Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2016
Tijdens de behandeling van de wetsvoorstellen voor de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Kamerstuk 33 990 en Kamerstuk 33 992) (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 15 en Handelingen II 2015/16, nr. 36, item 10) zijn diverse moties aangenomen. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken.
Motie van de leden Dik-Faber en Van der Staaij over inclusie in het buitenlands beleid (Kamerstuk 33 990, nr. 43)
Bevordering en bescherming van gelijke rechten voor mensen met een beperking is onderdeel van het staande Nederlandse buitenlandse mensenrechtenbeleid. Bescherming van de rechten van mensen met een beperking behoort niet tot de mensenrechtenprioriteiten zoals geformuleerd in de beleidsnota «Respect en recht voor ieder mens» uit 2013, maar is wel onderdeel van de Nederlandse inzet op gelijke rechten voor iedereen onder het non-discriminatiebeginsel.
Binnen de agenda voor inclusieve ontwikkeling in het kader van de Sustainable Development Goals, uitgewerkt in de Kamerbrief Inclusieve Ontwikkeling (Kamerstuk 33 625, nr. 182), is aandacht voor gediscrimineerde en gemarginaliseerde groepen een belangrijke pijler, waarbinnen ook ruimte is voor samenwerking met organisaties die de belangen behartigen van mensen met een beperking in lage- en middeninkomenslanden (onder meer via het VOICE-fonds dat de samenwerking met deze organisaties steunt).
Motie van de leden Bergkamp en Voortman over onderzoek naar middelen voor het College voor de Rechten van de Mens voor beoordeling van «algemene toegankelijkheid» (Kamerstuk 33 990, nr. 52)
Het College voor de Rechten van de Mens oordeelt over individuele gevallen en krijgt daar op grond van de wet het terrein van «goederen en diensten» bij. Er zal worden gemonitord of dat in de uitvoering van de taken van het College aanleiding geeft tot bijstelling van de toegewezen middelen.
Motie van de leden Bergkamp en Van Dijk over aandacht voor het belang van assistentiehonden waarin wordt verzocht de publiekscampagne op te zetten in nauwe samenwerking met ervaringsdeskundigen en in de campagne aandacht te besteden aan het belang van assistentiehonden (Kamerstuk 33 990, nr. 50)
In de deelcampagne over het VN-verdrag van de campagne «Zet een streep door discriminatie» zal het belang van assistentiehonden aan bod komen. Hoe hieraan precies invulling wordt gegeven, is momenteel onderwerp van gesprek tussen het Ministerie van VWS, AZ en BZK. Daarbij is het plan om ervaringsdeskundigheid en de doelgroep, waaronder de mensen met assistentiehonden te betrekken. Genoemde deelcampagne wordt in de tweede helft van 2016 gelanceerd. Uw Kamer wordt hierover te zijner tijd nader geïnformeerd.
Motie van het lid Bergkamp over doorbreken van het taboe rond seksualiteitsbeleving bij mensen met een beperking waarin wordt verzocht deze inspanning te leveren en daartoe in overleg met organisaties als Rutgers WPF, de Landelijke Huisartsen Vereniging, de GGD’en en Ieder(in) te komen tot een plan van aanpak dat erop gericht is om de terughoudendheid weg te nemen en het taboe te doorbreken (Kamerstuk 33 990, nr. 51)
Zoals ik heb toegezegd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 10 december 2015 (Kamerstuk 33 990, nr. 25), wordt overlegd met onder meer de Landelijke Huisartsen Vereniging, de GGD’en en Ieder(in) om te bekijken hoe de komende jaren moet worden omgegaan met verschillende aspecten van het taboe rondom seksualiteitsbeleving bij mensen met een beperking. Hierbij wordt onder meer bezien hoe aangesloten kan worden bij de activiteiten van het Platform Inclusie, dat momenteel wordt opgericht voor de implementatie van het VN-verdrag. Ik zal u over het resultaat van dit overleg informeren.
Motie van het lid Keijzer over gemeentelijke vrijwillige adviescommissies (VAC’s) en het beoordelen van bouwplannen op fysieke toegankelijkheid (Kamerstuk 33 990, nr. 41)
Ter uitvoering van deze motie heeft overleg plaatsgevonden met de landelijke koepel van VAC’s (VACpunt Wonen) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze gesprekken is besproken hoe vrijwillige adviescommissies op dit moment door gemeenten betrokken worden bij het toetsen van bouwplannen en op welke manier hierbij aandacht gegeven wordt aan het onderwerp fysieke toegankelijkheid.
Daarbij is geconstateerd dat de manier en momenten waarop de VAC’s betrokken worden lokaal verschillen. Gemeenten hebben de autonomie om hun eigen structuur en processen naar eigen inzicht in te richten. Er kan worden vastgesteld dat in gemeenten waar afspraken gemaakt zijn met VAC’s (bijvoorbeeld in de vorm van een convenant of reglement), deze adviescommissies betrokken worden om een (gedeelte van) bouwplannen te toetsen; daarbij kan aandacht geschonken worden aan de fysieke toegankelijkheid van een bouwplan voor mensen met een beperking. Vervolgens ontvangen gemeenten en opdrachtgevers deze adviezen.
Daarnaast toetst de gemeente bij vergunningverlening uiteraard de bouwplannen aan geldende toegankelijkheidseisen uit het Bouwbesluit en kan een vergunning alleen verleend worden indien hieraan wordt voldaan.
De VNG erkent het belang van het toetsen van bouwplannen op fysieke toegankelijkheid. De huidige praktijk is niet uniform, maar dit is inherent aan de ruimte die gemeenten hebben om hun eigen (advies)processen lokaal op maat in te richten.
Tussen hierboven genoemde partijen is afgesproken om bij gemeenten het belang van het tijdig toetsen van fysieke toegankelijkheid te benadrukken en meer bekendheid te geven aan de rol die VAC’s kunnen spelen bij het toetsen van bouwplannen.
De VNG zal hiertoe in samenwerking met VACpunt Wonen informatie over fysieke toegankelijkheid onder hun achterban verspreiden en de manier waarop de VAC’s hierin een rol van betekenis kunnen spelen. Daarbij zullen ook enkele «krachtvoorbeelden» van het werk van de VAC’s in gemeenten onder de aandacht worden gebracht. Deze acties kunnen bijdragen aan een grotere bekendheid bij gemeenten van het thema fysieke toegankelijkheid en de mogelijkheden om daarbij gebruik te maken van de VAC’s.
Motie van lid Van Gerven inzake het spoedig ondertekenen van het facultatief protocol (Kamerstuk 33 990, nr. 38)
Over de uitwerking van deze motie zal ik u zo spoedig mogelijk informeren. Het hiertoe benodigde overleg is nog niet afgerond.
Motie van lid Van Dijk, waarin wordt verzocht om te stimuleren dat overheidsinformatie toegankelijk wordt gemaakt voor mensen met een beperking (Kamerstuk 33 990, nr. 40)
De regering heeft de toepassing van de standaard Webrichtlijnen voor de toegankelijkheid van Websites als Open standaard verplicht gesteld voor de overheid.
De richtlijnen voor toegankelijkheid bepalen hoe websites beter toegankelijk gemaakt kunnen worden voor mensen met een beperking. Deze richtlijnen maken websites ook beter bruikbaar voor ouderen met verminderde functionele mogelijkheden en verbeteren vaak de gebruiksvriendelijkheid voor gebruikers in het algemeen.
Om de toepassing van de standaard te bevorderen, bereidt de Minister van BZK wettelijke maatregelen voor. De voorgenomen wettelijke regeling van de verplichte toegankelijkheid van overheidswebsites, zal meegenomen worden in de eerste tranche van het voorstel van wet Generieke Digitale Infrastructuur (Wet GDI) dat naar verwachting eind 2016 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.
Vooruitlopend op de adoptie van een Europese standaard voor mobiele applicaties (apps), heeft de Minister van BZK bij het Forum Standaardisatie de vraag neergelegd welke standaarden of richtlijnen nu al gehanteerd kunnen worden voor deze niet webgebaseerde apps en hoe het gebruik daarvan bevorderd kan worden.
Met het verplicht stellen van de standaard voor toegankelijke overheidswebsites en mobiele applicaties wordt ook invulling gegeven aan de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn voor toegankelijke overheidswebsites.
Motie van de leden Van Dijk en Voortman over het opnemen van concrete doelstellingen en tijdpad in het plan van aanpak (Kamerstuk 33 990, nr. 39)
Er wordt van onderop – in goed overleg tussen (vertegenwoordigers van) de doelgroep en werkgevers, sectoren, gemeenten – actief en planmatig toegewerkt naar een (meer) inclusieve samenleving. Het Platform Inclusie heeft de taak de noodzakelijke beweging in de samenleving met betrokkenheid van partijen inclusief de doelgroep te stimuleren, activiteiten aan te zwengelen en afspraken te maken. Dit platform ondersteunt daarbij gemeenten, andere organisaties en sectoren om tot concrete plannen te komen. Op landelijk niveau in bestuurlijk overleg waarin de betrokken partijen vertegenwoordigd zijn, zal de voortgang van de implementatie worden gevolgd en bevorderd. Deze aanpak zal worden bezien in samenhang met het besluit toegankelijkheid dat op dit moment wordt ontworpen. Daarmee zijn de AMvB op grond van artikel 2a van de Wgbh/cz en de concretisering, mede door de rol van het platform Inclusie en de monitoring van de voortgang, met elkaar verbonden. Het Platform Inclusie zal dan ook samen met partijen in het veld de uitwerking en invulling van de concretisering van het plan van aanpak ter hand nemen. Dit zal vooral in de tweede helft van 2016 na de start van het platform plaatsvinden. Uw Kamer wordt hierover later dit jaar geïnformeerd.
Motie van de leden Dik-Faber en Bergkamp over de positie van mensen met een handicap in Caribisch Nederland, waarin wordt verzocht om, op basis van de uitkomsten van de inventarisatie een plan van aanpak op te stellen voor Caribisch Nederland om de positie van mensen met een beperking te verbeteren (Kamerstuk 33 990, nr. 42)
Het onderzoek naar regelgeving in Caribisch Nederland wordt momenteel uitgevoerd. Resultaten worden medio 2016 verwacht. Na de zomer zal het onderzoek met het kabinetsstandpunt aan uw Kamer worden gestuurd. Op basis daarvan zal worden bezien hoe het plan van aanpak voor Caribisch Nederland vorm kan krijgen. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met de bredere standpuntbepaling (legislatieve terughoudendheid).
Motie van de leden Voortman en Keijzer over borgen van de betrokkenheid van ervaringsdeskundigen bij het rijksbeleid (Kamerstuk 33 990, nr. 48)
Het Verdrag verplicht om mensen met een beperking en de hen vertegenwoordigende organisaties te betrekken bij de implementatie. De relevante nieuwe wetten, regelingen en uitvoeringskaders worden reeds ontwikkeld in samenspraak met de mensen met een beperking en hun organisaties. Dit gebeurt via overleggen en (internet)consultaties. In het bestuurlijk overleg dat wordt georganiseerd in verband met de implementatie van het Verdrag zijn ook mensen met een beperking vertegenwoordigd. In dat overleg wordt op landelijk niveau gereflecteerd op de voortgang van de implementatie. Ook zal ervaringsdeskundigheid worden geborgd in het bureau voor de implementatie van het Verdrag (Platform Inclusie).
Ook op lokaal niveau is aandacht voor ervaringsdeskundigheid noodzakelijk. De verbreding van Wmo-raden naar adviesraden sociaal domein zet door waarbij steeds meer gemeenten en raadleden bredere ervaringsdeskundigheid betrekken bij hun afwegingen. Met het verbreden van de adviesraden neemt de diversiteit in naam, werkwijze, toepassingsgebied en deelnemers toe. Ik heb de Koepel Adviesraden Sociaal Domein gevraagd om een voorstel in te dienen over hoe het belang van ervaringsdeskundigheid in de adviesraden het beste kan worden geagendeerd, inclusief het identificeren van goede voorbeelden van het betrekken van ervaringsdeskundigheid in adviesraden. In het kader van de ontwikkelagenda «Volwaardig Meedoen» die ik samen met de VNG en cliëntenorganisaties heb opgesteld zal ik afspraken maken over dit voorstel.
Motie van de leden Voortman en Segers over de voorbeeldfunctie van het Rijk bij digitale toegankelijkheid en arbeidsdeelname (Kamerstuk 33 990, nr. 46)
De uitvoering van deze motie betreft meerdere onderdelen:
a. Voorbeeldfunctie arbeidsdeelname
Op 11 maart 2016 hebben de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief over dit onderwerp aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 29 544, nr. 705). In die brief is mede ingegaan op de uitvoering van deze motie.
b. Toegankelijkheid Rijksgebouwen
Er zal voortaan jaarlijks worden gerapporteerd over de toegankelijkheid van Rijksgebouwen in het Jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk. Bij de bouw van rijkskantoren wordt voldaan aan het Bouwbesluit, volgens NEN1814. Het Ministerie van BZK start een pilot met één kantoor hoe bij renovatie van circa. 80 kantoorpanden in de komende periode verbetering van toegankelijkheid kan worden gerealiseerd.
c. Toegankelijkheid overheidswebsites
Het Rijk heeft haar voorbeeldrol genomen door toepassing van de standaard Web-richtlijnen voor de toegankelijkheid van websites als Open standaard verplicht te stellen bij Rijksinstructie. Nieuwe websites van de overheid moeten daarom voldoen aan de richtlijnen om online geplaatst te kunnen worden en bestaande websites dienen bij onderhoud aangepast te worden aan deze richtlijnen.
De Minister van BZK monitort, in samenwerking met de Dienst Publiek en Communicatie van het Ministerie van Algemene Zaken, de naleving van deze verplichting. In het zogenaamde Websiteregister rijksoverheid, dat online te raadplegen is op rijksoverheid.nl, staat hoe ver de departementen en de ZBO’s zijn met de invoering van de Webrichtlijnen. In de Rapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt jaarlijks inzicht gegeven in de progressie. Deze wordt ieder voorjaar aan de Tweede Kamer gezonden (zie laatstelijk Kamerstuk 31 490, nr. 205).
De eerdere constatering dat te veel overheidswebsites achterblijven in de toepassing van de Webrichtlijnen was voor de Minister van BZK aanleiding om wettelijke maatregelen voor te bereiden. De voorgenomen wettelijke regeling van de verplichte toegankelijkheid van overheidswebsites, zal meegenomen worden in de eerste tranche van het voorstel van wet Generieke Digitale Infrastructuur (WGDI). Gestreefd wordt dit wetsvoorstel eind 2016 aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Met het verplicht stellen van de standaard voor toegankelijke overheidswebsites en mobiele applicaties wordt ook invulling gegeven aan de implementatie van de nieuwe recent aangenomen Europese richtlijn voor toegankelijke overheidswebsites.
Motie van de leden Voortman en Van Dijk over onderzoek naar het wegnemen van belemmeringen voor actieve deelname aan de democratie (Kamerstuk 33 990, nr. 44)
In 2010 heeft de zogenoemde Dijkstal-wetgeving geleid tot een aantal wijzigingen in de rechtspositie van politieke ambtsdragers. In 2017 wordt de evaluatie hiervan afgerond. In het kader van deze evaluatie wordt onder meer bezien op welke wijze eventuele belemmeringen voor deelname aan de democratische instituties kunnen worden weggenomen. Waarschijnlijk kunnen op basis van de uitkomsten van die evaluatie ook eventuele belemmeringen voor deelname door personen met een handicap worden aangepakt. Over de uitkomsten van deze evaluatie zal de Minister van BZK in 2017 de Tweede Kamer schriftelijk inlichten.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn