Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2021
De vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij verzocht voor 1 oktober 2021 een brief te sturen over de inwerkingtreding van de Wet Kansspelen op afstand (Wet Koa) en daarin aan te geven hoe en in hoeverre invulling is gegeven aan de bij de wetsbehandeling van de Wet Koa aangenomen moties en gedane toezeggingen. Het verzoek betreft zowel de moties en toezeggingen uit de Tweede Kamer, als ook de Eerste Kamer. Hiermee voldoe ik aan dit verzoek.
Het overgrote deel van de aangenomen moties en toezeggingen is inmiddels gestand gedaan. Dit blijkt uit het bijgevoegde overzicht1.
Een aantal toezeggingen ziet op de monitoring en evaluatie van de Wet Koa. Het gaat daarbij over het aantal afgegeven vergunningen, de capaciteit bij de Kansspelautoriteit, de internationale samenwerking op het terrein van handhaving, het aantal spelers, de kanalisatie, de ontwikkeling van de markt, het aantal verslaafde spelers, de wijze waarop de vertegenwoordiger bijdraagt aan het verslavingspreventiebeleid, alsmede de ontwikkeling van de reclame en het effect hiervan op problematisch spelgedrag. De Ksa verzamelt grotendeels informatie over deze onderwerpen. In het najaar zal ik uw Kamer informeren over de wijze waarop de monitoring plaats zal vinden en de wijze waarop uw Kamer hierover in de toekomst wordt geïnformeerd. Daarbij zal ik u ook informeren over de nieuwe nulmeting die naar verwachting binnenkort is afgerond.
In het overzicht is ten slotte een verwijzing opgenomen naar een brief die ik afzonderlijk aan uw Kamer stuur over de invulling van de motie van het lid Rudmer Heerema over alleen een verbod op reclame door beroepssporters bij risicovolle kansspelen (Kamerstuk 30 234, nr. 267).
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker