Vastgesteld 3 oktober 2014
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Ontstaansgeschiedenis van het verdrag |
8 |
3. |
Korte beschrijving van de inhoud |
8 |
4. |
Verhouding tot andere mensenrechtenverdragen |
8 |
5. |
Motieven voor bekrachtiging |
9 |
6. |
Werking van de verdragsbepaling |
9 |
7. |
Uitvoering van het verdrag |
10 |
8. |
Autonomie en beschermwaardigheid |
12 |
9. |
Consultatie |
13 |
10. |
Europese Unie |
14 |
11. |
Representatieve organisaties |
15 |
12. |
Artikelsgewijze toelichting |
15 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rijkswet. In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van gehandicapten zal ratificeren, onder de voorwaarde dat hieruit volgende verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht. Genoemde leden ondersteunen dit voornemen, maar hebben nog een aantal vragen en opmerkingen over de uitwerking in voorliggend wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen kent. Kan de regering dit expliciet bevestigen?
Zoals vermeld in het regeerakkoord zal het verdrag geleidelijk ten uitvoer worden gebracht. Kan de regering toelichten waar deze geleidelijke invoering uit blijkt, welke stappen worden gezet op welk moment en hoe ziet het gehele proces eruit?
De regering geeft expliciet aan dat met voorliggend wetsvoorstel geen nieuwe rechten ontstaan. Kan de regering in dit licht toelichten wat voorliggend wetsvoorstel verandert aan de huidige situatie, welke effecten verwacht de regering dat voorliggend wetsvoorstel heeft? Kan de regering hierbij betrekken dat aanbieders van goederen en diensten ook in de huidige situatie al veel prikkels hebben om deze op een dusdanige manier aan te bieden dat een zo groot mogelijke groep potentiële consumenten hier toegang toe heeft?
Ten aanzien van de afbakening van voorliggend wetsvoorstel hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen. In de eerste plaats vragen zij de exacte definitie van «personen met een handicap». Op welke wijze wordt dit gedefinieerd en afgebakend in voorliggend wetsvoorstel? Is een nadere concretisering van de uitwerking op pagina 5 mogelijk?
In de tweede plaats vragen deze leden naar de samenhang met het recent aangenomen wetsvoorstel Wet maatschappelijke opvang 2015. In hoeverre is er sprake van overlap tussen beide wetsvoorstellen? Ten aanzien van de woningaanpassingen wordt hier specifiek op ingegaan. Kan de regering eenzelfde toelichting geven over de andere onderwerpen die onderdeel zijn van voorliggend wetsvoorstel?
De regering geeft expliciet aan dat beleid gericht op inclusie mede tot gevolg heeft dat ze minder snel een beroep op (financiële) ondersteuning door de overheid hoeven doen. Wat is de verwachting van de regering ten aanzien van het beroep op de bestaande ondersteuning van de overheid nadat het verdrag is bekrachtigd?
In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van een maatwerkvoorziening. Hierbij wordt expliciet gekeken naar wat iemand zelf of samen met zijn netwerk kan, voordat de overheid in beeld komt. Is voorliggend wetsvoorstel in deze zelfde lijn qua opzet, zodat bij het zoeken naar doeltreffende aanpassingen ook bekeken wordt wat iemand zelf of met zijn eigen netwerk bij kan dragen aan deze oplossing? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de verplichting om een doeltreffende aanpassing te verrichten hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen. Kan met dit verdrag in de hand een ondernemer gedwongen worden tot het maken van kosten omdat hij zonder het doen van bepaalde aanpassingen niet iedereen met een beperking kan bedienen? Als de betrokkene het niet eens is met de geboden doeltreffende aanpassing, dan is het aan betrokkene om te bewijzen dat een andere aanpassing doeltreffender is. Hoe kan de betrokkene dit bewijzen? Welk proces wordt gevolgd als een aanbieder een andere zienswijze heeft en houdt? Bij het bepalen of er sprake is van een onevenredige belasting wordt een weging gemaakt tussen de belangen van de persoon met een handicap en de belangen van de wederpartij. Wie maakt deze weging?
Tijdens de begrotingsbehandeling VWS 2014 die plaatsvond eind 2013 heeft de Staatssecretaris toegezegd wettelijk te regelen dat hulphonden niet geweigerd mogen worden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van deze toezegging?
De Raad van State benoemt een aantal onduidelijkheden en bezwaren. Een van de belangrijkste is de doorwerking in het Nederlands recht. Kan de regering expliciet ingaan op de genoemde bezwaren en de effecten die hiervan verwacht worden?
Kan de regering, mede naar aanleiding van gerelateerde opmerkingen van de Raad van State, expliciet bevestigen dat de vooruitstrevende wetgeving van Nederland op medisch- ethische kwesties op geen enkele manier in het gedrang komt door dit verdrag?
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling de rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake rechten van personen met een handicap gelezen.
Genoemde leden streven naar een inclusieve samenleving. Een samenleving waarin er plek is voor iedereen. Voor mensen met een beperking en mensen zonder een beperking. Voor jong en oud. Het VN-verdrag voor rechten voor mensen met een beperking biedt het perspectief op deze inclusieve samenleving en de veranderingen die daarvoor nodig zijn. Zij vinden het dan ook belangrijk dat dit verdrag wordt geratificeerd. Naast cliënt is een mens ook burger. Met eigen mogelijkheden en individuele ondersteuningsbehoeften. Er is volgens deze leden een cultuurverandering noodzakelijk om een inclusieve samenleving mogelijk te maken. Het vraagt om inzet van mensen zelf, een open en betrokken houding van de samenleving en maatwerk in zorg en ondersteuning vanuit de overheid als deze nodig is.
De leden van de PvdA-fractie willen dat mensen zo goed mogelijk zelfstandig deel kunnen nemen aan de maatschappij. Om mensen zoveel mogelijk te laten deelnemen aan onze maatschappij en zoveel mogelijk hun eigen kracht te laten gebruiken, moeten mensen ook in de gelegenheid gesteld worden om deel te kunnen nemen aan alle aspecten van het leven en onze samenleving. Volledige autonomie, de mogelijkheid om eigen keuzes te maken, is voor veel mensen met een handicap nog verre vanzelfsprekend, zo constateert ook het College voor de Rechten van de Mens. Genoemde leden vinden dat onze regering zich hard moet maken om een ieder in onze samenleving autonomie te verwerven. Een toegankelijke samenleving in alle aspecten van het woord is hierbij onmisbaar. Met de uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is voor deze leden een stap in de goede richting door de regering. Deze leden zijn dan ook verheugd dat deze stap eindelijk gezet wordt.
De leden van de PvdA-fractie delen echter de visie van het College van de Rechten van de Mens, de Landelijke Cliëntenraad en de Alliantie van landelijke organisaties van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking, psychische aandoening of chronische ziekte. Hoewel zowel dit wetsvoorstel als het samenhangende voorstel 33 990 prijzenswaardige wets- en beleidswijzigingen naar voren brengen, getuigen de voorstellen niet van een diep gevoelde ambitie om in Nederland een inclusieve samenleving tot stand te brengen. Deze leden delen de zorgen en vragen van het College en betreffende cliënten- en patiëntenorganisaties. Genoemde leden zullen zorgen en vragen zowel in dit verslag stellen, als in het verslag over wetsvoorstel 33 990.
Er wordt door de regering in de memorie van toelichting geconcludeerd dat een visie op de inclusieve samenleving ontbreekt. Deze vragen of de regering bereid is om een visie op te stellen. Zij zijn namelijk van mening dat een weloverwogen visie op een inclusieve samenleving het fundament moet zijn om uiteindelijk ook tot een inclusieve samenleving te komen. De regering neemt veel maatregelen op het gebied van zorg, welzijn en sociale zekerheid die ertoe moeten leiden dat mensen actiever deel gaan nemen aan onze samenleving en het heft in eigen handen kunnen nemen. Zij moeten tegelijkertijd dan ook in staat gesteld worden om autonomie te verwerven en in een samenleving te wonen die inclusief is. Kan de regering aangeven wanneer er een visie op de inclusieve samenleving komt?
De leden van de SP-fractie zijn blij dat nu eindelijk de rijkswet met betrekking tot het in 2007 tot stand gekomen «Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap» aan de Kamer is voorgelegd. Zij hechten grote waarde aan de ratificatie van het voorliggende verdrag, zij willen dat het verdrag integraal en zonder voorbehouden wordt overgenomen. Het biedt eindelijk mogelijkheden om zaken als wonen, zorg, werk, gezin, sport, openbaar vervoer en openbare ruimtes meer toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. Zoals voor ieder individu geldt dat zij gelijke rechten hebben met betrekking tot autonomie, geldt dit natuurlijk ook voor mensen met een beperking. Het is tekenend dat het verdrag nodig is om de rechten te borgen. Hoe oordeelt de regering over de noodzakelijkheid van het VN-verdrag?
Uitsluiting van mensen in deelname aan de samenleving op welke grond dan ook, moet te allen tijde bestreden worden. Vindt de regering dat ook?
Al jaren vragen deze leden om een snelle behandeling van de ratificatie van het VN-verdrag. Genoemde leden vragen de regering met welke reden het zo lang heeft moeten duren om het betreffende verdrag aan de Kamer te doen toekomen. Kan de regering tevens uitleggen waarom Nederland tot de laatste drie EU-landen behoort die het verdrag ratificeert? Waarom
is dit vertraagd?
De leden van de SP-fractie vinden het een mooie ambitie van de regering om vooruitgang te blijven boeken zodat de samenleving steeds meer inclusief wordt en toegankelijk is voor iedereen. Echter stellen de leden wel vraagtekens met de grote bezuinigingen die deze regering inboekt op het gebied van wonen, inkomen en zorg. Deze leden vrezen dat de vooruitgang naar inclusiviteit en toegankelijkheid verslechtert in plaats van verbetert, zeker gezien vele gemeenten bezuinigingen invoeren op het Wmo-beleid. Kan de regering hierop reageren?
Hoewel deze leden erg verheugd zijn met het voorliggende wetsvoorstel missen zij wel die visie van de regering en de concrete maatregelen die zij gaan nemen. Het is nog onduidelijk wat precies moet gebeuren, wat nu precies gewijzigd wordt en welk tijdsplan hoort hierbij. Kan de regering dit overzichtelijk aan de Kamer sturen? Zij missen nog het plan hoe de regering nu alle doelstellingen uit het verdrag gaat uitvoeren. Kan de regering hierop reageren? De leden van de SP-fractie zouden graag een overzicht ontvangen van wetten die dienen te worden aangepast naar aanleiding van de ratificatie van het VN-verdrag. Kan de regering dit overzicht, per Ministerie opgesteld, aan de Kamer sturen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering voorts hoe zij toezicht zal houden op naleving van het verdrag door lagere overheden. Deze leden zien dat de regering vierjaarlijks moet rapporteren aan het Comité dat toezicht houdt op de uitvoering van dit verdrag. Hoe gaat de regering die rapportage vormgeven? Hoe gaat zij gemeentelijk beleid in kaart brengen en beoordelen?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Kamerstuk 33 992 R2034; Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113) en de Wet tot uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. (Kamerstuk 33 990; Trb. 2007, 169). Genoemde leden vinden het positief dat het VN-verdrag klaar is voor behandeling door de Kamer. Maar zij vinden het lastig te overzien wat precies de reikwijdte zal zijn van deze rijkswet. Daarom maken zij graag gebruik van de mogelijkheid hier een aantal aanvullende vragen over te stellen. Zij vragen ook om een uitgebreide toelichting.
In het algemeen vragen de leden van de CDA-fractie wie er nu onder dit verdrag gaat vallen. Gaan daar ook mensen met een chronische ziekte onder vallen. Hanteren alle Europese landen dezelfde groep mensen als het gaat om de definitie van mensen met een handicap?
Het valt op dat in de memorie van toelichting niets wordt gezegd over de algemene aanbevelingen over artikel 9 (toegankelijkheid) en artikel 12 (gelijkheid voor de wet) die het VN-comité voor de rechten van personen met een handicap in april 2014 heeft aangenomen. Deze algemene aanbevelingen zijn bepalend voor de uitleg van de begrippen toegankelijkheid en gelijkheid voor de wet, voornamelijk in de zin van handelings- en wilsbekwaamheid. Voor de implementatie van het verdrag is het van belang dat iedereen van de inhoud van de algemene aanbevelingen kennis kan nemen. Dit wordt vergemakkelijkt als de algemene aanbevelingen in het Nederlands beschikbaar zijn. Is de regering bereidt dit in het Nederlands te vertalen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het wetsvoorstel niet gaat over het treffen van algemene voorzieningen. Onderhavig wetsvoorstel betreft namelijk uitsluitend de verplichting tot het treffen van doeltreffende aanpassingen in een concreet geval. Deze kunnen materieel en immaterieel van aard zijn. Vervolgens schrijft de regering dat dit naar verwachting zal resulteren in minder verzoeken om doeltreffende aanpassingen. Deze gedachtegang kunnen genoemde leden niet helemaal volgen. Juist om dit wetsvoorstel uitsluitend de verplichting tot het treffen van aanpassingen in een concreet geval zal dit toch waar deze aanpassingen achterwege blijven leiden tot meer verzoeken? De weigering om redelijke aanpassingen uit te voeren gaan immers ook vallen onder discriminatie. Daarnaast wordt de werkingsgrond ook uitgebreid namelijk alle goederen en diensten. Graag hier een reactie op van de regering.
De leden van de CDA-fractie wil dan graag weten wat de weigeringsgronden zijn voor een dergelijk verzoek. Zij verzoeken de regering een aantal concrete voorbeelden te beoordelen zoals; het verzoek om een ringleiding aan te brengen op een trein- of busstation, het verzoek om een werkbeschrijving van een product in braille of op een geluidsdrager, een verzoek tot het aanbrengen van een hellingbaan bij een sportvereniging het toegankelijk maken van een rijksmonument al dan niet in eigendom bij de overheid en bijvoorbeeld het recht op familieleven van een persoon met een verstandelijke handicap.
De leden van de CDA fractie willen deze voorbeelden expliciet voorleggen aan de regering en per voorbeeld een reactie.
Wanneer is er sprake van een onevenredige belasting die leidt tot weigering van een dergelijk verzoek? Kan een vereniging weigeren om de aanpassing door te voeren omdat dit gaat leiden tot een verhoging Gaat de regering niet al te veel uit van de situatie dat bedrijven en instellingen zelf tot een toegankelijke dienstverlening komen en daardoor er minder beroep zal worden gedaan op onderhavig wetsvoorstel? De reden dat dit niet overal zo is, is toch juist aanleiding voor dit wetsvoorstel. Hoe verhoud deze wet zich tot bijvoorbeeld agenda 22 (toegankelijkheid)?
Tot welke rechter dienen burgers zich te wenden zowel bij een weigerachtig overheidsorgaan als een weigerachtig bedrijf, dan wel vereniging of een stichting?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot ratificatie van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Zij tonen zich verheugd dat de regering het wetsvoorstel ter ratificatie nu eindelijk bij de Kamer heeft ingediend. Het verdrag is erop gericht dat personen met een beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen leven, een uitgangspunt dat de leden van de D66-fractie van harte steunen. Zij hebben met name op het gebied van de implementatie, toegankelijkheid en terminologie nog wel vragen die zij willen voorleggen aan de regering.
De leden van de D66-fractie constateren dat in de memorie van toelichting een duidelijke inhoudelijke visie en ambitie ontbreekt op de «inclusieve samenleving.» Gezien het belang van een duidelijke visie voor de uitvoering van de ratificatie op het gebied van samenhang in de doelstellingen en maatregelen binnen elk van de betrokken beleidsterreinen, vragen deze leden de regering in haar beantwoording een uiteenzetting te geven van een eenduidige omvattende visie op de «inclusieve samenleving.» Wat verstaat zij hieronder? Welke concrete en meetbare doelen streeft de regering na? Welke bewindsperso(o)n(en) is/zijn hiervoor primair verantwoordelijk?
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering op dit moment nog geen concrete stappen heeft genomen om te komen tot een plan voor de implementatie van de in het verdrag bepaalde regelingen. Deze leden vragen de regering daarom of zij voornemens is te komen met een concreet plan van aanpak, waarin duidelijk wordt aangegeven hoe personen met een functiebeperking, de vertegenwoordigende cliëntenorganisaties, het bedrijfsleven en de gemeenten inspraak kunnen hebben in de manier waarom het verdrag wordt geïmplementeerd. Zo ja, wanneer zal dit plan gereed zijn? Zo nee, waarom niet? Deze leden constateren voorts dat zowel een uiteenzetting van beschikbare budgettaire middelen, alsmede concrete doelen op de korte en lange termijn ontbreken in de toelichting. Zij missen hier ambitie van de regering en verzoeken de regering ook hierop te reflecteren.
De leden van de D66-fractie constateren dat er op het gebied van implementatie geen notie wordt gegeven van vastlegging en monitoring van de partijen die het implementatieplan ten uitvoer dienen te brengen. Deze leden vragen aan de regering of zij uiteen kan zetten hoe zij dit in de praktijk wil brengen. Daarbij vragen zij of de regering bereid is lokale werkagenda’s op te stellen om zo het maken van concrete doelen en afspraken op lokaal gebied te bevorderen?
De leden van de D66-fractie stellen vast dat binnen de memorie van toelichting verschillende definities worden gehanteerd voor de doelgroep van dit verdrag. Deze leden vragen op welke manier de regering kan waarborgen dat de ratificatie betrekking heeft op alle personen met een functiebeperking.
De leden van de D66-fractie bemerken dat er ten aanzien van mensen met een beperking veel terughoudendheid bestaat op het terrein van seksualiteit, hetgeen vaak voortkomt uit onbekend bij verzorgenden. Herkent de regering dit? Is zij bereid onderzoek te laten uitvoeren naar de problematiek rondom seksualiteit bij mensen met een beperking?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van wetsvoorstel 33 992, de rijkswet houdende goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113). Zij zijn verheugd dat de regering nu goedkeuring van het verdrag voorstelt, zoals in de motie Slob c.s. uit 2012 (33 410, nr. 47) reeds bepleit. Nederland treedt daarmee uit de internationale achterhoede op het gebied van rechten voor mensen met een beperking en dat was hard nodig naar de mening van deze leden. Zij hebben nog wel enkele vragen bij het wetsvoorstel.
Genoemde leden willen de regering tot slot vragen naar haar agenda voor de verdere verbetering van de positie van mensen met een beperking in de Nederlandse samenleving. Hoe luidt deze?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel, waarmee het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een handicap wordt geratificeerd. Genoemde leden dringen al geruime tijd aan op ratificering van het in 2006 tot stand gekomen verdrag en vindt het jammer dat het zo lang heeft moeten duren voor de wetgeving voor het goedkeuren en uitvoeren van dat verdrag in de Kamer voor ligt. Deze leden verwachten dan ook dat de wetsvoorstellen voor goedkeuring en uitvoering van het verdrag voor rechten van mensen met een beperking ambitie en voortvarendheid uitstralen. Voorts verwachten zij dat met de wetgeving en bijbehorende maatregelen de positie van mensen met een beperking ook daadwerkelijk verstevigd wordt en echt wordt aangedrongen op meer gelijkwaardigheid.
Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft moet vol worden ingezet op het streven naar een inclusieve samenleving en zou Nederland daarin koploper moeten zijn. Hoe verhoudt voorliggende wetgeving zich tot de wetgeving die in andere landen is behandeld ter goedkeuring en uitvoering van het VN-verdrag?
Er heeft geruime tijd tussen het tot stand komen en het ratificeren van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap gezeten. Helaas constateren deze leden dat de wetsvoorstellen om dit VN-verdrag in Nederland te verankeren te weinig ambitie uitstraalt. Genoemde leden hadden meer visie verwacht over de wijze waarop Nederland zich ervoor inzet om mensen met een beperking ook daadwerkelijk meer gelijke rechten te geven, alsmede meer reflectie op de wijze waarop het kabinetsbeleid uitpakt voor deze ambitie. Wat is het doel dat de regering zichzelf stelt wanneer het gaat om gelijke kansen, gelijke rechten en gelijke mogelijkheden voor mensen met een beperking?
Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is de overheid niet alleen gehouden aan voldoen aan hetgeen in voorliggende wetten bepaald wordt, maar moet de overheid ook juist een voorbeeldfunctie vervullen door meer ambitie uit te stralen. Hoe staat het op dit moment met toegankelijkheid van overheidsgebouwen en overheidswebsites? Wat is het streven van de regering en wanneer willen zij op volledige toegankelijkheid zitten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in de memorie van toelichting geen informatie is opgenomen over de wijze waarop de regering de bescherming en veiligheid van personen met een beperking, aandoening of chronische ziekte in bij humanitaire hulp die Nederland financiert of verleent in het buitenland waarborgt. Klopt het dat op basis van artikel 11 van het VN-verdrag hiertoe wel een verplichting bestaat? Is de regering bereid alsnog toe te lichten hoe Nederland hieraan invulling geeft?
Kan de regering aangeven op welke wijze de toegankelijkheid van het woningaanbod in brede zin wordt geborgd? Is hiervoor aandacht in nieuwe wetgeving, zoals de Omgevingswet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke gevolgen de goedkeuring van het VN-verdrag heeft voor de positie van Nederlandse Gebarentaal. Wat zijn de voornemens van de regering met betrekking tot gebarentaal? Zijn zij bijvoorbeeld voornemens om de Nederlandse Gebarentaal snel te erkennen?
Gelijke toegang tot onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor gelijke kansen. Wat is de reactie van de regering op de constatering van de Alliantie van landelijke organisaties van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking, psychische aandoening of chronische ziekte dat de interpretatie van inclusief onderwijs in de memorie van toelichting in strijd is met de inhoud van artikel 24 en het VN-verdrag in zijn geheel?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel ter goedkeuring van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Zij verwachten dat hiermee een belangrijke bijdrage wordt geleverd waarmee personen met een beperking zo weinig mogelijk gehinderd worden om te participeren, en zo een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Anderzijds hebben zij nog enkele vragen over de consequenties van dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom Nederland de in 1993 opgestelde standaardregels over gelijke kansen en mogelijkheden voor mensen met een beperking niet is overgenomen, maar als leidraad heeft gebruikt. Kan de regering dit toelichten?
De regering geeft aan dat de gelijke behandeling van mensen met een beperking meer vraagt dat alleen het verstrekken van voorzieningen. Kan de regering nader toelichten wat zij hiermee exact bedoelen?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat er door de regering nog niet tot ondertekening van het facultatieve operationele protocol wordt overgegaan. Dit protocol regelt een individueel klachtrecht bij het Comité, alsmede een onderzoeksbevoegdheid van het Comité. Het College voor de Rechten van de Mens en de Alliantie geven aan dat uitspraken in individuele zaken van het toezichthoudend Comité de rechtsbescherming van personen met een beperking vergroot en de regering kan helpen bij een correcte implementatie van het verdrag. Kan de regering toelichten waarom zij deze keuze maakt? Het College voor de Rechten van de Mens geeft, naar inzien van deze leden, terecht aan dat bij de VN-vrouwenverdrag wel direct overgegaan is tot ook ondertekening van het operationele protocol. Waarom is nu een andere keuze gemaakt?
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over het facultatief protocol. Zij vernemen dat het facultatief protocol dat toeziet op individueel klachtrecht voor mensen met een beperking alsmede een onderzoeksbevoegdheid van het Comité nog niet is ondertekend. Kan de regering nader ingaan wat dit facultatief protocol precies inhoudt en welke invloed dit heeft voor mensen met een beperking in Nederland? Voorts willen de leden weten waarom Nederland dit protocol nog niet heeft ondertekend en wanneer de regering dit beoogd wel te doen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering geen termijn heeft gesteld aan het ondertekenen van het facultatief protocol. Is de regering voornemens haar intenties kracht bij te zetten door middel van bekrachtigen van dit protocol binnen deze regeerperiode?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering aangeeft dat mensen met een beperking geconfronteerd worden met allerlei soorten obstakels die het voor hen moeilijk of onmogelijk maken een zelfstandig leven te leiden en te participeren in de samenleving. Ook het uitoefenen van mensenrechten en fundamentele vrijheden is door allerlei soorten obstakels vaak pas mogelijk nadat aanpassingen zijn verricht of voorzieningen zijn getroffen. De leden van de SP-fractie vragen hoe dit zich verhoudt met de opmerking die de regering maakt in hoofdstuk 2 waarin zij stelt dat de gelijke behandeling van mensen met een beperking meer vraagt dan alleen het verstrekken van voorzieningen. Tevens vragen deze leden welke obstakels de regering hiermee precies bedoeld.
De leden van de D66 fractie bemerken dat de ratificatie van het verdrag geen notie maakt van het door het Koninkrijk der Nederlanden ondertekende Salamanca Statement (1994) met betrekking tot inclusief onderwijs voor alle kinderen. Zij vragen de regering uiteen te zetten hoe de bepalingen van de ratificatie op het gebied van inclusief onderwijs zich verhouden tot de bepalingen omtrent inclusief onderwijs zoals ondertekend in de Salamanca Statements
(1994).
De regering acht het noodzakelijk een aantal interpretatieve verklaringen af te leggen en een aantal andere te herhalen. De leden van de PvdA-fractie achten dit niet wenselijk. Kan er door de regering een nadere verklaring worden gegeven over de noodzakelijkheid en legitimiteit van deze verklaringen?
De leden van de SP-fractie willen weten waarom de regering zeven interpretatieve verklaringen heeft afgegeven. Waarom op deze onderwerpen/artikelen? Zijn deze interpretaties niet beter aan te merken als voorbehouden op het verdrag? Waarom kiest de regering hiervoor? Genoemde leden verwachten een uitgebreide toelichting op dit punt.
De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland van alle 182 landen die dit verdrag hebben ondertekend, het grootste aantal interpretatieve verklaringen opstelt. Klopt die constatering? Daarbij vragen zij ook of de regering nader kan motiveren waarom deze interpretatieve verklaringen zijn opgesteld en de toepasbaarheid van deze verklaringen verder uiteen kan zetten. Tot slot verzoeken de hier aan het woord zijnde leden de regering in dit verband een vergelijking op te stellen van de wijze waarop het verdrag in verschillende EU-lidstaten is geïmplementeerd.
De leden van de SP-fractie lezen dat de meeste verdragsbepalingen van programmatische aard zijn en een opdracht aan de staat inhouden om maatregelen te nemen met als doel de rechten van personen met een beperking te verankeren. Echter expliciteren deze bepalingen niet precies welke maatregelen de staat dient te nemen en op welke wijze. De leden vragen de regering welke maatregelen zij nu precies gaan nemen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering zich op de vlakte houdt over de rechtstreekse werking van bepalingen. Wel geeft de regering aan welke verdragsbepalingen op grond van andere verdragen waarschijnlijk rechtstreekse werking hebben. Ook geeft zij aan dat de meeste bepalingen programmatisch van aard zijn en daarom naar haar inschatting niet rechtstreeks werken. Kan de regering per artikel van het verdrag aangeven waar zij van mening is dat sprake kan zijn van een rechtstreeks werkende bepaling?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering verwacht dat de rechter terughoudend zal zijn bij het toekennen van de directe horizontale werking, omdat dit tot nu toe het geval is geweest. Waarop baseert de regering dat dit ook in de toekomst, bij toepassing van het onderhavige verdrag, het geval zal zijn?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering veronderstelt dat de rechter behoedzaam zal omgaan met het geven van verdragsconforme interpretaties aan een niet rechtstreeks werkende bepaling, die voor het nationale recht betekenis kan geven. Deze leden vragen de regering waarop zij deze verwachting baseert. Bovendien vragen zij wat de financiële consequenties zijn als de rechter toch overgaat tot het geven van verdragsconforme interpretaties van bepalingen die geen rechtstreekse werking hebben. Wat gebeurt er als de rechter niet meegaat in de door de regering gewenste «grote mate van beleidsruimte» bij het toepassen van de artikelen 9, 19 en 25?
De regering geeft aan dat er geen financiële onoverkomelijkheden uit de bekrachtiging van het verdrag volgen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering toelichten waar zij hier op doelt? Wat is de definitie van financiële onoverkomelijkheden en op wie heeft deze stelling betrekking; de overheid zelf en / of de betreffende aanbieders?
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden te lezen dat er door de overheid in nauwe betrokkenheid met cliëntorganisaties, maatschappelijk middenveld, gemeenten, sociale partners en het bedrijfsleven een plan van aanpak word opgesteld om met een gezamenlijke inzet te komen tot een continue verbetering van de inclusieve samenleving. Deze leden vragen wel hoe er een plan tot stand komt met ambitieuze en concrete doelstellingen en stappen, zodat we echt daadwerkelijk de boel in beweging krijgen. Kan de regering aangeven hoe en wanneer er een dergelijk plan tot stand komt? Ook cliëntenorganisaties vragen om een sterk plan van aanpak zodat er een ambitieus plan uitgevoerd wordt en er stevige doelstellingen gesteld worden. Wordt er in dit plan gebruik gemaakt van goede voorbeelden zoals van de Stuurgroep «Alles Toegankelijk»? Deze leden zijn verheugd te lezen dat door middel van zelfregulering er al een heleboel initiatieven rondom toegankelijkheid op gang gekomen zijn, maar ziet ook een wezenlijke rol voor de regering weggelegd om nu echt grote stappen te gaan maken. Graag ontvangen deze leden hier een nadere toelichting op.
De coördinatie van de uitvoering van het verdrag ligt bij de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Kan worden aangegeven op welke wijze er afstemming plaats vindt met andere departementen, aangezien het verdrag vele verschillende beleidsterreinen beslaat. Hoe worden andere departementen betrokken?
Tevens vragen deze leden hoe een landelijk plan van aanpak zich verhoudt tegenover de 400 Nederlandse gemeenten die zelf een plan van aanpak moeten maken omdat de regering stelt dat gemeenten voortaan zelf moeten zorgen dat zij voldoen aan het verdrag. Hoe maakt de regering nadere afspraken met de gemeenten over het afleggen van verantwoording aan de VN over de wijze waarop zij het verdrag implementeert en de resultaten hierover? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting.
Tevens willen de leden van de PvdA-fractie een toelichting hoe de regering gaat inzetten op bewustwording. Is zij van plan om een publiekscampagne op te zetten zoals in België gebeurd is? Op welke wijze wordt de horizontale werking van het verdrag bevorderd? Deelt de regering de mening dat een publiekscampagne kan bijdragen aan de horizontale werking van het verdrag? Deze leden ontvangen graag een toelichting van de regering.
Wanneer is volgens de regering de gehele operatie rondom de uitvoering van het verdrag geslaagd? Welke concrete doelstellingen worden er geformuleerd door de regering? Hoe en wanneer gaat zij toetsen of de doelstellingen behaald zijn? Deelt de regering de mening dat zij zelf het goede voorbeeld hoort te geven met betrekking tot toegankelijkheid en het voortouw moet nemen in het creëren van een inclusieve samenleving? Kan de regering een toelichting geven op haar antwoord?
De leden van de SP-fractie constateren dat artikel 4 van het verdrag partijen algemene verplichtingen oplegt. Kan de regering de Kamer een overzichtelijke tabel sturen welke overheden en partijen met welke concrete maatregelen en/of wetswijzigingen komen, om aan de verplichtingen aan het verdrag te voldoen? Kan de regering hierbij een toelichting meesturen?
Kan de regering voorts aangeven hoe het implementatieproces van het voorliggende verdrag eruit ziet? Deze leden vrezen dat de regering de uitvoering belegt bij gemeenten, waardoor er straks 400 verschillende varianten van de implementatie van het verdrag komen. Kan de regering hierop antwoorden? Voorts vragen genoemde leden of de regering concrete doelstellingen in het implementatieplan willen opnemen, voorzien van een tijdspad. Kan de regering hierop antwoorden?
Uit het SEOR rapport blijkt dat er geen financiële onvolkomenheden volgen uit de bekrachtigingen van dit verdrag. Kan de regering aangeven welke kosten precies gemoeid zijn met het uitvoeren van dit verdrag, gezien ook de Raad van State heeft aangegeven dat er wel degelijk aanzienlijke kosten aan verbonden kunnen zijn. Kan de regering tevens aangeven hoe dit zich verhoudt met de bezuinigingen die afkomen op de langdurige zorg?
De regering geeft aan dat aan een groot deel van de verdragsartikelen al is voldaan of er nog aan wordt gewerkt. De leden van de SP-fractie vragen de regering welke artikelen en wetten al wel en niet is voldaan? Kan de regering hiervan een overzicht de Kamer doen toekomen met een toelichting erbij?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd welke cliëntenorganisaties, maatschappelijk middenveld, gemeenten, sociale partners en bedrijfsleven de regering heeft benaderd voor opstellen van het plan van aanpak dat moet zorgen voor een verbetering van de inclusieve samenleving.
De leden van de SP-fractie zijn nieuwsgierig welke resultaten zijn geboekt via de Stuurgroep Alles Toegankelijk. Kan de regering dit toelichten?
Genoemde leden vragen de regering of zij een inventarisatie wil maken van de regelgeving en beleid op het Caribisch gebied in het licht van verdragsverplichtingen, zodat bepaald kan worden wat er nodig is om het verdrag voor Caribisch Nederland te laten gelden.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de praktische consequenties van de uitvoering van dit VN-verdrag vervolgens zijn. Kan de regering aan de hand van vergelijkbare Europese Landen aangeven hoe dit daar verloopt. Welke landen hebben inmiddels geratificeerd en welke landen hebben dat nog niet gedaan. Waarom niet? Welke praktisch lessen kan Nederland hier uit trekken? Welke wetgeving die het afgelopen jaar in de Tweede Kamer is aangenomen moet nu worden aangepast. Kan de regering hier een duidelijk overzicht van geven. Wat betekent dit verdrag voor andere wetgeving zoals het bouwbesluit maar bijvoorbeeld ook de Wet Verplichte GGZ die momenteel in de Kamer ligt. Gaat de regering deze wetgeving aanpassen?
Naast aanpassing van de Kieswet en de Wgbh/cz, is er meer nodig om het verdrag te implementeren en om daarmee inclusie van mensen met een beperking dichterbij te brengen. Zo moet er kritisch naar andere (voorgenomen) regelgeving gekeken worden om te bezien of die met de doelstellingen en de strekking van het verdrag in overeenstemming zijn. Is voor het bereiken van de doelstellingen van het verdrag wenselijk dat artikel 1 van de Grondwet met de beschermde gronden handicap en chronische ziekte wordt uitgebreid? Maar dezelfde vraag kan gesteld worden voor andere wetgeving zoals de Wet langdurige zorg, de Wet Zorg en Dwang, de Wmo 2015, de Jeugdwet en andere wetten waarin rechten op, aanspraken op of voorzieningen met betrekking tot zorg voor personen met een handicap geregeld zijn?
Het College voor de Rechten van de Mens stelt dat het toepassen van dwangbehandeling, -middelen en -maatregelen op grond van de Wet Bopz niet alleen bij wilsonbekwame, maar ook bij wilsbekwame patiënten kan plaatsvinden. Het College wijst er op dat het toezichthoudend VN-comité bij het verdrag benadrukt dat gedwongen behandeling door psychiatrische en andere medische professionals strijd oplevert met de beginselen van het recht op persoonlijke integriteit (artikel 17), de vrijwaring van foltering (artikel 15) en de vrijwaring van geweld en misbruik (artikel 16). Mensen met een beperking hebben het recht een medische behandeling te kiezen. Het gedwongen opleggen van een behandeling is volgens het Comité dan ook een inbreuk op artikel 12 van het verdrag. Ook wanneer mensen in (psychiatrische) instellingen in crisissituaties geraken, moet de staat hun handelingsbekwaamheid respecteren. De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een reflectie op deze aanbevelingen van het College van de regering en verzoeken de regering in te gaan op de mogelijkheid dat de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang op grond van de verplichtingen uit het verdrag aanpassing behoeven.
De regering geeft aan dat voordat bepaald kan worden wanneer het verdrag voor Caribisch Nederland kan gelden, een inventarisatie moet worden uitgevoerd van bestaande regelgeving en beleid in Caribisch Nederland in het licht van de verdragsverplichtingen. Kan de regering een tijdplan geven?
De leden van de D66-fractie constateren dat er nog geen daadwerkelijke stappen zijn gezet om deze wetsuitvoering met grondwettelijk karakter ook van toepassing te laten worden op het Caribische deel van Nederland. Deze leden vragen of de regering, ondanks haar aangekondigde legislatieve terughoudendheid, uiteen kan zetten welke handelingen zij binnen welke tijdsperiode wil nemen om er zorg voor te dragen dat deze rijkswet ook ten uitvoer kan worden gebracht in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering zoveel mogelijk staand beleid onder de verdragsbepaling brengt. De uitvoeringswet bij dit verdrag voorziet slechts in een klein aantal wijzigingen. Kan de regering aangeven of er verdragsbepalingen zijn die mogelijk nog tot aanpassing van bestaande wetgeving verplichten, anders dan aanpassingen waarin bij het uitvoeringswetsvoorstel is voorzien? Zo ja, op welke punten? Zijn er verdragsbepalingen die naar de inschatting van de regering in de nabije toekomst nog zullen moeten leiden tot aanpassing van beleid, anders dan genoemd in de memorie van toelichting?
Genoemde leden constateren dat de regering het verdrag vooralsnog niet voor Caribisch Nederland wil laten gelden, vanwege onder meer de afgesproken legislatieve terughoudendheid. Daardoor ontstaat echter ongelijkheid in de rechten van mensen met een beperking binnen Nederland. Deze leden vragen of algemene verdragsbepalingen die wel gelding hebben op de eilanden (onder andere over gelijke behandeling) hieraan niet in de weg staan. Zij krijgen daarop graag reactie van de regering.
Kan de regering aan deze leden toelichten hoe de in de memorie van toelichting genoemde uitzondering van Caribisch Nederland van de werking van het verdrag wetgevingstechnisch is vastgelegd?
Voorts vernemen zij graag hoe zonder goedkeuring van het verdrag voor de eilanden wordt gestimuleerd dat er materiële verbetering komt in de positie van mensen met een beperking in Caribisch Nederland?
In hoofdstuk 8 wordt beschreven dat het beginsel van autonomie uitgaat van het recht van de persoon of patiënt om zelf te bepalen wat hij of zij doet, om richting aan het leven te geven, om vanuit zelfstandigheid en vrijheid keuzes te maken over de eigen afhankelijkheid. De leden van de SP-fractie vragen wat er van deze autonomie over blijft, als mensen geen zorg en/of voorzieningen meer krijgen vanuit de Wmo, of doorgeschoven worden tussen verschillende domeinen. Kan de regering daarop ingaan en met name hoe zij dit gaan voorkomen?
De regering geeft in dit hoofdstuk aan dat er verschillende wetten van toepassing zijn ter uitvoering van het voorliggende verdrag. De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij een overzicht kunnen sturen welke verschillende wetten van toepassing op dit verdrag zijn en welke wetten aanpassing behoeven ter uitvoering van dit verdrag.
De leden van de SP-fractie zijn toch wel nieuwsgierig naar de volgende uitspraak van de regering in het voorliggende hoofdstuk; «Uiteindelijk zijn de rechten van de mens de rode draad in de weging van waarden als autonomie en goede zorg». Genoemde leden zijn toch wel benieuwd in hoeverre deze uitspraak zich verhoudt met de geplande decentralisaties die deze regering heeft ingezet. Deze decentralisaties schrappen juist het recht op zorg. Hoe verhoudt dit zich dan tot bovenstaande uitspraak?
De leden van de D66-fractie constateren dat het verdrag een omslag verlangt van «substituted decisionmaking» naar «supported decisionmaking». Binnen het «General Comment nr 1» wordt deze omslag verder uitgewerkt. Deze leden vragen de regering te verklaren hoe de huidige regelgeving in Nederland zich verhoudt tot de «General Comment nr. 1». Daarbij vragen deze leden op welke wijze en binnen welke termijn de regering de omslag van «substituted decisionmaking» naar «supported decisionmaking» tracht te bewerkstelligen.
Het eindoordeel van Actal stelt dat niet kwantitatief kan worden gemaakt wat de gevolgen zijn van het wetsvoorstel voor regeldruk, kosten en tijdsbeslag. Wel spreekt Actal over € 18,4- 106,7 miljoen aan structurele kosten. Wordt dat gedeeld en voor wie zijn die kosten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de SP-fractie delen de opvatting van betrokken cliëntenorganisaties die aangegeven een duidelijke visie van de regering over een inclusieve samenleving te missen. De regering geeft aan dat er nog een visie komt, maar waarom is dit niet opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel. Wanneer kan de Kamer deze visie verwachten?
De regering heeft aangekondigd om met een plan van aanpak te komen. Genoemde leden willen weten wat de regering precies in het plan van aanpak gaat opnemen. Kan de regering daar duidelijkheid overgeven? Kan de regering tevens aangeven wanneer het plan van aanpak naar de Kamer wordt toegezonden?
Betrokken organisaties wijzen op het tekort aan huisvesting voor ouderen en mensen met een beperking. De regering geeft aan dat de opgave om jaarlijks 44.000 woningen te realiseren op lokaal niveau moet worden ingevuld. De leden van de SP-fractie willen weten waarop dit afschuifgedrag van de regering op is gebaseerd. Moet er juist niet gekeken worden naar een wijziging in het Bouwbesluit? De leden verwachten hier een uitgebreide reactie op. Met betrekking tot het Bouwbesluit wordt gesteld dat mensen met een beperking in het beginsel in staat zijn om te wonen waar zij willen. In de praktijk val dat vaak tegen. Welke maatregelen neemt de regering op dit punt?
Vervolgens hebben de leden van de SP-fractie een vraag over de verhouding van het voorliggende wetsvoorstel met de Wet verplichte ggz. Kan de regering ingaan op de inbreng van betrokken cliëntenorganisaties die aangeven dat de Wet verplichte ggz nog niet voldoet aan het criterium dat alle mogelijkheden en alternatieven dienen te worden aangewend teneinde dwang te voorkomen. Is de regering bereid dit op te nemen in het wetvoorstel verplichte ggz? Kan de regering in de Wet verplichte ggz en de Wet zorg en dwang nagaan of de verplichtingen ten aanzien van dwangmaatregelen in de zorg aanpassing behoeven op grond van het voorliggende verdrag? Zo nee, waarom niet?
Voorts hebben een aantal cliëntenorganisaties hun zorgen kenbaar gemaakt over het kiesrecht voor mensen met een beperking. Volgens het verdrag moeten stemlokalen 100% toegankelijk zijn. De regering wil dit echter niet regelen. De leden van de SP-fractie constateren dat dit in strijd is met het verdrag. Kan de regering verklaren waarom zij afwijkt van het verdrag? Genoemde leden vinden het van groot belang dat de kieswet van toepassing is op alle mensen met een beperking. Kan de regering een plan van aanpak sturen hoe zij samen met de kieswet dit gaan regelen? Voorts willen zij dat de regering de Kamer informeert over het draagvlak van voorstellen die te maken hebben om mensen met een beperking toegang te geven bij stemprocedures. Ditzelfde geldt ook voor het onderzoek voor een begrijpelijk stembiljet versus elektronisch stemmen. Kan de regering hier een toelichting over geven?
De leden van de SP-fractie delen de mening van de cliëntenorganisaties die aangeven dat de gehanteerde terminologie veranderd dient te worden van handicap naar beperking. Genoemde leden begrijpen dat de regering wil vasthouden aan de terminologie van het verdrag, maar wijzen op de vrijheid die de regering heeft om het verdrag uit te voeren. Zij vragen de regering haar mening op het punt van terminologie te herzien.
In de consultatie is onder andere aandacht gevraagd over de armoedeproblematiek onder mensen met een beperking. De leden van de SP-fractie vragen de regering naar een visie betreffende armoedeproblematiek onder mensen met een beperking? Op welke wijze houdt de regering verband hiermee met de uitvoering van het verdrag en is dit betrokken bij het nog te ontvangen plan van aanpak? Hebben gemeenten in zicht wat de armoedeproblematiek is onder mensen met een beperking binnen hun gemeente? Kan de regering dit uitzoeken?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de toegankelijkheid geregeld is waar mensen met een beperking terecht kunnen voor structurele zorg en ondersteuning, voorzieningen, maar ook voor inkomensbeheer en schuldhulpverlening door gemeenten Is dit voldoende geborgd of gaat de regering hier nadere maatregelen (laten) nemen?
De regering wil in totaal zeven interpretatieve verklaringen bij het verdrag afleggen. Zijn deze allen noodzakelijk, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Volgens het College voor de Rechten van de Mens geldt dit niet voor de interpretatieve verklaringen bij de artikelen 14 en 23 van het verdrag. Graag een reactie hierop van de regering. In algemene zin geldt dat er bij ratificatie terughoudend moet worden omgegaan met voorbehouden en interpretatieve verklaringen. Waarom wil de regering deze dan wel plaatsen bij verdragsartikelen 10, 15, 25 en 29? Nederland heeft de meeste interpretatieve verklaringen gemaakt van alle Europese landen. Wat zegt dit over de uitvoering van het verdrag in de andere landen?
De leden van de CDA-fractie lezen vervolgens dat de geleidelijke ten uitvoeringslegging van het verdrag gaat plaatsvinden. Dat vinden deze leden een goed uitgangspunt maar wat betekent dit nu? Wanneer is er sprake van geleidelijkheid? Welke termijn moet deze fractie dan aan denken? Welke onderdelen treden er wanneer in werking?
De regering geeft voorts aan dat bij de onderhandelingen over dit verdrag de EU-lidstaten gezamenlijk zijn opgetreden. De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre dit nog steeds het geval is. Kan de regering ook meer duidelijkheid geven hoe andere EU-lidstaten dit verdrag uitvoeren? Kan de regering dit per lidstaat aangeven?
De leden van de SP-fractie constateren dat bij de totstandkoming van het verdrag internationale, regionale en nationale organisaties, niet gouvernementele organisaties en nationale mensenrechteninstituten betrokken zijn geweest op een wijze die aanzienlijk intensiever was, dan gebruikelijk bij verdragsonderhandelingen. De leden vragen de regering waarom de samenwerking intensiever was dan normaal gesproken en welke leerpunten van deze samenwerking de regering meeneemt met betrekking tot het voorliggende wetsvoorstel.
Artikel 1
Artikel 1 bepaalt wat het begrip «personen met een handicap» omvat. De leden van de SP-fractie vinden dit erg ruim geformuleerd. Het is onduidelijk welke rechten en plichten nu precies voortvloeien vanuit dit artikel. Kan de regering hier meer duidelijkheid over verschaffen?
Artikel 2
De leden van de SP-fractie constateren dat in de definitie van discriminatie op grond van een beperking is opgenomen dat het alle vormen van discriminatie omvat, met inbegrip van de weigering van redelijke aanpassingen. Genoemde leden vragen de regering of hiermee bedoeld wordt dat mensen op grond van discriminatie in beroep kunnen gaan indien zij bijvoorbeeld geen zorg of voorzieningen toegewezen krijgen van de gemeente. Indien dit niet waar is, kan de regering dan aangeven hoe deze definitie vorm krijgt?
De leden van de D66-fractie hebben moeite met de in de ratificatiewet gehanteerde terminologie met betrekking tot «redelijke aanpassingen.» Het begrip «redelijke aanpassingen» heeft echter een bepalende rol in de reikwijdte van dit verdrag en de daar bijbehorende (financiële) implicaties. Genoemde leden zijn van mening dat de gehanteerde terminologie teveel ruimte laat voor subjectieve interpretaties. Aangezien duidelijk is geworden dat niet op voorhand kan worden toegezegd in hoeverre de overheid in de praktijk vrijheid heeft tot het bepalen wat kan worden verstaan onder een «redelijke aanpassing», vragen deze leden de regering uit een te zetten wat zij exact verstaat onder het begrip «redelijke aanpassingen» en hoe zij ervoor zal zorgdragen dat er duidelijkheid wordt verschaft over de (financiële) implicaties van mogelijke rechterlijke bepalingen met betrekking tot «redelijke aanpassingen»
Artikel 2 en 4
In de definitie van discriminatie op grond van een handicap staat dat dit ook gaat over de weigering van redelijke aanpassingen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Daarnaast is artikel 4 in het verdrag opgenomen om ervoor te zorgen dat dit verdrag een minimumstandaard aan rechten biedt die door mensen met een handicap kunnen worden genoten. Hoe verhouden deze twee onderdelen zich tot onze jurisprudentie en gedecentraliseerde wetten?
Artikel 3
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij kunnen toelichten hoe zij de algemene beginselen vanuit dit artikel gaan implementeren in de verschillende wetgeving, zodat aan de acht beginselen wordt voldaan.
Artikel 4
Kan de regering aangeven hoe betrokken overheden en partijen algemene verplichtingen conform het verdrag gaan uitvoeren? De leden van de SP-fractie vragen hier een uitgebreide toelichting op.
Artikel 5
De leden van de PvdA-fractie hechten er waarde aan dat de regering zelf het goede voorbeeld geeft. Kan de regering toelichten welke waarborgen de overheid zelf vastlegt om als aanbieder van goederen en diensten verdragsconform te handelen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoever de onderhandelingen over de EU-richtlijn zijn met betrekking tot de toegankelijkheid voor personen met een beperking. Kan de regering dit toelichten en wat houdt deze richtlijn precies in?
De voorziene uitbreiding van de Wgbh/cz betreft het aanbieden van goederen en diensten door private aanbieders, zo lezen de leden van de CDA-fractie. In de systematiek van de gelijke behandelingswetgeving valt het aanbieden van goederen en diensten door de overheid veelal onder het begrip eenzijdig overheidshandelen, wat is uitgesloten van toetsing onder de wet. Op grond van het verdrag moet de staat ervoor zorgen dat als de overheid goederen en diensten aanbiedt, mensen met een beperking niet gediscrimineerd worden. Hoe gaat de regering waarborgen dat de overheid zelf vastlegt om als aanbieder van goederen en diensten verdragsconform te handelen?
Artikel 6
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd wat de stand van zaken is aangaande het project «Van kwetsbaar naar weerbaar»? Kan de regering tevens een overzicht aan de Kamer doen toekomen wat precies de uitkomsten zijn van maatregelen die ingezet zijn na de het algemeen overleg over het rapport «Beperkt weerbaar»?
Artikel 7
In het voorliggende artikel wordt gesteld dat bij alle beslissingen betreffende kinderen met een beperking de belangen van het kind voorop dient te staan. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe dit zich verhoudt met gemeenten die kindermishandeling of kindermisbruik ontkennen. Kan de regering hiertoe een toelichting geven?
In artikel wordt tevens gesproken over de inzet van MEE-organisaties om mensen met een beperking te ondersteunen. Deze regering heeft ook flink bezuinigd op het aantal MEE-organisaties. Hoe verhoudt deze bezuiniging zich met de uitvoering van het voorliggende verdrag?
Artikel 8
In hoeverre is een arbeidsquotum voor mensen met een beperking een stigmatisering volgens dit verdrag? In hoeverre, zo vragen de leden van de VVD-fractie, draagt een arbeidsquotum voor mensen met een beperking bij aan acceptatie en emancipatie van mensen met een beperking.
Hoeveel geld gaat er in totaal naar bewustwordingsprojecten vanuit de verschillende departementen en welke ontwikkeling is daarin zichtbaar in de afgelopen tien jaar? Hebben deze bewustwordingsprojecten effect opgeleverd en is de acceptatie van mensen met een beperking vergroot? Deelt de regering de mening dat de acceptatie van mensen vergroot wordt als zij net als ieder ander kunnen meedraaien in de samenleving en dat een verdrag als het onderhavige daaraan kan bijdragen, maar niet moet doorslaan in het maatschappelijk effect? Deelt de regering de mening dat de kans op stigmatisering bij het doorslaan in positieve stimulans anders groter wordt in plaats van kleiner?
De leden van de SP-fractie constateren dat het NIVEL een handreiking heeft geschreven voor begeleiders, gemeenteambtenaren en andere betrokken personen. Kan de regering aangeven in hoeverre gemeenten deze handreiking hanteren en op welke wijze gemeenten bezig zijn met de ondersteuning voor mensen met een beperking?
Artikel 8 van het verdrag verplicht de verdragsstaten om bewustwording over mensen met een beperking te bevorderen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven wat, zij naast het in de memorie van toelichting genoemde, van plan is te ondernemen om hieraan invulling te geven.
Artikel 8 lid 2
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de wettelijke verplichte taak voor het onderwijs, om bij te dragen aan bewustwording, niet hoeft te worden uitgebreid. Is het nieuwe stelsel van Passend Onderwijs niet bij uitstek een wijze waarop leerlingen met een beperking zoveel mogelijk in hun eigen klas kunnen blijven waardoor bewustwording en emancipatie vergroot wordt? In hoeverre is het huidige lerarenbestand klaar voor deze taak en in hoeverre wordt dit aspect meegewogen in het lerarenregister?
Welke initiatieven in de media, voor het positief portretteren van mensen met een beperking, zijn publiekelijk gefinancierd en voor welk bedrag? Wat was het effect van deze financiering? Is dit een vorm van immateriële aanpassingen zoals de regering hoopt dat voortkomt uit dit verdrag?
Artikel 9
De leden van de PvdA-fractie hechten veel belang aan voldoende aangepaste woningen. Mensen willen zo lang mogelijk en ondanks een handicap of chronische ziekte zelfstandig en in de eigen omgeving blijven wonen met zorg en ondersteuning. Ook dat is emancipatie en versterking van de positie van personen met een handicap. Deze leden vinden ook dat aanpasbaar bouwen een diffuse verantwoordelijkheidsverdeling blijft. Kan de regering aangeven hoe aanpasbaar bouwen gestimuleerd wordt en welke verantwoordelijkheden zij ziet voor zichzelf? Hoe worden lokale overheden gestimuleerd tot actie? Hier ontvangen deze leden graag een toelichting op.
De leden van de PvdA-fractie zien idealiter dat ook alle openbare gebouwen toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. Deelt de regering deze visie? Hoe verplichten we toegankelijkheid voor mensen met een handicap voor publiek toegankelijke gebouwen? Hoe denkt de regering over de haalbaarheid van het toegankelijk maken van alle openbare gebouwen voor alle vormen van handicaps? Hoe kijkt de regering aan tegen het advies van het College voor de Rechten van de Mens om het Bouwbesluit 2012 aan te passen of op een andere wijze te bewerkstelligen dat personen met een beperking zelfstandig en integraal gebruik kunnen maken van bouwwerken omdat de minimumeisen uit het Bouwbesluit toegankelijkheid nog onvoldoende borgen? Kan de regering haar visie hierop uiteenzetten? Welke financiële gevolgen zitten hieraan verbonden?
Om deel te kunnen nemen aan het sociale leven en ook om bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt volwaardig mee te kunnen doen is makkelijke toegang tot het openbaar vervoer van groot belang. Kan een nadere toelichting gegeven worden welke doelen gesteld worden ten aanzien van toegankelijkheid van het openbaar vervoer? Hoe kijkt regering aan tegen toegankelijkheid van het openbaar vervoer? Moeten bijvoorbeeld alle stations per direct rolstoeltoegankelijk zijn, of gaat de regering inzetten in termen van «van deur-tot-deur» vervoer waarbij men meerdere vormen van openbaar vervoer en andere wijze van vervoer combineert?
De leden van de SP-fractie vragen wat het verschil is dat de regering maakt tussen toegankelijkheid en redelijke aanpassingen. Kan de regering dit toelichten?
Genoemde leden constateren dat de regering aangeeft dat het overgrote deel van de stations in 2020 zelfstandig toegankelijk zijn. Maar ook geeft de regering aan dat er overlast is voor personen die in een OV-keten reizen, gezien de diversiteit van regionale en landelijke producten niet op elkaar zijn afgestemd. Welke visie heeft de regering nu precies over het toegankelijk maken van het (openbaar) vervoer voor mensen met een beperking? Voorts willen deze leden weten waarom voor gesloten busvervoer, vervoer per autobus of touringcar geen voorschriften voor toegankelijkheid worden opgelegd. Met welke reden wordt dit niet gedaan? Veel mensen hebben moeilijkheden om met het openbaar vervoer te reizen, omdat het vaak vrijwel onmogelijk is om te reizen met een scootmobiel of een rollator. De leden van de SP-fractie vinden de beschrijving van de regering onvoldoende welke afspraken en maatregelen de regering gaat treffen om de toegankelijkheid van het openbaar vervoer te verbeteren voor mensen met een beperking. Kan de regering hierop antwoorden?
Voorts vragen zij of de regering voornemens is om bij de behandeling van de omgevingswet er op toe te ziet dat de toegankelijkheid van de openbare ruimte voor mensen met een beperking wordt betrokken. Kan de regering hiernaar kijken?
Tevens vragen deze leden of de regering per vervoersvorm kan aangeven welke wet- en regelgeving van toepassing is en welke maatregelen en/of wetswijzigingen de regering gaat nemen om de toegankelijkheid van het vervoer te verbeteren.
De memorie van toelichting besteedt aandacht aan het Bouwbesluit 2012, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Dit besluit regelt de toegankelijkheid van bouwwerken. De regels in dit besluit leggen geen integrale toegankelijkheid op aan opdrachtgevers, ontwerpers en bouwers. Zo is bepaald dat ieder gebouw met een verblijfsgebied van minimaal 400 vierkante meter een «toegankelijkheidssector» moet bevatten. Die sector moet ten minste 40% van het gebouw betreffen. Zijn gebouwen die slechts aan deze minimale norm voldoen, voor een groot deel toegankelijk voor mensen met een beperking? In die zin is toegang tot de fysieke omgeving op voet van gelijkheid met anderen niet gegarandeerd, zoals artikel 9 van het verdrag en de Algemene Aanbeveling bij dit artikel voorschrijven. Wanneer wordt dit wel bereikt? Gaat de regering het Bouwbesluit aanpassen? Hoe verhoudt overigens de ontoegankelijkheid van woningen zich tot het recht op een behoorlijke levensstandaard, zoals neergelegd in artikel 28 van het verdrag?
De memorie van toelichting beperkt zich tot regelgeving voor gebouwde ruimte. Voor andere onderdelen van de leefomgeving in de openbare ruimte, waaronder bruggen, tunnels en trappen, gelden geen (afdwingbare) toegankelijkheidsnormen. Op dit moment ligt het wetsvoorstel voor de Omgevingswet bij de Kamer. Deze wet vervangt alle wetgeving op het terrein van de ruimtelijke ordening. Gelet op artikel 9 van het verdrag moet in de Omgevingswet voldoende aandacht zijn voor de toegankelijkheid van de openbare ruimte voor mensen met een beperking. Is bij dit wetsvoorstel rekening gehouden met het verdrag? Zo nee, komt de regering nog met een nota van wijziging?
Is de toegankelijkheid van websites van de rijksoverheid en lagere overheden volledig gewaarborgd in licht van het verdrag? Zo nee, welke stappen dienen er nog gezet te worden aangezien steeds meer burgers op deze websites aangewezen zijn om zaken te regelen. Uit de toelichting bij de Goedkeuringswet, de Kamerbrief van 26 november 2012 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (26 643, nr. 276) blijkt dat de Minister de webrichtlijnen voor overheidsinstellingen wil laten toepassen op basis van het «pas toe of leg uit» beginsel. Voldoet de regering hiermee aan de eisen aan overheidsdiensten voor wat betreft de web toegankelijkheid van het verdrag? Zo nee, wat moet er gebeuren om hier aan te voldoen
De leden van de D66-fractie hebben moeten vaststellen dat nog niet alle websites van de overheid toegankelijk zijn gemaakt voor personen met functiebeperkingen. De webrichtlijnen van de overheid, onder het motto «pas toe of leg uit», kennen nu nog geen dwingend karakter. Wel geldt de resultatenverplichting dat overheidswebsites zich voor 2015 hieraan moeten committeren. Hoe houdt de regering toezicht op de stand van zaken betreffende de websites die onder deze resultatenverplichting vallen? Is de regering bereid de regelingen uit deze bepalingen dwingend van karakter te maken? Waarom wel of niet?
De leden van de D66-fractie constateren dat, afgezien van blindengeleidehonden, er in de ratificatie van het verdrag geen notie wordt gegeven van andere soorten hulphonden. Wil de regering uit een te zetten wat de plannen zijn voor wat betreft toegankelijkheid voor alle soorten assistentenhonden? Op welke wijze zal de regering zorgen voor een acceptatie van alle soorten hulphonden binnen de uitwerking van dit Verdrag?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook naar de betekenis van de verplichting uit het verdrag rond toegankelijkheid en de verplichting in de uitvoeringswet tot het doen van redelijke aanpassingen voor het openbaar vervoer? Welke beleidsmaatregelen moeten op dit punt als gevolg van goedkeuring van het verdrag worden genomen en wanneer zal dit gebeuren? Wat is de betekenis van de bepalingen uit het verdrag voor de toegankelijkheid van voorzieningen in de bibliotheek voor mensen met een beperking?
Artikel 10
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering uitvoering gaat brengen aan artikel 10. Kan de regering dit toelichten?
Bij de ondertekening van het verdrag heeft de regering een interpretatieve verklaring afgelegd over de reikwijdte van het recht op leven, zo constateren de leden van de CDA-fractie. De regering is voornemens om bij de ratificatie deze interpretatieve verklaring te bekrachtigen. Het College voor de Rechten van de Mens wijst in dit verband op artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. In deze verdragen is het recht op leven opgenomen, zonder een aanduiding van wanneer dit recht op leven begint. Nederland heeft geen voorbehoud of interpretatieve verklaring gemaakt bij deze artikelen. Nu het verdrag dit al bestaande recht nader bepaalt, is volgens het College voor de Rechten van de Mens een interpretatieve verklaring niet nodig. De leden van de CDA-fractie vernemen graag een reactie op deze aanbeveling van het College waarin het advies van de Raad van State in deze wordt meegenomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering in artikel 10 van het verdrag, betreffende het recht op leven, ruimte ziet voor nationaal beleid met betrekking tot onder meer zwangerschapsbeëindiging. Welke positieve verplichtingen schept dit artikel ten opzichte van het ongeboren leven met een beperking?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom het volgens haar noodzakelijk is om de bij de ondertekening afgelegde interpretatieve verklaring van artikel 10 over het recht op leven te herhalen bij de bekrachtiging. Kan de regering beargumenteren waarom met deze interpretatieve verklaring gehandeld zou worden in lijn met de bestaande rechtspraak van het EHRM inzake de uitleg van artikel 2, eerste lid, van het EVRM?
Artikel 11
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke maatregelen/wetswijzigingen zij gaat treffen om mensen met een beperking te beschermen voor risicovolle situaties en humanitaire noodsituaties conform dit artikel.
Op grond van dit artikel moet de staat alle nodige maatregelen nemen om de bescherming en veiligheid van personen met een handicap in risicovolle situaties te waarborgen, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Uit de memorie van toelichting blijkt dat in campagnes die gericht zijn op hoe te handelen in noodsituaties geen specifieke aandacht meer is voor mensen met een beperking. Is de regering van mening dat op grond van artikel 11 van het verdrag in campagnes hier wel aandacht aan besteed zou moeten worden. Graag vernemen deze leden hoe hier in de praktijk vorm en inhoud aan gegeven gaat worden en hoe de kosten hiervan verdeeld worden.
Artikel 12
Dit artikel regelt dat wanneer mensen met een beperking niet in staat zijn zelfstandig besluiten te nemen, zij hierbij ondersteund moeten worden. Er mogen geen besluiten genomen worden in de plaats van een persoon, maar zij moeten zelf besluiten nemen en hier indien nodig ondersteuning bij krijgen. Dit geldt ook voor mensen met een verstandelijke of psychosociale beperking. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een nadere uitleg over welke gevolgen dit heeft voor on systeem van vertegenwoordiging van mensen met een beperking. Is de regering bereidt hier nader onderzoek naar te doen? Moet Nederlandse wetgeving rondom vertegenwoordiging en wilsbekwaamheid aangepast worden om in overeenstemming met het Verdrag te komen?
SP Kan de regering aangeven hoe zij uitvoering gaat geven aan artikel 12 dat betrekking heeft alle personen met een beperking volledig te erkennen voor de wet. Kan de regering uitgebreid toelichten hoe zij dit gaat regelen en op welk termijn doelstellingen worden gerealiseerd? Voorts vragen de leden of het onder curatele stellen zoals dit geregeld is in het Burgerlijk Wetboek nog steeds kloppend is, ter uitvoering van dit verdrag. Kan de regering dit aangeven?
In de algemene aanbeveling over artikel 12 lezen de leden van de CDA-fractie dat als mensen met een beperking niet in staat zijn zelfstandig besluiten te nemen, zij hierbij ondersteund moeten worden. Uitgangspunt van artikel 12 is dat er geen besluiten worden genomen in de plaats van een persoon met een beperking «substitute decision making», maar dat zij zelf besluiten nemen en hier zo nodig ondersteuning bij krijgen «supported decision making». Dit geldt ook voor mensen met een verstandelijke of een psychosociale beperking. Dit betekent dat bekeken moet worden welke gevolgen dit heeft voor het Nederlandse systeem van vertegenwoordiging, waaronder curatele en mentoraat van mensen met een beperking. Er zijn ook mensen met een GGZ problematiek of een psychogeriatrische problematiek die onder bewind of curatele staan. Wat verandert er in de desbetreffende wetgeving en wat betekent dit (verdrag) voor de mensen in kwestie. Valt onder dit artikel ook de wilsonbekwame?.
Op grond van artikel 60 van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) is ten aanzien van een persoon die daartoe bereid is noch daartegen bezwaar maakt gedwongen opneming in een, zoals de wet zegt, zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting mogelijk op basis van een beslissing van het Centraal Indicatieorgaan. Artikel 16 van de Wet zorg en dwang kent een vergelijkbare regeling. Zijn deze artikelen in overeenstemming met artikel 12, vierde lid, van het verdrag? Dienen de verschillende vertegenwoordigingssystemen in de Nederlandse wetgeving te worden aangepast om met het verdrag in overeenstemming te zijn?
Artikel 13
De regering geeft aan dat het kunnen uitoefenen van rechten vanzelfsprekend belangrijk is dat personen met een beperking daadwerkelijk toegang hebben tot de rechter. De leden van de SP-fractie geven aan dat mensen met een beperking vaak kwetsbaar zijn. Zij vrezen dat de toegang tot het recht voor deze mensen lastig kan zijn. Kan de regering aangeven hoe deze toegang geborgd is, ook in verhouding met de voorgenomen maatregelen van de regering om te bezuinigen op het recht? De leden vragen om een uitgebreide reactie op dit punt.
Voorts willen de leden van de SP-fractie weten welke artsen of deskundigen de politie inzet, indien er sprake is van een verhoor van een persoon met een beperking. Kan de regering dit nader toelichten? Is het waar dat er vaak geen geschikte verhoorkamer beschikbaar is of geen deskundige professionals bij verhoor aanwezig zijn? Kan regering dit toelichten
Artikel 14
De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een nadere reactie op de reden voor een interpretatieve verklaring van de regering bij dit artikel. Kan de regering tevens een reactie geven op de conclusie van het College van de Rechten van de Mens dat het toezichthoudend VN-comité bij het verdrag benadrukt dat gedwongen behandeling door psychiatrische en andere medische professionals strijd oplevert met de beginselen van het recht op persoonlijke integriteit (artikel 17), de vrijwaring van foltering (artikel 15) en de vrijwaring van geweld en misbruik (artikel 16) en dat mensen met een beperking hebben het recht een medische behandeling te kiezen. Ook is het gedwongen opleggen van een behandeling is volgens het Comité dan ook een inbreuk op artikel 12 van het verdrag. Wanneer mensen in (psychiatrische) instellingen in crisissituaties geraken moet de staat hun handelingsbekwaamheid respecteren, zo stelt het VN-comité. Deze leden ontvangen graag een toelichting en reactie van de regering. Is het nodig om de Nederlandse wetgeving verder aan te passen en zo ja, welke wetten?
De leden van de SP-fractie vinden vrijheid en veiligheid van een persoon van groot belang. Verschillende wetten, zoals de Bopz, Wet verplichte ggz en andere wetten kunnen dit beperken. Genoemde leden vragen de regering in hoeverre de wetten die van toepassing zijn op dit artikel in strijd zijn met het verdrag of dat deze wetten nog verdere aanpassing behoeven. Kan de regering hier een overzicht met toelichting de Kamer doen toekomen?
In de memorie van toelichting wordt terecht opgemerkt dat het gevaar criterium van de Wet Bopz voorkomt dat het enkele bestaan van een psychische beperking een grond voor gedwongen opname zou kunnen zijn, aldus de leden van de CDA-fractie. Ook bij vergelijkbare criteria, zoals te vinden in de voorgenomen Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (ernstige schade) en de voorgenomen Wet zorg en dwang (ernstig nadeel), wordt deze lijn aangehouden. Klopt het dat gevaar zonder de aanwezigheid van een geestesstoornis niet tot een gedwongen opneming kan leiden? Betekent dit dat anders wordt omgegaan met personen met een beperking (in de vorm van een geestesstoornis in de zin van de wet) en zo ja, is dit in strijd met artikel 14, lid 1 van het verdrag?
Artikel 15
Kan de regering aangeven hoe zij aankijkt tegen artikel 15 en hoe dit uitvoering krijgt in de implementatie? Kan de regering tevens een meer uitgebreide toelichting geven hoe dit artikel zich verhoudt met dwangmaatregelen in de zorg, vragen de leden van de SP-fractie.
Artikel 16
De leden van de SP-fractie vragen of de regering concrete voorstellen en maatregelen kan benoemen die zij gaan uitvoeren als het gaat om vrijwaring van uitbuiting, geweld en misbruik.
Artikel 17
De leden van de SP-fractie hechten zeer aan persoonlijke integriteit. Hoe gaat de regering uitvoering geven aan dit artikel en welke verschillende wetten zijn hier op toepassing?
Artikel 19
Kan de regering een reactie geven op de aanbeveling van het College van de Rechten van de Mens dat de zou moeten komen met plannen om vorm te geven aan het recht op zelfstandig wonen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is de regering bereid om met een concreet plan te komen. Kan hier een toelichting op gegeven worden?
De leden van de SP-fractie vinden de mogelijkheid tot zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij een groot goed. Zij maken zich hier echter grote zorgen over met betrekking tot de bezuinigingen op de zorg die deze regering mogelijk maakt. Zij vrezen dat het zelfstandig kunnen wonen en deel uitmaken van de maatschappij bemoeilijkt wordt, door de bezuinigingen. Kan de regering hierop ingaan en kan zij tevens toelichten welke wetten aangepast moeten worden om de uitvoering van dit artikel mogelijk te maken.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering of uitwerking van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) leidt tot strijd met artikel 19 van het verdrag? Op grond van de Rotterdamwet is het mogelijk dat mensen met een beperking die niet over inkomen uit arbeid, ouderdomspensioen of studiefinanciering beschikken en minder dan zes jaar wonen in de regio waarin de gemeente gelegen is, niet in aanmerking komen voor een huisvestigingsvergunning. De wet is weliswaar neutraal geformuleerd en maakt geen direct onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte. Maar aangezien personen met een beperking een aantoonbaar lagere arbeidsparticipatie hebben, kan deze wet wel tot indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte omdat deze groep bijzonder wordt getroffen. Graag een reactie van de regering.
Artikel 20
De regering wijst op de mogelijkheid van het Valys. De leden van de SP-fractie ontvangen echter al jarenlang vele klachten over de handelwijze van het Valys. Deze leden vragen daarom of de regering bereid is te kijken naar de knelpunten die mensen met een beperking nu ervaren met het Valysvervoer en in het kader van het voorliggende wetsvoorstel te komen met oplossingen. Zo nee, waarom niet? Voorts vragen genoemde leden hoe de beperking van rechten van mensen die gebruik maken van minder kilometers Valys en de bezuiniging op het vervoer van en naar de dagbesteding zich verhoudt met het stand-still beginsel.
Artikel 21
De leden van de SP-fractie vinden de genomen maatregelen van de regering goed om duidelijkheid en informatie te kunnen delen met mensen met een beperking. Genoemde leden ontvangen echter af en toe meldingen dat de informatievoorziening voor mensen met een beperking niet altijd goed in orde is. Ontvangt de regering deze meldingen ook en kan de regering op een rij zetten welke maatregelen zij op dit punt precies hebben genomen en welke maatregelen zij alsnog gaan nemen om de informatievoorziening te verbeteren?
Artikel 22
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij een overzicht kunnen sturen welke Nederlandse en welke Europese wet- en regelgeving nu precies van toepassing is op de privacy van mensen met een beperking. Kan de regering tevens toelichten of er nog maatregelen genomen worden om de privacy van mensen met een beperking te verbeteren?
Artikel 23
Kan de regering de leden van de PvdA-fractie een toelichting geven op het geven van een interpretatieve verklaring bij dit artikel? Kan de regering tevens een reactie geven op het advies van het College van de Rechten van de Mens om deze interpretatieve verklaring in te trekken?
Kan de regering een toelichting geven hoe zij uitvoering gaan geven aan dit artikel en welke concrete maatregelen zij gaan treffen, vragen de leden van de SP-fractie.
De regering heeft bij de ondertekening van het verdrag een interpretatieve verklaring afgelegd bij artikel 23, eerste lid, onderdeel b, waarin gewezen wordt op het belang van het kind, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Het College voor de Rechten van de Mens acht bekrachtiging van deze verklaring bij de ratificatie niet nodig en zelfs onwenselijk. Het Koninkrijk der Nederlanden is gebonden aan het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Op basis van artikel 3 van het IVRK moet het belang van het kind altijd voorop staan bij maatregelen die kinderen aangaan. Artikel 23, eerste lid, onderdeel b van het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap gaat echter niet over het kind, maar over het onverwekte kind en de kinderwens van personen met een beperking. In de andere onderdelen van artikel 23 gaat het om situaties waarbij daadwerkelijk kinderen zijn betrokken en wordt het belang van het kind expliciet genoemd. Het College meent dat het belang van het kind op de juiste plekken in artikel 23 benoemd is. Het College is daarnaast van mening dat deze interpretatieve verklaring in strijd is met de geest en strekking van het verdrag. De suggestie wordt gewekt dat in het belang van het (onverwekte) kind een uitzondering mogelijk is op de rechten uit artikel 23, eerste lid, onderdeel b. Hiermee wordt (on)verantwoord ouderschap verbonden aan het hebben van een (geestelijke) beperking en wordt ingrijpen in het belang van het (onverwekte) kind gerechtvaardigd. Het College stelt dat dit in strijd is met het verdrag omdat hiermee onderscheid wordt gemaakt tussen mensen met en mensen zonder een beperking. Graag een reactie hierop van de regering.
Artikel 24
Zijn er consequenties van dit verdrag voor de eisen aan de PABO of behoeft het curriculum geen wijziging ten aanzien van mogelijk speciale ondersteuningsbehoeften, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Hoe ziet de regering de positie van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen die zowel vanuit het Ministerie van VWS als vanuit het Ministerie van OCW financiering krijgen en die voor hun ontwikkeling van beide systemen afhankelijk zijn, maar waar het overleg niet altijd leidt tot ontschotting van middelen? Wat zijn voor deze leerlingen de consequenties van dit verdrag? Kan voor een zeer selecte nauw omschreven doelgroep materiële of immateriële aanpassing wenselijk zijn in de bekostiging? Hoe ziet de regering zo’n aanpassing?
De regering veronderstelt dat leerlingen die niet in staat zijn om een diploma te halen of niet kunnen worden voorbereid om een functie in de arbeidsmarkt, terecht kunnen in de dagbesteding. De leden van de SP-fractie wijzen op het feit dat veel dagbestedingscentra het moeilijk hebben vanwege de bezuinigingen of inmiddels al gesloten zijn. Genoemde leden zijn benieuwd hoe de regering de verhouding ziet, tussen enerzijds het plaatsen van mensen met een beperking in een dagbesteding en aan de andere kant de bezuinigingen die gemeenten neerleggen bij de dagbestedingscentra. Kan de regering dit uitleggen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er sinds de invoering van het passend onderwijs voor veel jongeren met een beperking nog geen passende plek gevonden kan worden. Wat gaat de regering doen om te voorkomen dat Nederland in gebreke blijft met betrekking tot artikel 24 van het verdrag?
Klopt de conclusie van deze leden dat op grond van het verdrag, in het bijzonder op grond van artikel 24, lid 2, de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met en studenten zonder beperking gelijk moet zijn?
Artikel 25
Kan de regering de leden van de PvdA-fractie een toelichting geven op het geven van een interpretatieve verklaring bij dit artikel? Kan de regering tevens een reactie geven op het advies van het College van de Rechten van de Mens om deze interpretatieve verklaring in te trekken?
Kan de regering een uitgebreide toelichting geven hoe zij uitvoering gaan geven aan dit artikel en hoe dit zich verhoudt met de gestelde bezuinigingen op de langdurige zorg, vragen de leden van de SP-fractie.
Artikel 26
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij uitvoering gaan geven aan dit artikel en welke concrete maatregelen zij op dit punt nemen of door de gemeenten en zorgverzekeraars laten nemen.
Artikel 27
Kan de regering toelichten welke concrete maatregelen zij nemen ter uitvoering van dit artikel om mensen met een beperking toegang te geven tot werk en werkgelegenheid, vragen de leden van de SP-fractie.
Artikel 28
Is de regering bereid een toelichting te geven hoe zij sociale bescherming en een behoorlijke levensstandaard precies zien? De leden van de SP-fractie willen daarbij ook weten welke eventuele aanvullende maatregelen de regering gaat treffen ter uitvoering van dit artikel.
Artikel 29
De leden van de SP-fractie vragen de regering een uitgebreide toelichting te geven op de kritiek die betrokken cliëntenorganisaties hebben gehad op het kiesrecht. Is de regering bereid de kritiekpunten van betrokken organisaties over te nemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat artikel 29 enkel zou verplichten tot bijstand in het stemhokje, indien sprake is van de fysieke onmogelijkheid om een stem uit te brengen. Daarvan is geen sprake als iemand moeite heeft het stembiljet of het proces van invullen van het stembiljet te begrijpen, maar wel in staat is om een persoon te kiezen waarop hij of zij haar stem wil uitbrengen. Kan de regering onderbouwen waarom artikel 29 niet ziet op een recht op ondersteuning in voorgaande gevallen? Wat gaat de regering doen om het stembiljet begrijpelijker te maken?
Artikel 30
De leden van de SP-fractie hebben vaker meldingen gekregen dat deelname aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport drempels opwerpen. Om een voorbeeld te noemen geven de leden aan dat er mensen met een beperking zijn die niet toegelaten worden op sportclubs. Deze leden willen daarom weten hoe de regering dit soort belemmeringen gaat wegnemen bij de uitvoering van dit artikel. Kan de regering dit aangeven?
Artikel 31
Kan de regering aangeven hoe rekening gehouden wordt met de privacy van gegevens van mensen met een beperking bij het verzamelen van gegevens en statistieken, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Artikel 32
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering de internationale samenwerking met andere EU-landen vormgeeft. Kan de regering tevens toelichten welke programma’s zij precies bedoelen die zij genoemd hebben in dit artikel?
Artikelen 34 tot en met 39
De leden van de SP-fractie zijn verheugd met de komst van het Comité voor de rechten van personen met een beperking. Het is goed dat het Comité een controlerende functie heeft over de uitvoering van dit verdrag over de betrokken EU-landen. Genoemde leden vragen de regering of zij de informatie die zij naar het Comité stuurt en de informatie die de regering van het Comité ontvangt ook kan delen met de Kamer.
Artikel 40
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij de Kamer wil informeren over de conferenties die gehouden gaan worden ter uitvoeringlegging van het verdrag.
Artikelen 41 tot en met 50
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij meer duidelijkheid kunnen geven over de artikelen die behoren bij de slotbepalingen.
Hoofdstuk III
De leden van de SP-fractie vragen welke invloed de positie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben op de uiteindelijke ratificatie van het voorliggende verdrag met betrekking tot Nederland. Kan de regering daar de Kamer nadere informatie over verschaffen?
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp