Kamerstuk 34011-7

Amendement van het lid Helder dat regelt dat een bestuursverbod quasi van rechtswege intreedt als aan de betrokken voorwaarden is voldaan

Dossier: Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod)


9,3 %
90,7 %

CDA

SP

Van Vliet

PvdA

Houwers

PVV

D66

GrKÖ

CU

50PLUS

PvdD

GrBvK

VVD

SGP

Klein

GL


Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID HELDER

Ontvangen 17 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt in artikel 106a, eerste lid, «kan de rechtbank een bestuursverbod opleggen» vervangen door: legt de rechtbank een bestuursverbod op.

Toelichting

In Duitsland treedt een bestuursverbod quasi van rechtswege in als aan de betrokken voorwaarden is voldaan. De Minister kiest er bij het onderhavige wetsvoorstel echter voor om het eindoordeel over het al dan niet opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod bij de rechter te laten. Gezien het doel van het wetsvoorstel, namelijk het bestrijden van faillissementsfraude op een zo efficiënt en adequaat mogelijke wijze, is indiener van mening dat wanneer één van de limitatief opgesomde gronden zich voordoet, een bestuursrechtelijk verbod van rechtswege dient in te treden. Dit amendement regelt dan ook dat een civielrechtelijk bestuursverbod, net als in Duitsland, quasi van rechtswege intreedt als aan de betrokken voorwaarden is voldaan.

Wetstechnisch is dit amendement vormgegeven door wijziging van artikel 106a, lid 1, aanhef, van de Faillissementswet. Hierdoor wordt de rechtbank verplicht om op vordering van het Openbaar Ministerie of de curator een bestuursverbod op te leggen, indien een van de onder a tot en met d genoemde voorwaarden op de gewezen bestuurder van toepassing is.

Helder