, en overigen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal binnenkort een brief naar uw Kamer sturen om uw Kamer te informeren over de arbeidsomstandigheden van bezorgers in de pakketsector.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen of zzp’ers of opdrachtnemers een cao kunnen afsluiten zonder het kartelverbod te overtreden, hoe dergelijke collectieve onderhandelingen kunnen worden gefaciliteerd, of pakketbezorgers onder de bagatelregeling van de Mededingingswet vallen en hoe de ACM dit ziet. In artikel 16 van de Mededingingswet zijn enkele uitzonderingen op het kartelverbod van artikel 6 van de Mededingingswet opgenomen, waaronder voor een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. Het kartelverbod is wel van toepassing indien actoren mededingingsrechtelijk kunnen worden aangemerkt als «onderneming» en dus op zelfstandige basis goederen of diensten aanbieden op een bepaalde markt en de daaraan verbonden risico’s dragen. Op grond van de bagatelvrijstelling van artikel 7 van de Mededingingswet is het kartelverbod niet van toepassing indien is voldaan aan bepaalde voorwaarden, zoals ten aanzien van de omzet of het marktaandeel van de betrokken ondernemingen. De ACM geeft op haar website nadere informatie over de voorwaarden van de bagatelvrijstelling en hoe deze worden geïnterpreteerd.2 Ik acht de onderhandelingen tussen zelfstandige opdrachtgevers en opdrachtnemers een zaak van partijen zelf en zie geen taak voor de overheid om collectieve onderhandelingen te faciliteren.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen naar het huidige percentage arbeidscontracten bij Sandd, of Sandd de behandeling van het wetsvoorstel en het aangenomen amendement van de leden Gesthuizen en Vos (Kamerstuk 34 024, nr. 22) heeft ervaren als een impuls om tot meer arbeidscontracten te komen en de knop inmiddels heeft omgezet. Sandd heeft aangegeven dat per 31 december 2014 circa 51% van haar postbezorgers op basis van een arbeidscontract werkt en dat zij zich ervan bewust is dat naar aanleiding van het aangenomen amendement Vos/Gesthuizen per 1 januari 2017 minimaal 80% van haar postbezorgers werkzaam moet zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de motie van het lid Mei Li Vos inzake de aansprakelijkheid bij zoekgeraakte aangetekende brieven (Kamerstuk 34 024, nr. 19) en of mogelijke wijzigingen in de regels omtrent aansprakelijkheid kunnen worden meegenomen in deze wijziging van het Postbesluit 2009. Ik zal uw Kamer nog voor de zomer informeren over de uitvoering van de motie van het lid Mei Li Vos en of ik voornemens ben om wet- en regelgeving te wijzigen. Indien de uitvoering van deze motie daartoe aanleiding geeft, zal daarvoor een aparte wijziging van het Postbesluit worden voorgesteld.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen waarom het zo lang duurt voordat de ACM de basis tariefruimte voor 2015 vaststelt en wanneer uw Kamer, al dan niet vertrouwelijk, inzicht krijgt in de totale hoogte van de UPD-kosten en of dit inzicht wordt verschaft voordat deze wijziging van het Postbesluit 2009 inwerking treedt. Zoals ik heb geantwoord op vragen van de fractie van de VVD op dit punt wordt de aangescherpte Postregeling 2009 momenteel voor het eerst toegepast en heeft de ACM aangegeven dat zij nog geen basis tariefruimte heeft kunnen vaststellen. Ik zal uw Kamer nader informeren nadat de ACM haar onderzoek heeft afgerond en de uitkomsten daarvan openbaar kan maken.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen of het voorliggende voorstel tot verlaging van de kosten van de UPD door een vermindering van het aantal brievenbussen en postvestigingen is meegenomen in de huidige tariefruimte van de UPD en hoe dit wel gaat gebeuren als dat nog niet het geval is. Omdat de UPD-tarieven gebaseerd zijn op de daadwerkelijke kosten van de UPD, zijn de onderhavige voorstellen tot aanpassing van de UPD-eisen niet in de huidige postzegelprijs meegenomen. Op het moment dat de voorstellen zijn geïmplementeerd en tot een wijziging van de kosten van de UPD hebben geleid kunnen zij bij het bepalen van de basis tariefruimte worden meegenomen.
SP-fractie
De leden van de SP-fractie vroegen waarom de term «standaard overnight service» is opgenomen in artikel 4a van het ontwerpbesluit, mede in het licht van de motie van het lid De Liefde (VVD) over de mogelijkheden van postvervoer met verschillende prijzen en snelheden binnen de UPD (Kamerstuk 34 024, nr. 17). De term standaard overnight service maakt deel uit van de norm voor de overkomstduur die is opgenomen in artikel 16, zesde lid, van de Postwet 2009. Op grond van deze norm dient de verlener van de universele postdienst brieven die vallen onder de UPD binnen Nederland in ten minste 95% van de gevallen binnen één dag na aanbieding te bezorgen met uitzondering van bezorging op zon- of maandag of officiële feestdagen. In het wetsvoorstel en het voorliggend ontwerpbesluit wordt voorgesteld deze norm niet langer op het niveau van de wet vast te stellen, maar op het niveau van een algemene maatregel van bestuur (het Postbesluit 2009). Naar aanleiding van de motie De Liefde worden de mogelijkheden en gevolgen van de eventuele invoering van een systeem van twee snelheden binnen de UPD onderzocht. Ik zal de Tweede Kamer dit jaar over de uitkomsten daarvan informeren, alsook over mogelijke wijzigingen in de wet- en regelgeving die daaruit kunnen volgen.
De leden van de fractie van de SP vroegen om een nadere toelichting op de afwijzing van het in de openbare consultatie opgebrachte idee om gebruikers van de UPD in alle gevallen de mogelijkheid te geven om poststukken mee te geven aan de postbezorger. Ook vroegen deze leden om een heroverweging van deze afwijzing ten aanzien van woonkernen met minder dan 5.000 inwoners. Het bovengenoemde voorstel in de consultatie is niet overgenomen omdat de toegankelijkheid van de UPD reeds wordt gewaarborgd met de eisen voor postvestigingen en brievenbussen. Omdat met het voorliggend ontwerpbesluit alleen een aanpassing wordt voorgesteld van de spreidingsnorm voor brievenbussen voor woonkernen met meer dan 5.000 inwoners maar geen wijzigingen worden voorgesteld voor woonkernen met minder dan 5.000 inwoners blijft de toegankelijkheid van brievenbussen afdoende gewaarborgd. Ik acht het daarom onnodig om een aanvullende verplichting op te nemen op grond waarvan post altijd aan de postbezorger kan worden meegegeven.
Zoals ik heb geantwoord op vragen van de fractie van de PvdA geldt op grond van artikel 4c, tweede lid, van het ontwerpbesluit dat alleen van de spreidingseis voor brievenbussen buiten woonkernen met meer dan 5.000 kan worden afgeweken indien deze eis redelijkerwijs niet haalbaar is en gebruikers de mogelijkheid wordt geboden om bij de bestelling poststukken ten vervoer aan te bieden.
CDA-fractie
De leden van de fractie van het CDA vroegen of ik bereid ben de verlener van de universele postdienst op te roepen alle inwoners in het betreffende gebied een brief te sturen waarin verwijdering van de brievenbus wordt aangekondigd en dit tevens tijdig op de brievenbussen zelf aan te geven. Tevens vroegen deze leden of de UPD-verlener kan worden opgeroepen brievenbussen enkel te verwijderen in goed overleg met de gemeenschap. Op grond van het wetsvoorstel tot modernisering van de UPD, het aangenomen amendement van het lid Mulder (CDA) (Kamerstuk 34 024, nr. 9) en het voorliggende ontwerpbesluit worden naar mijn opvatting aan de verlener van de universele postdienst afdoende eisen gesteld ten aanzien van de wijze waarop in goed overleg met de gemeenschap de locatie van brievenbussen gewijzigd kan worden. Conform deze eisen wordt de verlener van de universele postdienst opgedragen om advies te vragen aan consumentenorganisaties die de belangen van kwetsbare gebruikers vertegenwoordigen, rekening te houden met dit advies en een afwijking van dit advies schriftelijk te motiveren. PostNL heeft mij geïnformeerd dat zij ten behoeve van de voorgestelde wijzigingen een pilot heeft gedaan waaruit lessen zijn getrokken over hoe de veranderingen in het aantal brievenbussen het beste zouden kunnen worden doorgevoerd, waaronder ten aanzien van de communicatie over voorgenomen wijzigingen. Omdat uit deze pilot naar voren kwam dat communicatie per rechtstreekse brief het grootste effect sorteerde, is PostNL van plan als aanvullende communicatiewijze gebruikers te informeren via een brief (zie hierover ook de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel, Kamerstuk 34 024, nr. 7). Zoals ik bij de behandeling van het wetsvoorstel tot modernisering van de UPD heb toegezegd, zal ik uw Kamer nog voor de zomer nader informeren over de wijze waarop PostNL van plan is wijzigingen aan te brengen in het aantal en de locatie van brievenbussen.
De leden van de fractie van het CDA informeerden naar de reden van de vertraging van het kostentoerekeningsbesluit van de ACM en op welk moment er een besluit is te verwachten en op welke wijze dit zal worden medegedeeld aan de Kamer. Zoals ik heb geantwoord op van vragen van de fracties van de VVD en de PvdA heeft de ACM gelet op de wijziging van de Postregeling 2009 nog geen basis tariefruimte vastgesteld voor 2015. Ik zal uw Kamer nader informeren nadat de ACM haar onderzoek heeft afgerond en de uitkomsten daarvan openbaar kan maken.