Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen in de wetgeving op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te brengen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In artikel 24c, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «Tenminste drie maanden» wordt vervangen door: ten minste drie maanden.
2. Aan het slot van onderdeel b wordt «; of» vervangen door een punt.
3. Onderdeel c vervalt.
B
In artikel 16, eerste lid, onderdeel a, vervalt «, tenzij de nabestaande is geboren voor 1 januari 1950».
C
Artikel 17, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «bedoeld in het zesde lid» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
D
In artikel 55a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9, negende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
B
In artikel 25, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 van bijlage 2 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Participatiewet en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
B
Artikel 9 van bijlage 2 en artikel 2 van bijlage 3 worden als volgt gewijzigd:
1. De zinsneden met betrekking tot de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Participatiewet vervallen.
2. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
met uitzondering van de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
In artikel 7, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wordt «richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10)» vervangen door: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197).
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 628, eerste lid, wordt «tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen» vervangen door: behoudens voor zover de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
B
In artikel 648 vervalt het derde lid onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
C
Artikel 667 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «na een tussenpoos» vervangen door «aansluitend of na een tussenpoos», wordt «voortgezet» vervangen door «opgevolgd» en wordt «voortgezette» vervangen door: opvolgende.
2. In het vijfde lid wordt «Van een voortgezette arbeidsovereenkomst» vervangen door «Van arbeidsovereenkomsten die elkaar hebben opgevolgd» en wordt na «werkgevers die» ingevoegd: , ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer,.
D
In artikel 670, eerste lid, onderdeel b, wordt «het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a,» vervangen door: een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 671a.
E
Artikel 670a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Artikel 670, lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing, indien de werknemer zonder deugdelijke grond de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a, weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7, de betaling van het loon heeft gestaakt.
2. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt «of».
3. Aan het tweede lid, onderdeel d, wordt toegevoegd: of.
F
In artikel 671, eerste lid, onderdeel e, wordt «waarvan herstel» vervangen door: van wie herstel.
G
Artikel 671a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «beslissingstermijn» vervangen door: beslistermijn.
2. In het derde lid wordt «in het bezit van» vervangen door: in het bezit zijn van.
H
Artikel 671b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt voor «indien de toestemming» ingevoegd: op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b,.
2. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «in verband met het» ingevoegd: , zonder deugdelijke grond.
b. In onderdeel a, wordt na «om die reden» ingevoegd: , met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7,.
c. In onderdeel b wordt toegevoegd: , tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
3. achtste lid, onderdeel a, wordt voor «opzegging» ingevoegd: regelmatige.
4. In het negende lid, onderdeel b, wordt «een hogere vergoeding dan de vergoeding, bedoeld in onderdeel a,» vervangen door: naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werkgever om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
I
In artikel 671c, derde lid, onderdeel b, wordt «een hogere vergoeding dan de vergoeding, bedoeld in onderdeel a,» vervangen door: naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding.
J
In artikel 672, tiende lid, wordt «negende lid» vervangen door: lid 9.
K
In artikel 673, derde lid, wordt «genoemd» vervangen door: bedoeld.
L
In artikel 673a wordt in het derde lid «werkgevers» vervangen door: categorieën van werkgevers.
M
In artikel 673b, tweede lid, wordt «in het bezit van» vervangen door: in het bezit zijn van.
N
In artikel 673d, eerste lid, aanhef, wordt «tweede lid» vervangen door: lid 2.
O
In artikel 681, eerste lid, onderdeel c, vervalt «een ander in dienst neemt voor» en wordt na «opgezegd» ingevoegd: door een ander laat verrichten.
P
Artikel 682 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, aanhef, wordt «waarop de arbeidsovereenkomst» vervangen door «van de ontbindingsbeschikking», vervalt «is ontbonden, een ander in dienst neemt voor», en wordt «voor de ontbinding» vervangen door: door een ander laat verrichten.
2. In het vijfde lid, aanhef, wordt «waarop de arbeidsovereenkomst» vervangen door «van de ontbindingsbeschikking» en vervalt: is ontbonden.
Q
Artikel 682a wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «nadere».
2. In onderdeel c wordt voor «werknemers» ingevoegd: voormalige.
R
In artikel 683, tweede lid, vervalt «daarbij door de rechter toegekende».
S
Artikel 686a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. «worden» wordt vervangen door: kunnen.
b. Na «vorderingen» wordt ingevoegd: worden.
2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a, onder 1°, vervalt «668, lid 3,» en wordt een komma ingevoegd na «lid 9».
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. twee maanden na de dag waarop de toestemming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd, indien het een verzoek op grond van artikel 671b, lid 1, onderdeel b, betreft;
e. drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 668, lid 1, is ontstaan, indien het een verzoek op grond van artikel 668, lid 3, betreft.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Verzoeken op grond van deze afdeling worden gedaan aan de ingevolge de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde kantonrechter.
10. De rechter kan een zaak in twee of meer zaken splitsen indien het verzoek en de in het verzoekschrift ingediende vorderingen als bedoeld in het derde lid, zich naar het oordeel van de rechter niet lenen voor gezamenlijke behandeling. In de beslissing tot splitsing vermeldt de rechter, voor zover van toepassing, het bijkomende griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De gesplitste zaken worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevinden op het moment van de splitsing.
T
In artikel 727 wordt onderdeel j geletterd onderdeel i.
U
In artikel 728 wordt «bedoeld in artikel 685» vervangen door: bedoeld in de artikelen 671b en 671c.
Onderdeel B van de Bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
1. In nummer 1. wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. In nummer 6. Wordt «Wet investeren in jongeren» vervangen door: Wet participatiebudget.
Artikel 3 van de Kaderwet SZW-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid vervalt « of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen».
2. In het vijfde lid vervalt « of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
De punt aan het slot van artikel 5, onderdeel d, wordt vervangen door een puntkomma.
B
Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 6°, vervalt de punt aan het slot van de zin.
2. In onderdeel a wordt in de laatste zin «biedt deze voorziening aan, en» vervangen door: biedt deze voorziening aan;.
3. In onderdeel c wordt «het ontwikkelen van» vervangen door «ontwikkelt», wordt «het uitvoeren ervan» vervangen door «voert dit uit» en wordt «artikel 8, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 8a, eerste lid, onderdeel b.
C
Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, wordt «verlagen» vervangen door: verlagen van.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 9a, twaalfde lid.
D
In artikel 9a, twaalfde lid, wordt «artikel 8, eerste lid, onderdeel h» vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdeel d.
E
In artikel 10, eerste lid, wordt na «het minimumloon bedraagt» een komma ingevoegd.
F
In artikel 18, tweede lid, wordt na «deze wet» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 17, eerste lid,.
G
In artikel 18a wordt na het achtste lid, onder vernummering van het negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
9. Indien bijstand aan een gezin wordt verleend, berust de verplichting tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden en zijn deze gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze verplichting.
H
Artikel 22a komt te luiden:
1. Indien de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, is de norm per kalendermaand voor de belanghebbende:
Hierbij staat:
• A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft; en
• B voor de rekennorm.
2. De rekennorm, bedoeld in het eerste lid, is voor de belanghebbende:
a. van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 21, onderdeel b;
b. van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, waarvan de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 22, onderdeel c;
c. die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 22, onderdeel b.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op gehuwden die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.
4. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend:
a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt,
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van belanghebbende, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft,
c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger, en
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
5. Op verzoek van het college legt de belanghebbende de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.
6. De norm voor gehuwden, op wie het eerste lid van toepassing is, is gelijk aan de som van de normen, bedoeld in dat lid, die voor ieder van de rechthebbende echtgenoten afzonderlijk van toepassing is.
I
In artikel 38, tweede lid, wordt «31, tweede lid, onderdelen j, n en r,» vervangen door: 31, tweede lid, onderdelen j, n, r en z,.
J
In artikel 44, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 41, eerste lid,» vervangen door «artikel 41, eerste of derde lid,» en wordt «artikel 41, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 41, tweede lid.
K
In artikel 47g wordt na het achtste lid, onder vernummering van het negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
9. Indien bijstand aan een gezin wordt verleend, berust de verplichting tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden en zijn deze gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze verplichting.
L
In artikel 59, tweede lid, wordt «artikelen» vervangen door: artikel.
M
Artikel 78z Overgangsrecht Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «b end» vervangen door «b en d» en wordt «artikel 8, eerste lid, onderdelen a en c» vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b.
2. In het zevende lid wordt «de artikelen 8, 8a, 10b, 18b, tweede lid, en 47» vervangen door: de artikelen 6, 8, 8a, 10b en 47.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, zevende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
B
In artikel 21, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. indien de werknemer niet over de volledige kalendermaand recht op een uitkering heeft gehad het aantal werkdagen in die kalendermaand waarop recht op uitkering heeft bestaan, vermenigvuldigd met het dagloon. Bij het bepalen van het aantal werkdagen wordt een kalenderweek geacht vijf werkdagen te hebben; of.
2. In het vijfde lid, wordt na «bedoeld in artikel 8, eerste lid, verliest of heeft verloren», ingevoegd: , anders dan door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, vierde lid,.
3. In het achtste lid, wordt «Onze minister» vervangen door: Onze Minister.
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «dienstbetrekking» ingevoegd: geheel of gedeeltelijk.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid behoudt een persoon de hoedanigheid van werknemer voor zover het aantal uren in een kalenderweek waarop hij werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep verricht niet hoger is dan het gemiddeld aantal uren per kalenderweek waarop hij deze werkzaamheden verrichtte in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan het moment waarop de werkzaamheden in dienstbetrekking, waaruit de werknemer werkloos is geworden, eindigden.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, herkrijgt bij de volledige beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer, indien de werkzaamheden worden beëindigd binnen een periode die gelijk is aan de uitkeringsduur, dan wel binnen anderhalf jaar, indien de uitkeringsduur korter is dan anderhalf jaar.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt na «werknemerschap» ingevoegd: geheel of gedeeltelijk en wordt na «herkrijgt bij» ingevoegd: gehele of gedeeltelijke.
5. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden, waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in het tweede of vierde lid, herkrijgt bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer.
C
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer inkomen geniet dat, na vermenigvuldiging met de factor C / D, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel a en b, meer dan 87,5% van het maandloon bedraagt.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de werknemer op wie het eerste lid, onderdeel a, van toepassing is, eindigt het recht op uitkering ter zake van het gemiddeld aantal uren per kalenderweek waarop hij werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer in de zin van deze wet wordt beschouwd gedurende de kalenderweken van een periode als bedoeld in artikel 33, waarover betaling plaatsvindt, waarin de desbetreffende kalenderweek zich bevindt.
D
Artikel 24 wordt al volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, in de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering bestaat op grond van deze wet zijn verstreken, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de zin van deze wet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met negende lid, tot vijfde tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. In afwijking van het derde lid, is alle arbeid direct passend, indien de werknemer na 104 weken ziekte, op grond van artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geen uitkering ontvangt en als gevolg hiervan een uitkering op grond van deze wet ontvangt.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: zesde lid.
4. In het tiende lid (nieuw) wordt «vijfde en zesde lid» vervangen door: zesde en zevende lid.
E
In artikel 26, eerste lid, onderdeel e, vervalt «, bedoeld in de hoofdstukken VI en XA».
F
In artikel 26a, tweede lid, wordt «35aa» vervangen door: 35ab.
G
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of vierde lid» vervangen door: artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of vijfde lid.
2. In het elfde lid wordt na «of tweede lid» een komma ingevoegd.
H
In artikel 30a, vierde lid, wordt «de betaling de uitkering» vervangen door: de betaling van de uitkering.
I
In artikel 36c, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
J
In artikel 41 wordt «week» vervangen door: maand.
K
Artikel 42a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «worden met dagen of uren waarover loon is ontvangen, gelijkgesteld» vervangen door: worden met dagen waarover loon is ontvangen of met acht uren waarover loon is ontvangen, gelijkgesteld.
2. In de onderdelen a en b vervalt «of uren».
L
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «gehele».
2. In het derde lid vervalt «geheel».
M
In artikel 47, tweede lid, wordt na «eerste lid» een komma ingevoegd.
N
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde en zevende lid wordt «onderdeel a en b» vervangen door: onderdelen a en b.
2. In het zevende en achtste lid wordt na «artikel 17, eerste lid,» ingevoegd: van de.
3. In het negende lid vervalt « door het UWV».
O
In artikel 65, eerste lid, wordt «wordt,» vervangen door: , wordt.
P
In artikel 79, vierde lid, wordt «tweede» vervangen door: derde.
Q
Artikel 130r wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «vierde lid, zevende en negende lid, zijn» vervangen door: vierde, zevende en negende lid, is.
2. In het tweede lid wordt «achtste lid, zijn» vervangen door «achtste lid, is» en wordt «van Wet werk en zekerheid» vervangen door: van de Wet werk en zekerheid.
R
Artikel 130z wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «Hoofdstuk II» vervalt telkens «van de Werkloosheidswet».
2. In het tweede lid wordt «op grond van de Werkloosheidswet zoals deze luidt na de inwerkingtreding» vervangen door: op grond van deze wet zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid.
S
In artikel 130aa, eerste lid, wordt «Hoofdstuk II van de Werkloosheidswet» vervangen door «Hoofdstuk II» en wordt telkens «van de Werkloosheidswet» vervangen door: van deze wet.
T
In artikel 130bb wordt «De Werkloosheidswet» vervangen door: Deze wet.
U
In artikel 130cc wordt «De Werkloosheidswet» vervangen door «Deze wet» en wordt «hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet» vervangen door: hoofdstuk IV van deze wet.
V
In artikel 130dd wordt «De Werkloosheidswet» vervangen door «Deze wet» en wordt «hoofdstuk II van de Werkloosheidswet» vervangen door: hoofdstuk II van deze wet.
De Wet algemene ouderdomsverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, derde lid, vervalt «, onderdeel a».
B
In artikel 41, eerste lid, vervalt «van artikel 6».
In artikel 7a, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt «of waarvan is opgenomen» vervangen door: en waarvan is opgenomen.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3:13, tweede lid, wordt «de artikelen 15 en van de Ziektewet» vervangen door: de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet.
B
Artikel 3:13 komt te luiden:
1. De uitkering, bedoeld in deze paragraaf, bedraagt per dag het dagloon.
2. Voor de berekening van de uitkering waarop op grond van deze paragraaf recht bestaat, wordt als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, dat de werknemer of de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, dan wel de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het recht op uitkering op grond van deze paragraaf is ontstaan, verdiende in de dienstbetrekking waaruit dat recht is ontstaan, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
3. In afwijking van het tweede lid, wordt, indien de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, direct voorafgaand aan het recht op uitkering op grond van deze wet of de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, voorafgaand aan het recht op uitkering op grond van deze wet, een recht op uitkering heeft gehad op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, met uitzondering van artikel 18 en hoofdstuk IV, of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor de hoogte van het dagloon uitgegaan van het dagloon zoals dat op grond van de Ziektewet, Werkloosheidswet, of Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is vastgesteld en herzien.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de vaststelling en de herziening van het dagloon, bedoeld in het tweede en derde lid, nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld, onder meer over de vaststelling en herziening van het dagloon wanneer de dienstbetrekking in het tweede lid, korter heeft geduurd dan het jaar, bedoeld in dat lid en over de vaststelling van het dagloon voor de vrijwillig verzekerde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, van deze wet.
5. Op een op grond van dit artikel vastgesteld dagloon, is artikel 16 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
6. Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van:
a. de gelijkgestelde die als gelijkgestelde wordt aangemerkt op grond van de artikelen 3:6, eerste lid, van deze wet en 7, onderdeel a, van de Ziektewet; of
b. de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, die voorafgaand aan de uitkering op grond van deze wet een uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft gehad,
is gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze luidde voor inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, dan blijft artikel 3:13, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel XIV, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2015 van toepassing en wordt in het tweede lid «op grond van de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen» gelezen als: op grond van de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van de artikelen XXVI, onderdeel S en XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid.
7. Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van de gelijkgestelde, die als gelijkgestelde wordt aangemerkt op grond van de artikelen 3:6, eerste lid, of 3:10 van deze wet en 8, onderdeel a, van de Ziektewet, en die persoon direct voorafgaand aan de uitkering op grond van de Ziektewet een recht op uitkering had op grond van de Werkloosheidswet, is gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de artikelen XXVI, onderdeel S en XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid, dan blijft artikel 3:13 van deze wet, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van artikel XIV, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2015 en van artikel XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid van toepassing.
8. Het zesde tot en met achtste lid vervallen met ingang van 1 april 2020.
C
In artikel 3:14a, eerste lid, wordt «, dan verzoekt het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: , dan verzoekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a:1, achtste lid, wordt «het eerste en vierde lid» vervangen door: het eerste, vierde en zesde lid.
B
In artikel 2:7, zesde lid, wordt «voorschift» vervangen door: voorschrift.
C
In artikel 2:55a, vierde lid, wordt «schort uit Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
D
Artikel 2:62, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met e tot c tot en met d.
2. Na onderdeel d (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.
E
In artikel 3:47a, vierde lid, wordt «schort uit Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
F
In artikel 3:59, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 55b, vierde lid, wordt «schort uit Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
B
In artikel 65a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, laatste zin, komt te luiden: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld, waaronder het stellen van voorwaarden ter afbakening van de verschillende categorieën van werkgevers en werknemers.
2. Het zesde lid met de volgende tekst vervalt:
6. Het UWV dan wel, indien Onze Minister het percentage heeft vastgesteld, Onze Minister maakt bekend welk deel van het percentage, bedoeld in het eerste lid, is gerelateerd aan hetgeen op grond van artikel 104, eerste lid, onderdelen a en b, onderdeel c, respectievelijk onderdeel d, ten laste komt van een sectorfonds.
B
In artikel 38a, eerste lid, wordt «Toeslagenwet, over het loon» vervangen door «Toeslagenwet en over het loon» en vervalt «en over het loon van de werknemer van de eigenrisicodrager, op wie artikel 56 van toepassing is».
C
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast beschikt de werkgever over een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van burgemeester en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de werknemer, bedoeld in het eerste of tweede lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of voldoet aan het tweede lid.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De werkgever bewaart de verklaring, bedoeld in het derde lid, bij de loonadministratie.
D
Artikel 48a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast beschikt de werkgever over:
a. de schriftelijke arbeidsovereenkomst met of de schriftelijke publiekrechtelijke aanstelling van de werknemer waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel d;
b. een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders dat de werknemer, bedoeld in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. De werkgever bewaart de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke aanstelling en de verklaring, bedoeld in het vierde lid, bij de loonadministratie.
E
Artikel 117b, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f of g, van de Ziektewet of op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, dat aan een werknemer is toegekend direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, bestond;.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel j, luidende:
k. het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan een werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, van de Ziektewet bestond.
F
Na artikel 122a wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:
De artikelen 47 en 48a, zoals deze luiden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel XVII, onderdelen C en D, van de Verzamelwet SZW 2015 blijven van toepassing voor zover de desbetreffende premiekorting op die dag werd toegepast voor het in dienst hebben van een werknemer als bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid, of artikel 48a, eerste lid.
G
Artikel 122g vervalt.
H
In artikel 124 wordt «verplicht desgevraagd aan elkaar» vervangen door: bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan elkaar.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, zevende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «nodigen hem uit binnen een door hen» wordt vervangen door: nodigt hem uit binnen een door het college.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering kan het college een besluit tot toekenning van uitkering herzien of intrekken, indien een gedraging als bedoeld in artikel 20, tweede lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid, wordt na «grondslag het maandloon» een komma ingevoegd.
2. Het twaalfde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «nodigen hem uit binnen een door hen» wordt vervangen door: nodigt hem uit binnen een door het college.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering kan het college een besluit tot toekenning van uitkering herzien of intrekken, indien een gedraging als bedoeld in artikel 20, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, komt in de begripsomschrijving van «gastouderopvang» onderdeel c, onder 1, te luiden: op het woonadres van de gastouder,.
B
Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «premieopslagen, bedoeld in het eerste lid, zijn» vervangen door: premieopslag, bedoeld in het eerste lid, is.
2. In het derde lid wordt «premieopslagen worden» vervangen door: premieopslag wordt.
3. In het vierde lid wordt «premieopslagen» vervangen door: premieopslag.
C
Artikel 1.48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, en het tweede lid, eerste zin, wordt «opneming» vervangen door: inschrijving.
2. In het derde lid wordt «voor inschrijving» vervangen door: tot inschrijving.
3. In het zesde lid wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
D
In artikel 1.48b, derde lid, wordt «geregistreerd» vervangen door: ingeschreven.
E
Artikel 1.48c vervalt.
F
Artikel 1.61, eerste lid, laatste zin, en artikel 2.19, eerste lid, laatste zin, komen te luiden: Het college wijst de directeur publieke gezondheid van de GGD, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid, aan als toezichthouder.
G
Na artikel 1.61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een door Onze Minister aan te wijzen instelling bevordert de kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van de taak door het college op grond van deze afdeling.
2. Bij beschikking van Onze Minister wordt een financiële vergoeding verstrekt aan de instelling, bedoeld in het eerste lid.
H
Na artikel 2.19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een door Onze Minister aan te wijzen instelling bevordert de kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van de taak door het college op grond van deze afdeling.
2. Bij beschikking van Onze Minister wordt een financiële vergoeding verstrekt aan de instelling, bedoeld in het eerste lid.
I
Onder verlettering van artikel 3.8i tot artikel 3.8j wordt het met artikel I, onderdeel AL, van de Wijzigingswet kinderopvang 2013 toegevoegde artikel 3.8h verletterd tot artikel 3.8i.
De Wet melding collectief ontslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
de commissie, bedoeld in artikel 671a, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van personen, voor de toepassing van deze wet, gelijk worden gesteld met werknemers als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
B
In artikel 6, eerste en tweede lid, wordt «het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de commissie.
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De opzegging door de werkgever, behoudens in het geval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de commissie daarvoor toestemming heeft verleend met toepassing van artikel 6, tweede en derde lid, en een op initiatief van de werkgever gesloten beëindigingsovereenkomst kunnen op verzoek van de werknemer door de kantonrechter worden vernietigd, indien:
a. de werkgever niet aan de verplichting tot melding heeft voldaan;
b. de werkgever de belanghebbende verenigingen van werknemers en de ondernemingsraad, niet heeft geraadpleegd; of
c. niet is voldaan aan artikel 5a, eerste lid.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In plaats van de opzegging door de werkgever of de beëindigingsovereenkomst te vernietigen, kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «lid 1» vervangen door: het eerste of tweede lid.
Artikel 18p van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt « of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien aan een werkgever een boete is opgelegd worden de daarvoor in aanmerking komende verenigingen van werknemers en werkgevers daarvan in kennis gesteld.
In artikel 8, eerste lid, van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 34, vervallen, onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot het vijfde tot en met zevende lid, het vijfde en het zesde lid.
B
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef na «een arbeidsongeschiktheidsuitkering» ingevoegd: in afwijking van artikel 37.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
C
In artikel 39b wordt «de artikelen 38, 39 of 39a» vervangen door: de artikelen 37, 38, 39, 39a en 39c,
D
Na artikel 39b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt, in afwijking van de artikelen 38, 39 en 39a, herziening plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd, indien ter zake van deze toegenomen arbeidsongeschiktheid:
a. recht bestaat op ziekengeld op grond van de Ziektewet;
b. uit hoofde van de dienstbetrekking op grond waarvan de werknemer arbeid behoort te verrichten recht bestaat op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel indien het recht op loon door toepassing van het derde, vijfde, zesde of negende lid van dat artikel geheel of gedeeltelijk ontbreekt; of
c. recht bestaat op bezoldiging als bedoeld in artikel 76a, eerste lid van de Ziektewet, dan wel indien het recht op die bezoldiging op grond van artikel 76a, derde of zevende lid, of artikel 76b, eerste, tweede of derde lid van de Ziektewet geheel of gedeeltelijk ontbreekt.
2. Voor het bepalen van het tijdvak van 104 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van het tijdvak van 104 weken blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
E
In artikel 43d wordt «en 39a» vervangen door «, 39a en 39c» en wordt «artikel 29, negende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet.
F
In artikel 58, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
G
Artikel 91e komt te luiden:
1. Ten aanzien van de persoon die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet en van wie de eerste dag van de toegenomen arbeidsongeschiktheid is gelegen voor de inwerkingtreding van artikel XXIV, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW 2015, is artikel 39c niet van toepassing.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van het tijdvak van vier weken blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op de ondernemingsraden «artikel 36, vijfde lid» vervangen door: 36, vijfde lid.
De Wet op de loonvorming wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel b onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.
2. In het derde lid vervalt «, en de Wet inschakeling werkzoekenden».
B
In artikel 4, eerste en tweede lid, vervalt «schriftelijk».
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 14 door een komma wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat dit, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 22, vierde lid, wordt «17 en 18, eerste lid» vervangen door: artikelen 17 en 18, eerste lid.
B
Artikel 25, eerste lid, onderdeel m, komt te luiden:
m. vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;.
Artikel 4, tweede lid, van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten komt te luiden:
2. De indiening van een verzoek tot verbindendverklaring en de inbreng van bedenkingen als bedoeld in het derde lid geschieden met inachtneming van de daaromtrent door Onze Minister gegeven voorschriften, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van het verzoek en de inbreng van bedenkingen uitsluitend langs elektronische weg kunnen geschieden. Indien Onze Minister bepaalt dat dit uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, dan kan hij tevens bepalen in welke gevallen dit uitzondering kan leiden.
In artikel 29, eerste lid, van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «en 39» vervangen door: , 39 en 39c.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 30b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 1 of 10 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1968 betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PbEG 1968, L 257)» vervangen door: artikel 1 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PbEU L 141) of artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU L 158).
2. In onderdeel c wordt «Onze Minister voor Immigratie en Asiel» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Artikel 32e komt te luiden:
1. In het verkeer tussen burgers en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een bericht uitsluitend elektronisch verzonden, tenzij er naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen sprake is van groepen burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie langs andere dan elektronische weg is aangewezen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van de dienstverlening, bedoeld in het eerste lid.
C
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» ingevoegd: , de colleges van burgemeester en wethouders.
2. «Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» wordt vervangen door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de colleges van burgemeester en wethouders.
D
In artikel 73, tiende lid, wordt «onder haar verantwoordelijkheid gevoerde administratie» vervangen door: onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administratie.
E
In artikel 73a, derde lid, wordt «voor de wijze waarop de gegevensverstrekking plaatsvindt en» vervangen door: de wijze waarop de gegevensverstrekking plaatsvindt en.
F
Artikel 84, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «27a, vierde lid, en 36, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, 33, vijfde lid, en 45a, vierde lid, van de Ziektewet, 77, vijfde lid, en 91, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a, vierde lid, en 57, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, vierde lid, en 63, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 2:69, vierde lid, 2:59, vijfde lid, 3:40, vierde lid, en 3:56, vijfde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 14a, vierde lid, en 20, vijfde lid, van de Toeslagenwet, 17c, vierde lid, en 24, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 17a, vierde lid, en 24, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 39, vierde lid, en 53, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet» wordt vervangen door: 27a, negende lid, en 36, zesde lid, van de Werkloosheidswet, 33, zesde lid, en 45a, negende lid, van de Ziektewet, 77, zesde lid, en 91, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a, negende lid, en 57, zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, negende lid, en 63, zesde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 2:59, zesde lid, 2:69, negende lid, 3:40, negende lid, en 3:56, zesde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 14a, negende lid, en 20, zesde lid, van de Toeslagenwet, 21, negende lid, en 34, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 17c, negende lid, en 24, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 17a, achtste lid, en 24, zesde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 39, achtste lid, en 53, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet.
2. Na «53, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet» wordt ingevoegd: , 18a, achtste lid, 47g, achtste lid, en 60, eerste lid, van de Participatiewet, 20a, achtste lid, en 27 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 20a, achtste lid, en 27 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 6, vierde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 9, vierde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 13, zesde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvragen uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
D
Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
E
Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 2, vierde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 10, tweede lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 11, zevende lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
D
Artikel 15, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
E
Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 72 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het UWV kan de in het tweede lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
B
In artikel 79a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
C
Artikel 82, eerste lid, komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager draagt gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen periode nadat het recht op een WGA-uitkering is ontstaan, het risico van de betaling van die uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is en die ter zake van die ongeschiktheid de wachttijd, bedoeld in artikel 23, heeft doorlopen, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.
D
Aan artikel 83 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het UWV kan de in het derde lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
E
Artikel 84, eerste lid, komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager draagt vanaf het moment dat hij eigenrisicodrager wordt overeenkomstig artikel 82 het risico van betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel op de dag voorafgaand aan de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van Ziektewet van toepassing is, ook als die wachttijd is ingegaan vóór de dag waarop deze werkgever eigenrisicodrager werd, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.
F
In artikel 133j. Overgangsrecht in verband met overgang voorzieningen en subsidie vervalt de tweede volzin.
De Wet werk en zekerheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «de artikelen» vervangen door: artikel.
2. In het tweede lid wordt «deze wet» vervangen door: van deze wet.
3. In het zesde lid wordt «na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet» vervangen door «na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V en W, van deze wet» en «voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet» vervangen door: voor dat tijdstip.
B
Artikel XXIIa komt te luiden:
1. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien maanden na die inwerkingtreding.
2. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van toepassing op collectieve arbeidsovereenkomsten of regelingen door of namens daartoe bevoegde bestuursorganen tot en met de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ca, van deze wet, uitsluitend voor zover daarin vanwege buitengewone natuurlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 18 van de Werkloosheidswet toepassing is gegeven aan de in artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet opgenomen afwijkingsmogelijkheid.
Artikel 5, eerste lid, van de Wet ziekteverzekering BES komt te luiden:
1. De werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. Niettemin wordt over de dag van de ziekmelding en de twee daarop volgende dagen ziekengeld uitgekeerd, indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het ziekengeld wordt over de bedoelde drie dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur van de ziekte als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak langer dan drie dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk is geweest. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht bij onafgebroken arbeidsongeschiktheid twee jaar nadien, indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Voor een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd vervalt dit recht na verloop van de periode waarvoor zij is aangegaan maar uiterlijk twee jaren na de dag van de ziektemelding wegens eenzelfde ziekteoorzaak en onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende deze periode. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd verlengd wordt, is het bepaalde met betrekking tot arbeidsovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd van toepassing. In geval van zwangerschap wordt de vrouwelijke arbeider geacht gedurende de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES, arbeidsongeschikt te zijn. Voor het bepalen van de onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende een periode worden tijdvakken van ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 29, zevende lid, wordt «overeenkomstig artikel 47, onder b» vervangen door «overeenkomstig artikel 47, eerste lid, onderdeel b» en wordt «als inkomen, bedoeld in artikel 47» vervangen door «als inkomen als bedoeld in artikel 47» en wordt na «met betrekking tot dagloon» ingevoegd: , maandloon.
B
Artikel 30, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, gedurende de eerste periode van zes maanden waarin recht bestaat op ziekengeld, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
C
In artikel 34, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
D
In artikel 63a wordt onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het achtste en negende lid na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de in het derde, vierde en vijfde lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
E
In artikel 65, eerste lid, onderdeel b, wordt «en 38» vervangen door: , 38, 39a en 39c.
F
In artikel 102 wordt «Artikel 29, zevende lid, zoals dat luidde» vervangen door «De artikelen 15 en 16 en de daarop berustende bepalingen en artikel 29, zevende lid, zoals deze luidden», wordt «blijft» vervangen door «blijven» en vervalt «uitkering van».
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,