Ontvangen 10 december 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel F, worden in artikel 38b na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:
1a. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een arbeidsbeperkte mede verstaan een persoon die naar het oordeel van het UWV wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaren is bereikt of in de tijd dat hij studerende was als bedoeld in artikel 1:4 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten een belemmering ondervindt in het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, op grond van artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een voorziening ontvangt en zonder die voorziening niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
1b. Met betrekking tot de beoordeling door het UWV of een persoon een arbeidsbeperkte is als bedoeld in lid 1a worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld.
II
In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 38f als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid komt de formule te luiden:
2. Aan het slot van het tweede lid wordt, onder verval van de punt, toegevoegd:
F = het aantal arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid
G = het gemiddeld aantal verloonde uren van arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid.
3. In het derde lid wordt «de variabelen van de formule» vervangen door: de variabelen A tot en met E van de formule.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de variabelen F en G van de formule, bedoeld in het tweede lid. De voordracht voor een krachtens de vorige volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Dit amendement regelt dat, wanneer de quotumheffing wordt geactiveerd, de doelgroep wordt uitgebreid met mensen die een medische beperking hebben die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens studie en die zonder voorziening geen WML kunnen verdienen, maar met voorziening(en) wel. Dit amendement regelt tevens dat tegelijkertijd het quotumpercentage stijgt teneinde verdringing van de doelgroep baanafspraak te voorkomen.
Dit betreft mensen die in de huidige situatie in de Wajong zouden kunnen komen (Wajongers tellen mee voor het quotum). Mensen met deze kenmerken vallen straks niet binnen de definitie van de doelgroep banenafspraak (en zouden dan ook niet meetellen voor het quotum). Omdat het mensen betreft die op vergelijkbare wijze een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt kunnen hebben als mensen in de doelgroep banenafspraak, waarborgt dit amendement dat ook deze werknemers meetellen voor het quotum.
De reden hiervoor is tweeledig. Ten eerste om te voorkomen dat mensen die net buiten de doelgroep voor de banenafspraak vallen door het quotum op achterstand worden geplaatst. Ten tweede om te waarborgen dat bedrijven waar deze mensen nu werken (of kunnen werken) voldoende mogelijkheden houden om aan een toekomstig quotum te voldoen. Hierdoor zijn werkgevers die met name werkzaamheden hebben voor deze toe te voegen groep, ook in staat aan het quotum te voldoen.
De omvang van deze groep is niet op voorhand goed vast te stellen. Het betreft naar schatting een groep van maximaal enkele tienduizenden personen in de structurele situatie. Om ten tijde van de quotumheffing verdringing van beschikbare banen voor de mensen uit de doelgroep banenafspraak te voorkomen, wordt in de berekening van het quotumpercentage rekening gehouden met het aantal toevoegingen aan het doelgroepregister dat uit hoofde van deze beoordeling ontstaat.
Concreet betekent dit dat als naar aanleiding van de, door UWV uit te voeren, beoordeling 1.000 mensen aan het doelgroepregister worden toegevoegd, bij de berekening van het quotumpercentage het maatgevend aantal banen (omgerekend naar verloonde uren) dat bepalend is voor het quotumpercentage ook wordt verhoogd met 1.000 x een bij lagere regelgeving te bepalen wegingcoëfficiënt. Deze wegingcoëfficiënt drukt de verhouding uit tussen het aantal verloonde uren dat de toegevoegde doelgroep maximaal zou kunnen werken en het aantal extra verloonde uren waartoe werkgevers redelijkerwijs gehouden zijn teneinde te voorkomen dat deze toegevoegde doelgroep de bestaande verdringt. Deze coëfficiënt zal in lagere regelgeving worden bepaald en vastgelegd, waarbij deze lagere regelgeving vóór vaststelling wordt voorgelegd aan de Tweede Kamer, voor het eind van 2015.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de beoordeling die UWV moet uitvoeren om vast te stellen of een werknemer een arbeidsbeperkte is als bedoeld in het tweede lid van artikel 38b van de wet. De criteria voor deze beoordeling zullen worden afgeleid van de regels die gelden voor de beoordeling door het UWV of er sprake is van een jonggehandicapte waarvoor hoofdstuk 2 van de Wajong geldt.
Van Weyenberg Schouten Van Ojik Potters Kerstens